voor het Land van Heusden enz. Uitgever L. J. VEERMAN te Heusden. TWEEDE BLAD Zaterdag 19 Nov, 1904. Uit den goeden ouden tijd. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. ALLERLEI. NIEUWSBLAD Abonnementsprijs: per 3 maan den 1.00, franco per post zonder prijs- verkooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7y2 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond ingewacht. «Welwat wou je vroeg Andries, zich onwillig omkeerende. »Wat ik wou herhaalde de waard, zijn zwaarlijvige gedaante tusschen ons beiden in stellende »ik wou, dat je dut heerschap daar met vrede liet. De man heit jou ommers geen stroobreedte in den weg 'eleid Ga zitten en drink je zoopje je ziet ommers dat het je portuur niet is.« »De kastelein spreekt als een verstandig man,« zeide baas Roggeveld, zijn pijp even omdraaiende »je zoudt er, in dit geval, geen eer meê inleggen, met teugen dien koopman te vechten en ik beloof het je ook, we had den het nooit zooverre laten komen, in dat geval. Ik was maar 'ereis nieuwsgierig hoe hij zich houen zoumaar ik moet zeggen, hij was niet bang ook, in dat geval en bij deze loftuiting voogde hij een vleiend knikje. «Ei eizeide Andries, den waard scham per aanziende «je zelt ook zooveel klanten krijgen as er op het spil van den bramtop kunnen staan, as je 't zoo anleiten een man, die, zoo als ik, een echt Gooierskind ben en nog bovendien al de eilanden van de Westinjes zoo goed ken as jij den weg naar je kelder, beletten wilt een klein, eerlijk vechtpartijtje te hebben, 's Lands wijs. 's lands eer zeg ik maar en ik beloof je, dat je mijn gezicht ook voor 't laatst ziet as het zoo mot gaan. Deze bedreiging deed mij in mij zei ven lachen; want ik dacht, dat de waard juist niet zeer gesteld moest zijn op een klant als Andries, wiens uiterlijk geene zeer gevulde beurs verraadde. Ik bedroog mij echter, al thans naar hetgeen de kastelein volgen liet. »Kom 1 kom zeide hij, Andries gulhartig op den schouder tikkende »zoo motje nou ook niet spreken. Je weet, dat ik een eer lijke snijpartij al zoo graag zie als een aêr; maar dan mot het over en weêr goedwillig in zijn werk gaan, zoodat Schout of Baljuw er niets in te zeggen heit. Je weet ommers zelf best hoe 't gaat, as de eene partij niet wil vechten en de aêre aldan schuren nader hand allebei hun piek en de kastelein wordt in de boete geslagen." »Ei wat denk er niet meer over," riep Roggeveld Andries toe, die norsch voor zich heen keek »er zei nog wel gelegenheid kom men vandaag .om te toonen wat een kaerel je bent, in dat geval. Drink nou de quaestie af met den koopman en laat het daarbij blij ven, in dat geval." »Dat is niet kwaad gedacht,zeide ik ho pende op deze wijze de zaak 't best te sussen «geef dan een glaasje brandewijn, vrijster en laat er niet meer over de quaestie ge sproken worden, Zwik!« zeide ik, mijn mond aan het zoopje zettende, dat Mientje mij bracht en het daarna aan Andries toestekende. »Zwak!« zeide deze, het glas ledigende: «en ik wensch je toe dat je nooit meer in mijn vaarwater komen meugt.