van
Kinderbescherming. Q
FEUILLETON*
M U
(ie Lanpraai en ue
VEERMAN, Heusden.
WO ENS 1)
1897
"tt Land van altena.
VOOR
n
Uitblad verschgst WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00.
Franco per poet zonder prjisve.Looging, Afzonderlijke
nummers 5 cent.
TJreeverL.
j.
ile 50 fit. Elke
r*g«)
M. 1009.
Advertentien van 1 6 regale
meer 7et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advartentüln wordon tot Diuedsg- en Vnjdsp&rctd
ingewacht.
Wjj leven wel snel in onze dagen, maar
niet op wetgevend gebied. Goede wetten
vereiscben veel zorg en voorbereiding en de
Iiegeering heeft vele plichten te vervullen
of inoet rekening houden met de Staat
kundige omstandigheden. Vandaar dat het
tot stand komen van goede volkswetten
dikwyls een gevolg is van de ernstige po
gingen van bijzondere personen, die zich
van een of ander onderwerp eene hjjy.onchre
studie hebben gemaakt en der goede zaak
een warm hart toedragen.
Wjj nemen hier als voorbeeld de uit
stekend geslaagde arbeid dvr commissie, voor
enkele jaren door de Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen benoemd, om een onderzoek
in te stellen nitur den toestand der arm
verzorging en eene verbeterde wettelijke
regeling van het armbestuur voor te stellen.
Nu men er van alle zjjden op aandringt,
dat de Kegeering dit lang verwaarloosd
onderwerp ter hand zal nemen, zal zij in
het uitstekend verslag dier Commissie een
leiddraad vinden en een steun, die den
arbeid betrekkelijk licht zal maken.
Iets dergelijks zal zich wellicht ook voor
doen op het gebied van Kinderbescherming.
Algemeen is men, en dat sinds lang, over
tuigd van den onhoudbaren toestand van
tal van verwaarloosde en verlaten kinderen,
van die ongelukkige slachtoffers van de
verdorvenheid der huidige maatschappij, die
reeds vroeg onze gerechtszalen, onze ge
vangenissen en onze opvoedingsgestichten
vullen, waaruit het heir van bedelaars en
landloopers wordt gerecruteerd.
Ook hier heeft het aan menschlievende
pogingen, om te redden wat te redden valt,
en om licht te ontsteken, niet ontbroken.
Een lichtpunt noemen wij de prijsvraag,
uitgeschreven door het bestuur van het
reddings-gesticht voor meisjes, vTalitha
Kümi« te Zetten. De door het bestuur be-
j) noemde Commissie verlangde een onderzoek
naar de vraaghoe onze wetgeving behoort
te worden gewjjzigd of aangevuld om de
bescherming van minderjarigen voldoende
te verzekerenen hoewel op die prijsvraag
slechts één, tot dusver niet bekroond ant
woord is ingekomen, heeft zij aanleiding
gegeven tot ernstige besprekingen en studiën
EEN NOVELLE VAN HET STRAND.
1)
Als een kleine grauwe vlek slechts, ligt
het eiland in de machtige groote zee, die
het van alle zijden aanvalt, om het kleine
stukje zand en veen in hare diepte rueê te
sleuren. Bruisend loeit de storm over het
kleine dorp, en roept de bewoners van de
armzalige hutten met zijne donderende steru
toe, dat hij hun eens zal vernietigen, en de
golven over de plaats zal drijven, waar nu
hun haardvuur gloort. Prikkelend slaat het
fijne zand tegen de vensterruiten, die ram
melend antwoorden en het verder vertellen,
dat de vloed stjjgt, en wind en golven de
bolwerken, de beschermers van het eiland
trachten af te breken.
Driedubbeld is de duinenrei, welke het
dorpje omgeeft, toch sidderen de bewoners
als de storm woedt, en het kleverig schuim
der golven ver over de duinen heendrqft,
want elke storm ondergraaft de bescher
mende zandbergen, en brengt hun, hun
ondergang een schrede nader
Do hooge vloed is voorbjjde storm
reemt af, slechts op de kruinen der golven,
zitten nog schitterende schuimkroonen, snel
verdwijnend, als elke aardsche glans, maar
voor een spanne tjjds de heerschappij too-
nende der bruischende golven.
over het onderw-rp. (f)
Kinderbescherming is in Nederland vooral
ter spruke gekomen, na de vertaling van
bet lieve En.elsche werlj* van miss Tnel'-
wéll: de Staat en zjjne Kinderen; welk«
schrijfster in buar Britsch vaderland zes
j^ren te midden van verwaarloosde kinder. n
doorbracht, buu toestand in het boekje
schetst en njiddeLn tot verbetering aan de
hand doet, voor zoover die in Engeland
nog noodig zijn.
