Land van
en Attena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Het kind van den haat.
Privaatbezit-
FEUILLETON.
M 1704.
ZATERDAG 18 JUNI
UNQ van altena-
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
1898.
VOOR
1
Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00.
Franco per post zonder prjjsvexhooging. Afsonderljjke
nummers 5 cent.
II.
In cm vorig artikel (zie ons nommer vt.n
21 Mei) hebben wjj de noodzakelijkheid be
toogd van de tegenwoordig door velen aan
gevallen maatschappelijke instellingen van
bezit en eigendom, de noodzakelijkheid van
werkgevers en kapitalisten. Wjj beloofden
toen tevens nog nader te wjjzen op de wezen
lijke bezwaren, die tegen het onbeperkte
recht op en de onbeperkte beschikking over
het kapitaal kunnen worden aangevoerd,
om dan tevens de richting aan te geven,
waarin de wetgever zich op dit gebied be
hoort te bewegen.
Dat het recht van den mensch op wat
hjj door eerljjke middelen in zjjn macht heeft,
als bezitrecht cf recht van eigendom moet
worden erkend, wil men aan het maatschap
pelijk raderwerk niet zijn beste drijfveerer
ontnemeD, dit merkten wij reeds op. Maar
het spreekt van zelf, dat het geregeld en
beperkt moet worden tevens.
Dit is tronwens ook geschied en overal
in de wetten vinden wjj daarvan sporen.
Maar in dit opzicht is de wetgever toch niet
ver genoeg gegaan. De wetgever heeft te
veel!! over het hoofd gezien, dat opeenboo-
ping van kapitalen en bezittingen in dezelfde
hand in den regel tengevolge heeft, dat die
bezittingen slechts voor een klein deel worden
aangewend tot verhooging van de maat
schappelijke voortbrenging. Het grootste be
zit kan tevreden zjjn met een zeer matige
rente. Eene zekere belegging is hoofdzaak
en voldoende voor hem, die zich geen inspan
ning behoeft te troosten om zich zeer ruim
te bewegen. Het behoud van het kapitaal
k8n zjjn hoofddoel wezeD. Zjjn belang brengt
niet mede ondernemingen van handel en
nijverheid met gtldeljjke krachten en steunen.
Het deert hem niets, al liggen gansche stre
ken, die bjj zjjn eigendom kan noemen,
woest en waardeloos daar. In den regel gaan
die uitgestrekte bezittingen van het eene
geslacht in het andere over; het kapitaal
neemt vaak voortdurend in omvang toe en
zoo ontstaan die zoogenaamde groote for
tuinen, die, waren ze in eene menigte kleinere
gesplitst, door doelmatige aanwending veel
meer aan de algemeene welvaart zouden
toe! lengen.
Gedurende het leven iemand te beletten
zijne bezittingen af te staan of te nood
zaken zich tot een zeker bedrag te beperken,
Een verhaal nit Oost-Friesland,
van Emmy yon Dinckiage.
(9
Marianne behoorde tot die menschen, die
het dreigen van gevaar, hun meed en
Btrjjdlust steeds voelen aanwakkeren. »Ik
ben niet gewoon, het gevaar te ontloopen,
mijnheer! Als het tcch eenmaal zoo zijn
moet, dan maar met open oogen den gapen
den afgrond ingesprongen!»
»Oho!« zeide de ander, de laatste let
tergreep lang uithalend. »Je bent dus niet
gewoon, om weg te loopen Maar stel je
eens voor, dat je waart opgesloten in eene
kleine ruimte, tusschen vier zwartberookte
muren, terwjjl noch het licht der zon, noch
dat van een bemind gelaat, ooit tot je kon
doordringen, om je op te vroolijken en te
verwarmen Altjja, altijd alleen en zonder
trocst, altijd ledig, terwijl het verlangen, om
je moed in daden te openbaren, je het bloed
door de aderen deed bruiseD en je de wereld
wel nit hare voegen zoudt willen rukken
zou je dan ook niet wegloopen, als je er
kans loe zaagt?*
»In de gevangenis zal ik wel nooit
komen,antwoordde ze koel, on ier het rui-
schen en bruischen van den regen door.
iMoorden en stelen doe ik zeker niet!«
»Ha, ka!« lachte de ander, »zie ik er
dan soms uit als een moordenaar of slruik-
roover? Maar er is nog iets ergers dan dat,
i« niet alleen moeilijk uitvoerbaar, maar
bovendien onverstandig. Men zou daardoor
ook hem treffen, die werkelijk zich zjjn
roepiDg als kapitalist bewust is, en zoo goed
mogeljjk tracht met h4 zijne te woekeren
ten algemeenen nutte. Over het algemeen
zouden de grootste bezitters zich nog minder
moeite geven en, gedreven door een zeer
verklaarbare menscbeljjke zucht, slechts be
dacht zijn op geheime vermeerdering van
goed of op behoud van het eenmaal ver
worvene.
