Hel Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Het verborgen testament.
M 3043.
Nabetrachting.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
WOENSDAG 3 SEPT.
1902.
LAMB VAN.ALTEN^
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO.
franco per post zonder prgsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond
ingewacht.
De Koninginnedag ligt weer achter
ons. Overal in den lande heeft men
weer blijk gegeven van verknochtheid
aan onze geliefde Koningin. Menige
stad, dorp, buurt was versierd, alsof
H. M. zeif haar intocht zoude doen.
In de scholen werd feest gevierd, of
voor 't minst vacantie gegeven. De
Oranjeliederen klonken op straat en
plein. Vooral nu, nog meer dan in andere
jaren, gevoelde het volk behoefte, uiting
te geven aan zijn liefde voor 't Oranje
huis. Was zij, het voorwerp dier liefde,
niet pas van het ziekbed opgestaan?
Had het Nederlandsche volk niet in
angstige spanning het verloop der ziekte
gevolgd en had het niet een gevoel van
verruiming gekregen, alsof het van een
zwaren last werd bevrijd, toen eindelijk
de doktoren konden verklaren, dat het
gevaar geweken was? Zoo ooit, dan
was er nu reden, om den verjaardag
der Koningin met opgewektheid en met
dankbaarheid te vieren.
Maar er is meer. Ruim twee en een
half jaar lang hebben we den worstel
strijd, dien onze stamverwanten tegen
het Britsche rijk voerden, met innige
belangstelling gevolgd. Na iedere over
winning, door de Boeren bevochten,
hebben we mede gejuicht, door eiken
slag, die hen trof, hebben we mede
geleden. Honderden malen hebben we
gewikt en gewogen de kansen van den
oorlog en altijd zeide ons hart, dikwijls
luider dan ons verstand, dat de Boeren
in 't eind de zege zouden wegdragen.
Was niet het recht aan hun zijde?
Werden ze niet gedragen door de sym
pathie der geheele beschaafde wereld?
En vooral, streden ze niet met taaie vol
harding en ontembaren moed Helaas,
noch het goede recht van hun strijd,
noch het medegevoel der volkeren, noch
de moed en wilskracht der strijders was
in staat aan de zaak der Boeren de zege
te verschaffen en Bloeimaand bracht ons
de ontnuchterende tijding, dat Engeland
in zijn misdadig opzet was geslaagd, dat
de heldhaftige patriotten ter wille van
vrouwen en kinderen hun stoeren nek
hadden gebogen, hun Mausers afgelegd,
hun doodsvijanden als hun meerters er-
FEUILLETON.
35)
Een ontzettende angst greep den baron
aan. Als zjjn zoon, die nu reeds verdenking
koesterde, na zjjns vaders dood het gehei
me vak in de muur ontdekte? Als hg de
schuld en de schande zjjner ouders in volle
grootte leerde kennen? Als hg hen moest
vervloeken Wat dan? Neen, dat mocht
niet gebeuren. Die papieren moesten ver
nietigd worden morgen neen, nog
heden dadeljjk op staanden voet.
Met inspanning stond de baron op, trok
zjjn kamerjapon aan en zocht den sleutel
van den toren. Daar was hgKorten
tgd voor zgn ziekte had hg de papieren
reeds willen vernietigen, maar toen was zgn
kracht verlamd geworden. Maar nu gevoelde
zieh sterk Daar steekt de sleutel
reeds in het slot; hg wil niet omdraaien.
Willy spande alle krachten in de sleutel
draaide om, de deur sprong open.
Een ijskoude, duffe lucht kwam den ba
ron te gemoet; hg rilde er van. Maar het
moest gebeurennu of nooitMorgen
was het misschien reeds te laat!
Met een lamp in de hand trad hg het
donkere vertrek binnen. Hg zette de lamp
op den schoorsteenmantel en tastte met
bevende hand aan de ljjst van het portret,
waarachter het geheime vak verborgen was.
Vond hg de juiste plek niet meer, of was
de veer verroest? Bewoog het portret niet
meer? Doch, daar knarste iets! Een vter
sprong los; het portret schoof langzaam
ter zjjde; hg zag in de donkere ruimte van
het geheime vak. Begeerig, met de hand
van een gierigaard, greep Willy in het vak.
