Ilet Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Itominelertvaard. M 2040. FEUILLETON. De al te gelukkigen. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. ZATERDAG 7 SEPT. 1901. V erdraagzaamheid. 11 UW VAN ALTEN^- VOOB Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per poat zonder prjjsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën ran 1C regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond ingewacht. Reeds in lang geleden tjjden wus ver draagzaamheid een der gunstige eigenschap pen van de bewoners dezer landen. Wjj lezen in de geschiedenis onzes vaderlands herbaaldelpk, dat da ingezetenen elkander op het pant van godsdienst zonden verdragen. Vooral tjjdens den tachtig jarigen worstel strijd tegen het machtige Spanje vinden we hiervan melding gemaakt. De invloed van Prins Willem I, den grooten zwjjger, viel hier niet te miskennen. Verdraagzaamheid maakt het zout des levens uit. Zonder haar ontstaat misnoegen, ontevredenheid, tweedracht, haat, nijd, ver wijdering, twist, zonder haar verkrijgt men de trenrigste tafereelen. Stel n eens voor een huisgezin, welks leden fikander niet kunnen verdragen. De hoofden des gezins de ouders maken elkaar telkens en telkens aanmerkingen op deze of gene handelwijze. Die aanmerkingen zijn, zooals van zelf spreekt, niet van de liefelijkste soort, maar dikwjjls row en onbeholpen. »Wie kaatst, moet den bal verwachten,* zegt het spreek woord en zoo is het ook hier. Wie op- en aanmerkingen maakt, kan ze gewoonlijk ook terug verwachten, het eene woord lokt het andere nit en zoo ontstaat er aanleiding tot allerlei haiseljjke twisten en krakeelan. Het genoegen, dat anders gesmaakt wordt, is nu voor goed verbannen. En ook na afloop van den twist is de wederzjjdsche verhouding alles behalve aangenaamdo na weeën toch bljjven niet nit. Eigen haard is goud waard,* zegt men. Volkomen waar, mits de noodige verdraagzaamheid en liefde niet ontbreken. Want, zoo vragen wjj, wat zal onder meer het gevolg zjjH van een toe stand, zooals we dien daar zoo even schetsten? Dit, dat de haiseljjke haard zjjn heiligheid verliest en in plaats van opgezocht vermeden wordt, ook wanneer daartoe piet de minste aanleiding bestaat. De vrouw des huizes is uit dfn aard der zaak meer aan het. huis gebonden ter verrichting van noodzakelijke werkzaamheden, de verpleging en verzorging der kinderen, enz. Zjj zal dns niet zoo licht suitbuizig* worden. Des te grooter gevaar bestaat er echter, dat de man dit worden zal. Hjj mag nu en dan eens zjjn toevlucht zoeken bjj vrienden en kennissen, niet zelden echter zal hjj d# kroeg binnengaan, hier een gedeelte van zjjn zuur verdiend week loon achterlaten en naar lichaam en ziel achteruitgaan. Indien hjj geen dronkaard (386 v. Chr.) van PETER NI AR I AG ER, door W. F. P. ENKLAAR. 3) Met het kleinere vaartuig bad het tegen deel plaats. De afstand tnsschen beide vaar tuigen werd steeds kleiner en spoedig kon men er niet meer aan twjjfelen of het doel van het scheepje was 't Attische schip te naderen, 't Duurde ook niet lang of men kon htt witte schuim, dat den voorsteven van den Myopar omspoelde, als een bewjjs van de snelheid waarmede zjj zich bewoog, zienspoedig daarop zag men ook dat zjj stfrk bemand was en alle roeiers aan het werk waren eD met elk oogenblik scheen het in grootte toe te nemen. Plotseling riep een der Lydische kooplie den nit: Na is het met ons gedaan! Het is het roofschip van Thyamis! Reeds een maal werd ik door hem geplunderd en heb ik ternauwernood mjjn leven gered 1 Bfl deze woorden ontstond er eene alge meens verslagenheid en verwarring aan boord. Eenigen bedekten hnn aangezicht om zoo den dood af te wachtenanderen