An Iers wordt het, waar het menschelijk
bestaan eindigt. Een eigendomsrecht, dat
zich ver over het graf uitstrekt en van geen
belemmering weet, is niet met gezonde be
ginselen van maatschappelijke huishouding
overeen te brengen. En toch is het een feit,
dat uitgestrekte nalatenschappen soms door
zeer vtrre bloedverwanten worden verkregen
en dat men ze meestal bij testament aan
zulke verwijderde bloedverwanten en zelfs
aan vreemden kan vermakenvreemden,
die er nimmer een hand voor hebban ver
zet en die er, zonder dit wetteljjk verlof,
waarvan de erfgenaam te hunnen voordeele
gebruik maakt, evenveel recht op zouden
hebben als ieder ander.
Waar nauwe banden van bloedverwant
schap aanwezig zjjn, is het erfrecht eene
natunrljjke, zeer goed te verdedigen in
stelling. Wij zouden zelfs een stap verder
willen gaan dan onze wet, en aan den
echtgenoot van een overledene erfrecht
willen toekennen. Thans bestaat dit erfrecht
niet zonder uitdrukkelijke beschikking bij
testament.
Het erfrecht door verre bloedverwanten
en door vreemden uitgeoefend, is echter
minder goed verdedigbaar, en daarom moet
men er zich over verwonderen, dat nimmer
eene poging is gedaan om aan den Staat,
dat wil dus zeggen aan de gemeenschap,
althans een deel der nalatenschap te ver
zekeren, waarvooreen volstrekte beschikking
na den dood of de verkrjjging eener na
latenschap op grond van verwantschap,
geen redelijke aanleiding meer bestaat.
Waar het ouders betreft, in betrekking
tot hunne kinderen, of omgekeerd, of broe-
iers en zusters, daar is het erfrecht na-
tuurljjk. In den regel zal het overeenstemmen
met den wil van den erflater, die, als er
geen wettelijk erfrecht bestond of geen
bevoegdheid om bij testament te beschikken,
toch wel andere wegen zou zoeken en
■mmmnmcs.
iets veel ergers en daarvoor is geen pardon
te krjjgen
Mariane, die in het hol rechtop kon staan,
naderde den uitgang, als op het punt, om
bij de minste aanleiding, de vlucht te nemen,
terwjjl ze onderwijl over haar schouder den
spreker onrustig vragend aanzag.
»Hoor mjj aan riep deze met zijne buig
zame, welluidende stem. »Ik zweer je, dat
deze hand nog geen mensch een haar heeft
gekromd, dat deze lippen nog nooit opzet-
teljjk een van mjjne naasten beleedigden! O
mijn God, ik heb immers de menschen lief
en vooral het arme volk, dat zjjD bestaan in
kommer en ellende moet voortsleepen. O,
mjjn leven zou ik er aan will n wijden, om
hun last wat te verlichten, hen te ontwik
kelen en vrij ie makenMaar toen ik het
beproefde, kwam ik in opstand tegen de
regeering en moest mjjne hand opheffen
tegen hare dienaren. Daarom zetten ze mjj
achter slot en ik ontvluchtte, om hier in
dit hunebed, zonder vrienden, zonder geld
en zonder brood, maar toch in vrjjheid en
te midden van Gods heerljjke natuur, te
sterven 1 Had ik iets na te laten, dan zou
ik je tot de uitvoerster van mijn testament
benoemen, maar geluksig behoef ik geen
ballast uit te werpen, vóór ik de reis naar
de andere wereld aanneem!*
Marianne ging weer zitten, sloeg de armen
om hare knieën en zeide een oogen blik later
»Ik geloof' u!«
*Ik dank je, goed kind! Wel beschouwd,
kan toch de eene mensch uen anderen niets
zeggen, wat meer vereerend en aangenamer
is om te hooren, dan: Ik geloof u! Hjj,
wien we geloof schenken, is in zekeren zin
Advertentiën van 1—6 regels 50 et. Elke regel
meer 7l/t ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentien worden tot Dinsdag- an Vrjjdagsvond
ingewacht.
vinden om zorg te draden, dat de vruchten
van zjjn ijver en spaarzaamheid aan hen
ten goede kwamen.