Ja, daar waren de papieren nog, op de
zelfde plaats, waar hg ze bgna twintig jaar
kend. Was er grooter ontnuchtering
voor ons volk denkbaar? Zóó diep was
de overtuiging in onze ziel geworteld,
de hoop in ons hart vastgeroest, dat de
Boeren in 't eind als overwinnaars uit
den strijd zouden te voorschijn treden,
dat we dagen, weken later, nog moeite
hadden geloof te slaan aan wat toch
een nuchter feit was gewordenDe
Boeren hebben 't spel verloren. Hoe on
gaarne ook, we moesten ons vertrouwd
maken met de bittere waarheid, dat de
levens van duizenden vrouwen en kin
deren, en van nogmaals duizenden strijd
bare mannen vruchteloos geofferd waren
aan de idéévrijheid. Het onrecht heeft
gezegevierd. Twee kleine, edel aange
legde volken zijn verpletterd door het
ruwe geweld van hebzucht en vooroor
deel. De beschaafde volkeren hebben
toegekeken in angstige spanning, maar
hun regeeringen hebben geen hand uit
gestoken, om den gruwel te verhoeden.
Welk een ontgoocheling voor ons volk
Maar, ook welk een les voor onze natie!
Het Nederlandsche volk is door gods
dienstige, staatkundige, economische in
zichten verdeeld in tallooze partijen,
partijtjes, fractiën. Ieder burger ijvert
voor zijn beginselen, die hij voor de
eenig goede houdt, bestrijdt die van an
deren, welke hij verderfelijk acht voor
staat en godsdienst. In tijden van ver
kiezing wordt er vergaderd, geredevoerd,
gedebatteerd, soms rustig en kalm, soms
heftig en wild, er wordt gekuipt, gelo
gen, gescholden soms, het is alsof het
aloude deviesEendracht maakt macht
vervangen is door hetTweedracht ver
strooit. En die tweedracht is zoo gevaar
lijk, gevaarlijk voor een groot volk,
dubbel gevaarlijk voor een kleine natie,
gelijk de onze. Gelukkig dan, dat zulk
eene kleine natie een middelpunt heeft,
waarom ze zich groepeert, een middel
punt, waarom alle partijen zich kunnen
scharen in de ure des gevaars. De eeuw
waarin we leven, is vol gevaar voor na
tiën, klein in zielental. Geen hooge be
ginselen, geen edele motieven, doch alleen
stoffelijke belangen drijven de politiek
der machtige landen, en de kleine mo
gendheden hebben slechts te steunen op
eigen zwakke kracht. Dat is de les, die
we kunnen putten uit den Z.-Afrikaau-
schen oorlog. Wanneer we onverhoopt
geleden zelf had neergelegd. Hier Eduards
brieven, de documenten, het testament
en hier het register, dat Tirscbner, de
sluwe zaakwaarnemer, die ook reeds ten
grave was gedaald, voor dertig duizend
mark van den gewetenloozen podesta van
Frati had gekocht. Daar lag alles no r.
Hg legde de noodlottige papieren voor zich
op den schoorsteenmantel.
Bjj den aanblik dier oude bewjjzen ge
raakte Willy von Altenbrak in koortsach
tige spanning. In levendige kleuren kwam
hem de tgd van zgn jeugd voor den geest;
met de snelheid der gedachte trok zgn ge
heele leven in dit oogenblik zgn geest voorbij...
ach, zgn geheele leven, verloren, verongelukt!
Waarom was hij zoo zwak, zoo lafhartig
geweest Bjj had er voor geboet met twintig
lange jaren van gewetenskwelling.
Die herinneringen overweldigden hem;
het werd donker voor zgn oogen. De kracht
begaf hem; hg voelde, dat hg in onmacht
zou vallen... of was dat de naderende dood
Onwillekeurig sloeg hg de handen uit om
steun te vinden 1 Rinkelend viel de petro
leumlamp op den grond de oliehouder
ontplofte, en een groote stroom van vuur
verspreidde zich door de kamer.
De baron stiet een doffen kreet uit, jjlde
naar de deur, bereikte den drempel van zgn
kamer en stortte daar neder.
Intusschen grepen de vlammen begeerig
om zich heen. De tocht door de openstaande
deur bevorderde de verspreiding niet weinig.
Daar sloeg het vuur over in het schrijfver
trek, knaagde aan het dikke Smyrna-tapgt
en sloeg toen over op de gordgnen voor de
vensters. En midden in den vuurgloed lag
de bezitter van het trotsche slot Altenbrak...
dood
XXII.
