Hel Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard. „In den Gouden Oliekoek". Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. M 3007. WOENSDAG 30 APRIL. 1902. n'cT UWB VAM ALTE^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATEBDAG. Abonnementsprjjs: per 3 maanden f l.OO. Franco per poat zonder prjjsverhooging. Afzonderljjke nummers 5 cent. Advertentien ran 16 regels 50 et. Elke regel meer 71/, ot. Groote letters naar plaatsruimte. Adrertentiën worden tot Dinsdag- en Vrjjdagavond ingewacht. Slot. Toen de Minister aftrad scheen ook de lust voor het planten ran boomen voorbij. De opvolgers, die geen hart voor de zaak hadden en zijn doorzicht misten, lieten de zaak slippen. Daar kwam de in Italië(alleen dddr?) bestaande naijver bij. Er viel geen eer mee in te leggen. Baccelli's naam was nu eenmaal aan die boomenpoterij verbonden, waar om zouden zij er zich moeite voorgeven Maar het geluk wilde, dat de oude Mi nister weer op zijn zetel kwam hij zit er nog op en de ondervinding had hem geleerd, hoe nuttig zijn werk was. Om het nu niet weder afhankelijk te laten worden van het bloote toeval, wie er aan de Ministertafel zit, wist hij een wettelijke regeling door te zetten waarbij het Boomenfeest voor geheel Italië verplichtend werd. Naar gelang van de toestanden, van klimaat en bo dem, die bij de keuze der te planten boomen van invloed zijn, zal nu jaar lijks in het voorjaar of in den herfst elk dorp, elk gehucht zijn boomenfeest hebben, waarvoor het jonge plantsoen wordt geleverd door het Rijksboschbe- stuur, dat tevens de voor iedere streek geschikte boomen aanwijst. Zoo hoopt hij eenmaal zijn land tot een der schoon ste en voor de bevolking meest vrucht bare te maken. Er zal echter nog een wet bij noodig zijn, waarbij met strenge straffen de vernieling van de jonge boomen en van reeds bestaande worde belet. En nu zeg ik met dien reiziger in den trein: Zulk een Minister moesten wij ook eens hebben. Want het is bedroevend zoo weinig boomen wij in ons land hebben en ergerlijk zooals die weinige boomen vaak nog mishandeld worden. Ieder die in de boschrijke omgeving van Delden, Lochem, Ruurloo, Nijmegen, Arnhem, het Gooiland en de Hollandsche duin streek, om er maar enkele plaatsen uit te pikken, geweest is, weet wat een weldadigen indruk die streken op ons uitoefenen. Yoor de Sanatoria te Ren- kum, Hellendoorn en elders zoekt men terreinen door bosschen beschermd, waar de boschlucht zoo heilzaam werkt op de longen en er zijn duizende ver loren hoekjes, waar boomen konden staan, ODgebruikt, om niet te spreken van de groote heidevelden, die als voor boschcultuur zijn aangewezen, ook als geldbelegging. Want, zooals mij eens een oude boschbaas zei op een landgoed waar duizenden waren zoek geraakt met niet oordeelkundige ontginning en sedert de heide prachtiger groeide dan elders, „toen wij er bpsch van maakten zijn FEUILLETON. KARL GEIST. 2) Eenigszius verward toch zeker alleen door het kleine ongeluk zeide zg kortaf »Ga maar door, vader is binnen in de kamer, c De vreemdeling trad met dezelfde begroe ting bet woonvertrek binnen. Tot nadere opheldering diene hier het volgende omtrent de vroegere gilden. Elk handwerk had zjjn devies, zjjne eigene be groeting, met welke ieder, die er toe behoor de de herberg of eene vreemde werkplaats binnentrad. Kwam een reizend handwerks gezel eene stad binnen, waar zgn ambacht door een gilde vertegenwoordigd was, zoo deed hg onmiddellijk bjj alle meesters de rondte en kreeg werk of waar men geen gezel noodig had het zoogenaamde »ge- schenkc, een drinkgeld, gewoonljjk groot genoeg om er een dag van te leven. Bg welgestelde families, zooals