Het
van
en
Alteaa,
Langstraat en de
OPTIMISME.
FEUILLETONo
Uitgever: Ia. J. USER-DAAN, Hsusden.
M 1583.
WOENSDAG 21 APRIL.
1837.
land van
voor
De oorlog in het Oosten.
ALTEN&-
Dit blad verschgnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden l.OO.
Franco per post zonder prjjsvei hooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertontiën van 1regels 50 ct. Elke regel
meer Tl/« öroote letters Daar plaatsruimte.
Advertentiën worden tct Dinsdag- en Vrijdagavond
ingewacht.
Het woord »optimisnae« wordt in twoeër-
3ei beteekenis gebezigd, evenals zjjn tegen
hanger pessimisme.*
De eerste beteekenis is het toegedaan zijn
van ven oppervlakkige, lichtzinnige en lucht
hartige levensbeschouwing, die hare spreuk
vindt in het Fransche spreekwoord: »Aprèi
nous le deluge!* Alles komt terecht; 't is
thans zonneschijnalles gaat mij voor den
wind als de zorgen komen, is het vroeg
genoeg. In deze en dergeljjke uitdrukkingen
wordt dit optimisme geteekend, dat natuur
lijk afkeuring verdiend en reeds menigeen
ten val heeft gebracht. De Thebaanscho ma
gistraat, die gewaarschuwd werd tegen den
o verval van Pelopidas en de waarschuwing in
den wind sloeg, zeggende: »De ernstige din
gen stel ik tot morgen uit,* is een spre
kend voorbeeld van het heillooze van dit
optimisme, dat hij met den dood moest be-
koopen. Graaf Egmond, die geen gehoor
gaf aan de vermanende stem van Willem
van Oranje, om voor Alva uit het land te
wjjken en de waarschuwing, op het laatste
oogenblik van een bevriende hand ontvan
gen, om het snelste paard uit zijn stal te
bestjjgen en de vlucht te nemen, niet op
volgde, eveneens. De ritmeester Baat, be
kend uit Jacob van Lennep's meesterlijk
werk Elisabeth Musch* en nog vele an
deren zouden als voorbeelden hiervan aan-
gehuald kunnen worden. Van dit optimisme
■preekt Goethe, als hij zegt, dat het opti
misme dood en het pessimisme levend maakt;
hiermede bedoelt hjj niet het pessimisme,
dat alle dingen van den zwartsten kant be
schouwt en in alles verdriet en zonde ziet,
maar het pessimisme, dat rekenschap houdt
eu lijnrecht staat tegenover het zooeven be
schreven optimisme.
Doch dit woord heett een tweede betee-
kenis en wel deze, dat hel uitdrukt een
bljjmoedig, vrooljjke levensopvatting, die,
te midden van moeilijkheden en bezwaren,
nog steeds lichtpunten weet te ontdekken
•n al 't wereldsche zooveel mogenlijk met
kalmte opneemt en het goede, daarin aan
wezig, opmerkt. Deze optimisten zjjn be
minnelijke menschen en verstaan de betee-
"V ergelding:.
3)
Onverzettelijk getrouw aan zjjn gegeven
woord, lachte bjj met alle bedreigingen, en
bood aan alle listige kuipergen manmoedig
het hoofd. Helaas, hg was er niet tegen be
stand: de kabinets-justitie, welke toenmaals
elk hooggeplaatst beambte durfde veroordee-
len, deed hem een proces aan wegens zooge
naamde verduistering van laEdsgelden. Men
gaf hem te verstaan, dat het onderzoek ge
staakt en hg zelf van alle rechtsvervolging
ontslagen zoude worden, wanneer hg het hu
welijk met mgne dierbare moeder verbrak
aan zgne vrouw zeide men, dat slechts door
snelle verbreking van het tegen den wil van
dsn vorst aangegane huwelijk, vergiffenis
en geheele kwijtschelding der straf was te
verwerven. Mijne moeder echter, die haren
man te goed kende om niet van zgne on
schuld overtuigd te zjjn, bewilligde in niets
en verdroeg baar leed even geduldig als
mjjn vader, die eindeljjk, na jaren lange
gevangenis, weder op vrjje voeten werd ge
steld. Zgn post was natuurlijk reeds lang
weder bezet, daarom werd hij, van eenen
hooggeplaatsten financie-beambte een
schoolmeester, en mgne moeder hield een
kommengswinkel. Maar lang nog poogden
de onnatuurlijke bloedverwanteu den braven
man te verdrukken en te vernederen, totdat
hij eindeljjk door verdriet en armoede stierf
en zjjnen God de wraak overliet, welke even
zeker als zon en maan, zomer en winter
wederkeeren, ter zijner tijd komen zal.