Greta was te Neurode. Onder de troos
tende, milde woorden van baar moeder was
in haar gemoed de kalmte wedergekeerd
mochten worden aangerand door een
overmachtigen vijand, we hebben slechts
te rekenen op ons zelf. De onderlinge
naijver der toonaangevende landen is
wellicht de eenigste waarborg voor het
vreedzame bestaan,, dat men het kleine
Nederland tot nog toe gunt. Gelukkig,
dat we ons, als de nood dringt, kunnen
scharen om Oranje. Dat is een boom,
waarom elk rechtgeaard Nederlander
nog immer bereid is te dansen en te
juichen. De liefde tot ons vorstenhuis
bindt niet alleen Oranje aan Nederland,
gelijk het volkslied zegt, maar is ook
het cement, dat alle geledingen van ons
volk samenkleeft tot een onverbreekbaar
geheel. Het Oranje boven! dat op natio
nale feestdagen weerklinkt, is niet enkel
een heilkreet voor de laatste Oranje
telg, maar tevens een uiting van hoop
en vertrouwen in de toekomst, en ter
wijl onze mond het uitroept, weerklinkt
in de diepte van ons gemoedNeder
land zal niet vergaan. Als de nood
aan den man komt, zullen we allen
schouder aan schouder staan, om met
den Oranjenaam op de lippen, partij
schappen vergetend, eendrachtig als
waardige nakomelingen van het Oud-
Hollandsche ras den erfgrond onzer
vaderen verdedigen. Met beter gevolg
dan onze stamverwanten ginds? Ja!
zegt ons hart in ongeschokt vertrouwen.
De Koninginne-dag behoort weer tot
het verleden. De versieringen zijn weg
genomen, de vlaggen opgerold, de juich
kreten verstomd. Meer dan in vorige
jaren werd het Oranjefeest met opge
wektheid gevierd, want niet alleen ge
voelde we behoefte, uiting te geven aan
het innig gevoel van dankbaarheid voor
het herstel van onze geliefde vorstin,
maar ook, om na de rampspoeden, die
1 onzen Nederlandschen stam in het verre
Zuiden troffen, nog eens krachtig uit
te spreken het onwankelbaar vertrouwen
in de toekomst van ons land: Met
Oranje kan Nederland niet vergaan!
Buitenland.
Eau slager te Bouchout, bjj Antwerpen,
bracht op ean hondekar vlecsch rond. Plot
seling staat de hond stil, rukt zich los en
valt verwoed aan op den slager, die in
zg vleide haar hoofd aan de borst van de
trouwe leidsvrouw van haar jeugd, en weende
zachtdie tranen schonken haar verlichting.
»Moeder«, sprak ze, »laat rag bg u bljj-
ven, dan word ik spoedig weer uw vrooljjke
Greta van vroeger.*
»Laat het verleden ruston, Greta. Ik ben
nu tevreden wathebb nwemeernoodig?*
Meer werd tusschen moeder en dochter
niet gesproken over de gebeurtenissen in
den laatsten tgd. Zg verstonden elkaar ook
zonder veel woorden; zg waren gelukkig,
dat zg weer bg elkaar waren. Greta was
ernstiger geworden; bet vaste besluit om
haar liefde te onderdrukken, had haar ka
rakter gergpt; de rustige omgeving ver
zachtte het smarteljjke aandenken aan de
teleurstelling van haar minnend hart.
Volgens zgn belofte aan Harry von Al
tenbrak, had Ednard gezwegen over zgn
plannen betreffende de opheldering van het
familiegeheim. Zgn moeder geloofde daarom,
dat die zaak zou big ven rusten en was
daarmee tevredenzg streefde niet naar
goud en eer.
Stil en rustig lag de villa daar in dien
helderen zomernacht; stil en rnstig was het
ook in het dorpje Neurode, en sLchts uit
enkele schoorsteenpijpen steeg rook op. Plot
seling koorde men een kreet door de stille
straten weerklinken, die de inwoners ver
schrikt uit hun slaap deed opspringen. Dof
klonk de horen van den nachtwacht, en
daar tusschen hoorde men het akelig kleppen
van de dorpsklok.
Brand! brand!* riepen de menschen.
Ook Einard hoorde het. Hjj sprong uit
zgn bed, kleedde zich haastig en ging den
straatweg op. In de fabriek kon de brand
niet zgndie stond daar nog onaangetast.
Maar waar zou de brand dm zgn? Hg liep
een eind verder den weg op, Na kon hg
het schijnsel van het vaar tegen den ooste-
lgken hamel zien; het leek de roode gloed
minder dan geen tgd over den grond ligt.