bg den heer Frans Mayer, ging bovendien geen hand werksgezel heen zonder een goeden drank en een eenvoudig maal. we vooruit gegaan, want iedere denne- boom groeit alle jaren een V» cent." Besluit men dat er op een Hectare 100Ö0 dennetjes worden uitgepoot, dan beteekent dat een waardevermeerdering van f 50 per H.A. en per jaar. In de laatste jaren zijn er heel wat jonge dennebosschen gevallen om voor mijn- hout te dienen, maar verstandige be heerders zorgen bijtijds voor nieuwen aanplant en plukken er de goede vruch ten van. Maar dat kan niet iedereen (ofschoon het veel meer kon dan het gebeurt), want boschbouw geeft niet dadelijk rente, eerst na jaren. Maar wat wel iedereen kan doen, die over een hoekje grond heeft te beschikken, iseen paar boomen planten. Wij kennen een dorp, waar de predikant met een daarwonende oude dame het initiatief namen om alle verloren hoeken gemeentegrond met boomen te beplanten. De gemeente gaf het gevraagde verlof, de tuinman der dame leverde het jonge, zelf gekweekte, plantsoen en uit de bijdragen van en kele ingezetenen werden de kosten be streden. Toen wij er na eenige jaren eens weer kwamen, zagen wij het ge volg. Waar vroeger bij het splitsen van wegen groote zandige vlakten waren, zag men nu overal aardige boschjes, op verschillende plaatsen zelfs met een bank voorzien, die over dag eene koste lijke speelplaats voor de kinderen en 's avonds een niet minder kostelijke rustplaats voor grooteren vormden. Als men het Apeldoorn van heden verge lijkt met dat van twintig jaar geleden, dan ziet men wat boomen kunnen doen al die straten zijn schaduwrijke lanen geworden. Het nieuwe gedeelte van Nijmegen leert hetzelfde en de zeer groote uitbreiding dier stad heeft voor 9/ie hare oorzaek in den schoonen aan leg en den rijkdom van boomrijke sin gels en wegen. Al kan men nu overal geen Yelperweg of Middachterallee, (zij is reeds over de 100 jaar oud) geen Ruurloosche of Twickelsche bosschen aanleggen, met wat minder gaat het ook. Men denke aan den schoonen Haarlemmer Hout! En de Hout in Alkmaar en de Kleine Hout, een boschje dat men in den Oost hoek van ons land nauw het aankijken waard zou achten, zijn mede voor die stad van beteekenis. En wat men zeker kon doen en wat zelfs voor gemeenten een bron van inkomsten kon worden, is het beplanten van wegen. De Hol landsche zindelijkheid moge er wat tegen pruttelen, omdat men zulke boom wegen nu eenmaal zoo schoon niet kan houden, de wandelaar die nu iu de brandende zon onder zijn paraplu mag zwoegeD, zou de schaduw verrukkelijk vinden. Zelfs het vee bem'nt die. Daarom ziet men in sommige streken van ons land midden op de weiden een enkelen groo- ten boom of een kleinen boomengroep. Dat breekt niet alleen het eentonig j gezicht, maar geeft in de zon een koste lijke rustplaats voor het vee. Gewoon lijk zijn het eikenboomen, linden of kastanjes, die spoediger groeien en een flink bladerendak hebbenzij zijn minder aan te bevelen, de eerste om den ho nigdauw en den overgrooten rijkdom van insecten, de laatste om de -vruchten, die de melk een bitteren smaak geven, als zij door het vee gegeten worden. Enkele malen zagen wij noteboomen; die groeien langzaam maar hebben dit voor, dat daarin bijna geen insecten voorkomen, zoodat zij voor mensch en dier zijn aan te bevelen als schuilplaats en ook de vrucht, die het vee niet kraken kan, heeft waarde. Daarom zijn ze voor tuinen en tuintjes ook aan te bevelen voor „zitjes." Als men nu de met boomen beplante wegen eens vergelijkt met de troosteloos eenzame onbeplante wegen, welk een verschilDat kon toch d&dr ook, al zou men wellicht ander hout moeten kiezen. Wilgen en populieren