Hel Land van Heusden en 4ltena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Brieven uit Amsterdam.
Het verborgen testament.
Uitgever: L. J. YEERMAN, Heusden.
M 3011.
WOENSDAG 14 MEI.
1902.
IAN0 VAN ALTEN^-
YOOB
Dit blad versch^at WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO.
franco per post zonder prjjsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 eent.
Advertentiën ran 16 regels 50 et. Elke regel
meer 77i et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond
ingewacht.
Onze twee groote zangvereenigingen
hebben den winter besloten met zeer
ernstige muziek. De Oratoriumvereeni-
ging met een Mis voor afgestorvenen
van Verdi, Toonkunst met een Mis van
Beethoven, en wel de groote, de fees
telijke Mis.
Het is ten allen tijde voor alle toon
kunstenaars een eer geweest een com
positie te scheppen op de woorden der
Mis, d. i. de viering van het Avond
maal in de Kath. Kerk, in den vorm,
waarin deze thans nog gezongen wordt,
reeds door Gregorius den Grooten ge
ordend. De Mis is een der hoogste, zoo
niet het hoogste sacrament der Kerk en
geeft in de verschillende deelen, waaruit
ze bestaat den componist overvloedig
gelegenheid afwisseling aan te brengen
en de vleugelen uit te slaan. Alle groote
toonkunstenaars, zelfs zij die niet tot
de R. K. behoorden, hebben hieraan
hun krachten gewijd. Van de laatsten
noem ik onzen G. A. Iieinze, die of
schoon tot de Luthersche Kerk behoo-
rende een Mis gecomponeerd heeft niet
alleen, maar het genoegen gesmaakt
heeft, ze ook uitgevoerd te zien in de
Kath. Kerk. Vele der Missen hebben
dat geluk nooit gesmaakt. Die welke
gecomponeerd werden voor gemengd
koor, kunnen bij ons te lande niet naar
den eisch worden gezongen, daar de
kerkelijke autoriteiten geen vrouwen op
het koor toelaten. Nu heeft men er dit
op gevonden dat de sopraan- en alt
partijen door jongens worden gezongen,
doch daar de jongensstem veel lager
ligt dan de vrouwenstem, beantwoordt
zoo'n uitvoering toch nooit aan 't ideaal.
Ook zijn sommige, o. a. die van Che-
rubini omgezet voor mannenkoor en vin
den aldus hun weg naar het kerkgebouw.
De laatste heb ik in dien vorm hooren
zingen in de Mozes en Aaronkerk met
Rogmans als solist.
Een Mis bestaat uit 5 deelen. Het
eerste Kyrie eleisonHeer erbarm u,
met het Gloria in exelsis, lof in den
hooge; 2e het Credoik geloof, behel
zende de heele geloofsbelijdenis; 3e
Sancties, heilig, gewoonlijk een jubel
zang; 4e Benedictiesgezegend hij, die
komt5e Agnus DeiLam Gods.
De drie laatste deelen met het eerste
komen ook voor in de Mis voor dooden,
Requiem geheeten, naar de aanvangs
woorden requiem aeternam dona eis,
Dominegeef hem de eeuwige rust, Heer
FEUILLETON.
S)
Met eeu diepen zucht itond Eduard op.
Hendrik was binnengetreden en wachtte aan
de deur op de bevelen van zjjn heer. De
ritmeester trad op hem toe en legde de hand
cp zjjn schouder, terwjjl de oppasser hem
trouwhartig aankeek.
«Hendrik,* begon de ritmeester, «ge zjjt
een brave borstik weet dat ge me troaw
dient. Ik moet voor eenigen tjjd op reis:
mgn vader ligt op sterven. Ik heb hier
niemand, die daarbuiten j« weet wel, wat
ik bedoel die daar buiten een oog in 't
zeil hon t.
Ik kan Johan niet uitzenden; hg moet
hier bjj het escadron blgven; maar gg zjjt
geen soldaat meer, dus je hebt vrjjen tgd.
Ga eiken morgen eens naar buiten en zie
of er wat aan hapert. Ge zjjt dikwjjls ge
noeg met me bg mevrouw Montelli ge
weest; je kent de kinderen....*
»Nu, of ik ze ken, mjjnheerDe kleine
Eduard is altijd als dol, wanneer ik met de
paarden kom.*
Een vluchtig lachje gleed over het ernstig
gelaat van den officier.
»Nu, goed, sprak hg, rgd dan morgen
vroeg uit en breng dezen brief aan mevr.
