voor het Land van Heusden enz.
Uitgever L. J. VEERMAN te Heusden.
TWEEDE BLAD Zaterdag 19 Nov, 1904.
Uit den goeden ouden tijd.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en
ZATERDAG.
ALLERLEI.
NIEUWSBLAD
Abonnementsprijs: per 3 maan
den 1.00, franco per post zonder prijs-
verkooging. Afzonderlijke nummers 5
cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct.
Elke regel meer 7y2 ct. Groote letters
naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en
Vrijdagavond ingewacht.
«Welwat wou je vroeg Andries, zich
onwillig omkeerende.
»Wat ik wou herhaalde de waard, zijn
zwaarlijvige gedaante tusschen ons beiden in
stellende »ik wou, dat je dut heerschap daar
met vrede liet. De man heit jou ommers geen
stroobreedte in den weg 'eleid Ga zitten
en drink je zoopje je ziet ommers dat het
je portuur niet is.«
»De kastelein spreekt als een verstandig
man,« zeide baas Roggeveld, zijn pijp even
omdraaiende »je zoudt er, in dit geval, geen
eer meê inleggen, met teugen dien koopman
te vechten en ik beloof het je ook, we had
den het nooit zooverre laten komen, in dat
geval. Ik was maar 'ereis nieuwsgierig hoe
hij zich houen zoumaar ik moet zeggen,
hij was niet bang ook, in dat geval en
bij deze loftuiting voogde hij een vleiend
knikje.
«Ei eizeide Andries, den waard scham
per aanziende «je zelt ook zooveel klanten
krijgen as er op het spil van den bramtop
kunnen staan, as je 't zoo anleiten een man,
die, zoo als ik, een echt Gooierskind ben en
nog bovendien al de eilanden van de Westinjes
zoo goed ken as jij den weg naar je kelder,
beletten wilt een klein, eerlijk vechtpartijtje
te hebben, 's Lands wijs. 's lands eer zeg
ik maar en ik beloof je, dat je mijn gezicht
ook voor 't laatst ziet as het zoo mot gaan.
Deze bedreiging deed mij in mij zei ven
lachen; want ik dacht, dat de waard juist
niet zeer gesteld moest zijn op een klant als
Andries, wiens uiterlijk geene zeer gevulde
beurs verraadde. Ik bedroog mij echter, al
thans naar hetgeen de kastelein volgen liet.
»Kom 1 kom zeide hij, Andries gulhartig
op den schouder tikkende »zoo motje nou
ook niet spreken. Je weet, dat ik een eer
lijke snijpartij al zoo graag zie als een aêr;
maar dan mot het over en weêr goedwillig
in zijn werk gaan, zoodat Schout of Baljuw
er niets in te zeggen heit. Je weet ommers
zelf best hoe 't gaat, as de eene partij niet
wil vechten en de aêre aldan schuren nader
hand allebei hun piek en de kastelein wordt
in de boete geslagen."
»Ei wat denk er niet meer over," riep
Roggeveld Andries toe, die norsch voor zich
heen keek »er zei nog wel gelegenheid kom
men vandaag .om te toonen wat een kaerel je
bent, in dat geval. Drink nou de quaestie af
met den koopman en laat het daarbij blij
ven, in dat geval."
»Dat is niet kwaad gedacht,zeide ik ho
pende op deze wijze de zaak 't best te sussen
«geef dan een glaasje brandewijn, vrijster
en laat er niet meer over de quaestie ge
sproken worden, Zwik!« zeide ik, mijn mond
aan het zoopje zettende, dat Mientje mij bracht
en het daarna aan Andries toestekende.
»Zwak!« zeide deze, het glas ledigende:
«en ik wensch je toe dat je nooit meer in
mijn vaarwater komen meugt.«
Ik zag eenigzins vreemd op bij dezen zon
derlingen wensch de toon waarop die werd
uitgesproken, zoowel als de schuinsche blik
waarmede hij vergezeld ging, deed bij mij
een onwillekeurigen schroom ontstaan, waar
over ik mij zeiven verwonderde. Ik wilde
nu heengaan maar ik weet niet welk een
valsche schaamte mij beduidde van nog een
oogenblik te blijven, om niet door een over
haast vertrek de boeren in den waan te bren
gen, dat ik mij uit vrees verwijderde. Ik
bleef dus nog een poos bij de toonbank draaien,
en keek van tijd tot tijd naar buiten, waar
de man met den rooden mantel zich nog al
tijd bevond en thans met zijn voerman praatte,
die hem naar het mij voorkwam, scheen te
beduiden, dat het paard opnieuw beslagen
moest wordenalthans, na eenige oogenblik-
ken werd het beest naar den smid aan de
overzijde gebracht.