hebben groote waarde voor de klompenmakers en die willen allicht groeien. En hoe menig verloren plekje wordt er niet gevonden, dat de gemeente voor een appel en een ei kon krijgen om er boomen te planten Maar dan moet er tevens worden toe gezien op goede behandeling en gewaakt tegen beschadiging, 't Is bedroevend, zooals soms die boomen er kunnen uit zien. Het schijnen wel galgen. Alle takken van eenigen omvang worden op een voet afstands van den stam afge zaagd en mogen dan weder uitloopen. Dan krijgt hij rottende, ingewaterde plekken en de waarde van den boom gaat verloren, ook zijn schaduw is voor jaren weg en de geheele boom misvormd. Ik vond in een Noord-Hollandschen polder eens een boer aan het „snoeien", zooals hij dat noemde. Hij hakte er zoo wat alles af en toen ik hem vroeg waarom hij dat deed, antwoordde hij dan kreeg hij veel hout en werd de stam dikker, nu de takken het voedsel niet kregen. Ik vroeg hem toen, of hij zijn koeien, om ze goed vet te krijgen, de pooten en den kop ook afsneed en hij vroeg mij of ik gek was. Toch zou het consequent zijn geweest. Want de bladeren zijn voor den boom de monden, waarmee hij eet en uit de lucht de voe dende bestanddeelen opneemt. Gij kunt het overal zien, de zwaarste stammen hebben de grootste kruinen. Maar wij schrijven geen vertoog over boomteelt, dat hoort in een landbouw- of vakblad te huis. Waarop wij alleen wilden wijzen is dit, dat men èn tot verfraaiing van het landschap èn tot bevordering van de gezondheid èn tot stijving van zijn beurs zeer veel zou kunnen doen door bet aanplanten van boomen. En werd voor de kinderen ook ten onzent zulk een boomfeestdag ingevoerd, dan zouden zij, groot geworden, hart hebben voor deze boomen, die nu in onwetendheid en baldadigheid vaak worden vernield. Men vergete nooit de oude Duitsche spreuk „Wie een boom omhakt, dien vloeken de kindereD. Wie een boom plant, dien zegent de nakomelingschap." Buiten land. De vreemdeling trad met den groet van het kuipersgild »Geluk op het handwerk!* da woonkamer binnen. »Insge]jjks geluk!* antwoordde meester Mayer. >Vanwaar komt gjj, en waar gaat gg heen?* »[k kom nit Oostenrjjk, meester,* ant woordde de gezel, terwjjl hg bescheiden bg de deur bleef staan. »Ik ben Johan Schmidt, nit Cannstadt, in Wurtemberg, en ben in Passau eü Regensburg en het laatst een jaar lang in Weenen werkzaam geweest. Ik wilde nu verder in andere landen mjjn ge luk. beproeven en zien hier werk te vinden.* >Dat zal wel te vinden zjjn,* zeide de meester en sloeg met welgevallen den net ten, kloeken jonggezel gade. »Een gewillige, fatsoenlgke jongen vindt hier altjjd een on derkomen. Zjjt gg goed bekwaam in het vak, zeg?* »Mjj dankt wel, meester, ik kan een vat kuipen, dat het een aard heeft.* Flink zoo. Ga nu naar de herberg en rust van uwen marsch uit. Misschien kan ik zelf morgen nog een flinken gezel plaatsen. Dit zeggende tastte de meester in den zak en reikte den vreemdeling het gebrui kelijke geschenk* toe. En wel had hg, hetzjj omdat de jonge man hem bjjzonder beviel of wel, omdat hg heden een royale bui had zooals zjjne dochter zeide ditmaal bjjzonder diep in den zak getast, want het geschenk* was tweemaal zoo groot als gewoonlgk. De jonge man bedankte vriendeljjk en verliet het vertrek. Toen hg door de gang liep, zocht zjjn levendig oog de dear van de keuken, waar 's meesters dochter nog steeds ijverig bezig was met bakken. Zon der met haar werk op te honden of ook maar op te kjjken men kan toch ook niet een tweede baksel laten bederven riep zjj den vreemdeling toe: >Kom binnen en eet wat; dat is zoo ge bruik hier in huis.