Het Land van Heiisden en Allena. de Langstraat en de ilontmelerwaard.
Brieven uit Indië.
OVER BIJGELOOF.
M 1577.
FEUILLETON.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
WOENSDAG 31 MAART.
1897.
VOOR
Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden l.OO.
Franco per post zonder prjjsvex hooging. Afzonderljjke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 1regels 50 et. Elke regel
meer 7Yi ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond
ingewacht.
XII.
Cholera Asiatiea! Wien slaat niet on
willekeurig een schrik om het hart, als bij
verneemt, dat zich in de plaats zjjner in
woning of wel in eene naburige plaats een
geval van deze zoo Z8er gevreesde ziekte
heeft voorgedaan. Allerlei herinneringen aan
vroegere epidemiën komen weer op en al
heeft de ziekte, dank zij de ontdekkingen
der medische wetenschap, ook al veel van
hare schrikkeljjkheid verloren, het is en
bljjft toch nog altjjd een ziekte, waarmede
niet te spotten valt. Toen wij op 30 No
vember te Batavia aankwamen, ontving een
onzer medepassagieressen, die te Soerabajja
woonde en den volgenden dag met hare
twee dochters daarheen wilde gaan, een
telegram, om de reis-nog wat uit tv stellen,
aangezien de cholera te Soerabajja zoo hevig
heerschte. Ach, zoo hoorde men zeggen,
dat is niets, ieder jaar doen zich te Soe
rabajja eenige gevallen voor, doch de regens
vallen nu wat laat in en zoodra die maar
goed invallen is het over. Die redeneering
is heel juist, maar daardoor komen de regens
niet en thans, begin Februari, laten die nog
op zich wachten en woedt de cholera nog
steeds voort, iederen dag een aantal slacht
offers eischende. Doen zich hier of daar in
de kampongs enkele gevallen voor, och,
daarvan hoort men niet en het was ons
vreemd, in het begin van Januari te ver
nemen, dat in Probolinggo in de afgeloopen
maand December 70 personen aan die ziekte
overleden waren. Doch daarna breidde de
ziekte zich op onrustbarende wjjze uit en
telkens en telkens weer werd, het slaan der
tongtongs gehoord, ten teeken dat alweder
een aan die ziekte bezweken was.
Zoowel inlanders en Chineezen als Euro
peanen werden ten grave gesleept en angstig
werd iederen morgen geïnformeerd, hoevelen
dien nacht weder waren gestorven en hoe-
velen aangetast en waarljjk het was geen
opwekkende tijding als men dan vernam,
dat in de laatste 24 uren een 40 h 50
doodea waren geweest. Dat waren dan de
bekende gevallenwaarbij nog moeten
worden gevoegd de gevallen, die verzwegen
worden, omdat de besmette boel wel ont
eigend wordt, doch men er niet aan denkt
Van de gevolgen, die bijgeloof na zich
kan sleepen, is een sprekend getuigenis de
geschiedenis van de Jawallahs, het gevreesde
Britsche regiment in Indië.
Dit regiment is een der oudste van het
Britsche leger. Onder Marlborough vocht het
in 1706 met groote dapperheid bjj Ramillies
tegen de Franschen; tot belooning mocht
ieder soldaat een breede roode sjerp van
den linker schouder over de borst dragen.
Qet regiment ging daarna naar Indië,
waar zjjn woeste gezellen wegens hun sjerpen
door de inboorlingen >Jawallahs< werden
genoemd. Als duivels woedden zjj er; geen
Indiseh leger was tegen hen bestand. Zjj
brachten rust in het land, de door hen onder
worpen stammen waagden het niet meer,
de Engelsche heerschappjj openly k wear
stand te bieden. In Azimpore, hun garni
zoensstad, rustten de Jawallahs daarna van
hun vermoeienissen uit, doch ver het land
in bleef de schrik voor hun naam bestaan.
Toen brak de cholera in Azimpore uit
en sleepte zoo velen van het regiment ten
grave, dat het verplaatst moest worden
naar het veertig kilometer verwijderde
Ingradar. De slachtoffers der Jawallahs
werden een half uur van Azimpore op een
veld van de landstaat begraven. Een witte
muur werd om de begraafplaats gebouwd,
er werd een kapel opgericht en de kame
raden stiohtten er een eenvoudig gedénk-
teeken.