Montelli; breng haar nogmaals mgn groe
ten en zeg, dat ik vannacht met den snel
trein van 11 uur vertrokken ben. Je kunt
er dan den geheelen dag blgven, en als je
Doch genoeg om te doen zien dat hier
een componist stof in overvloed vindt
voor muzikale bewerking. Beethoven
heeft ze meermalen behandeld, op groot-
sche wijze in zijn Missa Solemnisdoor
Toonkunst gisteravond met groot orkest
en orgel ten gehoore gebracht. De Ora-
toriumvereeniging is met het Requiem
van Yerdi voor 't laatst dezen winter
opgetreden, eveneens een overschoon
muziekwerk, wat te meer opmerkelijk
is daar Yerdi in dit werk een heel
andere baan betrad, dan welke hij ge
woon was. Yerdi is beroemd om zijn
opera's Otello, Aïda, Traviata enz. en
met het zeer streng Requiem heeft hij
de kunstwereld werkelijk verrast.
Wat me 't meest verheugde bij deze
twee uitvoeringen was dit, dat de eerste
solopartij gezongen werd door een Ne-
derlandsche kunstenares Mevr. Noorde
wier, ook in den vreemde gaarne gezien.
Toevallig heeft ze ook dezer dagen in
hetzelfde Requiem gezongen op een
Duitech muziekfeest te Dortmund. Hoor,
wat de ,,Kölnische Zeitung" over haar
schrijft; na gewezen te hebben op het
schoon uitgevoerd Agnus Deï; „Holland,
waar beide dames (de andere was Mevr.
De Haan) geboren zijn, heeft weer eens
getriomfeerd en vooral de eerste, aan
wie wij nu sedert tien jaren de meest
geestverkwikkende oogenblikken danken
welke ons solistenkunst heeft geboden
zij bewees dat de waarachtig klassieke
zang nog niet uitgestorven is. Haar
stem trad in het kwintet zoo schitte
rend op den voorgrond, dat het stuk
als tot een sopraansolo werd."
Aan Mevr. Noordewier danken ook
de leden van Toonkunst en het publiek
van de Oratoriumvereeniging oogen
blikken van innig kunstgenot. Haar edel
geluid, vooral in het Agnus, spreekt
tot elk gemoed. Ook Rogmans schit
terde in het Hostias met zijn metaalrijk
orgaan.
Zooals ik reeds vroeger gemeld heb,
heeft de laatste vereenigiDg dezen win
ter doorgebracht onder aanvoering van
Daniel de Lange, en in circa 25 repe-
tiën de Faust van Berlioz, de Josua
van Handel en Requiem van Yerdi
ingestudeerd. Ofschoon van deze drie
de eerste een jaar te voren reeds uit
gevoerd was, zal het u toch duidelijk
zijn dat er druk gestudeerd is en dat
er een man als De Lange voor moest
staan om zooveel succes te behalen.
De leden hebben dan ook onzen nestor
behoorlijk gefêteerd.
Louis Bouwmeester gaat het Ned.
er last in hebt, mag je den kleinen Eduard
een aartje les geven in het paardrgden.c
«Dat zal gebeuren, mgnheer. Ik zal «Zer-
linec meenemen, dat is een mak dier, daar
zou mevr. Montelli zelfs op kannen rgden.*
«Goed, goed, ga dan eiken dag de be
velen van mevrouw vragen. Het zal je geen
schade zgn.«
«Ocb, mgnheer, daar denk ik niet aan,
ik doe het met pleizierlc
«En danHendrikje zwjjgt,
hoor. Zelfs met Johan moet je er niet over
spreken.*
«Ik zal wel oppassen, mgnheer.*
»Dat is das afgesproken, Hendrik! Ik
reken op j».«
>Dat kunt ge gerast doen, ritmeester
«Nu, goed, ik vertrouw op je. Je kunt
gaan maar neen deze papieren
Eduard nam uit zjjn schrgftafel een groot
verzegeld pakket en hield dit weifelend in
de hand. Peinzend liet hg zgn oogen rosten
op deze woorden, die hg zelf geschreven
had: «Aan mgne echtgenoote Margherita
von Altenbrak, geboren Montelli. Be
vattende oaze huweljjks-akte en mgn testa-
men^ Ed. von Altenbrak.*
>Neen,< sprak hg toen met eeu zncht,
>je kunt gaan; ik heb niets meer voor je.
Het wordt tjjd, dat ik me gereed maak voor
de reis.*
Hendrik ging heen en de ritmeester ver
borg het pakket in de borstzak van zgn jas.