Al wilden nu deze nietswaardigen mij ook
«kennen en behulpzuam wezen, dan zoude
ik echter hunnen bijstand niet kunnen en
kenis van het woord van den profeet van
Naaareth»Weest blijde!*
Een blijmoedig mensch is een aangename
verschijnirg; overal waar hg binnentreedt
en zjjn opwekkende stem doet hooren, wor
den wolken van het voorhoofd verdreven, d9
rimpels glad geplooid en een prettige stem
ming maakt zio'a van allen moester. Da ge
neesheer, die met een opwekkend en hoop
vol woord tot zgn kranken komt, is dubbel
welkom en brengt reeds veel bij tot de gene
zing, alleen door zjjn vroolijk uiterlijk en
bemoedigend optreden. De predikant, die
somber en neeislachtig het ziekvertrek bin
nentreedt, zal minder goeds stichten, dan hij,
die met een blijmoedig gelaat en een op
beurend woord deu kranke komt troosten.
Trouwens, blijdschap is een eigenschap
der natuur. De geheele natuur is bljjde
de leeuw, die zijn machtig gebrul doet hoo
ren in de wildernisde adelaar, die fier
opwaarts stjjgt, der zon tegemoethet paard,
dat in de volheid zjjner kracht en vlugheid
rent over de vlaktede leeuwerik, die kwin
keleert in de lente en de nachtegaal, die
zijn heerljjken orgeltoon kweelt zij zijn
al te gader bljjde en verheugen zich over
het leven, dat zjj genieten. De levenlooze
natuur zelfs scbjjnt zich te vermeien en plant
en bloem ontluiken heerljjk in de zonnige
lente en in de milde lnehten.
Alleen bjj den mensch worden er vaak
voorbeelden aangetroffen van somberheid,
van pessimisme, van niet-bljjdschap in het
leven. Treurig gaan zij hun wesr; het leven
is hun een tranendal en, zooals zelfs een
dichter heeft gezongen, begroeten zij met
bljjdschap het naderend einde van bun leven,
gelijk de landman, moe van het ploegen,
met vreugde de nijgende avondschaüw
begroet.
Dit gebrek aan optimisme ligt voor een
deel in hen zeiven, in hun ontevredenheid
met het bestaande, in hunne te hooge ei-
schen, aan het leven gesteld. Yoor een ander
deel aan de zwaarte, waarmede de rouw en
het verdriet des levens op hen drukken, die
zij niet in staat zijn manlijk te dragen.
Den eersten zouden wjj willen toeroepen,
dat zg trachten van elke schaduwzijde den
lichtkant op te sporen eiken zonnestraal
op te vangen, die door hunne ruiten dringt;
vloek op mij zeiven en smaad op de na
gedachtenis mijns vaders wil doen neder
dalen. Daarom leef ik liever inet een rein
geweten en den trots der rechtvaardigheid
e.n mijn geweten, dan als een onwaardige
in de volhei 1 des overvloeds.*
Brave vriend!* zeide Lodewijk, »hoe
verheven staat ge daar in uw ongebogene
waarde als man. Hoe hoog verheft zich uw
zelfgevoel boven uw onverdiend ongelnk
Ach, kondetgjj het slechts over n verkrijgen
tnjj verlof te geven, tegen den huichelachtig m
Barpak te veld te trekken, die, in zjjne
preken, zoo geweldig jjvert tegen wereldzin
en hebzucht, wiens gestrenge begrippen
zijnen even mensch geene ook nog zoo on
schuldige levensvreugde vergunt, omdat
misschien zulke genoegens geld kosten,
zgne hebzucht en wangunst tevens gaande
maken. Ik durf mg wel op zooveel wereld
kennis beroemen, om door onderhandelen
den dominé tot teruggave van het geld te
dwingen en geloof stellig en zeker, dat hier
het doel de middelen heiligt. Wild«t gjj mij
slechts toestaan uwer verwanten schandelijk
gedrag len uwen opzichte in de dagbladen
bekend te maken, zoodat men met vingers
naar hen zoude wjjzen.*
»Laat dat, beste vriend,* verzocht Her
man vriendelijk, »dankbaar erken ik uwen
goeden wil, maar, zoo als ik zeide, de wraak
zij den Heere overgelaten, en ik zoude er
nimmer in bewilligen, aanleiding tot uw
ongeluk gegeven te hebben, want op beiderlei
wijze was uwe toekomst vernietigd.*
Wat is daaraan gelegen, lachte de
proponent, dien wjj hier als eenen van die,
door Napoleons veldheersroam in vuur ont
stoken geestdrijvers leeren kennen, waarvan
Europa er in het eerste dicenniuui zoo velen
telde; eene omkeering van alle thans be
staande betrekkingen, zooals het onze over-
Rijnsche naburige staat heeft ondervonden,
zich te vermeien in da sohoone natuur, die
des winters gedost is in haar ijzigen en kris
tallen tooi, des zomers in de heerljjkste tin
ten zich vertoont enaltjj I den mensch opwekt
tot dankbaarheid en levenslast.
