Hel Land van Heusden en Allena, de Laigstraal en de Bommelerwaard.
TWEEDE BLAD.
Aan onze Abonnés
De Zoon van den Galeiboef
Kost en Inwonin
Uitgever: JL. J. YEKRMAM, Üeusden.
%- 1475.
ZATERDAG 4 APRIL.
1896
'stevens Eb en Vloed,
voor
of
iAVID CHRISTIE MURRAY.
Heusden, 1 April.
de administratie.
ijnj
land van alten*-
O
Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00.
Franco per post zonder prgsve, hooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Auvertentiën van 16 regels SO ct. Elke regel
meer 7% ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën werden tot Dinsdag- en Vrijdagavond
ingewacht.
kunnen wij tot ms genoegen mededeelen,
dat het aantal exemplaren, dat van ons blad
T^geld ten vervolge wordt geleverd, in
,v,a laatsten tjjd aanmerkelijk hooger is
geworden.
Om hiervan een bewijs van waardeering
te geven, stellen wjj ons voor, in het -inde
dezer maand aan alle Abonnés gratis
en franko te verstrekken, een boeiend
Terhaal, getiteld
Naar het Engelsch,
TAN
Ee$ werk, dat in 2 kolommen gedrukt,
11 jjipagina's telt.
geven dit echter alleen aan hen, die
ii-llnemeiis zijn, minstens gedurende den
l( van het jaar 4896 Abonné te blijven.
|!7ie dus vermeent hieraan geen gevolg
te {hunnen geven, zal ons verplichten met
o'ifl hiervan ten spoedigste, althans vóór
l' r,April e. k., in kennis te stellen; ten
e1 Ka alsdan de oplaag te kunnen regelen.
Oeen bericht ontvangende, zullen wij
dit ï'aanmerken als eene stilzwijgende goed
keuring.
9Bovcn§faand Boekwerk
hi'dt OOk toegezonden aan
hen, die met APRIL. OF
A OOR 15 APRIL een abon-
v jjiient op ons blad nemen,
in antwoord aan de vele
ivragers, wien w|| «looi*
tending' van dit blad hier-
le in kennis stellen.
VERVOLG BUITENLAND.
iit eenige berichten over den opstand
fatabilenland bljjkt, dat in het Filiboesi-
^ct, waar kapitein Sprecklej de Kaffers
lagen, en een aantal hunner gevangen
t*men heeft, alle blanken door de oproer
en vermoord zjjn. Hun lichamen waren
-minkt. De Kaffers hadden over het gelaat
hun slachtoffer gras gelegd, en dit aan-
token, om te beletten dat ze herkend
- den worden. In Celtic kamp zjjn ook
verscheidene personen vermoord.
Een gezin, bestaande uit man, vrouw, drie
volwassen dochters en drie zoons, is door
de Kaffers op beestachtige wjjze vermoord.
Verscheidene spionnen der Matabilen zijn
aangehouden. Uit Mafeking zjjn groote hoe
veelheden wapens en ammunitie naar Boe-
loei" gezonden.
.?ie, de zoon van Lobengoela, verleden
jaar uit het gebied der Chartered Company
verbannen, is teruggekeerd, en moet een
werkzaam aandeel genomen hebben in den
opstaad. Met zekerheid weet men, dat van
de mlandsche politie twee afdeelingen ge
deserteerd zjjn, het detachement van Fili-
hoesi (de commandant Bentley werd door
znr jannen doodgeschoten) dat 30 geweren
Zs, en dat van Inocti, 29 man sterk,
.aatste afdeeling is echter ontwapend,
tford is te Boelowajo teruggekeerd, na
oep Matabilen verslagen en 38 men
sche uit hun benarden toestand verlost te
hebben. Ejj ziet den toestand vrij ernstig in.
Een patrouille, die Zaterdag naar Injati
gezonden werd, is door 300 inboorlingen,
waarvan er slechts enkelen met geweren ge
wapend waren, aangevallen. De Engelschen
moesten naar een kamp bjj Campbell's store
terugtrekken, maar vonden dit verlaten. Te
Injati waren volgens het bericht van een
overlevenden blanke, zes blanken vermoord.