>Ik zal die papieren bg me houden,*
mompelde hg. «Margherita is zoo onervaren
in zulke zakenbg mg zgn ze veiliger, eu
wie weet, of ik ze op het slot Altenbrak
Tooneel verlaten en zich engageeren
bij het Lyrisch Tooneel, tot heden een
operettegezelschap, doch dat zich op
breede schaal hervormen wil tot een
Opera- en Tooneeigezelschap. Het gaat
het Ned. Tooneel in den St. Schouw
burg niet voor den wind en daarom
heeft het de artisten voorgeslagen 10%
van hun salaris te korten. Bouwmeester
dankt daarvoor en gaat heen. Dat is
een groote slag voor het N. T. en 't kan
voor 't L. T. de opkomst zijn, vooral
als dit voorbeeld door anderen gevolgd
wordt.
Yan der Linden heeft als met vuur
werk zijn opvoeringen besloten. Met
behulp nl. van Duitsche artisten heeft
hij drie opera's van Wagner voor 't
voetlicht gebracht en zoo een feestelijk
slot aan zijn niet onvoordeeligen winter
gemaakt.
Nu wachten we op de Lente. Ze is
al te zien geweest, maar weer verdwenen.
De plantsoenen worden in armoe groen
en in winterkleeren bewonderen we ze.
En dat in de wunderschönen monat Mai!
A., 11 Mei 1902. J. L.
Buitenland.
De ramp op Martinique.
Ieder telegram, dat nadere bijzonderheden
brengt, aangaande de vreeselgke ramp, welke
het eiland Martinique door de uitbarsting
van den Monte Peléi getroffen heeft, doet
zieD, dat de catastrofe nog vreeseljjker is
geweest, dan men aanrankeljik heeft ge
dacht. Niet alleen de havenstad Saint-Pierre,
maar nog vier andere belangrgke centra
der bevolking zgn verwoest.
Het bljjkt nu, dat de vernieling van St.
Pierre heeft geduurd van 8 uur in den
morgen tot 8 uur in den avond van Hemel
vaartsdag. Gedurende dien tgd was de stad
ééa vuurzee. Om 8 uur 's morgens begon
d8 Monte Peléa plotseling geweldige massa's
gloeiende lava uit te werpen, vergezeld van
•en regen gloeiende asch en binnen enkele
seconden stond geheel St. Pierra in brand.
De vuurzee strekte zich bovendien langs
de geheele naburige kust uit in éia lange
ljjn van het dorpje Carbet tot de plaats
Le Prêaheur.
De uitbarsting deed zich gevoelen tot
Port de France, waar ecu aschregen viel,
vermengd met rotsige steenen ter grootte
van een noot en van 7 a 10 gram zwaarte.
Het geheele eiland Martinique werd bedekt
met een laag asch ter dikte van ongeveer
3 millimeter.
niet noodig heb.*
Joban verscheen nu om te melden, dat
het rjjtuig voor de deur wachtte. Weinige
minuten later reed Ednard von Altenbrak
in draf naar het Potsdammer station, waar
hg plaats nam in den sneltrein naar Maag
denburg.
Eduard von Altenbrak leunde in een
hoek van de coupé en staarde ernstig naar
buiten op het voor bg vliegende landschap.
Ia gepeins verzonken overdacht de jonge
officier zgn geheelen levensloop. Overmoedig
was hg bet leven ingegaan, met duizend
wenschen en hegeerten. Hjj behoefde zich
echter niet meer te verwjjten dan zgn ka
meraden en standgenooten. Het leven in de
voorname gezelschappen, in het casino eu
op de renbaan had zgn eerste jaren als
officier in beslag genomen. Toen was de
oorlog in 1864 gekomen. Met geestdrift
was hg ten strjjde getrokken; zoo bad hg
ook twee jaar later in den slag bg König-
gratz gevochten, tot hg door een vgande-
lgken degen werd getroffen. Die wond wierp
hem op een ziekbed, dat maanden lang
duurde. In den stillen tgd waarin zjjn wond
rustig moest genezen, was menige ernstige
gedachte bg hem opgekomen; zgn karakter
was toen gevormd en had vastheid gekre
gen hg zag nu met half verachtenden, half
berouwvollen glimlach terug op de in dwaas
heid verspilde jaren. In dienzelfden tgd stierf
zgn moeder; hg had haar innig lief gehad,
hg was haar lieveling geweest, terwjjl het
luchthartige, zwakke karakter van zgn jon
geren broeder de zachtaardige, vrome vrouw
dikwjjls bedroefd had. De dood zgner moe
der had de ernstige richting zgner gedach-
Een officier van het Engelsohe stoomschip
«Roraïma,* dat tjjdens de ramp op de reede
van St. Pierre lag en met zware averjj wist
te ontkomen, verhaalt:
«Het was halfzeven in den morgen van
Hemelvaartsdag. Plotseling, zoDder dat iets
het deed voorzien, begon een soort vuur-
orkaan, die kokenden modder en heet water
meevoerde, over de stad, de haven en de
reede te woeden. Ongeveer 18 schepen lagen
in de haven. Al deze schepen begonnen
onmiddellijk te branden en zouken kort
daarna met uitzondering van de «Rornïuia.*
Op dat oogenblik werden alle huizen op
den oever bedolven onder gloeiende asch
en lava. Een officier, die op verkenning
naar den wal werd gezonden, kon niet ver
in de stad doordringen. Hg vond nog slechts
eenige muren overeind. De strateu waren
letterljjk bezaaid met ljjken.