Met hooivorken en houweelen kwamen de
dorpelingen aangehold om het razende di^r
zgn prooi te ontnemen, maar de meester
was door de tanden van den karhond in
middels zoo verwond, dat hg vermoedelijk
niet in leven zal blgven.
Op het station Se'zthal in Stiermarken is
een bom geworpen naar den aartsmillionair
en mijneigenaar Max von Gutman. Hjj kwam
er met een lichte verwonding af, maar zgn
opperhoutvester, die hem vergezelde, werd
zwaar gekwetst. De bedrgver van den aan
slag zelf werd totaal uit elkaar geslagen.
Wie hg was heeft men door de vreeseljjke
verminking van het ljjk nog niet kunnen
vaststellen en eveneens tast men in het
duister omtrent de beweegredenen tot den
aanslag.
Omtrent dezen aanslag bljjkt thans nader,
dat de dader is geweest de ingenieur Schnlz,
die een paar dagen geleden zgn intrek had
genomen in een hotel aldaar. Schulz wist,
dat von Gutmann in Selzthal zou komen
om te jagen, en begaf zich bg aankomst
vaa eiken trein naar het station om te
zien of zjjn slachtoffer nog niet mee was
gekomen. Zaterdag arriveerde Gutmann
eindeljjk. Juist toen hjj in een rjjtaig wilde
stappen wierp Schulz den bom naar hem toe.
De slag van het ontploffende projectiel
was zoo hevig, dat de ruiten in het station
en de omringende huizen verbrjjzeld werden.
In tegenstelling met het eerste bericht
wordt nu echter gemeld, dat niet alleen de
opperhoutvester, die Gutmann vergezelde,
zwaar gewond is, maar deze zelf ook. De
toestand van den houtvester moet hopeloos
zgn.
In het hotel, waar Schulz woonde, is een
tweede bom gevonden door de politie. De
beweegreden tot de misdaad is nog alljjd
niet bekend.
In het Russische stadje Beslawa heeft
Donderdag een persoon, die in het bureau
van den prefect van politie was toegelaten
om dezen een verzoekschrift te overhandigen,
dien ambtenaar met een revolver doodge
schoten, terwgl hjj bezig was het stuk te
lezen. De moordenaar verzette zich niet
der opgaande zon wel. In het dorp kon de
brand niet zjjn, daarvoor was het schjjnsel
der vlammen te ver af. Daar in het Oosten
straalde een liehtglans als van een prachtig
Noorderlicht; soms schoten enkele vlammen
zeer hoog op, en dan volgde een prachtige
vonkenregen. Het moest een geweldige brand
zgn, die daar woed ie.
Plotseling voer Eduard een hevige schrik
door de leden. Lag het slot Altenbrak niet
in die richting Ja, ja, daar moest de brand
zjjnDaarom kon men het schijnsel der
vlammen op zoo'n grooten afstand zien,
want het slot lag op een hoogte, van welker
top men den geheelen omtrek kon overzien.
»Waar is de brand?* vroeg Eduard aan
een voorbijsnellenden fabrieksarbeider.
»Het slot Altenbrak staat in brand,
mjjnheer!* luidde het antwoord. »Als de
arbeiders van Neuenbrak het maar niet aan
gestoken hebben.*
»Dat zou verschrikkelijk zgn! Maar wjj
kunnen hier niet- werkeloos toezien. Ga da
delgk naar de fabriek en roep onze brand
weer op. Binnen vjjf minuten ben ik aan
de fabriek.*
>Goed, mgnheer,* antwoordde de man
en snelde weg.
Eduard keerde in buis terug, waar hg
zjju moeder en zuster in de woonkamer
aantrof. Vol angst vroegen de vrouwen
waar de brand was.
»Op het slot Altenbrak,* antwoordde
Ednard. Ik laat de brandweer van de fa
briek oproepen en rjjd mee naar ginds.
Gauw mjjn hoed en mantel!*
Greta haalde het verlangde, terwgl me
vrouw Montelli medeljjdend zei: »die arme
Gerda! Kon ik haar nu ter zjjde staan.*
Misschien zgn het alleen de bijgebou
wen, die branden, men weet het nog
niet,* antwoordde Eduard, terwgl hg den
mantel over zgn schouders wrirp. >Iu ieder
geval ga ik er heen vaarwel!*
Da brandweer van de Neuroder fabriek
tegen zjjne arrestatie, maar weigert zjja
naam op te geven.