De jeugdige Nederlandscha vertaalster is
bjj haren arbeid krachtig gesteund door
onzen bekenden landgenoot, Mr. J. A. Levy,
die het werkje m^t eev.e voorrede verrjjkte,
waarin bjj in krachtige taal de edele dryf-
veer, die beide vrouwen de pen in de hand
gaf, schetst. Beiden waren zjj vol deernis
voor het verwaarloos tkind, dat bij duizend
tallen gr vonden wordt, zoowel hier als elders,
maar dat in Engeland door de beschermende
hand dsr wet is bereikt.
Want, in het Vereenigde Koninkrijk be
staat reed* sinds een achttal jaren de
kinderwet, beter gezegd, de wet tot betere
bescherming van en voorkoming van wreed
heid tegen kinderen, en door deze wet ge
steund, heeft de particuliere liefdadigheid
hare vleugelen krach ig kunnen ontplooien.
In Engeland zjjn op dit gebied wonderen
gebeurdin Nederland staan we nog geheel
en al aan de voorpoort. Trouwens, ook
Frankrijk en België ziju ons reeds in het
maken eener wet ot tot het doen van eene
ernstige poging daartoe, voorgegaan.
Maai* hier, zegt ongeveer Mr. Levy in
het bedoelde voorwoord, in eenigszins bit
tere, maar niet overdreven taal, hier kan
een ontaard onderenpaar ongestoord en
naar hartelust zich aan.ziju kind vergrijpen,
wanneer het maar zorgt buiten de grens
der strafwet te bljjven. Hier kan een kinder
ziel in den grond bedorven, een kinderge
moed van wrevel vervuld, een kinderhart
stelselmatig tot boosheid worden opgeleid.
En de Staat laat Gods water over Gods akker
loopen, terwijl onze onverantwoordelijke
wetgeving iu zake van kinderbescherming
rechtstreeks onzedelijkheid kweekt.
Het is goed, dat voor zulke toestanden
onze oogen eens worden geopendmaar het
is beschamend, dat het geschieden moest
door de pen eener vreemde. Laat ons die
bittere pil slikken en eens zien, wat het
i hoekje der Engelsche schrjjfster ons legrt j aan den grond genageld van ontzetting. Ge
en te denken geeft. Inkkig slaagde men er weldra in, de dren-
Wij verwachten volstrekt ni»*t. nlie3 van
verderf in hun snellen val om zich heen
verspreidende, maar ook even snel vergeten,
als zij zelf.
Alleen wat zij gedaan hebben blijft in
herinnering. Zoo wordt ieder lid van de
groote metischenzee vergeten, alleen het
streven, het banen van wegen voor anderen,
verzekert zelfs den geringsten een cijfer in
de groote afrekening.
Op de hoogte van een duin staat een
klein meisje. De sierlijke bloote voetjes
vast in het zand gedrukt, het korte, grove
rokje om de heupen vastgebonden, zoodat
de wind het niet kan pakken, zoo ziet zjj
met de groote grjjze oogeu oplettend naar
de groene golven, die altijd op nieuw zich
verheffen en hun wit waterstof hoog in de
lucht doen springen. Enkele lokken wagen
het om onder den bonten doek, die haar
hoofd omgeeft, te voorscbjjn te komen, en
spelen om haar teeder gezichtje heen. Jui
chend roept zjj de meeuwen toe, die het
oogenblik van het ineenstorten der golven
zoo juist kennen, dat zij nog onder de reeds
overhangende schuimkroon doorzweven,
zonder er door te worden gepakt.
De golven worden lager reeds is de
Voet der duinen zichtbaar. Het meisje hurkt
neder, steekt haar rokje vast onder de
knieën, strjjkt het haar uit het gezicht en
zegt.: »Wie toch de golven kon tellen en
wist, hoe zij eigonlijk komen.