« Ik zag eenigzins vreemd op bij dezen zon derlingen wensch de toon waarop die werd uitgesproken, zoowel als de schuinsche blik waarmede hij vergezeld ging, deed bij mij een onwillekeurigen schroom ontstaan, waar over ik mij zeiven verwonderde. Ik wilde nu heengaan maar ik weet niet welk een valsche schaamte mij beduidde van nog een oogenblik te blijven, om niet door een over haast vertrek de boeren in den waan te bren gen, dat ik mij uit vrees verwijderde. Ik bleef dus nog een poos bij de toonbank draaien, en keek van tijd tot tijd naar buiten, waar de man met den rooden mantel zich nog al tijd bevond en thans met zijn voerman praatte, die hem naar het mij voorkwam, scheen te beduiden, dat het paard opnieuw beslagen moest wordenalthans, na eenige oogenblik- ken werd het beest naar den smid aan de overzijde gebracht. »Is het waar,« hoorde ik intusschen baas Roggeveld aan een zijner buren vragen, dat Aafje Jansz gisteravond op het Larensche veen is afgezet eworden »Naakt uitgeschud meugje wel zeggen, was het antwoord»'t is veul zoo die schelmen heur een hemd an 't lijf hebben elaten. Zij waren met er drieën, as ik hoor." »'k Sou zoo garen om een roompje Met jou eens naar buiten gaan, Ri#rih onder 't lindeboompje Dat je 'tmaar eens dorst bestaan." zong Andries er tusschenbeide. 3)Ja nog erger," zeide een andere boer »zij hebben de weuning van Klaas Tymensz te nacht op'ebroken en zijn met al den bult gaan strijken." »'tls de bende van Zwarten Piet," zeide een derde. »Ei wat!" bromde Andries tusschen de tan den, en terstond weêr voortzingende «Margriet! maar ziet. Besjen is te kwaad, Als men eventjes bij jou staat, Maar ziet, besjen is te kwaad. Als men maar eens met jou praat." «Jij, die van alle markten te huis bent en op zooveel zeeën gezwalkt hebt," zeide de waard, Andries aanstootende «jij hebt zeker Zwarten Piet wel 'ekend ook?« «Wat bruit mijn jou Zwarte Piet,« zeide Andries, een scheel gezicht zettende: «och! 't is allemaal lanterluien, wat dat volk vertelt. Een goeien vetten koopvaarder van zijn over- tolligen ballast te ontlasten, dat was werk voor Zwarten Piet: denk jij, dat een echte zeebonk as hij zich zou ophouen met een oud wijf op den grooten weg te onttakkelen «Wie weet?« zeide de waard: «tot een tijdverdrijfje ondershand. «Gekheid zeide Andries: en hij begon op nieuw zijn gezang. Ik weet niet, hoe het kwammaar het scheen mij toe, als of hij daardoor afleiding aan het gesprek wilde gevenen het was of een geheime stem mij influisterde, dat, zoo die diefstallen al niet op rekening van Zwar ten Piet moesten geschoven worden, Andries althans daar meer van af wist dan hij zeg gen wilde. Het was echter niet meer dan een ver moeden en daar ik begreep, nu lang genoeg te zijn gebleven, wierp ik een gulden op de toonbank en verzocht om geld terug. Terwijl Mientje nog bezig was een dub beltje uit haar tasch te halen, trad de man met den rooden mantel de deur binnen en stapte, zonder eenige notitie van iemand te nemen, naar de toonbank toe. «Vrijsterzeide hij: «geef spoedig een paar sneden wittebrood en boter. Wij moeten voort, zoodra ons paard beslagen is.« Mientje zette zich dadelijk in postuur om aan het verzoek te voldoenen de onbekende bleef met de armen over elkander geslagen voor de toonbank staan, zonder te bespeuren, dat hij het voorwerp der beschouwing was van al de aanwezigen, maar vooral van mij, die noch altijd stond te wachten op het geld, dat ik terug moest hebben. En in de daad, hij was wel geschikt om de opmerkzaamheid tot zich te trekkenzijn gestalte was ongemeen hoog, zonder echter het onbevallige te bezitten, hetwelk meesten tijds eigen is aan uit hun kracht gegroeide personen en hun het hoofd doet gebogen houden of den rug krommen. In-tegendeel, de stand van den reiziger was vrij en onge dwongen en de roode mantel zelf, die hem bijna geheel bedekte, was met een achteloozen zwier omgeslagen, welke iets edels, iets schil derachtigs bijzette aan elke houding, welke hij verkoos te nemen. Over de gelaats trekken viel het echter