En de rouwdragenden zonden wjj willen
opwekken tot het opheffen van hot hoofd,
tot een manljjk dragen der smart, tot meer
dere energie, tot krachtigen arbeid, om
daarin troost te vinden voor hun lee 1. Arbeid
ondn* den invloed van godsdienst, kunst eD
wetenschap, heft de gebogen ziel op, do ;t
de geslagen wonden minder pijaljjk gevoelen,
verkwikt, vertroost den mensen. Zoo komt
hij allengs tot dat gezonde optimisme, dat
levend maakt en krachtig en opgewekt, en
ons verbiedt het leven door to brengen in
een soort van matheid en lusteloosheid, die
ons ongenietbaar maken voor ons zeiven
en voor de maatschappij.
Met alle kracht willen wij een ieder op
wekken te streven naar dat optimisme, naar
die bljjmoedige en opgewekte levensbeschou
wing, die zich openbaart in een energiek
optreden in de wereld, in het zoeken van
lichtpunten in de duisternis, in het met kalmte
en waardighaid aanvaarden van hetgeen
onvermijdelijk is, in het troost zoeken bjj
lijden, in een onverdroten plichtsvervulling,
in het harmonisch ontplooien van onzen
schoonen aanleg en van de heerlgke gaven,
ons geschonken. Kweeken wij dit optimisme
aan bij ons, onze kinderen en onze omge
ving, ons leven en dat van anderen zal er
ongetwijfeld zonniger en gelukkiger door
worden. Het zal der geheele maatschappij
ten goede komen.
Buitenland.
Naar aanleiding van den inval, door de
Grieken op vjjf plaatsen in Turkjje gedaan,
heeft Turkije Zaterdagavond den oorlog
verklaard aan Griekenland.
Zondag werd reeds langs de geheele grens
van Thessalië geweervuur gehoord.
De wapenschilden werden het Grieksche
gezantsehapsgebouw te Konstantinopel ont
nomen en de gezant is naar Griekenland
vertrokkenaan de Grieksche kooplieden
is 14 dagen tjjd gegeven Turkije te verlaten.
sedert eenige maanden, nameljjk sedert
Napoleon zich zeiven tot keizer der Fran
schen verhief, broeit er in alle takken des
levens een nieuwen toestand. Gij zult zien,
Fransche legers zullen zich spoedig eenen
weg banen naar het hart van Duitschland,
en het reeds ondermijnde gebouw van het
Heilige Duitsche rjjk vernietigen, zoodat het
zich nimmer weder uit deszvlfs puinhoopen
zal verheffen.
»Ik zeg dan aan da Godgeleerdheid een
blijde vaarwel toe, en grijp naar het zwaard,
onder de vanen des veroveraars, in welken
ik eenen nieuwen Philippus van Macedonië
r.ie, die, gelijk deze eens het verbasterde
Griekenland, zoo het zich zeiven vergetende
Duitschland eenen schoonen vrjjen toestand
te gemoet zal voeren. In den oorlog echter
heeft men vele geneesheeren noodig, en de
doctor vraagt niet naar de zaak, voor welke
men strjjdt, hg biedt eiken ljjder zonder
onderscheid dezelfde halp, en oogst daar
voor betzelfde loon in den bemel. Ook voor
u is dan gezorgd mijn vriend I en gjj be
hoeft de toekomst niet donker in te zien.