De patrouille moes? nog verder terugtrekken
naar Queen's mine. Een klein detachement,
is baar te hulp gekomen.
De Mangiri's, aan de Kamirivier, zjjn in
opstand gekomen.
Een korps hulptroepen is, na verschei
dene blanken te hebben gered, door de
Matabilen hevig angevallen. Al'e blanken
werden gedood op één na, die het bericht
naar Boeloewajo heeft overgebracht. Het
juiste getal der gesneuvelden is niet bekend.
De Matabilen hebben ongeveer 30 geweren
en 3000 patronen buit gemaakt. Het kaffer-
hoofd Olimo, die zich god noemt en de
aanstichter is van den opstand, heeft zich
zei ven als koning uitgeroepen. De opstan
delingen zijn allen jonge lieden en volbloed
wilde krjjgers.
Het volgende telegram is door de regee
ring der Zuid-Afrikaansche republiek aan
sir Hercules Robinson gezondenDe regee
ring heeft vernomen dat er hulp gevraagd
wordt om vrouwen en kinderen in Mata-
bilenland te beschermen. Indien het Engel-
sehe gouvernement dat verlangt, is de re
geering bereid haren burgers toe te staan
te dien einde naar Matabilenland op te
rukken.
President Kruger heeft echter een ant
woord ontvangen van sir Hercules Robinson,
waarin deze hem hartelijk dank betuigt voor
zijn vriendschappelijk aanbod van hulp voor
Rhodesia. Robinsin gelooft vooralnog dat
eene Britscbe troepenmacht van 500 man
voldoende zal zjjn, maar hjj is zeer gevoelig
voor den vriem.schappeljjken geest, door den
President en de burgers van Transvaal aan
den dag gelegd.
De Daily Chronicle< vindt in den op
stand der Matabilen aanleiding om Jameson
ter verantwoording te roepen. Zonder zjjn
rooftocht, en de nederlaag die er op volgde,
was de opstand niet, uitgebroken, en zoo al,
dan waren het de troepen, die hjj tegen
de Z.-A. Republiek te velde heeft gebracht,
die nu het leven van weerlooze blanken
hadden mo-ten beschermen.
■isimi IPIIWHII BUIIWUWB—BIUB—M—MLJ—U—
eêrlandrtch 1 mlië.
Het verraad van Toekoe Oemar.
De jongste berichten over het snood ver
raad van Toekoe Oemar hebben menig In
disch oud-strjjder naar de pen doen grjjpen
om in de bladen aan zjjne verontwaardiging
lucht te geven. Bjjua allen zjjn het hier
over eens, dat thans in den langdurigen
Atjeh- oorlog een zeer kritieke periode is
aangebroken en om de woorden van den
gep. luit.-kolonel G. B. Hooger te gebrui
ken de Nederlandsche natie er zich op
moet voorbereiden, dat haar een slag kan
treffen, voor haar draagkracht niet veel
minder zwaar dan die Italië uit Abessynië
gewerd.
Overigens heeft diezelfde schrjjver naar
punten, die tot bemoediging kunnen strek
ken, gezocht. In de »N. R. Ct.c schrjjft hij
Het is helaas! maar al te waar. Na het
verraad op Lombok trof nu ons dapper
Indisch leger het verraad op Atjeh.
Wat als gerucht in de couranten werd
opgenomen, is niet alleen bevestigd, maar
nog in gewicht toegenomen.
Op Lotubok werd het om politieke en
militaire redenen noodig geacht, onze troe
pen te legeren onder de muren der Baliërs.
Men spiegelde zich daarbij niet aan de
lessen der geschiedenis, die er toch zoo dui
delijk op wezen, dat men den Baliër niet
vertrouwen kon, en dat hij uitnemend slag
had, met de geheele bevolking tijdelijk een
air van vredelievendheid en onderwerping
aan te nemen.
Men wilde waarschijnlijk geen verzet uit
lokken en liet, ter wille van dat goede
doel, achterwege, zich op die punten te
versterken en te dekken.
Toen week op week verliep en alles rustig
bleef, toen de oorlogsschatting reeds voor
ie helft was betaald, bleef men begrij
pelijk genoeg, al is het ook te betreuren
ivertrouwen op het woord van den vorst
en plukte men daarvan de wrange vruchten.