»Is het waar,« hoorde ik intusschen baas
Roggeveld aan een zijner buren vragen, dat
Aafje Jansz gisteravond op het Larensche veen
is afgezet eworden
»Naakt uitgeschud meugje wel zeggen,
was het antwoord»'t is veul zoo die schelmen
heur een hemd an 't lijf hebben elaten. Zij
waren met er drieën, as ik hoor."
»'k Sou zoo garen om een roompje
Met jou eens naar buiten gaan,
Ri#rih onder 't lindeboompje
Dat je 'tmaar eens dorst bestaan."
zong Andries er tusschenbeide.
3)Ja nog erger," zeide een andere boer
»zij hebben de weuning van Klaas Tymensz
te nacht op'ebroken en zijn met al den bult
gaan strijken."
»'tls de bende van Zwarten Piet," zeide
een derde.
»Ei wat!" bromde Andries tusschen de tan
den, en terstond weêr voortzingende
«Margriet! maar ziet.
Besjen is te kwaad,
Als men eventjes bij jou staat,
Maar ziet, besjen is te kwaad.
Als men maar eens met jou praat."
«Jij, die van alle markten te huis bent en
op zooveel zeeën gezwalkt hebt," zeide de
waard, Andries aanstootende «jij hebt zeker
Zwarten Piet wel 'ekend ook?«
«Wat bruit mijn jou Zwarte Piet,« zeide
Andries, een scheel gezicht zettende: «och!
't is allemaal lanterluien, wat dat volk vertelt.
Een goeien vetten koopvaarder van zijn over-
tolligen ballast te ontlasten, dat was werk
voor Zwarten Piet: denk jij, dat een echte
zeebonk as hij zich zou ophouen met een oud
wijf op den grooten weg te onttakkelen
«Wie weet?« zeide de waard: «tot een
tijdverdrijfje ondershand.
«Gekheid zeide Andries: en hij begon op
nieuw zijn gezang.
Ik weet niet, hoe het kwammaar het
scheen mij toe, als of hij daardoor afleiding
aan het gesprek wilde gevenen het was of
een geheime stem mij influisterde, dat, zoo
die diefstallen al niet op rekening van Zwar
ten Piet moesten geschoven worden, Andries
althans daar meer van af wist dan hij zeg
gen wilde.
Het was echter niet meer dan een ver
moeden en daar ik begreep, nu lang genoeg
te zijn gebleven, wierp ik een gulden op de
toonbank en verzocht om geld terug.
Terwijl Mientje nog bezig was een dub
beltje uit haar tasch te halen, trad de man
met den rooden mantel de deur binnen en
stapte, zonder eenige notitie van iemand te
nemen, naar de toonbank toe.
«Vrijsterzeide hij: «geef spoedig een
paar sneden wittebrood en boter. Wij moeten
voort, zoodra ons paard beslagen is.«
Mientje zette zich dadelijk in postuur om
aan het verzoek te voldoenen de onbekende
bleef met de armen over elkander geslagen
voor de toonbank staan, zonder te bespeuren,
dat hij het voorwerp der beschouwing was
van al de aanwezigen, maar vooral van mij,
die noch altijd stond te wachten op het geld,
dat ik terug moest hebben.