moeilijker eenig oordeel te vellen. Een slechts los omgeknoopte das van zwarte zijde verborg de onderste helft van het aangezicht, en de slappe rand van den hoed viel op het voorhoofd nederzoodat men weinig meer kon onderscheiden, dan den eenigszins voorovergebogen neus en den zwaren peper- en zoutkleurigen knevel, die de bo venlip overschaduwde. Simon was bij het binnentreden des vreem- delings nog dieper in zijn hoekje teruggekropen, als had hem die reusachtige gedaante schrik aangejaagdmaar, even als de vos, die in 't eerst voor den leeuw vluchtte, doch lang zamerhand aan zijn uitzicht begon te wennen, en eindelijk gemeenzaam met hem werd, zoo scheen ook onze marskramer, na gedurende een poosje den roodmantel te hebben aange gluurd, zijn schroom te laten varen en vrij moedigheid te verkrijgenhij rees langzaam op, en, den onbekende naderende, begon hij hem zijn koopwaren aan te bieden. «Dheursthekers messen scharen brillen! photloodjes! khoop wat, Meneer! gheen deit reik, zoowaar God leeft." De vreemdeling vergenoegde zich, den Jood met een langzaam hoofdschudden af te wijzen, zonder eenig antwoord op zijn aanzoeken te geven. «Laat ik wat an jou verdienen,vervolgde Simon, hem bij den mantel trekkende«hal- mennakkiessnijfdoozenThraktaatjes over de pholitiek van den dagmooi om te leggen loopen lezen hover den weg. Of wil je liever een khommediepoekkie of de leste woor den van Saco, met zijn sententie er achter, Nha! hik zeg hummers geen kwaad »Hm!« bromde de vreemdeling en ontwrong, met een beweging van verontwaardiging, zijn mantel aan de handen van den Jood, en te gelijk het bord met broodjes, dat Mientje hem toereikte, aannemende, wendde hij zich om, en ging weder naar de voordeur. Onderweg echter bedacht hij zich, keerde terug, keek rond, als zocht hij iets, nam toen het mes van Andries, (die, juist opgestaan zijnde, bezig was een pijp aan te steken en de daad des onbekenden niet terstond bemerkte), sneed het eene broodje in dunne reepjes en stapte toen de deur uit, gevolgd door Simon, die niet afliet, hem zijn waren aan te prijzen. Andries ging weêr naar zijn plaats en ontdekte terstond dat men aan zijn mes geraakt had. Ik had inmiddels mijn geld terugontvangen, en, een nieuwen twist voorziende, mij, na een goeden dag aan 't gezelschap te hebben ge- wenscht, weder naar buiten begeven, toen de arme Simon plotseling naar binnen en mij tegen 't lijf werd geworpen. Hij had, niet tevreden van zijn prullen den vreemdeling aan te prijzen, ook in de kar willen kijken, waar schijnlijk om te zien of hij daar ook een koo- per zou vinden, toen de reiziger hem op deze vrij onzachte wijze belette, zijn voornemen ten uitvoer te brengen. «Hawaai! hawaairiep de arme drommel, zijne, over den grond verstrooide kramerijen stuk voor stuk oprapende«hik ben heen bedurven man. Wat zhijn dat nou voor menieren? mag een heerlijke khoopman op 's Eeren straten zoo be'andeld worden Lee- lijke sthraatschender dhat je bent met jou schavotkleuren mantel. Je ben men phortuur niet; maar gheef me hen kleinen jonge bij me hen ik shla je tot greizelementen. Mhag jij de menschen zoo molestheren Er waren eenige voorbijgangers en werk lieden uit de buurt op het rumoer komen aanloopen. Ik had de dienst, mij door Simon bewezen, nog niet erkend, en naar hem toe tredende, stopte ik hem een zeshalf in de hand. »Daar,« zeide ik, «dank je voor uw waar schuwing van zoo evenWachtdaar liggen nog een paar messenen hier een kam Dit zeggende raapte ik eenige van zijn koopwaren op, die onder de kar geraakt waren, en stelde hem die ter hand, terwijl hij mij duizendmaal «God loonjek toewenschte. De vreemdeling bleef intusschen in een onver schillige houding tegen de kar leunen en zijn snede brood opeten, zonder zich over ons té bekommeren. Op dit oogenblik stoof Andries de deur uit, met zijn mes in de hoogte, door den waard en al de boeren gevolgd. «Weêr en wind!