Een der geredde bewoners van St. Pierre,
die door het Fransche oorlogsschip «Sa
chet" te Pointe-a-Pitre, op Guadeloope, is
aangebracht, verhaalt, dat de verwoesting
van de stad feitelgk slechts 3 minuten
duurde. De verwoesting strekte zich uit over
•en circelvlak, met een omtrek van 5 KM.
15 schepen, die op de reede lagen, zgn met
man en muis verongelukt.
Een matroos van het Engelsche schip
«Roddam,* dat eveneens aan de ramp ont
snapt is, heeft verklaard, dat St. Pierre
eenigen tgd een hel geleek onder een regen
van lava en gloeiende rotsblokken.
De commandant van de «Suchet* is
Zaterdag te St. Pierre aan land gegaan en
heeft de stad doorzocht met een troep ma
trozen. De stad is niets dan een verzame
ling rookende puinhoopen, waaronder de
slachtoffers begraven liggen. De «Suchet*
heeft naar Fort de France kunnen terug
brengen een gedeelte der bevolking van
Le Prêcheur, maar het was onmogelgk, naar
het noorden van het eiland te gaan, wegens
dan allerhevigsten aschregen. De vulkaan
zag er dreigend uit eu Zaterdagavond nam
men een onderaardsch gebrom waar, blik
semstralen en een lichtsehjjn van groote
intensiteit.
Het cjjfer der slachtoffers wordt op 40.000
geraamd; vele ljjken liggen geheel naakt
op den grond, de ingewanden hangen uit
den buik. De nabarige dorpen zgn gevuld
met 5000 vluchtelingen.
Het stoomschip «Poujerquertier* is te
Fort de France aangekomen met 450 ge
redden van Saint Pierre. Het keerde onmid-
ten nog versterkt, en die richting werd ook
niet gewgzigd, toen hg te Rome bg de am
bassade werd geplaatst en in het schitterend
gewoel der Romeinsche gezelschappen ge
voerd werd.
In Rome had het toeval hem toen Mar
gherita in de armen gevoerd. Aan hare
zjjde was hg gelukkig geworden, geluk
kiger dan weleer en ook beter. Dat
gevoelde hg wel, en daarom koesterde hg
niet alleen eene innige liefde voor Marghe
rita, maar hg werd ook bezield door dank
baarheid jegens haar, die hem tot een beter
mensch had gemaakt.
>Als mgn moeder nog leefde, zou ik den
moed gevonden hebben, haar alles te be
kennen, en haar zacht gemoed had mg
begrepen, zjj zou mg vergiffenis geschon
ken hebben,* dacht hg.
Het schril gefluit der locomotief deed
Eduard opschrikken. Dreunend en stam
pend reed de trein het station binnen, waar
de ritmeester moest uitstappen. Snel verliet
hg de coupé en keek zoekend rond op het
slecht verlichte perron. Daar naderde hem
een bediende in donkere livrei, nam den
hoed af en zeide eerbiedig: >Het rgtuig
wacht aan het hek bg den uitgang, rit
meester! Mag ik uw bagage hebben?*
«Zoo, zjjt gjj het, Frederik?* sprak Edu
ard, den bediende van zgn vader herken
nende. «Hier is al mjjn bagage; ik heb
niets dan eea kleinen handkoffer. Hoe gaat
het met mgn vader?*
«Slecht, mgnheer, zeer slecht 1*
«En koe is dat zoo spoedig gekomen?*
«Een beroerte, mgnheer! In den laatste*
tgd was de baron nog al dik geworden,
delljjk terug, om naar verdere overlevenden
te zoeken.