Naar bet heet, heeft ook de minister vau
buitenl. zaken Von Plehwe een sehrjjven
van het revolutionair comité ontvangen,
met de mededeeling dat hg ten doode ia
opgeschreven.
Holbein, die nu voor de derde maal «en
poging heeft gedaan om over het Kanaal
van Calais naar Dover te zwemmen, heeft
het moeten opgeven toen hjj nog slechts
op een 21/3 K.M. afstands van Dover was.
Woensdagavond ging hjj te Calais te water
en Donderdagmiddag om 1,41 moest hg,
geheel uitgeput, zich aan boord laten trek
ken van de stoomboot, die hem vergezelde.
Hjj was 22 uur en 21 min. te water ge
weest en had ongeveer 53 mjjl (d. i. onge
veer 85 K.M.) gezwommen. Een wereld
record. De strooming bleek te sterk.
Een der in Hongarije nog zoo gebrui
kelijke tweegevechten tusschen militairen
heeft een bjjzonder tragischen nfloop gehad.
Te Temesvar had Donderdag tusschen ma
joor Feilitz en luitenant Kummer een duel
plaats op de sabel. Den majoor werden een
oog en de helft van het gelaat letterljjk
weggehakt. Da doktoren hoopten, niettegen
staande de gruwelgue verwonding, hem in
het leven te houden, maar Feilitz wilde
liever sterven dan zoo misvormd te blgven
leven en schoot zich dood.
Volgens een telegram, uit Castries (Ste.
Lucia) ontvangen, is het Engelsche stoom
schip >Korona< uit Fort-de-France (Mar
tinique) daar aangekomen, het bericht
medebrengende van een nieuwe verschrik
kelijke uitbarsting der Montagne Peléj,
Zaterdagavond om negen uur. Mensehen,
nit het noorden te Fort-de-France aange
komen, meldden dat het dorp Morde-Rouge
geheel vernield is, het dorp Le Carbet is
weggevaagd door een vloedgolf. Er zgn
ongeveer tweehonderd dooden.
Bjj Meriden, in den Amerikaanschen
staat Minnesota, is een trein door een wer
velwind uit het spoor geworpen. Er werden
twee menschen gedood, verscheiden worden
vermist en velen gekwetst.
stond nu reeds met twee spuiten gereed,
toen Eduard aan de fabriek kwam. Snel
sprong Eduard op den eersten wagen en
gaf het teeken tot vertrek. Snuivend storm
den de paarden in gestrekten galop de
dorpstraat door, naar het tooneel van den
brand.
Eduard staarde naar den bloedrooden
gloed, die met het oogenblik scheen toe te
nemen. Was daar dan geen menschelgke
hulp, dat de vlammen zoo ongehinderd haar
vernielingswerk konden voortzetten? Het
scheen wel of men de vlammen rustig liet
begaan, anders hadden die onmogeljjk in
zoo'n korten tgd zulk een grooten omvang
kunnen krjjgen. Op den straatweg haalde
men enkele troepjes arbeiders in; anderen
bleven rustig staan om naar het schoone,
vreeseljjke schouwspel te zi n. Men riep hun
toe, mede te rjjden, doch zjj lachten hoo-
nend en riepen: »Het is goed, dat die oude
ka9t afbrandt. De barones heeft het wel
aan ons verdiend!*
Eduard erkende in die lieden de werk-
stakende arbeiders van Neueubrak. Hg wist,
dat het vergeefsehe moeite zou zgn, als hg
hen aanspoorde om te helpen redden; zg
waren tc zeer verbitterd. Hjj dreef de paar
den nog m-er aan. De gedachte aan alles
wat zgn familie tegen die van den baron
Von Altenbrak kon aanvoeren, was geheel
vergeten. Hg dacht er alleen aan, zoo spoe
dig mogeljjk hulp te verleenen.
Hjj had Gerda's beeld voor oogen; hjj
zag haar bleek gelaat, haar smeekenden
blik, hjj hoorde weer haar laatste vaarwel,
waarmee zg schreiende afscheid van hem
had genomen.
De paarden liepen hemnognietsnelgenoeg.
Voort, voort! rjjdt nog sneller!* riep
den voerlieden toe. De zweepen kwamen
suizend op de raggen der paarden neer, die
verschrikt steigerden en in razenden vaart
de hoogte opgingen, waar het slot stond.
IIEUWmiB
(Slot volgt/.