Een eeuw en meer crins? heen. zonder dat
daarvoor schadevergoeding te geven, zoodat
zeer velen eveneens aan de ziekte bezwijken,
dat men niet weet. Zeg den inlander dat
hg voorzorgsmaatregelen neemt, dat hij geen
rivierwater mag drinken en er zich niet in
mag baden, dat hg voorzichtig moet zijn
met de uitwerpselen der ljjders, wijs hem
op het gevaar der besmetting, dat alles helpt
niet, met evenveel succes zou men kunnen
probeeren hem wit te wasschen. En, als
Europeaan mag men daa gerustgesteld
worden dat er hoegenaamd geen gevaar voor
besmetting is, als men maar zorgt, zuiver
water te drinken, terwjjl angst voor de ziekte
slechts zenuwachtig maakt, als men zoo op
een ochtend 19 begrafenissen ziet, als heden
iemand ter aarde wordt besteld, met wie we
gisteren nog lustig in een tramwagen zaten,
dan komt toch onwillekeurig de gedachte
bjj ons op, dat het ook onze beurt wel eens
zou kunnen worden en bij het minste of
geringste ellendige gevoel, waant men reeds
half en half ook aangetast te zjjn en vooral
is dit zoo, als men kort te voren bij of met
choleraljjders in aanraking is geweest.
We zaten dezer dagen op een voormiddag
te praten onder de voorgalerjj, we verlang
den allen, dat er nu toch maar eens flink
regen mocht komen, dan hield de epidemie
spoedig op en dan werd het wat minder
warm (het is nu dagelijks van 80°97°)»
toen op eens aan den weg gezang weerklonk,
wat eehter bleek bidden te zijn en alweder
eene begrafenis voorbjjtrok, die, omdat ze
grooter was dan gewoonljjk, meer de aan
dacht trok en ons deed besluiten die eens
te volgen, ten einde te kunnen zien, hoe
het bjj eene Javaansche begrafenis toegaat
om zulks dan de lezers van dit blad te
kunnen mededeelen. We volgden dus den
stoet, die als volgt was. Voorop liepen een
12-tal mannen, die witte vlaggetjes droegen,
aan iederen kant van den weg 6 en daar-
tusschen in 8 mannen, die ieder eene plank
van circa 1 M. lengte op den schouder
en een 20-tal, die een spade of een houweel
droegen. De doode zelf werd door 4 koelies
op den schouders gedragen. Ze was gelegd
in een bamboekist, waarover heen een dito
deksel, dat overdekt was door een groot
wit papier en waarop eenige bloemen lagen.
Voor en achter werd een pajong gedragen,
die eveneens met wit papier overtrokken
was. Direct daarachter liepen een 50-tal
roep der Jawallahs verloren giug, ofschoon
geen ernstige gevechten meer tegen hen
geleverd waren en de gevreesde Jawallahs
hun leven in Ingradar op vreedzame wjjze
sleten.
Onder het volk heerschte echter ejn bjj-
geloovige vrees voor het kerkhof bij
Azimpore.
De inboorlingen meden deze plaats, van
waar volgens hun meenig slechts dood en
verderf uitging en vanwaar steeds de eigen
aardige tonen van het getrompetter van
het regiment werden gehoord. Zjj zwoeren,
dat zjj de trompetten hoorden, en daarbij
wapengekletter, ruw gelach en woest ge
vloek. Zjj bleven gelooven aan spoken en
geen der Sepoys, zoo noemde men de Indische
troepen, welke bjj 't Britsche leger waren
ingeljjfd, ging zonder rillen voorbij den
muur van 't kerkhof.
In 1857 brak in Delhi de opstand der
Sepoys uit. Onder de 250.000 soldaten, die
destgds door de O.-Indische eompagnie
werden onderhouden, waren slechts 30000
Britten; de anderen waren inboorlingen.
De laatsten maakten zich in Delhi meester
van 150 aanwezige kanonnen, omneteljjken
krijgsvoorraad en een schat van twee mil-
lioen pond sterling.
De Engelsche bezetting werd overweldigd
en de gansche Europeescbe bevolking der
groote stad op vreeseljjke wgze om het leven
gebracht. Ais een loopend vuur verbreidde
de opstand zich over Noordeljjk Indië. De
wreedheid waarmede de Sepoys tegen de
Engelschen te keer gingen, bracht ontzet
ting over de bedreigde garnizoenen. Weken
lang duurde het, vóór zg zich goed konden
verzamelen, om den vijand het hoofd te
bieden.