* Dit was de waarheid, doch met twee dingen week men heden van het gewone gebruik af en wel: dat men voor een rei zend gezel de keukentafel met een schoen kleed dekte en nog wsl met een tafelkleed van het fijnste linnen, en dan, dat men zgn glas vnlde met 97er; in den regel deed men het met gewonen tafel wjjn. De beide dienst meisjes viel dit heel wel op, doch zjj had den geen tjjd om er onderling hare opmer kingen over te maken, want Margaretba dreef en haastte haarhet kon elk oogen- blik twaalf nnr beginnen te luiden. De jonggezel zat bjj de tafel, at en zeide geen woord. Het jonge meisje stond bjj het vuur te bakken en zeide eveneens geen woord. Slechts een enkele keer waagde zjj het ter loops naar de tafel te kjjken, en juist op dit zelfde oogenblik gluurden ook Kauffmann, wethouder van Berljjn, die bekeud is geworden doordat de Keizer twee maal zgn benoeming tot burgemeester niet bekrachtigd heeft, is onlangs ongesteld ge worden. Hjj werd naar eene inrichting van prof. Mendel gebracht en in een getraliede cel voor krankzinnigen gezet. Tegelijkertijd werd het gerucht verspreid dat Kauffmann ernstig in zjjn hersens gekrenkt was. Uit deze inrichting kwam daarna een brief van vreemde hand, maar door Kauffmann onder teekend bljjkens welken hjj voor zgn be noeming bedankte, zoodat er zoodoende een einde was gekomen aan het conflict tus- flchen den Keizer en den geraeent raad. Nauweljjks was dit gebeurd, of de sociaal democratische >Vörwarts< maakte de onge hoorde beschuldiging openbaar dat Kauff mann het slachtoffer was van een ergerljjke intrigue om de vooruitstrevende raadsleden, die uiterljjk uit politieks jjdelheid weliswaar iu de oppositie tegen de Kroon waren, maar inwendig het burgemeestersconflict reeds lang verwenschten, van den lastigen wet houder te bevrjjder>, die niet vrgwillig wilde bedanken voor zjjn benoeming. Tegeljjker- ijjd deelde de »VörwArts« allerlei bijzonder heden mede, volgens welke Kauffmann enkel ernstig overwerkt was ia dienst van de gemeente, door den plaatsvervanger van zjjn huisdokter met spiaten enz. was be handeld om zgn zenuwen te kalmeeren en ten slotte aan het delireeren was gegaan; kort daarna herstelde bg zich echter, zoo dat zgn overbrenging naar een krankzin nigencel iets ongehoords was. De »Vor- warts« verklaarde verder dat hem in dezen toestand de verklaring dat hjj bedankte was afgeperst enz. Intusschen is Kauffmann spoedig na de mededeelingen van de »Vorwarts« naar een zenuwinrichting te Friedrichroda overge bracht, en vandaar uit deelt nu een juristisch de helderbruine oogen van den vreemden gezel met een verstolen blik naar den haard. Maar reeds in het volgende staarde hjj weder strak op zgn bord en zjj op de pan met oliekoeken. Margaretha was met het bakken nage noeg gereed. Er was nog één lepel deeg, doch voordat zjj dit in de kokende olie overschepte, greep zjj haastig in den zak, haalde den nieuwen dukaat, dien haar vader haar voor den carnavalsoliekoek gegeven had, te voorschjjn en stak het geldstuk, door geen der aanwezigen opgemerkt in het deeg. »Zoo,« zeide glimlachend voor zich heen, >het is de laatste. Ik zal hem goed in het oog houden en zal het aan tafel wrl zoo weten te draaien dat moeder hem krijgt. Mocht toevallig die akelige meesterknecht hem krjjgen, dan zon ik om dien dwazen kus geen rust of duur hebben. Eu ik wil hem niet kussen! Om niets ter wereld!* De vreemdeling had zgn maal gennttigd hjj stond van de tafel op, trad op den haard toe en hield met eene lichte buiging het glas tegen Margaretha op. »Ik dank u vriendeljjk, juffrouw en wensch u een vrooljjken vastenavond en veel, heel veel geluk op uw verderen levensweg.