Op Atjeh trachtte men onzen invloed nit
te breiden buiten de geconcentreerde linie
en deze te omgeven, niet alleen met een
zoogenaamde opengekapte strook van 1000
meter breedte, maar ook met een terrein, dat
van geestdrijvende vjj^nljü gezuiverd zou
zijn.
Ook daarbij wilde men liefst niet vechten.
Toen het bleek, dat het gewenschte resul
taat wellicht te verkrjjgen zou zijn door
Toekoe Oemar in genade aan te nemen en
hem vergiffenis te schenken niet alleen voor
zjjn strijd tegen ons daartoe had hg
recht maar ook voor zjjn snood verraad,
toen werd de verzoeking te sterk en ging
men daartoe over en overlaadde men hem
met geld en schoonklinkende titels en trok
op onze kosten een woning voor hem op.
Ook hier hoopte men, dat het doel de mid
delen heiligen zou.
Op Lombok sloot men goedmoedig de
oogen voor het gevaar en sloeg men geloof
aan het woord van een Balineesch vorst;
op Atjeh vocht men willens en wetens met
bezoedelde wapenen en vertrouwde men op
de eeden van een schjjnheiligen schurk.
Op Lombok werden onze soldaten als
honden neergeschoten van achter de muren,
waartegen zjj zich rustig en vol vertrouwen
hadden moeten neerleggen; op Atjeh zitten
zjj nu in de elf posten buiten de geconcen
treerde linie, omringd door 21 versterkte
punten, waarin de legioenen van Toekoe
Oemar en consorten als onze hulptroepen
in bezetting liggen.
De posten in de hoofdlinie, die Kota
Radja omvat en met de beide uiteinden
tegen de zee aansluit, zijn door een paar
straaltrambauen en door een ceintuurbaan
met het ho fdkwartier en onderling ver
bonden.
Om die linie heen ligt de 1000 Meter
breede, vroeger opengekapte strook.
Daar buiten ligt de tweede, tijdeljjke
linie, waarvan de posten voor het meeren-
deel door een weg verbonden zijn.
Tusschen en om die posten liggen 21
versterkte punten, door Atjehers bezet.
Onze kranige soldaatjes zullen zich daar
staande weten te houden, al sluit de ver
rader met zjjn drie bloedverwanten als
onderbevelhebbers, met zjjn veertig Plangli-
ma's en zjjn 200 vaste strgders hen ook in,
en al loopt ook alles wat Moslemin heet
van West- en Noord- en Oostkust te zamen
om zich onder zjjn vanen te stellen.
Wij kunnen er op rekenen, dat onze
mannekes strjjden zullen tot de munitie is
verbruikt en de vivres zijn verteerd, ja
langer, veel langer nog; dat zij zich ten
laatste een doortocht zullen weten te banen
naar de hoofdlinie, als alle kans op behoud
vau hun post verloren is. Maar hoeveel van
de 25 officieren en 700 man, die daar ge
legerd werden, zullen dan nog present zjjn
op het appèl
Volgens het koloniaal Verslag telden
onze troepen op Groot-Atjeh in het begin
vau 1895 ongeveer 190 officieren en 4700
minderen; 40 officieren en 1450 minderen
lagen toen in de hoofdlinie verspreid.
Hoeveel van wat er voor uitrukken be
schikbaar is, en hoeveel van de beide ba
taljons, die nu naar Atjeh onderweg zijn,
zullen er moeten vallen, voordat die posten
zullen zijn ontzet, en onze positie weder
even zuiver en even gevestigd zal wezen,
als toen generaal Van Teijn die aan zijn
opvolger overgaf, om niet te spreken van
die, welke generaal Van der Hegden daar
achterliet
Het kan alles heel wat beter afloopen
dan wij nu maar al te veel reden hebben
te verwachtenin de XXVI Moekims, die
tegen het oostelijk gedeelte onzer linie aan
sluiten, kan het wellicht rustig blijven; daar
was de invloed van Toekoe Oemar nimmer
zoo bjjzonder groot; er kan najjver ontslaan
tusschen onze vjjanden, die zjjn spel waar-
schjjnlijk heel wat beter doorzien dan wjj.