bra ken in lnide jammerklachten nit en wron gen de handennog anderen verborgen zich wordt, raag men waarljjk van geluk spreken. De financieele toestand in het onderhavige gezin wordt hoe langer hoe ongunstiger. En vraag nu eens, welk voorbeeld aan de kinderen gegeven wordt. Wat moet er van de opvoeïing komen van het kroost, in de g°geven omstandigheden? Het gegeven voorbeeld, de jjseljjke hui selijke tafer8elen werken hoogst demorali- seerend op de kinderen en het einde der zaak zal zijn, dat deze al licht in de vol gende tjjdperken hans levens op een dwaal spoor geraken bjj gemis van eene goede opvoeding, bjj gemis aan goede indrukken. De deuren der gevangenis zullen misschien eenmaal voor hen geopend worden. Ver warring, ellende, armoede, demoralisatie en nog veel meer zjjn de gevolgen van onver draagzaamheid, eene ondeugd, die terecht met zwarte letters mag worden geschilderd. Zooals het in het huisgezin gaat in het klein, zoo gaat het in het groote huisgezin, de maatschappij, in het groot. Bjj gemis aan de noodige verdraagzaam heid tusschen verschillende individuen, tns- schen verschillende standen der samenleving, gepaard met gebrek aan bezadigdheid en waardeering van anderen ontstaan eindsljjk botsingen, die allerellendigste gevolgen na zich bannen sleepen. Zonder verdraagzaam heid geen vrede, geen bevrediging. De tjj- den, die we thans beleven, ze zjjn ernstig. Steeds wordt door regeering, door overheid van stad en land, als bewjjs van edele ver draagzaamheid en menschenmin, gezocht naar middelen om het lot van den natuur genoot te verbeteren. De vraag, de groote vraag naar werk, beheerscht thans alle an dere vragen. Er wordt jjverig gezocht naar afdoende middelen, die de ellende door wer keloosheid teweeggebracht, kan wegnemen. En dit is goed, 'fc is noodig, 't is nood zakelijk. Want van elders, vooral ook uit het buitenland komen onrustbarende tijdin gen tot ons van ijverzucht, van geweld, van omwenteling. Wij allen zijn van ééaen bloede. Wjj altan zjjn burgers van den zelfden staat. Wjj allen hebben oen levens doel, een levenstaak. Geen verwijdering dus, geen verdachtmaking, geen geweld, maar toenadering, verzoening, verdraagzaamheid moet de spil zjjn, waarom alles draait. Wjj allen zjjn leden van één groot gezin, door gemeenschappelijke banden veraenigd. Ver- draagzaamheid in 't gezin, in school, in kerk en maatschappij zjj bovenal de dier bare leuz zjj is toch een onmisbaar ele ment onzer samenleving. w* eischten, dat de boot in het water zon ge- lateD worden, om zich door de vlucht te redden en een paar jonge slaven liepen ra deloos heen en weer bjj de gedachte mis schien hun leven te zullen verliezen, dat tocb waarljjk niet veel waarde had. De Myopar was intnssch ra vlak achter het schip gekomen. Glancus troostte zjjne vrouw met eenige geruststellende woorden en bracht haar mei Callias in de tent. Daarop ging hjj naar den achtersteven van het schip, riep de rei zigers en de zeelieden tót zich en zeide Vrienden, als wjj die ellendelingen niet terug kunnen slaan, zullen velen van obs het leven erbjj inschieten. Maar wjj zjjn talrjjk genoeg, om ons zAf en het schip te reddeD. Hier staan we met dertien vrjje mannen, veertien roeiers en vier slaven van nog, terwjjl de vreemde kooplieden nog tien slaven bjj zich hebben. Daar de Myopar geen boot bezit, kannen wjj slechts van één kaut aangevallen worden. Twintig dappere mannen zijn wel in staat dien aanval af te slaan en wjj zjjn met meer dan veertig. Wapenen knnt gjj bjj den stuurman beko men, want, hoewei ik nooit te voren op een zeeroover stiet, was ik toch wel op zulk een aanval voorbereid. Als wg hein verjagen, schenk ik mjjne slaven de vrijheid