Een steunnnnt voor de Envelaqhe miliv
bloedverwanten, terwgl dan nog een 20-tal
wagentjes volgden waarin belangstellenden
gezeten waren, allen Javanm. Informeerende,
wie begraven werd, hoorden we dat hst de
radenajoe was, de vrouw van den wedono,
en die mare joeg ons werkeljjk een schrik
op het ljjf, nu we zoo geheel toevallig achter
het stoffelijk overschot liepen van de beleefde,
aardige gastvrouw, waar we vóór 14 dagen
op de bruiloft geweest waren, die we daags
te voren nog gezond en wel in de tram
hadden ontmoet. Om 5 uur 's morgens had
ze de ziekte gekregen, om half 8 was het
afgeloopen en ten 11 uur reeds had de be
grafenis plaats.
Een Javaan brengt zijne dooden niet ver
weg, in iedere kampong zjjn verscheidene
kerkhoven en we hadden dus ook geen ander
idee of ook deze doode zou vlak in de buurt
begraven worden, doch de stoet ging verder
en verder tot dat zij stilhield voor den missigit
of Mahomraedaansche kerk, want als echt-
genoote van een wedono bracht haar rang
mede dat ze daarin werd begraven. Nu we,
niettegenstaande het brandende zonnetje der
tropen reeds zoover waren medegegaan en
het witte pak op verscheidene plaatsen al
duideljjke bewjjzen gaf, dat de warmte er
begon uit te komen, wilden we ook gaarne
den missigit binnentreden. Maar een Euro
peaan, een Christenhond, mag dien heiligen
grond niet betreden, en werd gezegd, al zou
d« resident in eigen persoon komen, hij zou
niet binnen mogen. Daar komt echter een
priester naar buiten en dien gevraagd of
binnengaan niet geoorloofd zou zijn, het
was geene nieuwsgierigheid maar louter be
langstelling. Die man zat blijkbaar met het
geval verlegen, want hg ging weer naar
binnen en kwam terug met een tweede, die
de hoogepriester bleek te zijn. Lust om onze
schoenen en kousen uit te trekken en op de
bloote voeten te loopen, na eerst ook nog
gewasschen te hebben, hadden we niet en
daarom scheen ook de hooggepriester geen
besluit te willen of kunnen nemen. Nog een
hoofd djaksa en een pattih voegden zich bij
ons en toen dan allen wisten, dat we èn
den wedono zelve èn de overledene kenden,
werd verder geen bezwaar gemaakt, dat we
het heiligdom betraden, doch vóóraf werden
onze schoenen met groote doeken afgeveegd
en nog eens nageveegd om toch vooral te
zorgen, dat geen enkel stofje van een Chris-
Overste Prendergast stond daar met 800
man, grootendeels cavalerie. Reeds sloegen
de golven van den opstand ook tegen deze
plaats en iederen dag werd een opstand ver
wacht. De stad was daarom zoo goed
mogeljjk gebarricadeerd; buiten voor de
poorten had men schansen opgeworpen en
deze met wachten bezetpatrouilles cava
lerie liepen met voorzichtigheid dag en nacht
de omstreken af. Bovendien was tusschen
de garnizoenen van Ingradrar en Azimpore
besloten, dat zg elkander wederkeerig hulp
zou verleenen, wanneer een van hen in
gevaar raakte. Zoo hoopten de Engelschen
zich hier staande te kunnen houden, en
waren zjj vast besloten, in ieder geval hun
leven duur te verkoopen.
Op den 19den Juli meldden de patrouilles,
dat een groote vjjandeljjke troepenmacht
zich tegen Azimpore op weg bevond. Dade-
ljjk liet overste Prendergast twee ruiters
naar Ingradar gaan om het daar liggende
150e regiment op te zoeken. De aanval
der Indiërs werd tegen den nacht verwacht
en slechts met grooten haast zouden de
Jawallahs op tjjd kunnen komen. Qun weg
was lang en moeiljjk door de hitte van
Juli. Doch tot aan den morgen hoopte de
bezetting van Azimpore zich nog achter
de verschansingen staande te kunnen houden.
Alles werd ter verdediging gereed gemaakt,
en zwijgend bleef alles in het geweer, de
ruiterjj in den zadel. In de hoogste span
ning stonden de officieren rondom hun ouden
overste; donkere wolken bedekten den hemel
en reeds rolde de donder van een naderend
onweer.
Op de vlakte van het Jalwalah-kerkhof
trokken intusschen duizenden Indiërs zich
samen. Mir Khan, de gevreesde hoofdman
M ah rut ten raad nn wsn
tenhond afkomstig, met den heiligen grond
in aanraking zoude komen.