« riep hij den vreemdeling toe«jij zelt er zoo gemakkelijk niet afko men als dat loop-in-'t-lijntje daar. Wie heitje gehieten van an men mes te komen Ha waaihawaai riep Simon, Andries met een smeekenden blik aanziende«elp mij toch thengen dien Filisthijn, dien langen schlin- gel dhaar, die me eelemaal heit bedhurven.« «Hooije niet, dat je gepraaid wordt,ver volgde Andries tegen den vreemdeling, die, zonder zich zijn woorden aan te trekken, on beweeglijk stil bleef staan: «wat hadje met men mes noodig?« De onbekende gaf geen antwoordmaar het ledige bord aannemende, dat de persoon die in de kar gezeten was hem aanreikte, stak hij het den kastelein toe en vroeg, wat hij schuldig was. Ik had mij intusschen willen verwijderen; maar ik beken dat de nieuws gierigheid, hoe dit alles zou afloopen, mij ook terughield. «Geef dan voor den antwoord, kaerel bulderde Andries, den vreemdeling bij den mantel grijpende. «Hebt gij lust denzelfden weg op te gaan als die Jood daar?« vroeg deze: «ik hinder niemand; maar niemand moet mij aanraken. «Hoor reis, ventjezeide Andries: «jij mot zooveel praats niet hebbenal benje nog zoon lange spriet, ik heb er wel grooter als jou voor derlui frontwerk getrommeld. Heb je lust dan zal ik je een rood lintje over je bakkes halen." De vreemdeling verwaardigde zich niet eenig antwoord te geven maar, zich tot zijn voer man wendende, die juist met het beslagen paard terugkwam, riep hij hem toe, zich wat te haasten. Dit bevel werd door de omstan ders natuurlijk als een bewijs van vrees aan gezien, en de waard, niet ontevreden, van nu eens aan Andries zijn trek tot een messen gevecht te gunnen, wendde zich verheugd tot Roggeveld ziezoo zeide hij «nou zeilen we toch nog een grapje hebbenen onze vriend Andries zal trakteeren want dat doet hij altijd roiaal, mot ik zeggen, as hij er een troef heit 'egeven." «Ik 'eleuf het niet," zeide Roggeveld «die lange spier is ook al niet van 't echte soort en 't kon wel 'ebeuren dat hij zonder neus verder most reizen, in dat geval «Wat is dathernam Andries tegen den onbekende, terwijl hij, de beenen wijd uiteenzette, de linkerhand in de zijde bracht, en met de rechterhand zijn mes op- en neder- wierp «ben ik je nou geen antwoord waar dig En zou je zoo schoot gaan zonder te brassen Neen mannetje je zelt me, zoo lang als je bent, op je knieën ekskuus motten vragen of op het mesje «Welnu waar wacht gij op vroeg de man, wien de uitdaging gold, aan den voer man, die met wijd opgespalkte oogen dit too- neel stond aan te gapen «Span in, en stoor u niet aan de praat van dien dronken lap daar." «Dronke lap ik dronken!" brulde Andries, wiens woede nu ten top was gestegen «wachtik zelje leeren En terstond sprong hij op den reiziger los, die juist bezig was, den voerman aan het inspannen te hel pen. Ik was op het punt van tusschen beiden te schieten, daar ik vreesde dat de onbekende zou worden aangevallen op een oogenblik dat hij niet op tegenweer bedacht wasmaar Simon hield mij, onder een angstig gefluister van «hawaaibhemoei er je niet meê Wat zei 'et wezen bij mijn rokslippen vasten de vreemdeling toonde meer op zijn hoede te zijn dan ik meendewant, zich eensklaps omkeerende, gaf