* Hjj had deze weinige, eenvoudige woor den met zooveel innigheid gesproken en daar bjj zoo vriendeljjk, met een zoo eigen medewerker van de Bprljjnsche »Lokal-An- zeiger* een interview met Kauffmann mede at geschikt is om het grootste opzien te Wen. K"uffn ann verklaart dat hjj tengevolge van het opium en de moifine, die de dokter hem tegen zjjn zenuwen had voorgeschreven, aan een hallucinatie leed, die hjj echter zelfs als zoodanig h«rkende. E<*n vertegenwoordiger van zjju dokter, z 30 h et het ver - r, heeft hem toen op zekeren dag met list ia Mandeis inrichting gelokt, zonder met iemand van Kauffmann's verwanten een woord daarover gesproken te hebben, niettegenstaande Kauffmann's moeder, schoonmoeder en zwager steeds in zjjn omgeving waren. Kanff nann zegt, dat hjj daarover zijn d »kt r nog ter verantwoording zal roepen en voor het gerecht in beginsel vastgesteld wil hebben, in hoeverre een dokter in het algemeen recht heeft, eigenmachtig, zonder er met verwanten of naaste vrienden over te spreken, zgu patient naar een krank zinnigengesticht te brengen. Ot hjj dan brief, dien hjj in het krank zinnigengesticht geschreven heaft om te be danken voor zjjn verkiezing tot burge meester, officieel voor geldig houden zal, wil Kauffmann nog tot het najaar in over- wo ;ing houden, als wanneer hjj zgn werk als stadsraad weer opnemen wil. Men wacht met spanning het verdere be loop van de zaak af. De gemeente Alfalu, een boerendorp in de provincie Csik in Zevenbergen (Oosten- rjjk-Hong&rjje) gelegen, brandde den 23sn April gedeeltelijk af, en op den 24en en 25en April brak de brand telkenmale op nieuw uit, zoodat de gebede gemeente een prooi der vlammen geworden is, waarbjj de inwoners alles wat zjj bezaten verloren hebben. De burgemeester, die zgu woonplaats in een« andere gemeente heeft, verscheen den volgenden dag om in opdracht van het provinciaal bestuur geld onder de menschen teWerdeeleD, waarin hg evenwel door de inwoners zeiven verhindard werddie ham bg zgn komst toeriepen: Wjj zgn geen bedelaars! Wjj verlangen geen aalmoezen. Wjj znllen allen vermoorden dia ons tot bedelaars gemaakt hebban. Daar «enige winkels en de pastorie, die met pannen en niet met hout gedekt waren, gespaard gebleven waren, was h6t volk van plan deze te plunderen en het kostte aan de gendarmerie veel moeite om het volk in bedwang te houden de ruiten van de pastorie werden ingegooid, niettegenstaande de pas toor, graaf Mikes, jaarljjks de inkomsten aardigen blik in de oogen gekeken, dat zij geen antwoord kon vinden en zoozeer in verwarring geraakte, dat zjj, toen de vreem deling haar tot afscheid de hand toestak, geheel en al vergat, dat zjj den lepel in de rechterhand hield en in plaats van toe te slaan, den armen jongen den kookend heeten, juist opgevischten oliekoek in de hand legde »Wat heet! wat heet! lieve hemel, wat heet riep de jonge man en gooide daarbjj den bollen oliekoek van de eene hand in de andere, terwgl hjj nu den ïen, dan den anderen voet omhoog trok, de vingers krampachtig samentrok en een h8el zuur gezicht zette. Wat heet, wat heet Margaretha stond eenige oogenblikken als aan den grond genagelddaarna scheen zjj eerst recht te bemerken wat zjj in hare verwarring had uitgevoerd, wierp den lepel van zich en storm e voor bjj de dienst meisjes, die stonden te schudden van het lachen, de keukendeur uit. De vreein teling was echter spoedig weer tot bezinning ge komen; hjj legde de gloeiende gave op de tafel en rijp het vluchtende meisjj la chende na: Juffer, juffer, welk een gloed geeft gg van u!< ■S9 VAN i-cac. 7ICLUV -itZvu «WllMJMNiSMSIMnBMMCgBBWWaWIMWaLBlUaWIll lil (Slot volgtj.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1902 | | pagina 1