En in de daad, hij was wel geschikt om
de opmerkzaamheid tot zich te trekkenzijn
gestalte was ongemeen hoog, zonder echter
het onbevallige te bezitten, hetwelk meesten
tijds eigen is aan uit hun kracht gegroeide
personen en hun het hoofd doet gebogen
houden of den rug krommen. In-tegendeel,
de stand van den reiziger was vrij en onge
dwongen en de roode mantel zelf, die hem
bijna geheel bedekte, was met een achteloozen
zwier omgeslagen, welke iets edels, iets schil
derachtigs bijzette aan elke houding, welke
hij verkoos te nemen. Over de gelaats
trekken viel het echter moeilijker eenig oordeel
te vellen. Een slechts los omgeknoopte das
van zwarte zijde verborg de onderste helft
van het aangezicht, en de slappe rand van
den hoed viel op het voorhoofd nederzoodat
men weinig meer kon onderscheiden, dan den
eenigszins voorovergebogen neus en den zwaren
peper- en zoutkleurigen knevel, die de bo
venlip overschaduwde.
Simon was bij het binnentreden des vreem-
delings nog dieper in zijn hoekje teruggekropen,
als had hem die reusachtige gedaante schrik
aangejaagdmaar, even als de vos, die in
't eerst voor den leeuw vluchtte, doch lang
zamerhand aan zijn uitzicht begon te wennen,
en eindelijk gemeenzaam met hem werd, zoo
scheen ook onze marskramer, na gedurende
een poosje den roodmantel te hebben aange
gluurd, zijn schroom te laten varen en vrij
moedigheid te verkrijgenhij rees langzaam
op, en, den onbekende naderende, begon hij
hem zijn koopwaren aan te bieden.
«Dheursthekers messen scharen
brillen! photloodjes! khoop wat, Meneer!
gheen deit reik, zoowaar God leeft." De
vreemdeling vergenoegde zich, den Jood met
een langzaam hoofdschudden af te wijzen,
zonder eenig antwoord op zijn aanzoeken te
geven.
«Laat ik wat an jou verdienen,vervolgde
Simon, hem bij den mantel trekkende«hal-
mennakkiessnijfdoozenThraktaatjes over de
pholitiek van den dagmooi om te leggen
loopen lezen hover den weg. Of wil je liever
een khommediepoekkie of de leste woor
den van Saco, met zijn sententie er achter,
Nha! hik zeg hummers geen kwaad
»Hm!« bromde de vreemdeling en ontwrong,
met een beweging van verontwaardiging, zijn
mantel aan de handen van den Jood, en te
gelijk het bord met broodjes, dat Mientje hem
toereikte, aannemende, wendde hij zich om,
en ging weder naar de voordeur. Onderweg
echter bedacht hij zich, keerde terug, keek
rond, als zocht hij iets, nam toen het mes
van Andries, (die, juist opgestaan zijnde, bezig
was een pijp aan te steken en de daad des
onbekenden niet terstond bemerkte), sneed
het eene broodje in dunne reepjes en stapte
toen de deur uit, gevolgd door Simon, die
niet afliet, hem zijn waren aan te prijzen.
Andries ging weêr naar zijn plaats en ontdekte
terstond dat men aan zijn mes geraakt had.
Ik had inmiddels mijn geld terugontvangen,
en, een nieuwen twist voorziende, mij, na een
goeden dag aan 't gezelschap te hebben ge-
wenscht, weder naar buiten begeven, toen de
arme Simon plotseling naar binnen en mij
tegen 't lijf werd geworpen. Hij had, niet
tevreden van zijn prullen den vreemdeling aan
te prijzen, ook in de kar willen kijken, waar
schijnlijk om te zien of hij daar ook een koo-
per zou vinden, toen de reiziger hem op deze
vrij onzachte wijze belette, zijn voornemen ten
uitvoer te brengen.
«Hawaai! hawaairiep de arme drommel,
zijne, over den grond verstrooide kramerijen
stuk voor stuk oprapende«hik ben heen
bedurven man. Wat zhijn dat nou voor
menieren? mag een heerlijke khoopman op
's Eeren straten zoo be'andeld worden Lee-
lijke sthraatschender dhat je bent met jou
schavotkleuren mantel. Je ben men phortuur
niet; maar gheef me hen kleinen jonge bij
me hen ik shla je tot greizelementen. Mhag
jij de menschen zoo molestheren
Er waren eenige voorbijgangers en werk
lieden uit de buurt op het rumoer komen
aanloopen. Ik had de dienst, mij door Simon
bewezen, nog niet erkend, en naar hem toe
tredende, stopte ik hem een zeshalf in de hand.