Terwjjl de Monte Pelea werkzaam bljjft
en van tgd tot tgd nieuwe vuurregens op
de puinhoopen van Saint Pierre en tot in
zee doet neerdalen, worden van da omrin
gende eilanden levensmiddelen n&ar Marti
nique gebracht. De «Sachet* is te Fort de
France aangekomen met een lading levens
middelen en de burgemeester van New-Or
leans zond per stoomboot 60.000 rantsoenen
levensmiddelen en 2000 dollars in geld als
de opbrengst van een eerste inschrjjving.
Fort de France wordt overstroomd door
negers uit alle deelen van Martinique, die
om voedsel vragen. Uit vrees voor onlusten
worden de depots van levensmiddelen en de
openbare gebouwen door militairen bewaakt.
Ook is men begonnen met het opruimen
der ljjken. Om het uitbreken vaneen epidemie
te voorkomen, hebben de autoriteiten gelast,
dat alle lgken verbrand moeten worden.
De mogeljjkheid is niet uitgesloten
zagt de «Telegraaf* dat bg de ramp te
St. Pierre ook eenige Nederlanders om het
leven zgn gekomen.
Den 19den April 11. kwam de Nederland-
sche stalen driemastschoener «Zwjjger*, ka
pitein Brouwer, van St. Lucia te St. Pierre
aan, om eeu lading kunstmest te lossen. Dit
zeilschip, in 1894 in de vaart gebracht,
heeft een inhoud van 336 reg. ton en is
bemand met acht koppen, te weten: kapi
tein D. J. Brouwer, le stuurman L. Mulder,
2a stuurman J. van der Lip, kok E. Kretz-
mar en de matrozen H. Dik, K. ten Have,
O, Loeschke en K. Stobbe.
Juist Yrjjdag 11. ontving de reederg
«Scheepvaart-Maatsehappjj Amsterdam*,
aan welke de schoener toebehoort, een brief
van kapitein Brouwer, gedateerd 24 April,
waarin hjj mededeelde, dat men den 22sten
April t. v. was beginnen te lossen en het
in de bedoeling lag, een lading suiker in
te nemen voor Nautes.
Omdat in dit schrjjven niet staat vermeld
op welke plaats deze lading sniker zal wor
den ingenomen, bestaat er nog kans, dat
dit op een andere plaats op het eiland heeft
plaats gehad en het schip St. Pierre had
verlaten, voordat de ramp plaats had.
Daar in gewone omstandighaden de reis
van Martinique naar Nantes met een zeil
schip veertig a vjjftig dagen duurt, kan
waarschjjnljjk eerst over twee of drie we
ken bericht worden ontvangen, of het schip
en de bemanning behouden zgn.
en
«Ja, ik begrgp u. Latan wjj voortmaken;
de koetsier moet maar wat aanzetten.*
Wjj hebben den jachtwagen en het Hón-
gaarscbe span; dat vliegt over den weg.*
Eduard luisterde nauweljjks naar de woor
den van den bediend?. Hg sprong op den
fraaien wagen. «Geef mg de tengels*, zei
hg tegen den koetsier, en na een enkel
aansporend woordje vlogen de paarden voort,
en voerden Eduard von Altenbrak naar het
slot zgner voorvaderen.
Een half nar later zag hg de donkere
omtrekken van het slot tegen het uitspansel
afsteken.
III.
Het slot Altenbrak was een van die groote
adelijjke landgoederen, zooals men die ooste-
ljjk van de Benedeu-Elbe meer aantreft.
Eeuwenoude lindeboomen beschaduwden het
slot en den weg, die van den grooten
straatweg daarheen voerde. De slottuin was
omriDgd door een hoogen muur, mat een
poort, waarboven het familiewapen in steen
was uitgehouwen.
Het slot zelf was een massief oud gebouw,
met ean hooge, donkere vestibule, dia men
langs een breeda marmeren trap bereikte.
Midden op het slot verhief zich een zware
torenhet hoofdgebouw sloot met de beide
vleugel» het vierkante slotplein in.
Terzjjde van het slot vond man nog
verschillende bggebouwen, en verderop lag
een klein dorp, dat met zjjn oud kerkje,
zgn boerenhofsteden en arbeiderswoningen
eveneens tot de heerljjkheid van het slot
Altenbrak behoorde. Wordt vervolgd).
NIEUWSBLAD