Bjj een verderen graad van bloed ver
wantschap zou daarvoor minder gevaar
bestaan, en wanneer de erflater over zijne
nalatenschap beschikt, is dit dikwjjD een
gevolg van de omstandigheid, dat hij van
zjjn recht een gebruik wenscht te maken,
dat hem zoo billijk en zoo nuttig mogeljjk
voorkomt. Hjj heeft het recht nu eenmaal.
Men zm dan ook alle vrjjheid niet aan
banden behoeven te leggenmaar zeker is
het, dat de invoering van een Staatserfrecht
zeer goed te verdedigen is. Men zou b.v.
kunnen beginnen met de vererving tusschen
oom en neef to beperken, en die beperking
dan moeten uitbreiden ten aanzien van
verdere bloedverwanten en van vreemden.
In zeker opzicht wordt ditzelfde thans
bereikt door de ons bekende successiebelas
ting. Maar, eens belasting is altijd slechts
een geldelijke heffing. De Staat verkrjjgt
daardoor niet een deel van de nagelaten
goederen zei ven en neemt ook te weinig.
Dit geldt vooral de groote landelijke be
zittingen, die soms, door de werking van
het erfrecht ten behoeve van verre bloed
verwanten, telkens in een nieuw geslacht
komen en voortdurend bjj elkaar worden
gehouden, terwjjl er voor de algemeene
welvaart niet dat nuttig gebruik van wordt
gemaakt, dat men redeljjkerwjjze zou mogen
verwachten. Het recht om zjjne bezittingen
niet te gebruiken, heeft in dit geval wel
eens zeer donkere schaduwzjjden, en me
nige schaduwzjjde, menige bron van on
tevredenheid zon kunnen weggenomen
worden, door den Staat, als vertegenwoor
diger van het algemeen, in de door ons
bedoelde gevallen als mede-erfgenaam of
als eenig erfgenaam te laten optreden. Zoo
zonden die uitgestrekte bezittingen minder
aan de algemeene voortbrengende kracht
worden onttrokken en zou de Staat in
menig opzicht krachtiger dan tot dusver in
het algemeen belang kunnen optreden, door
gepaste maatregelen in het belang der volks
welvaart.
Ikiitenland.
Een Fransche maatschappjj heeft, naar
»La Flandre Libérale* bericht, aan de
Fransche, de Belgische en de Nederlandsche
regeering vergunning gevraagd voor een
electrischen trekvaartdienst langs de kanalen
reeds ons tweede ikZoo heb ik dus voor
mijn dood, toch ook nog iets goeds mogen
ondervinden
Met de bruine oogen wjjd geopend, hoorde
Marianne dat alles aan en knikte met het
hoofd, om te kennen te geven, dat ze hem
begreep. Toen hij had uitgesproken, vroeg
zjj met belangstelling: »Komt gjj van ver?*
»Ja, van zeer ver. Ik moest bij nacht
langs de minst bezochte wegen vooruit zien
te komen en zoo ging er veel kostbare tijd
verloren. Mijn plan was, om te zien, of ik
in Leer of Emden op een schip zou kunnen
komen, maar ik heb zelfs geea geld meer,
om mij andere kleederen aan te schaffen,
laat staan om de reis te bekostigen. Mijn
signalement zal bovendien nu wel overal
o
verspreid zjjn. Je begrijpt, dat ik het niet
prettig zou vinden, weer naar mijne ge
vangenis teruggevoerd te wordenHoe heet
je toch?*
»Marianne
»Als de regen heeft opgehouden en je mjj
verlaat, Marianne, heb ik nog maar één
verzoek aan je! Vergeet, dat je mij hier ge
vonden hebt. Ik echter zal aan je lief gelaat
denken, als dat gebeurt wat nu eenmaal
gebeuren moet, en deze herinnering zal mij
in die moeilijke ure tot troost zjjn
>Maar waarom moet het volstrekt daar
toe komen?* wilde ze weten.