en elk der zeelieden een rgke belooning. Vecht daarom dapper I en de overwinning is aan onsl Wjj ■Arjjien immers als nit een vesting, van een hooger gelegene plaats, dat is evenzeer in ons voordeel. m Hnitenland. Uit Berljjn wo«"dt gemeld d.d. 4 Sept.: Ih een eenvoudig tweespan, slechts met. een bedipnde op den bok, terwjjl met hem in het rjjtuig zaten de nienwe Chineesche gezant en de Pruisische generaal-majoor v. Höpfener, ond-commandant der Dnitsche troepen in China zoo reed vanmiddag de vboeteprins* Tsjoen uit de oranjerie van het koninkljjke paleis, door het gebeele park van Sanssouci naar het nienwe paleis, in welks troonzaal keizer Wilhelm, dpor zjjn geheelen hofstaat omgeven, den Chineeschen prins afwachtte. Achter Tsjoan's equipage hotsten in hnnrrjjtuigen de leden van zijn gevolgzjj moesten in de vestibule van het paleis blijven wachten, want prins Tsjoen alleen werd in het inwendige van het paleis toegelaten. Opzetteljjk liet men hem door een lange reeks van vertrekken wandelen, vol soldaten van de wacht, en waar officieren van hoo- gen rang en waardigheidsbekleders ten hove niet de minste notitie namen van den voorbjjgaanden prins: voor 't oogenblik was dat gele Chineesche jongetje hoegenaamd niets voor hen. In de troonzaal zat keizer Wilhelm, volgens d» beschrjjving van oog getuigen, somber en statig op zjjn gouden en purperen troon; hjj was grkleed in de witte knrassiers-nniform, waarop rouwfloers bevestigd was; op zjjn hoofd rustte de stalen helm en in zijn vuist klemde hjj een glinsteren den maarschalksstaf. Zoo ontving hjj met van toorn fonke lende oogen het bedeesd nader tredende Chineesche prinsje, dat begon te spreken over de opdracht van zjjn broederlijken gebieder, den Keizer van China, die in zijn oprechten spjjt over het gebeurde en hoe zeer hjj in den volsten zin des woords er geenerlei deel aan gehad had. overeenkom stig het duizenden jaren oude gebruik de schuil daarvoor op zjjn eigen heiligen per soon nam, enz. Vervolgens overhandigde de prins den op gele zjjde geschilderden brief van den Keizer van China. Keizer Wilhelm bleef zitten, terwjjl de Chineesche prins zjjs toespraak hield en den brief overhandigde, en evenzoo, op zjjn troon zittend, antwoordde bjj, met groote stem verheffing, dat in het zenden van een boet gezant alléé i geen behoorlijke voldoening laghet zou van de toekomstige houding van den Keizer van China en diens regee ring afhangen, van welken aard de betrek kingen tusschen de beide natiën voortaan zou 1 en zjjn. vastberaden. Wjj zullen hen wel zóó ont vangen, dat zjj het nooit weer wageD een Attisch schip aan te vallen. De zeelieden zwegen evenwel en toen de stuurman de wapenen uitdeel le, bemerkte hjj, dat eenigen van hen aarzelden ze aan te nemen. Een der roeiers had hen bevreesd gemaakt. Weest geen dwazen I bad bjj gezegd, werpt hjjtjjds de wapenen in zee. Zjj, die door de roovers gewapend worden gevan gen genomen, worden oogenblikkeljjk afge maakt. De schemering was ingovallen. De gloei ende kleureH aan den hemel waren verbleekt, de zwarte onweerswolk was hooger gedre ven en de zee breidde zich als een vlakte van lood daaronder uit. De Myopar gleed op eenigen afstand langs het schip heen en met, steeds kleinere bogeD, alsof het zjjn overmacht wilde toouen, voer zjj rondom het schip, zoodat het scheen dat de groote Samene door het kleine scheepj e belegerd werd. Daar vlamden op eenmaal twintig fakkels van pgnboomenhout aan boord van de My opar, en bjj dat schjjusel zag men het vaar tuig wemelen van donkere en dreigende ge stalten, die blanke wapenen in de handen hielden. Het licht der fakkels deed ze ver ontrustend fonk&len, zoodat de Egyptenaar zrade Ziet