hij den twistzoekenden gast een stoot in de borat, dat deze achterover tuimelde, en naar zijn adem hijgende, op den grond bleef liggen. «De drommel die kwam an zeide baas Roggeveld«dat is ook geen kat om zonder handschoenen aan te vatten. «Wel vriend Andries zeide de waard, hem weder op de been helpende «benje nou een zandruiter 'eworden »'t Is ongehoord vloekte Andries, met moeite opstaande «en nou neem ik jelui allen tot getuigen, of hij niet met mij vechten moet." Vechten moet hij riepen de boeren«er is geen bidden voor." «En ik neem u allen tot getuigen," zeide de vreemdeling, op een strengen toon, «dat ik het niet ben, die aanleiding tot twist ge geven heben dat, zoo de justitie deze zaak onderzoekt, zij eerder hen zal straffen, die een vreedzaam, reiziger aanranden of zulks ge- doogen, dan hem die zich verdedigt, wanneer hij aangevallen wordt." «Dat helpt allemaal nietriepen de boeren «jij hebt zijn mes an'eraakt en hum 'eslaogen vechten motje." Ik zag, dat de zaak een slechte wending voor den reiziger begon te nemen ik weet niet welke goede geest mij nu op eens den zotten logen ingaf, dien ik verzon om hem uit den brand te helpen. «Laten zij oppassen, wat zij doen," flui sterde ik Roggeveld, die naast mij stond, in 't oor. «Ik bedrieg mij niethet is Tsaar Peter de Tsaar van Rusland, weet gij «Wat je zeitzeide Roggeveld, den vreem deling verbaasd aanziende«wel kijk is 't mogelijk in dat gevalen hij deelde zijnen buurman het sprookje mede, dat nu van mond tot mond vloog. Het verdichtsel vond des te meer geloof, om dat de Tsaar, weinige jaren geleden, insgelijks zonder gevolg en incognito naar Amster dam gereisd was, en dat de vreemdeling, door zijn hooge gestalte, zijn gebiedenden toon, en zelfs door de geduchte wijze waarop hij van zich afgeslagen had, niet kwalijk beantwoordde aan het denkbeeld, dat men zich van den Russischen Vorst vormde. Kluchtig was het nu, den indruk gade te slaan, welken de tij ding, die ik had medegedeeld, op de aanwe zigen maakte. Al de mutsen en hoeden gingen een voor een af, en de boeren bleven als be teuterd den vreemdeling aangapen. Vooral de waard was verlegen, en zocht door me nigvuldige buigingen en strijkaadjen het weder goed te maken, dat hij bij den twist de zijde van Andries gekozen had. Andries zelf, schoon het aan zijn gelaat te zien was, dat hij het vertelsel betwijfelde, dorst echter den aanval niet hernieuwen, en bleef in het midden van den kring als besluiteloos staan, de blik ken met een norsche uitdrukking nu eens op den gewaanden Tsaar, dan weder op de om standers wendende. Slechts twee personen waren er, die blijkbaar niets van de zaak begrepen de eene was Simon, die zich op eenigen afstand teruggetrokken had en de plaats hebbende verandering met blikken van verbazing beschouwdewant niemand gaf zich de moeite, hem eenige opheldering te geven de andere was de onbekende zelf, die, blijkbaar verbaasd over de op eens zoo beleefde houding der boeren, als de omstan ders beurtelings in 't gezicht zag, totdat zijn oog eindelijk op mij viel, en ongetwijfeld den glimlach waarnam, dien het welgelukken mij ner list bij mij verwekte. Ik begreep zijn vragenden blik, en aantstonds, met den hoed in de hand hem naderende, maakte ik de beweging, als of ik hem in het rijtuig helpen wilde, en fluisterde hem in 't oor«men houdt u hier voor den Tsaarmaak maar spoedig, dat gij verder komt." «Ik dank h zeide hij, op de kar stap pende «rij nu maar voort, koetsier De voerman liet het zich geen tweemaal zeggen, maar sprong op het krat en