Daar stonden we dan binnen de heilige
ruimte en we werden door allen aangegaapt
alsof ze nog nooit een Europeaan gezien
hadden. Ieder moest natuurljjk weten wat
we kwamen uitvoeren en de 3 heeren, die de
toestemming gegeven hadden, moesten dat
meedeêlen, waarop bijna iedereen ons een
handje kwam geven op welke hebbelijkheid
we echter niets gesteld waren. We meenden
op de begraafplaats zelve getuige te zullen
zjjn van iets treffends, iets dat indruk zoude
maken, het geval zelve deed al aan, eene
vrouw en moeder, die daar zoo plotseling in
de kracht haars levens aan haar echtgenoot
en kinderen werd ontrukt, doch niets van
dit. De wedono zelve was niet ter begrafenis
medegegaan, doch wel zijne 4 zonen. De
kist werd ergens neergezet en inmiddels be-
begonnen de koelies, die spade of houweel
bjj zieh hadden, binnen eene met ijzerwerk
omgevene ruimte, een kuil te maken. Daar
binnen waren nog een 7 tal graven, alwaar,
zooals men ons mededeelde, hooge ialandscho
familien begraven waren. De zoons zetten
zich rustig op een der graven neer, staken
een sigaretje op en praatten nu eens met,
dezen dan weer met genen.
Zoodra de kuil, die 6 voet diep was,
gereed was, noodigde de hooge priester ons
als belangstellenden uit vooraan te komen
en alsoo getuige te zjjn van de bjjzetting,
aan welke uitnoodiging we natuurljjk vol
deden. De kist werd nu bjj den kuil ge
plaatst, het papier er af genomen en het
deksel geopend, op welk oogenblik we ohs
gaarne aan de andere zjjde der stad wensebten
en de vrjjheid namsn eene sigaar aan te
steken. Het ljjk was gewikkeld in een grooten
sarong (vrouweljjk onderkleed) ook dit werd
afgenomen en daarna was om het lichaam
nog een wit laken, dat op 5 6 plaatsen
was vastgebonden. De twee oudste zoons
en de hooge priester stonden in den kuil,
om het ljjk, dat hun werd aangegeven, aan
te nemen en daaronder in te leggen, niet
midden in, maar zoo dicht mogelijk tegen
een der kanten.
Buitenland-
De commissie uit de Fransche Kamer
heeft met algemeene stemmen een vervol-
hoofd zjjner scharen. Toen zjj bjj het licht
van den bliksem de witte muren van het
kerkhof ontdekten, verlamden hun schreden
en hun moecj; de marach staakte een oogen
blik. De Sepoys waren bang voor de spoken,
die op de graven der Jawallahs hun verbljjf
hadden opgeslagen. Mir Kahn liet zich
echter niet bang maken; grooter dan de
vrees voor de spoken was zijn wraaklust,
welke hg dacht te stillen in het bloed der
Engelschen. En -anders kon men Azimpore
niet bereiken dan langs de straat, die voorbjj
het kerkhof leidde. Daarom beval hjj voort
zetting van den marsch.
Niemand bewoog zich; de man, die achter
den Khan het vaandel van het oproer droeg,
liet dat, als onder de werking eener hoogere
macht, zakken. De lijfwacht van Mir Khan
geraakte in verwarring; zjjn officieren, van
deftige geslachten der Mah ratten, weigerden
luide gehoorzaamheid, daar zjj zelf zóó door
bjjgeloovigen angst waren aangegrepen,
dat zjj bjj het bliksemen de hoofden der
witte soldaten van het 150ste regiment
over den muur meenden te zien gluren.
In wilden toorn schoot de Kahn mat zjjn
pistool een der wederspannigen dood en
beval zjjn wacht, met de anderen desge-
ljjks te doen. Met bevende handen gehoor
zaamden zijde schoten knalden door den
somberen nacht en strekten een paar andere
oproerige aanvoerders neer.
Op hetzelfde oogenblik echter rukte de
Khan vol ontzetting zjjn ros achteruit, de
troepen wierpen de wapens weg en wilden
vluchten. De afgevuurde schoten waren op
het kerkhof beantwoord. De echo had de
Indiërs bedrogen.
Haltic schreeuwde Mir Khan, die zich
snel weer had hersteld, den vluchtenden toe.
Zn bleven staan. Dadelnk liet hii hen on
ging der Kamerleden, aangeduid in de
papieren van ArtoD, goedgekeurd.