Zij ziet daarbjj naar een knaap om, die
niet ver van haar af op den buik ligt,
met de voeten in de lucht speelt, steunende
op de elleboogen en in de handholten zijn
nrmpiT^f Wol; «.sofcwn Hji rAiiuiijrf
de wet: geen volmaakte toestanden, g«»eu
waarachtig zedelijk volksbewustzijn. Maar
•lit uremfc toch ni-fc bat de Staat slechts
dan zijn plicht betracht, waaneer hij ruim
baan maakt voor da reddende hand van
particuliere personen en genootschappen, die
zedelijke verbetering beoogen en daardoor
ook medewerken tot vorhonging van stof
felijke welvaart. De w*t is een hulpmiddel
bij de opleiding van het volk tot hooger
standpunt en ook het hulpmiddel mag niet
ontbreken.
De Staat doet eerst dan zijn plicht, wan
neer hij dc verhouding der ouders tegenover
hunne kin leren op betere grondslagen
vestigt en op afdoende wijze waakt tegen
de schromelijke kinder ver waarloozing, die in
allerlei vormen hare jammeren «ver de
hedendaagselie miatechappjj uitstort.
Fï uiten land.
Zaterdagmorgen omstreeks 7Vs ui* heeft
te Tarbes in Frankrjjk een ernstige cata
strophe plaats gehad. De spoorbrug over de
Adour, die door de jongste overstroomingen
vernield werd, was sedert door de genie ge
heel vernieuwd volgens het systeem Marcille
en zou des morgens officieel worden beproefd.
Daartoe had men twee «ware locomotieven
voor drie met stanfljzer en hardsteen zwaar
beladen waggons gpspannen, teneinde te
constateeren', of de brug onder deze over
belasting »werkte«. Eenige ingenieurs van
de spoorwegmaatschappij en verscheidene
officieren en minderen der genie, alsmede
het noodige spoorwegpersoneel, woonden de
proefneming bij. Opmerking verdient het,
dat eenige trein-machinisten, die tot het ge
leiden van de locomotieven waren aange
wezen, geweigerd hadden, dezen dienst waar
te nemen, omdat zy de brug niet vertrouw
den. Te dezer zake had de maatschappij hen
gestraft mot 30 dagen schorsing. Achteraf
beschouwd mogen deze gestraften van geluk
spreken, want de brug »werkte« inderdaad
en wel zoodanig, dat zy, toen de trein hanr
passeerde, plotseling met alles wat er op
was, in de rivier plofte.
Een twintigtal personen geraakten te
water, ouder de machines en tusschen de
waggons. Het was een verschrikkelijk oogen
blik, en voordat meri er aan denken kon,
hulp te bieden, stonden de toeschouwers als
met zijne bruine oogen even opmerkzaam
in de zee, als het meisje, als ware hem
het spel der golven iets geheel onbekends.
»Waartoe?« herhaalt de gevraagde, hem
nadenkend aanziende. sNergens voor« zegt
zij dan, »moet men dan altijd weten waarom
men iets wil, en waartoe?*
De knaap w.rpt snel een blik naar haar.
>Ja natuurliik! vader zegt, men-moet
altijd weten, waarom men iets doet, anders
wordt het maar half gedaan. Evenzoo moet
men ook niet vragen, zonder
vlk wil het echter slechts zoo weten,*
valt de kleine hem ia de rede, en een plooi
tusschen hare wenkbrauwen toont aan, dat
zjjn tegenspraak haar niet bevalt.
De knaap lacht vroolijk.
»Dat is jui-t dom van u! niemand weet
vanwaar de golven komen.*
»Uw vader weet het wel!* roept het
meisje onthutst, »Hij zeide gisteren nog,
de golven hebben mij van daar, zij wees
met haar kleine, door lucht eu zon ge
bruinde hand naar het westen, waar het
groote land lag, hierheen gebracht,*
»Ja, het groote land ligt daar, en de
golven komen dikwijls van die zjjde naar
hiermaar gisteren nog kwamen zij van
de andere zijde, en waardoor zij ontstaan,
weet toch niemand.*
De kleine kijkt wel knorrig, maar kan
geen antwoord vinden. Zjj ziet naar de
lager wordende golven, die lange reien
zeewier aanspoelen, en eene nieuwe vraag
valt haar in.
»Als de golven eens geheel wegbljjven
kelingen inet inspanning van alle krachten
op hot droge te brengen, waarbij een af-
doeling geniesoldaten zich onderschei 1de
door ware- doodsverachting. Het bleek, dat
13 personen hetzjj door de instorting van
de brug, hetzjj door d-n val op en tusschen
het materieel waren gewond. Onder de ge
wonden bevinden zich twee ingenieurs der
Compagnie du Midi, eewLe officieren en
minderen der genie, een machinist en twee
stokers, Iu het hospitaal te Tarbes, waar
heen men de slachtoffers vervoerde, had men
het tot laat in den nacht rlmk mvt het af
zetten van ledematen en het verbinden en
zetten van gewonde eu gebroken lichaams-
deelen.