»Daar,« zeide ik, «dank je voor uw waar
schuwing van zoo evenWachtdaar liggen
nog een paar messenen hier een kam
Dit zeggende raapte ik eenige van zijn
koopwaren op, die onder de kar geraakt waren,
en stelde hem die ter hand, terwijl hij mij
duizendmaal «God loonjek toewenschte. De
vreemdeling bleef intusschen in een onver
schillige houding tegen de kar leunen en zijn
snede brood opeten, zonder zich over ons té
bekommeren.
Op dit oogenblik stoof Andries de deur uit,
met zijn mes in de hoogte, door den waard
en al de boeren gevolgd.
«Weêr en wind!« riep hij den vreemdeling
toe«jij zelt er zoo gemakkelijk niet afko
men als dat loop-in-'t-lijntje daar. Wie heitje
gehieten van an men mes te komen
Ha waaihawaai riep Simon, Andries
met een smeekenden blik aanziende«elp mij
toch thengen dien Filisthijn, dien langen schlin-
gel dhaar, die me eelemaal heit bedhurven.«
«Hooije niet, dat je gepraaid wordt,ver
volgde Andries tegen den vreemdeling, die,
zonder zich zijn woorden aan te trekken, on
beweeglijk stil bleef staan: «wat hadje met
men mes noodig?«
De onbekende gaf geen antwoordmaar
het ledige bord aannemende, dat de persoon
die in de kar gezeten was hem aanreikte,
stak hij het den kastelein toe en vroeg, wat
hij schuldig was. Ik had mij intusschen willen
verwijderen; maar ik beken dat de nieuws
gierigheid, hoe dit alles zou afloopen, mij ook
terughield.
«Geef dan voor den antwoord, kaerel
bulderde Andries, den vreemdeling bij den
mantel grijpende.
«Hebt gij lust denzelfden weg op te gaan
als die Jood daar?« vroeg deze: «ik hinder
niemand; maar niemand moet mij aanraken.
«Hoor reis, ventjezeide Andries: «jij
mot zooveel praats niet hebbenal benje nog
zoon lange spriet, ik heb er wel grooter als
jou voor derlui frontwerk getrommeld. Heb
je lust dan zal ik je een rood lintje over je
bakkes halen."
De vreemdeling verwaardigde zich niet eenig
antwoord te geven maar, zich tot zijn voer
man wendende, die juist met het beslagen
paard terugkwam, riep hij hem toe, zich wat
te haasten. Dit bevel werd door de omstan
ders natuurlijk als een bewijs van vrees aan
gezien, en de waard, niet ontevreden, van nu
eens aan Andries zijn trek tot een messen
gevecht te gunnen, wendde zich verheugd tot
Roggeveld ziezoo zeide hij «nou zeilen
we toch nog een grapje hebbenen onze
vriend Andries zal trakteeren want dat doet
hij altijd roiaal, mot ik zeggen, as hij er een
troef heit 'egeven."
«Ik 'eleuf het niet," zeide Roggeveld «die
lange spier is ook al niet van 't echte soort
en 't kon wel 'ebeuren dat hij zonder neus
verder most reizen, in dat geval
«Wat is dathernam Andries tegen
den onbekende, terwijl hij, de beenen wijd
uiteenzette, de linkerhand in de zijde bracht,
en met de rechterhand zijn mes op- en neder-
wierp «ben ik je nou geen antwoord waar
dig En zou je zoo schoot gaan zonder te
brassen Neen mannetje je zelt me, zoo
lang als je bent, op je knieën ekskuus motten
vragen of op het mesje
«Welnu waar wacht gij op vroeg de
man, wien de uitdaging gold, aan den voer
man, die met wijd opgespalkte oogen dit too-
neel stond aan te gapen «Span in, en stoor
u niet aan de praat van dien dronken lap
daar."