»Zonderlinge vraag Zeide ik dan niet,
dat ik van allen verlaten ben?*
»Zit ik hier dan niet bjj u?«
»Jg?«
»Ja!«
Hg stond voor haar en vatte met bevende
handen de hare. »Meisje, schoon, wonder
en vaarten iu die landen, van den Rijn,
door België' en Oo3t-Frankrjjk heen, naar
Marseille.
In Frankrijk is het zeldzaam geval voor
gekomen dat een advocaat en een deur
waarder tot gevangenisstraf zjjn veroordeeld,
wegens oplichting. Zjj hadden vernomen dat
aan een dame een erfd el van 500.000 frs.
was opgekomen en haar toen diets gemaakt,
dat het de uiterste raosite zon kosten haar
in het bezit daarvan te stellen. Zij boden
haar hun diensten aan tegen vergoeding
van 5 pCt. De dame stemde hierin toe en
ontving spoedig daarna uit hun handen
475.000 frs., na aftrek van de bedongen
25.000 frs. Weldra vernam zjj echter, dat
er geen enkele moeieljjkheil was geweest,
dat de diensten der tusschen personen alleen
hierin hadden bestaan, dat zij op hare pro
curatie het geld van den notaris hadden
geïnd en het daarna haar hadden uitbetaald
met 5 pCt. aftrek.
De rechtbank van Bethune zag daarin
strafbare oplichting en veroordeelde den
deurwaarder tot 1 jaar, den advocaat tot
8 maanden gevangenisstraf. In hooger be
roep werd dit vonnis alleen in zooverre
gewijzigd, dat voor elk de straf met 4
maanden werd verminderd.
Toen Maandagavond een trein uit Mau-
beuge het station St. Dénis binnenreed,
sprong een man uit een wagon 2e klusse,
raanr kwam daarbij zoo ongelukkig terecht,
dat hjj vrjj ernstig aan hoofd en rechterarm
gewond werd. Toch wilde hg nog wegloopen,
maar enkele meters verder zakte hjj in
elkaar. Eenige beambten snelden toe en
brachten den gewonde, dien zij voor een
zelfmoordenaar hielden, in de wachtkamer,
waar hem hulp werd verleend. Inmiddels
reed de trein door naar Parjjs, waar een
der reizigers ontdekte dat hem zjjne porte
feuille met 1000 francs ontstolen was. Ter
stond deed hjj aangifte bjj de politie, daarbjj
het vermoeden uitsprekende dat de persoon
die te St. Dénis uit den trein sprong de
dief was. Een terstond ingesteld onderzoek
bevestigde niet alleen dit vermoeden, maar
ook vond men in de zakken van den ge
wonde nog twee portemonnaies, de eene
met 225, de andere met 19 francs, benevens
eenige papieren. De gewonde bleek een
gevaarljjke beroepsdief te zjjn.
De anarchist Etièvant, die in den nacht
baar meisje, het schjjnt, dat je iets onmo
gelijks belooft en toch, ik moet je gelooven,
ja Marianne, ik geloof je, zooals ik dit alleen
mjjne moeder kan doen
>01* zeide zjj en zocht hare handen
zachtjes terug te trekken.
»Laat ze mjj,« zeide hjj smeekend, »opdat
ik weet, dat het geen droom is, opdat ik
kan hopen, dat ik gered zal worden, mag
hopen, dat dat
Hjj zag haar diep in de oogen en zgne
handen spraken het uit, terwjjl zij de hare
inniger omklemden.
»Mjjnheer gjj moet mij zeggen*
stamelde het jonge meisja in verwarring.
»Noem mjj Robert, zeg het mij na
Robert
»Robert!« ruischte het liefeljjk van hare
lippen.
»Nu moest je mjj hier rustig laten ster
ven!* riep hg hartstochtelijk. »Het moet
heerlijk zijn, zoo in 't bewustzjjn van het
reinste geluk, dit leven te verlaten!*
»En ik dan?* zeide ze verwjjtend.
»Je hebt gelijk goed, kostelijk, jij zult
mg redden maar hoe leg je dat wel aan
»Zoodra het donker wordt, steken wjj de
heide over, wjj hebben ongeveer een paar
uur ie loopen.*
Jij en ik?«
»Ja het overige moet gjj moet jjj
maar afwachten.*
»Het overige moet ik afwachten! Uit
stekend
»En hier is een wittebrood en eene flesch
wjjn, ik had het aan eene zieke willen
brengen, maar het zou haar het leven toch
niet meer kannen verlengen!*
van 29 JaBuari 11. bij oen aanval op een
politiepost één der agenten vermoord le en
eenige anderen verwondde, is door het hof
van as uses der Seine ter doo l veroordeeld.