Men vermoedt, dat de ramp veroorzaakt
werd door de uitzetting van den bovenbouw
der 45 meter lange brug door de buiten
gewone zonnehitte der laatste dagen.
Kapitein Dehoey der genie, dio den ramp
zaligen tocht op een der machines mee
maakte, had vóór het onheil er op gewezen,
dat de belasting te groot was, zoodat bjj,
op alle eventualiteiten geprepareerd, bjj het
inzakken der brug in het diepe, snelstroo-
mende water sprong en zich redde, door
naar den oever te zwemmen.
Een telegram meldt, dat Andréi te Spits
bergen ia opgestegen. De Adelaar*, zoo
is de ballon gedoopt, zweeft in het hooge
Noorden rond, de Noordpool is het doel.
Het Berljjnsche blad de sLokal-Anzeigvr»
ontving van zjjn correspondent, die bjj de
opstijging tegenwoordig wr, een groot
telegram, waarin deze het volgende mede
deelt
Aan boord van de »Svensksund« klonk
plechtig een choraal ik zat in stille aan
dacht in mijn tent en luisterde. Nanweljjks
9ad de klok aan boord olf geslagen, toen
ik ginds een ongewone levendigheid be
merkte.
De groote roeiboot en de kleine stoom-
barkas werden bemand. Ik lurkende de
gestalte van Andrée. Ook zjjn reisgezellen,
de beide officieren en de kleine Frauschman
gingen aan land. Wat was dat? Wilde
Andrée heden, op Zondag, opstjjgen, bij
dezen sterken, stormachtiger: wind? Dat was
toch nauweljjks denkbaar. Zeker gold het
dus eeu soort alarmoering, een proef, om
te zien of alles goed klopte? Doch dat had
men ook gisteren wel kunnen doen. Waarom
nu juist op Zondag?
»En er geen zee meer was, meent gij
zeker?* antwoordt Hendrik.
»Geen zee!* Hare gewoonljjk groote ver
beeldingskracht, kan niet dadeljjk dat denk
beeld omvatten. »Geen zee dus ook geene
eilanden, geen visschen, misschien geen
meeuwen of strandloopers, zeker geene
schepen;* snel zegt zy triomfeerend
»Dan zoudt gij niet op zee kunnen gaan,
en moest hier bljjven.*
Hendrik lacht w<êr vrooljjk.
>Dan zou zeker alles geheel anders zjjn.
Dan waart gij ook niet aangedreven, en wjj
waren op het vaste land. Neen daar zou
ik niet van houden, ik wil op zee. Op
zee Al het wonderljjke zelf zien, waarvan
de oude zeelui de kinderen vertellen, en zoo
de zucht naar avonturen opwekken; de ge-
heele wereld zien.*
>Dan wil ik ook meegaan 1* roept de
kleine, die zich van dit aanlokkelijk voor
uitzicht niet wil laten uitsluiten, en zjj ziet
Hendrik met hare groote oogen, die naar
hare stemming nu eens helder dan weer
donker schjjnen, vast aan.
Meisjes gaan niet op zee,* antwoordde
hg koel en onderwjjzendü, haar beperkende
tot dit kleine stukje land, en voor zich de
geheele wereld behoudende.
»Niet alle meisjes, maar ik kan sturen en
zeilenreven, zoo goed als gjj, ik kan dus
ook op zee gaan.*
>Eu al verstondt gjj dat nog tienmaal
beter, dan ik, gjj behoort toch niet op zee.
Daar behooren slechts mannen, en meisjes
big ven tehuis. Als gjj geen vreemde waart,
zoudt jfij dat weten, maar gij zult toch nooit
Terwijl ik nog over de zaak nadacht,
zag ik, dat. verscheiden lieden aan het
bovenste deel van de voonsjjle «Ier hal
bezig waren. Plankeu werden naar beu-.den
geworpen, balken doorgezaard, schroeven
en klampen varwij lerd. Waarachtig, dat
werd ernst! Dat was geen groote repetitie,
want hot voorste deel der hal werdt niet
goo geoiakkelgk weer opgehouwd.
Ik ijlde naar de plaats en vernam, dat
Andréi heden wil le opstijgen. AHea was in
uiterste spanning en bedrijvigheid.