«Dronke lap ik dronken!" brulde Andries,
wiens woede nu ten top was gestegen
«wachtik zelje leeren En terstond
sprong hij op den reiziger los, die juist bezig
was, den voerman aan het inspannen te hel
pen. Ik was op het punt van tusschen beiden
te schieten, daar ik vreesde dat de onbekende
zou worden aangevallen op een oogenblik dat
hij niet op tegenweer bedacht wasmaar
Simon hield mij, onder een angstig gefluister
van «hawaaibhemoei er je niet meê Wat
zei 'et wezen bij mijn rokslippen vasten
de vreemdeling toonde meer op zijn hoede te
zijn dan ik meendewant, zich eensklaps
omkeerende, gaf hij den twistzoekenden gast
een stoot in de borat, dat deze achterover
tuimelde, en naar zijn adem hijgende, op den
grond bleef liggen.
«De drommel die kwam an zeide baas
Roggeveld«dat is ook geen kat om zonder
handschoenen aan te vatten.
«Wel vriend Andries zeide de waard,
hem weder op de been helpende «benje nou
een zandruiter 'eworden
»'t Is ongehoord vloekte Andries, met
moeite opstaande «en nou neem ik jelui allen
tot getuigen, of hij niet met mij vechten moet."
Vechten moet hij riepen de boeren«er
is geen bidden voor."
«En ik neem u allen tot getuigen," zeide
de vreemdeling, op een strengen toon, «dat
ik het niet ben, die aanleiding tot twist ge
geven heben dat, zoo de justitie deze zaak
onderzoekt, zij eerder hen zal straffen, die een
vreedzaam, reiziger aanranden of zulks ge-
doogen, dan hem die zich verdedigt, wanneer
hij aangevallen wordt."
«Dat helpt allemaal nietriepen de boeren
«jij hebt zijn mes an'eraakt en hum 'eslaogen
vechten motje."
Ik zag, dat de zaak een slechte wending
voor den reiziger begon te nemen ik weet
niet welke goede geest mij nu op eens den
zotten logen ingaf, dien ik verzon om hem
uit den brand te helpen.
«Laten zij oppassen, wat zij doen," flui
sterde ik Roggeveld, die naast mij stond, in
't oor. «Ik bedrieg mij niethet is Tsaar
Peter de Tsaar van Rusland, weet gij
«Wat je zeitzeide Roggeveld, den vreem
deling verbaasd aanziende«wel kijk is 't
mogelijk in dat gevalen hij deelde zijnen
buurman het sprookje mede, dat nu van mond
tot mond vloog.
Het verdichtsel vond des te meer geloof, om
dat de Tsaar, weinige jaren geleden, insgelijks
zonder gevolg en incognito naar Amster
dam gereisd was, en dat de vreemdeling, door
zijn hooge gestalte, zijn gebiedenden toon, en
zelfs door de geduchte wijze waarop hij van
zich afgeslagen had, niet kwalijk beantwoordde
aan het denkbeeld, dat men zich van den
Russischen Vorst vormde. Kluchtig was het
nu, den indruk gade te slaan, welken de tij
ding, die ik had medegedeeld, op de aanwe
zigen maakte. Al de mutsen en hoeden gingen
een voor een af, en de boeren bleven als be
teuterd den vreemdeling aangapen. Vooral
de waard was verlegen, en zocht door me
nigvuldige buigingen en strijkaadjen het weder
goed te maken, dat hij bij den twist de zijde
van Andries gekozen had. Andries zelf,
schoon het aan zijn gelaat te zien was, dat
hij het vertelsel betwijfelde, dorst echter den
aanval niet hernieuwen, en bleef in het midden
van den kring als besluiteloos staan, de blik
ken met een norsche uitdrukking nu eens op
den gewaanden Tsaar, dan weder op de om
standers wendende. Slechts twee personen
waren er, die blijkbaar niets van de zaak
begrepen de eene was Simon, die zich op
eenigen afstand teruggetrokken had en de
plaats hebbende verandering met blikken van
verbazing beschouwdewant niemand gaf
zich de moeite, hem eenige opheldering te
geven de andere was de onbekende zelf,
die, blijkbaar verbaasd over de op eens zoo
beleefde houding der boeren, als de omstan
ders beurtelings in 't gezicht zag, totdat zijn
oog eindelijk op mij viel, en ongetwijfeld den
glimlach waarnam, dien het welgelukken mij
ner list bij mij verwekte. Ik begreep zijn
vragenden blik, en aantstonds, met den hoed
in de hand hem naderende, maakte ik de
beweging, als of ik hem in het rijtuig helpen
wilde, en fluisterde hem in 't oor«men
houdt u hier voor den Tsaarmaak maar
spoedig, dat gij verder komt."