gjj die wapeDen? Zjj snjjden reeds in de oogen, nog vóór ze in het vleesch snjjden. De prins was onder het maken van bui gingen de troonzaal binnengekomen, en eerst toen da Keizer hem met een trofsch gebaar wenkte, was bjj den troon genaderd. Weder wenkte de Keizer, en nu verliet de prins ruggelings en met herhaalde buigingen de zaal, waar de Keizer troonde. Daarmede was de boete volbracht, en op slag werd nu de prins heel anders be handeld. In de voorvertrekken presenteerden de wachthebbende soldaten het geweer, en al de hovelingen bogen zich diep voor een bloed-eigen broer van den Keizer van China De regiraentsmnziek weerklonk, toen de prins bet paleis verliet, en een heel eska dron roode huzaren van de keizerljjke garde vloog naar bet rjjtuig toe om als eerewaebt te dienen bjj den terugrit van den prins naar de oranjerie. In den loop van den namiddag bracht de Keizer een bezoek aan den jongen prins en maakte een tochtje met hem over de meren van de Havel. Morgen zal de prins aan de Keizerin voorgesteld worden en bjj de keizerlijke familie bljjven lunchen. Tsjoen zelf bad d» beleefdheid gehad, rieds voor zijn boetetocht, met zjjn heele gevolg een bedevaart te ondernemen naar het mauso leum in de Friedrichskerk te Potsdam, om daar op de graftomben van 's Keizers ouders twee kransen neer te leggen. Kenschetsend voor de decoratieve ver- tning van vandaag was 't dat, geheel en de gewoonte, de schelpenzaal in het nienwe paleis als troonzaal ingericht was, een zaal waar zelfs bjj dag kunstlicht ont stoken wordt, maar die er dan ook sprook jesachtig vreemd uitziet met hare nit schel pen, koralen, kwartz, enz. bestaande wanden en zoldering, waar draken, slangen on andere gedrochten spookachtig hangen. In deze Oostersch fantastische omgeving stond de troon, waaromheen, als levende stoffee ring pronkten alle aanwezige prinsen, alle ministers en afdeelingschefs, alle generaals en regimentscommandanten uit Potsdam en Berlijn, met de bonte mengeling van den geheelen hofstaat, terwjjl in de voorzaal de ontzaglijkste reuzen der garde-dn-corps, met hun zilveren adelaarsbelmen, de wacht hielden. De chef van de Dnitsche najaars-oefe- ningsvloot meldt uit Sassnitz, dat da kleine kruiser »Wacht«, na eene aanvaring met het pantserschip »Sachsen«, in de nabjjheid van Arkona, de noordoosteljjkste punt van het eiland Rügen in de Oostzee, is gezon ken. Verlies van menschenlevens is daarbjj de bevelhebber, een reusachtige man, die met Perzische pracht gekleed was. O ra zjjn dik, donker baar was een met goud door werkte lederen bard gebondeneen prach tig hlauw overkleed hing los over zjjn schooiers en liet een sneeuwwitten mantal zien, die met een gouden gordel om het midden was vastgemaakt. Verder droeg hjj half-hooge laurzea van dezelf le kleur als bet ovetkleed en in de hand hield hjj een drietand van gepolijst staal, die schitterde en blonk ia den schjjn der fakkels. Wee ons! wee ons! herhaalde de Lydische koopman, die het vaartuig het eerst her kend had. Dat is Thyamis, de verschrik kelijkste van alle zeeroovers Ook Glancus herkende den man, niette genstaande hjj er nn geheel anders uitzag. Na begreep hjj, waarom de reus aan boord alles had willen zien, toen de »Sa nene* in de haven van Calanderis voor auker lag. Htt vaartuig naderde steeds meer, en met een paar krachtige slagen lag het vlak naast de iSamene* stil. Op een wenk van den aanvoerder sprong een der roovers op een plank, die naar het rnim veerde en riep tot de bezetting van het koopvaardjjschip; Dwazen 1 Waarom wilt gjj den dood zoeken? Waarom wilt gjj n verzetten teg.ra een veel sterkere macht? Geeft het schip over, dan kunt gjj in nw boot varen waar heen ge