Aitdré zelf verscitsen juist bo/en op da
stellage en riep deu uianuen zjjn beveleu
toe door een scheepsroeper, wegens den
sterken storm, tljj en zjjn metgezellen
droegen reeds reiskleeren, hij zelf en Strind-
berg een donkerblauwe, Fraakel een grjjze
kleediag, met pelskraag. Iu het »Pikehouse«
wer len een paar kleine proef ballons gevuld,
welke dun opgelaten werden en juist de
gewenschte richting naar het Noorden
insloegen.
Met luid gekraak vielen de losgemaakte
deelen van den voorsten wand van de bal
naar buiten. Aan het strand waren man
schappen bezig de sleeptouwen in volla
lengte uit te leggen, opdat er geen kronkels
in kwamen.
In de hal zelf heerschte ds grootsto be-
drjj vigheid. Aan eiken hoek stond een man
om de bovenste touwen vast te houden.
Alles sloeg de handen aan het werk, zfllfs
de kommandant van het schip. Zakken
ballast werden iu eeu kleinen kring ge
hangen om den ballon op te heffen.
Toen de voorwand verwijderd was tot
op de beide middelste verdiepingen toe,
werd deze cirkel nog kleiner gemaakt,
Eindelijk zweelt de ballon een paar meter
boven den grond. Ik hielp Striadberg tot
het aanbrengen van duivenkorven; zjj
werden boven den gondel vastgemaakt,
waar ook het proviand ligt. De kok borg
zorgvuldig het eerste middageten, dat in de
lucht zou worden gebruikt, en Fiiinkel
bracht nog eenige flesschen bier voor on
middellijk gebruik mede. Het vastmaken
van don gondel liep vlot van stapel.
De overtollige zakken ballast werden
afgesneden, eenige medegenomen in den
gondel. Van de westzjjde vau den ballou
woei de Zweedsche vlag, daaronder een vlag
van witte zjjde, waarop een auker gebor
duurd is het zinrjjk geschenk eener
dame. Onmiddelljjk dwars onder den ballon
is een bamboestok vast gemaakt, die de
geheel bjj ons behooren.*
Hendrik gevoolt zich geheel man, en be
schouwt zijne genoote uit de hoogte.
»Ja, omdat ik niet bjj u behoor, behoef
ik ook niet te doen als andere meisjes. Maar
ik behoor hier, en bij u.«
Hendrik lachte wat onzeker bjj deze zon
derlinge logika, maar hjj ziet iets schuwer
naar haar, en zjjn toon is zachter, orcr-
redender, als hjj antwoordt:
»Dat zou in 't geheel niet gaan Sina,
niemand zou u willen medeuemen.*
»Dat zou ik eerst willen zien,* roept zjj
uit, en springt op, den wind, die reeds lang
mét haar rokje heeft gedarteld vrjj spel
latende. Snel bukt zjj zich om de plooien
weder bjjeen te krijgen, toen zjj een stoot
in den rug krjjgt, die haar van de stjjle
duin af doet tuimelen, tot dicht bjj het
water, waar een aanrollende golf haar een
kwal op den voet slingert. Verschrikt bo-
gint zjj te schreien en een hoonend lachen
antwoordt haar. Op een eiland leert men
snel, zonder lang bezinnen handelen. Sina
werpt geen blik meer op het glinsterende
water, zjj let niet op de sierlijke zwaluw,
die dicht bjj haar opstggt, zjj draait zich
ora, en beproeft de stjjle duin weer op te
klimmen. De roode lippen op elkander ge
drukt, de oogen op het steeds wij kende
zand gevestigd, maakt zij gebrnik van de
verstrooide halmen van de zandhaver om
zekerder vooruit te komen. Met moeite gaat
het opwaarts, en eindelgk weder boven aan
gekoman, loopt zjj naar Headrik, die op-
gt staan is, en haar kleine vuist valt met al
de kracht op béOi ?!«der. (Wordt vervolgd
JLm
21 JULI.
MN
Aan deze artikelen zal later eene beschouwing
worden vastgeknoopt, van het thans door de Regeering
ingediende wetsontwerp tot wijziging der bepalingen
omtrent de vaderlijke macht en de voogdij.
—i ii ii iWili
- Jjnmlt-jpml v>.]|pn_ vb i.tuüm
(f) Wij verwijzea hier naar de studie van Wattel,
getiteld «Kinderbescherming", waarvan dezer dagen een
tweede druk het licht ziet bij den uitgever Koezijnse te
Utrecht.
Wordt vervolgd.