«Ik dank h zeide hij, op de kar stap
pende «rij nu maar voort, koetsier
De voerman liet het zich geen tweemaal
zeggen, maar sprong op het krat en lei de
zweep over het paard, dat terstond, met meer
vlugheid dan ik het oordeelde te bezitten, zijn
weg vervolgde.
De gansche vergadering bleef het rijtuig
eenige oogenblikken in stomme verbazing
naöogentotdat de waard de stilte brak met
den uitroep «wel wie heit zijn leven zoo iets
'ezien Wie kon nou denken, dat die Rood
mantel de Tsaar zou wezen
«De Tsaar riep Simon, weder toeschie
tende «nha doch 't is zooveel de Tsaar, as
dat hik Vader Abraham ben. Lhoop khijken
'Eb ik den Tsaar niet menigmaal ghezien,
toen 'ij te Zerdam wherkte as een gemeene
krijer en den naam droeg van Phieterbhaas.
Ze 'ebbe je dhan holik bheet ge'ad, khaste-
lein
«Wathoe was dat de Tsaar niet Wie
heeft dat dan verteld mompelden de onte
vredene omstanders en aller oogen vestigden
zich op mij, met een uitdrukking van wrevel
en toorn.
«Is hij het, die jelui bedot heit vroeg
Andries, op mij wijzende «jelui bent ook een
hoop gekken, die je een barkas voor een brik
laat verkoopen
«Kom kom zeide ik, «Tsaar of niet,
gijlieden moogt blij zijn, dat de zaak geen
verdere gevolgen heeft gehad want die man
zag er mij wel naar uit, om het hooger op
te zoeken, zoo men hem een haartje gedeerd
had en ik twijfel er niet aan, of de Heeren
van Eemland hadden het u duur doen beta
len. Goeden morgen samen
Met dezen groet begaf ik mij op weg, en
haastte mij met groote schreden het dorp te
verlaten, en het dof en dreigend gemompel
te ontgaan, dat van verre achter mij klinken
bleefik was echter niet bevreesd, dat men
mij vervolgen zoude want ik had in Simon
een trouwen bondgenoot achtergelaten, die mij
kende, en het hun, vleide ik mij, wel uit het
hoofd zoude praten, mij verder lastig te vallen.
(Het vorenstaande is een klein uittreksel
uit Ferdinand Huyck, door M. J. van Lennep.
Die de geschiedenis genoegzaam interesseert
om ze in haar geheel te willen lezen, schafte
zich bij den Boekhandelaar L. J. Veerman
genoemd werk aan tegen den prijs van f 0,60
of in stempelband f 0,90.)
Plaatselijk Nieuws.
HEUSDEN, 19 Nov.
De rekening dezer gemeente over
1903 is door Heeren Gedeputeerde Staten
vastgesteld in ontvangst op f 18406,50 en
in uitgaaf op f 14953,76 alzoo met een ba
tig slot van f 3452,74.
Door den raad dezer gemeente is
met het gemeentebestuur van Oudheusden
eene gemeenschappelijke regeling getroffen,
omtrent de toelating van kinderen uit die
gemeente op de openbare school alhier.
Voor ieder kind is eene vergoeding ver
schuldigd van f25,per jaar.
Aan den curcus voor herhalings-
onderwijs op de openbare school alhier
wordt deelgenomen door 8 jongens meis
jes hadden zich niet aangemeld.
Ter voldoening aan het Provinciaal
Reglement van politie op de wegen is door
Gedeputeerde Staten bepaald, dat de kom
dezer gemeente begint aan de ingangen der
stad op de wegen van Oudheusden, Herpt
en Heesbeen, alwaar bordjes zullen worden
geplaatst. Wij wijzen er op, dat hiermede
o. a. rekening zal moeten worden gehou
den met het rijden op hondenkarren, het
geen derhalve binnen de omwalling der
gemeente niet geoorloofd is, tenzij de kar
door een geleider wordt vergezeld.