Bjj het proces hebben zich geen and-re
incidenten voorgedaan, dan die voortvloeiden
nit de debatten. Toen de president aan
Etièvant, vroeg hoe hjj heette, antwoordde
deze niet; de rechter zei toen:
Gij heet Etièvant. Waaroo de beschul
digde antwoord le:
Als gjj het wee\ waarom vraagt gij het
mij dan?
Dat is de wet, zeide de rechter.
Als de wet een comedie is, speel hem
dan alleen, ik doe er niet aan mee, ant
woordde de beklaagde en zoo ging het ge
durende het geheele proces. Op de beschul
diging, dat bjj zou gedreigd hebben, zich
op den rechter van instructie, Bertulus, te
wreken, indien het mogeljjk ware geweest,
antwoordde hjj, dat zijn wraak niet de
politie of den rechter zou gelden, doch de
maatschappjj. De verdediger van den be
klaagde, Le Baron, pleitte in zwarte jas,
daar hjj bjj geen balie is ingeschreven. Men
merkte in de zaal talrjjke anarchisten op,
ook Sebastien Faure was tegenwoordig.
Toen het doodvonnis over hem werd uit
gesproken, riep de beklaagde:
Ik geef er niets om.
Een rechercheur arresteerde iemand, die
den lof van Etièvant verkondigde.
De »N. R. Ct.« schrjjft verder nog:
Met den president van het assisenhof
trad hjj, gedurende het verhoor, waarop hij
overigens weigerde te antwoorden, telkens
in discussie over het recht van wetten te
maken, dat hjj aan niemand toekende. Zjjn
aanslag op de agenten was wraak voor een
vervolging, tegen hem ingesteld wegens een
artikel dat hg in een anarchistenblad ge
schreven had. Had men hem met rust ge
laten, zoo zeide hij, dan zou hij ook niemand
kwaad gedaan hebben. Het woord, dat hg
voor zjjn veroordeeling tot de jury richtte,
toont aan hoezeer zjjn geest door een idéé
fixe vastgehouden wordt. Hij behoort tot
dat slag misdadigers, die de maatschappjj
tot zelfverdediging gedwongen is onscha
delijk te maken; maar wier vasthouden aan
een denkbeeld en wier onverschrokken in
den dood gaan iets tragisch heeft, dat hen
daarom juist te gevaarljjker maakt. »Gjj
hebt, mjjnheer de advocaat-generaal zeide
Etièvant aangetoond dat ik de agenten
a cnaawma'^iaaBgaBEwrinriiTiWMiiéiKMJBiaHBiiBWMMMMKiii Hi II M 111 IIII
»Je bent een verrukkeljjk wezen!
Maar als je uren ver met mg over de heide
loopt* hij was reeds bezig zich met
wellust aan bet brood en den wjjn te goed
te doen »als deze hemelsche nachtwan
deling je buitenshuis houdt, zullen je oud«rs
zich dan niet ongerust maken
»Ik heb niemand
»Je hadt niemand nu heb je mij
Hg kuste haar en trok haar hoofd op zjjn
schouder.
»Vertel mjj van je leven!* smeekte bjj,
toen hjj met eten gedaan had.
En zjj vertelde van hare ouders en de zee,
van Tobbis en Katrien maar van Brinkhof
repte zjj geen enkel woord. Daarna kwam
de beurt der mededeelingen aan hem. Hjj
was onder gelukkige omstandigheden opge
groeid, maar zjjn vader was bankroet gegaan
en spoedig daarop gestorven. Uiterst be
krompen hal hjj daarna met moeder en
zuster moeten leven. De vrouwen hadden
steeds gehoopt, dat bjj na volbrachte studiën
eene goede betrekking zou krjjgen om haar
dan op zjjne beurt te ondersteunen. Zjjne
studiën waren bjjna ten einde gebracht,
toen Robert, die lid was van eene woelige
politieke studenten-club, zich liet verleiden
tot woorden en daden, die niet alleen zjjne
plannen voor de toekomst voorgoed in
duigen deden vallen, maar hem zelfs eene
gevangenisstraf op den hals haalden.
Marianne begreep wel niet alles, maar
toch genoeg, om te weten, dat het noodig
was, om de uiterste behoedzaamheid in acht
te nemen.
Wordt vervolgd.