wilt. Maar Glancns antwoordde: Ellendelingen 1 Het ontbreekt ons niet aan manschappen en aan wapenen. Als gjj niet te betreuren. De Czaar is nog niet eens in Frankrjjk en nu reeds is dit bezoek iemand in het hoofd geslagen. Dezer dagen kwam een heer in een kommissariaat van politie te Parjjs, haalde een revolver uit zjjn zak, geladen met 6 patronen, en legde het wapen voor den ambtenaar neder. Deze keek verwonderd op. Daarop zeide de vreemdsoortige bezoe ker: >Wees niet bang. De kogels zjjn niet voor u bestemd. Ik was het leven moe en wilde mjj een kogel door 't hoofd jagen. De komst van Z. M. den Keizer aller Rassen in Frankrjjk stelt mjjn plan nit. Vóór te sterven, wil ik den beheerscher ven den wereldvrede aanschouwen. Daarna ga ik zonder spjjt te gevoelen naar een betere wereld. Ik vertrek dus naar Duinkerken, maar om onderweg te ontkomen aan aan vechtingen tot zelfmoord, vertrouw ik u dit wapen toe. Als ik terug kom, zal ik het weer opvragen. Wees dns zoo goed het voor eenbe dagen te bewaren.* De arme krankzinnige, een 32-jarig han delsreiziger, is naar een zieken gesticht over gebracht. De emigratie nit Dnitschland naar Znid- Afrika neemt bjj voortduring toe, hoewel het einde van den oorlog nog niet te voor zien is. Het grootste deel der emigranten zijn Joden, afkomstig uit het oosten van Europa, Rusland en de Balkanstaten. De meesten verkeeren in behoeftige omstandig heden en aller doel is Kaapstad, vanwaar zjj meenen de reis in noordeljjke richting gemakkeljjk te kunnen voortzetten. Er was in lang niets gehoord over An- drte. Nn komt uit Kankakoe in Illinois een bericht, daar verspreid door twee nit het land aan de Hudson baai teruggekeerde reizigers. Verleden voorjaar moeten, op meer dan 1000 KM. ten noorden van de Moose River, Indianen de ljjken gevonden hebben van twee blanken, in een ballonschuitje, en de bescbrjjving van een der lichamen komt overeen met Adrés's signalement.1 Er sehjjnt intusschen weer geen enkel overtnigingsstnk meegebracht te zjjn. Wjj zonden ook altjjd geneigd zjjn, dergeljjke berichten voor verzinsels te houden als ze nit Amerika of het binnenland van Siberië komen, daar wjj niet kannen aannemen, dat Andrea's ballon lang geaoig kon bljjven zweven om een ver van Spitsbergen gelegen punt te bereiken. Laffan's agentschap heeft berichten ont vangen die het gerucht van moord en ver- strjjien tot wjj hebben overwonnen! De roovers antwoordden met een hoo- nend gelach. Daarop heerschte er groote bedrijvigheid aan boord van de »Myopar.« Man richtte den mast op en heesch de nit twee stokken bestaande ra omhoog. Daaronder hing «en groot, donker voorwerp, dat op een dolfijn geleek; want het was dik in het midden en liep aan beide einden spits to». Hat moest wel een buitengewoon zwaar voor werp zjja; want voortdurend kraakte de mast en de ra boog zich onder het gewicht ervan. Een man op het dek der Myopar* klom langs de ra naar boven, zoodat hjj op het dek van de »Samene« kon neerzien. Nu is het te laat, al zondö gjj a nog willen overgeven! riep hjj, un most gjj allen sterven I Bjj deze woorden braken een paar slaven in luid gejammer uit, doch luider dan al het andere klonk nit het binnenste der tent het snikken en schreien van een kind, dat niA stil wilde zjjn, hoeveel moeite men ook deed om het tot bedaren te brengen. Wat een afschuwelijke schreeuwer! riep de man in de ra op het roofschip. Maar wacht maar eens! Als de dolfijn komt, zal bjj den mond wel boaden. Eu terwjjl hjj in de touwen sprong, waarmede de mast werd vastgebonden, riep hjj tot de onder hem staande manschappen Werpt! (Slot volgt}. IIEIIWSB1AI n «nv i.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1901 | | pagina 1