Door de handelsvereeniging »Til-
burg" is aan den gemeenteraad aldaar
een verzoek ingediend om de gasprijzen
met 25 pCt. te verminderen voor hen die
voor meer dan f 100 per jaar gebruiken.
Als men nagaat dat de gasprijs te Tilburg
5 cent en te Heusden 10 cent per kub. meter
is, zou het dan ook niet billijk zijn dat
aan ingezetenen van Heusden, die jaarlijks
voor méér dan f100 gebruiken, ook eene
reductie op den prijs van 10 cent werd
toegestaan
Wij veronderstellen, dat dit de onder
neming in de eerste plaats ten goede zou
komen. Evenals met de verlaagde porto's
het brievenvervoer toenam, evenzeer zal
bij eene reductie, bij verbruikers boven de
f 100, wat meer roiaal met gas worden
omgesprongen, en gesteld dat het verbruik
hierdoor verdubbelde, dan zou de onder
neming er toch ook bij vooruitgaan
Een onzer lezers uit Doeveren merkt
ons op, dat we onlangs van eene kleine
gemeente melding maakten, met een groot
getal vergunningen. Maar, zegt hij, dan
hebt ge toch Doeveren niet goed bekeken
want hier zijn 60 inwoners en 3 vergun
ningen
Dezelfde vriendelijke berichtgever vroe
gen we of het waar was, dat Doeveren bij
eene andere gemeente zou worden gevoegd,
nu Doeveren en Drongelen door den Nieu
wen Maasmond gescheiden zijn.
Ja, zei hij, (we laten hem geheel aan
het woord en nemen het slechts op zooals
hij het ons weer gaf) dat zal ik je eens
zeggen.
Eerst was er sprake van Doeveren bij
Baardwijk te voegen maar de ingezetenen
alhier zonden een vriendelijk schrijven naar
de Heeren in den Bosch en meldden dat
Baardwijk te ver af was en bij mogelijke
werking van den Overlaat niet zou zijn te
bereiken.
Toen stelden de Heeren voor om Doeve
ren bij Elshout te voegen maar zie, dit
is daar zandgrond en hier is het klei en
zandgrond vereenigt niet goed met klei.
Neen, we wilden wel bij Heusden zijn
en namen dan Heesbeen medemaar ik
geloof dat de groote Heeren in den Bosch
dat niet willen en nu denk ik dat alles
blijft zooals het was.
VEEN. Nu de winteravonden weer
wat laug worden, schijnen velen er behagen
in te vinden 's avonds langs de straat ver
schillende baldadigheden uit te halen. Daar
ieder rustig burger ongaarne ziet, dat zijn
eigendom op deze wijze wordt benadeeld,
zoo zoude het wenschelijk zijn, dat de politie
zulke personen eens kon verbaliseeren.
Deze week stierf plotseliug een rund
van den landbouwer B. dat zich overeten
had. Ingeroepen hulp van den veearts
mocht niet baten.
Het 6-jarig zoontje van C. N. had
al spelende het ongeluk van de aanlegplaats
in de Maas terecht te komen. Gelukkig
was er hulp in de nabijheid, die het ventje
op het droge wist te brengen en kwam hij
met een fliuk nat pak vrij.
KERKDRIEL, 18 Nov. Heden werd
door de gemeente Kerkdriel aanbesteed
het bouwen van een Postgebouw met Direc
teurswoning, waarvoor werd ingeschreven
door de Heeren
Van Berkum 12,421.
J. van Diggelen, Wel - 12,185.
N. Willlems, Vreeswijk - 11,8
Van Boekei, Kerkdriel - 11,333.
Van Boord, Zalt-Bommel - 11,299.
L. Mets, - 11,277.
N. van Ooijen, Gameren - 10,987.
A. Dankers, Heusden - 10,913.
A. van Itersson, Beest - 10,340.
Volgens bestek 14 dagen beraad.
Vleiend. Ik wil me laten photogra-
feeren weet ge niet een goede photograaf
Ja, ga bij N., die weet uit het onbe-
duidenste gezicht nog iets te maken.
Moraal.
L e e r a a r Janus, wanneer iemand op
het punt staat iets slechts te doen en een
inwendige stem hem dan zegt, dat niet te
doen, hoe noemt men dat?
Janus: Buikspreken, meester