Bovendien zoude ik in uwe plaats reeds
lang de residentie vaarwel gezegd hebben,
waar men slechts door voorspraak en con-
nexiën vooruit kan komen.*
>Ik gevoel dit zelf, maar heb, dit doende,
slechts eene mjjnen vader gedane belofte
vervuld; ik moest hem namelijk op zijn
sterfbed beloven, dat ik, wanneer ik er ooit
toe besloot in het vaderland te big ven, dan
geene andere woonplaats moest kiezen,
opdat zgne duivelsche broeders en bloed
verwanten een altoosdnrend waarschuwend
beeld voor oogen zouden hebben in den
persoon van hunnen neef; dit, mgn
vriend, was het eenige motief, hetwelk mg
aan de residentie boeit!*
Wanneer voor u echter in de residentie
geen heil bloeit, zoek het dan ergens anders,
bet .hftitunjiigyj
Duitschland zou verklaard hebben zich
te willen belasten met de behartiging van
de belangen der Turken in Griekenland,
terwjjl de Grieksche bewoners van Kon-
8tantinopel onder bescherming van Amerika
geplaatst zjjn.
Uit Larissa werd d.d. 18 dezer reeds
geseind, dat de Grieksche troepen met goeden
uitslag alle aanvallen van de Turken afge
slagen hebben. De Turken trokken zich al
vechtende terug naar het binnenland, alwaar
zij zich concentreeren.
De twee laatste lichtingen van de Grieksche
reserve zijn opgeroepen.
Reeds worden berichten verspreid van
bloedige gevechten.
Alle mogendheden zgn 't eens, dat men
niet moet tusschenbeide komen.
De Dnitsche generaal, die naar de grenzen
van Thessalië is gezonden om de troepen
te inspecteeren, schat het aantal Turken
op 140,000, de Grieken op 80,000 man.
De betrekkingen tusschen Turkjje en
Servië moeten zeer gespannen zijn, zegt de
te Saloniki gevestigde correspondent dor
Daily News.* Twee bataillons te Uskub,
die bestemd waren voor de Grieksche grens,
zgn gezonden naar Yerana, aan de grens
van Montenegro.
Er worden verschillende bijzonderheden
medegedeeld omtrent een gevecht in de pas
van Miluna.
De Grieken drongen de pas binnen en
daalden af naar het dal. Zjj ontmoetten
vier bataljons Turken, die hen terug dreven
en met de bajonet het garnizoen redden van
het Turksche blokhuis, dat door Grieken
omsingeld was.
In den nacht van 17 op 18 April bezette
Neshad Pacha, bevelhebber van de vjjfde
divisie, den berg Parna, terwjjl Haira Pacha,
die de zesde divisie aanvoert, zich gereed
maakte om de pas van Tehaissar binnen
te trekken en Haidar Pacha, commandeerendo
de vierde divisie, de pas van Miluna bezette.
Voor het aanbreken van den dag reed
Edhem pacha de troepen af en bijna on
middellijk daarop volgde het gevecht, dat
den 18den, des morgens om 10 uur, nog
duurde en waarbij ongeveer 20.000 man be
trokken waren.
vaders niet voor u gesloten heeft. Waarom
wilt gjj hier versmachten, terwijl elders
duizenden uwe hulp reikhalzend te gemoet
zien?* vroeg Lodewjjk, »gij behoeft hier
niet te wachten op de vernedering uwer
hoovaardige bloelverwanten zij zullen
hunne straf niet ontloopen, en hoe hooger
zij geplaatst zijn, des te luider zullen hunne
vijanden juichen.*
»Ik zonde mij ook niet over hunne val
verblijden, maar hen integendeel beklagen,
hoewel het slechts eene hilly ka vergelding
zoude wezen voor het mjjnen armen vader
aangedane leed*, hernam Herman.
De beide vrienden scheidden thans; dm
jongen dokter echter werd het te benauwd
op ziju armoedig zolderkamertje, hij moest
naar buiten, in de vrije lacht, om in den
frisschen winternacht zgn bloed tot bedaren
te brengen en een ernstig besluit voor de
toekomst te vormen.
In zjjnen mantel gehuld wandelde Herman
de poort uit. De sneeuw kraakte onder zgne
voeten, de nachtwind suisde door de blader-
looze takken en geen enkele ster was er
aan den wjjden hemel te zien, van welken
met zachte, dunne vlokken nog meer sneeuw
neder viel. Over de uitgestrekte vlakte van
het dal heerschte een akelig zwjjgen, slechts
nu en dan afgebroken door het schorre
gekras der kraaien, die in de naburige
velden hun voedsel zochten. Zulke avonden,
waarop alle scheppende en werkende kracht
der natuur schijnt te slapen, zgn het beste
geschikt tot ernstige overwegingen, zoodra
zich eerst ons oog en gemoed aan dit
doodsche tooneel gewend hebben. Niets uit
wendigs trekt de oplettendheid van de be
paalde richting onzer gedachten, en geen
lachende beelden wekken onze phantasie tot
sanguinische verwachtingen. De ernst, welke
ujvslgich in de dingen buiten ons vertoont, werkt
De Turken deden verwoede aanvallen op
het Grieksche blokhuis, dat met ware doods
verachting werd verdedigd; om negen uur
eindeljjk deden de Turken een bewonderens
waardige aanval met de bajonet, waarvoor
de Grieken moesten onderdoen. De laatsten
bleven evenwel nog steeds de toppen der
henveh bezetten.