Uit Parjjs wordt gemeld, dat professor
Dussaud, uit Genéve, in 1900 een toestel
zal exposeeren, microphonograaf genaamd,
waarmede een doove hooren kan. Het zou
n.l. een phonograaf zjjn, door een electrische
geleiding verbonden aan een telephonische
spreekbuis, door den doove te gebruiken.
De vrouw van een officier, in garnizoen
in een Fransche stad, was met den oppasser
van haar man de Belgische grenzen over
gevlucht. Voorzien van een goede som geld,
juweelen en de burgerkleeding van den
officier, kwamen de vluchtelingen zich te
Brussel nestelen. De vrouw, die berouw
kreeg, schreef na eenige dagen aan haar
man, om hem te verzoeken haar te komen
terughalen. Dit gebeurde en de officier, zjjn
vrouw vergiffenis schenkende, dwong den
deserteur alles af' te staan, tot zelfs zijn
kleeren, zoodat dezen niets overbleef dan
een paar bottines, een hemd en een hoed.
Hoe de man zich nu uit de moeiljjkheid
zal redden, meldt de historie niet.
Opnieuw komt, thans in de Frankfurter
Ztg.c, een hartverscheurend schrjjven voor
van 60 personen, die met 107 anderen se
dert 9 maanden in een afschuweljjke ge
vangenis te Barcelona zjjn opgesloten als
verdacht van medepligtigheid aan den aan
slag van anareüristen en die verzekeren
dat zjj onschuldig zjjn, maar tevergeefs op
een rechterljjk onderzoek wachten, terwgl
hun gezinnen aan ellende zjjn prjjsgegeven.
Daar er zich onder die gevangenen drie
Duitschers bevinden, dringen de Duitsche
bladen aan op de tusschenkomst der Duit
sche Regeering.
De Vereen. Staten zjjn rijk aan allerlei
vroemde secten, die gewoonlgk niets kwaads
voor hebben met hun buitengewone plech
tigheden en slechts nu en dan verwondering
wekken, als de een of andere nieuwsgierige
hen bezoekt en hun eigenaardigheden aan
het licht brengt. Zoo heeft men in Penn-
sylvanië, dicht bjj de grens van den staat
New-York, de secte der Hinkleystes, zoo
genoemd naar den stichter Hinkley.
De meest karakteristieke eigenschap dezer
kolonie is de waardeloosheid van den overal
elders almachtigen dollar, welke slechte tij
knetterden de salvo's vermengd met het
gerommel van den donder. De Sepoys ge
droegen zich als waanzinnigen; steeds
moesten zjj schieten en daarbjj steeg van
minuut tot minuut hun angst, want da
ongewoon sterke echo kaatste de salvo's en
den donder terug, en de armen dachten
niet anders of hun laatste uurtje was ge
slagen. Zjj zagen de dragers der roode
sjerpen zelf in levenden ljjve vóór zich en
vielen bjj massa's ter aarde, in den waan
door een kogel te zjjn getroffen.
Eindeljjk nam Mir Khan het besluit op
te trekken tegen de poort van het kerkhof
hg dwong zjjn scharen hem te volgen, al
trachtten zjj ook hem te weerstaan. Het
geweervuur mocht niet eindigen, er moest
een heu&ch gevecht tegen de doode Jawallah's
worden geleverd, allen moesten worden ge
dood, de graven vernietigd, het kerkhof,
met muur, kapel en gedenktteken met den
grond geljjk worden gemaakt. Mir Khan
beval de bestorming hjj zelf sprong
vooruit
Daar klonk hem plotseling het lange
gerekte hoornsignaal van het 150ste regi
ment van uit de kapel tegemoet. Hjj kende
het zoo goed als zjjn eigen mannen; hjj
huiverde; zjjn soldaten stonden weer als
verstjjfd. In hun ontzetting meenden zjj de
Jawallah's tusschen de graven, tegen den
muur, achter de poort te zien staan; het
gekletter hunner wapenen en hun commando
te hooren. Nog eenmaal weerklonk het
vreeseljjke signaal van het 150e regiment
hen tegeneen langs de graven schietende
bliksemstraal verhelderde het kerkhof en
scheen de kapel te treffen. Een donderslag,
waaronder de aarde beefde, volgde.
Niets had thans de Sepoys kannen weer
houden. In wilden an ffd f ariurnnrx nn
urn mmmmiwiwiii iminnnmi)SiiiH"ii»i wm www»— nn i 1
Wordt vervolgd.)