Generaal Vetter, die den Baliër den voet
op d«a nek wist te zetten, zal ook nu weder
toonsn, wat er zit in zijn manneljjk, echt
Hollandsch karakter, en niet in gebreke
bljjven, alles te doen, wat hij kan, ons een
goede oplossing te vinden.
Maar toch is en bljjft de toestand op
Atjeh hoogst ernstig.
Zeer donker ziet ook Athos in de »Arnh.
Ct.« den toestand in en tegeljjkertjjd doet
hjj krachtig zijn stem hooren om aan dat
gesukkel in Atjeh een einde te maken.
Toekoe Oemar, die op de hoogte is van
alle toestanden in de versterkte Atjeh-linie,
van al de plannen des gouverneurs, van al
de zwakke deelen van het leger, die over
een goed gewapende, goed geoefende en on
vermoeide bende kan beschikken, hij kan
gevaarljjker voor ons worden dan indertijd
op Java, Diepo Negoro en zijn veldheer
Sentot! Indien de verstrooide Atjehers zich
vereenigen, kunnen zij onze troepen rondom
Kota Radja bezig houden en Toekoe Oemar
heeft zijn bende ter beschikking om een
grooten slag te slaan, hetzjj hjj onze be
zittingen aan de Oostkust afloopt, hetzij hjj
onverwacht Kota Kadja zelf tracht te ver
meesteren
God geve, dat mijne beschouwingen te
pessimistisch zjjn Was de operatie-basis der
Nederlanders ergens in de binnenlanden,
had men daar magazjjnen, groote troepen-
afdeeliugen en reserven, dan waren de Oost
kust-bezittingen gevrjjwaard en Atjeh werd
in den rug bedreigd en zóó bedreigd, dat,
door aanhoudend zijn gebied te naderen,
verdere wederstand weldra bljjken zou on-
mogeljjk te zjjn. Het flauwe gepraat van
moeiljjk terrein is kinderachtig, »waar een
wil is, is een weg!« Niet alleen wegen,
maar een spoorweg kunnen de Nederlanders
immers doen aanleggen 1 Daar waar onze
troepen hulp hadden van inlandsche benden,
hetzjj als éclaireurs, hetzjj als lastdragers,
hebben ze overal gemakkelijk gezegevierd.
Welnu, het Nederlandsche bestuur heeft op
Sumatra de Batakkers, een volk, dat zich
gaarne bjj ons aansluit. Men beloove dat
volk het bezit van het rjjke Atjeh-gebied,
men betale het en moedige het aan om onze
bondgenooten te zjjn: het succes kan niet
uitblijven, wanneer een energiek man aan
het hoofd der nieuwe expeditie staat, ter
wijl hem tevens het geheele bestuur van het
bezette en nog te veroveren land wordt op
gedragen.
Het is nu bjjna 23 jaar geleden dat Neder
land ook uit zjjne rust werd wakker geschud,
toen het mislukken der eerste expeditie tegen
Atjeh bekend werd. Ik schreef toen in deze
zelfde courant, dat de regeering er op moest
rekenen thans eene nieuwe expeditie van
pl. m. 10.000 man uit te rusten. Velen
lachten daarom, maar wat is het resultaat
der groote 2de expeditie geweest Dat er nog
steeds geen behoorlijk succes verkregen is!
Een derde expeditie uit het binnenland
behoeft zoo sterk niet te zijn, maar ze moet
goed voorbereid en goed volgehouden worden.
Bovendien moeten een 3 a 4000 Batakkers
onze helpers zjjn.
Laat er toch een einde komen aan het ge
sukkel in Noord-SumatraEr zjjn knappe,
flinke officieren genoeg in het Indische leger,
aan wie de taak opgedragen kan worden
Atjeh te onderwerpen en het land, zoo noodig,
aan de Batakkers ter bewoning te gevea.
Onze aartsvijanden, de Atjehers, zullen
nimmer onderworpen onderdanen worden,
evenmin als vertrouwbare bondgenooten.