De Turksche soldaten vochten als leeuwen,
zegt de correspon lent, aan wien3 verslag wij
deze bijzonderheden ontleenen, en hun artil
lerie onder Riza Pacha werkte prachtig. Het
doet mjj leed den dood te moeten melden
van Hafiz Pacha.
De gansche pas van Melana, die toegang
geeft tot Larissa, kwam in handen der
Turken
»Ik ben,* wij verhalen weer het ver
slag van een correspondent van het oorlogs
terrein, gedateerd 17 April, 10 uur des
morgens, en afgezonden van uit het Turk
sche hoofdkwartier te Elassoua, »ik ben zoo
juist teruggekeerd van Karya, waar den
ganschen dag hevig gevochten is.
Ik ging in den morgen van Elassona en
kwam na een tocht van drie uur te Karya
aan. Te Karya volgt de grens den waterloop
welke door de hooge bergen gevormd wordt,
loopende van het oosten naar het westen,
ten zuiden van Olympus.
Het gevecht begon om 7 uur. Er werd
dtel aan genomen door negen Turkschs
bataillons met vier stukken geschat, terwjjl
de troepenmacht der Grieken geschat werd
op 15000 man. Hamed Pacha, de bevel
hebber van het zesde legercorps, sloeg, om
geven door zgn staf, nauwlettend den loop
van den slag gade.
De strjjdenden stonden op een afstand
van ongeveer een mijl van elkaar. De Tar
ken begonnen de worsteling met vier ba
taillons en dreven daarmede den vjjand
terng. De Grieken bezette daarna evenwel
de toppen van verschillende heuvels en het
gevecht begon na opnieaw. Onder de Grie
ken bevonden zich ook een aantal vrijwil
ligers uit Sicilië.
Nadat een paar aar rast was gehouden
werd de aanval op de Tarken herhaald
de laatste hielden evenwel met groote kalmte
ook weder op onzen praktischen geest terug
en boeit ons meer aan de wezenlijkheid, aan
het materieale een gemoedstoestand, dia
menigmaal van wezenljjken invloed op onza
toekomst is. Zich aan zjjne gedachten over
gevende en den hem door zgn vriend ge
geven raad overwegende, vervolgde hij den
weg, die uit het dal naar het naburige, met
boomen bezette gebergte voerde. Daar, van
de hoogte van den eersten berg wilde hg
blik en schreden weder naar de stad wenden,
die met hare witte daken en verlichtte
vensters uit het midden van het dal naar
boven schitterde. Halver hoogte van den
berg lag, te midden van eenen schoonen
tuin, eene fraaie villa, een lusthuis van den
overleden vorst. De inwendige inrichting
van dit gebouw was, even als het uitwendige,
in den pronkenden, kostbaren wansmaak
der zeventiende en achttiende eeuw; ieder
roemde de schoonheid der schildergen en
huisraad, elkeen was getroffeu door het
verrukkende uitzicht, hetwelk men van het
terras der villa genoot. Dit alles scheen
echter den overleden vorst niet geacht te
hebben: uit eene grilligheid, waarmede
thans zoo menig sterveling behebt is, had
hij een afkeer van dit bekoorlijk verblgf
opgevat en in een bjjzonder gunstige luim
deze vHla, met alles wat daartoe behoorde,
aan een zjjner verdienstelijke staatsdienaren,
den grootvader van Herman, geschonken.
Het is eene reeds meermalen bevestigde
daadzaak, dat in de hooge kringen, en
voornameljjk in de dynastie-familiën, de
zonen zelden in den smaak der vaders deelen.
De heerlgkste plantsoenen, de prachtigste
gebouwen staan doorgaans ongebruikt,
doordien het jongere geslacht nu zelf weder
nieuwe paleizen en slocen bouwt, welke
hunne nakomelingen laten vervallen.
- - r X. «rv Ir*JEWu
DK WANDELING.
Het gevecht te Karya.
Wordt vervolgd.