De »N. R. Ct.« schrijft:
Onze correspondent te Batavia seint ons
onder dagteekening van 2 April:
Alle forten zjjn door den vijand omsingeld,
maar goed voorzien van ammunitie en levens
middelen. Toekoe Djohan heeft Oleh-leh inge
sloten met 2000 man uit Pedir in loopgraven.
Vier oorlogsschepen houden bjj Oleh-leh
de wacht.
Versche troepen worden tot ontzet ver
wacht.
Bjj het departement van koloniën werd
ontvangen het navolgende van 2 April ge-
dagteekenae telegram van den Gouverneur-
Generaal van Nederl. Indië:
Generaal Dejjkerhoff seint, dat niemand
in Atjeh kaD gissen de reden van het ge
drag van Toekoe Djohan, die zelf in een
brief opgeeft onheusche bejegening van
eenige zjjner liedeD door twee ambtenaren.
Voor zooverre nagegaan, is dit zeer gezocht.
Toekoe Djohan moest optreden tegen Lam-
krak op 29 Maart en onz« troepen den
dertigsten. Hij deed dit niet en schreef een
brief.
Militaire gemeenschap verbroken met
Lamkoentjit, Biloel, Anak Galoeng, Sene-
lop, Kroeng Gloempang en Tjot Rang
doch brieven van de commandanten ont
vangen. Weinig beschoten; hulp onnoodig;
ruim vivres en ammunitie.
Gemeenschap zouda te openen zjjn, waren
troepen niet noodig voor observatie.
Toekoe Djohan pleegde nog geen vijande
lijkheden, versterkte alleen Pakan Badak
en Lampisang. Hier bevinden zich woningen
van Toekoe Djohan.
Ik vermeen, dat Toekoe Djohan niet tegen
het eentrum van het verzet wilde optreden,
omdat hg daardoor met de hoofden van het
verzet zon breken.
Het »Nieuws v. d. Dage publiceert het
volgende telegram
Een aanval op Tjot Goë (Zuid buiten de
linie) is afgeslagen.
Onzerzjjds geen verliezen. De meerderheid
der hoofden is naar Oemar overgeloopen.
Toestand ongewjjzigd.
Het blijkt dus meer en meer, dat eene
omvangrjjke campagne door Toekoe Djohan
en zjjne bondgenooten tegen ons is op touw
gezet.
Uit de verschillende berichten bljjkt, dat
alles wordt voorbereid tot eene uiterste
krachtsinspanning, en dit kan niet anders
dan met groote waardeering worden ver
nomen.
In de eerste telegrammen werd gesproken
van 2 bataljons (het 9e van Batavia en het
6e van Magelang). Nu de correspondent
van het »Nieuws« seint »Three batallions
more ready< is het niet zeker of het 6e bjj
deze 3 nieuwe bataljons is meegeteld. Zoo
er echter nu in 't geheel 5 bataljons zullen
gaan, dan komen voor de 3 nienwe in aan
merking het 2e van Magelang, het 5e van
Semarang en het 10e of het 11e; de beide
laatste in garnizoen te Meester-Uornelis.
Doch indien er slechts 4 vertrekken, dan
reeds zal de beschikbare troepenmacht op
Atjeh zoo groot zijn als vroeger slechts
ééumaal in de dagen van generaal Van der
Heijden het geval is geweest. Want dan zal
ruim de helft van het veldleger op Atjeh
zjjn overgebracht, alles te zacnen ongeveer
12,000 man.
Het bericht omtrent kolonel Stemfoort
(militair commandant van Sumatra's West
kust) die ter beschikking wordt gesteld van
generaal Vetter bedoelt op te treden als
tweede bevelhebber onder generaal Dejjker
hoff. Vroeger was dit ook het geval en deze
benoeming van een aanvoerder te velde
schijnt te meer noodig, omdat de gouverneur
vau Atjeh, generaal Deykerhoff, zich niet
gemakkeljjk beweegt, zooals bjj het jongste
bezoek van den legercommandant op Atjeh,
is gebleken.
ADVERTENTIEN.
w
gevraagd, met VRIJE KA
MER, te Neusden.
Offerten metprgs, lett. E, Bureau dit Biad»