lei de zweep over het paard, dat terstond, met meer vlugheid dan ik het oordeelde te bezitten, zijn weg vervolgde. De gansche vergadering bleef het rijtuig eenige oogenblikken in stomme verbazing naöogentotdat de waard de stilte brak met den uitroep «wel wie heit zijn leven zoo iets 'ezien Wie kon nou denken, dat die Rood mantel de Tsaar zou wezen «De Tsaar riep Simon, weder toeschie tende «nha doch 't is zooveel de Tsaar, as dat hik Vader Abraham ben. Lhoop khijken 'Eb ik den Tsaar niet menigmaal ghezien, toen 'ij te Zerdam wherkte as een gemeene krijer en den naam droeg van Phieterbhaas. Ze 'ebbe je dhan holik bheet ge'ad, khaste- lein «Wathoe was dat de Tsaar niet Wie heeft dat dan verteld mompelden de onte vredene omstanders en aller oogen vestigden zich op mij, met een uitdrukking van wrevel en toorn. «Is hij het, die jelui bedot heit vroeg Andries, op mij wijzende «jelui bent ook een hoop gekken, die je een barkas voor een brik laat verkoopen «Kom kom zeide ik, «Tsaar of niet, gijlieden moogt blij zijn, dat de zaak geen verdere gevolgen heeft gehad want die man zag er mij wel naar uit, om het hooger op te zoeken, zoo men hem een haartje gedeerd had en ik twijfel er niet aan, of de Heeren van Eemland hadden het u duur doen beta len. Goeden morgen samen Met dezen groet begaf ik mij op weg, en haastte mij met groote schreden het dorp te verlaten, en het dof en dreigend gemompel te ontgaan, dat van verre achter mij klinken bleefik was echter niet bevreesd, dat men mij vervolgen zoude want ik had in Simon een trouwen bondgenoot achtergelaten, die mij kende, en het hun, vleide ik mij, wel uit het hoofd zoude praten, mij verder lastig te vallen. (Het vorenstaande is een klein uittreksel uit Ferdinand Huyck, door M. J. van Lennep. Die de geschiedenis genoegzaam interesseert om ze in haar geheel te willen lezen, schafte zich bij den Boekhandelaar L. J. Veerman genoemd werk aan tegen den prijs van f 0,60 of in stempelband f 0,90.) Plaatselijk Nieuws. HEUSDEN, 19 Nov. De rekening dezer gemeente over 1903 is door Heeren Gedeputeerde Staten vastgesteld in ontvangst op f 18406,50 en in uitgaaf op f 14953,76 alzoo met een ba tig slot van f 3452,74. Door den raad dezer gemeente is met het gemeentebestuur van Oudheusden eene gemeenschappelijke regeling getroffen, omtrent de toelating van kinderen uit die gemeente op de openbare school alhier. Voor ieder kind is eene vergoeding ver schuldigd van f25,per jaar. Aan den curcus voor herhalings- onderwijs op de openbare school alhier wordt deelgenomen door 8 jongens meis jes hadden zich niet aangemeld. Ter voldoening aan het Provinciaal Reglement van politie op de wegen is door Gedeputeerde Staten bepaald, dat de kom dezer gemeente begint aan de ingangen der stad op de wegen van Oudheusden, Herpt en Heesbeen, alwaar bordjes zullen worden geplaatst. Wij wijzen er op, dat hiermede o. a. rekening zal moeten worden gehou den met het rijden op hondenkarren, het geen derhalve binnen de omwalling der gemeente niet geoorloofd is, tenzij de kar door een geleider wordt vergezeld. Door de handelsvereeniging »Til- burg" is aan den gemeenteraad aldaar een verzoek ingediend om de gasprijzen met 25 pCt. te verminderen voor hen die voor meer dan f 100 per jaar gebruiken. Als men nagaat dat de gasprijs te Tilburg 5 cent en te Heusden 10 cent per kub. meter is, zou het dan ook niet billijk zijn dat aan ingezetenen van Heusden, die jaarlijks voor méér dan f100 gebruiken, ook eene reductie op den prijs van 10 cent werd toegestaan Wij veronderstellen, dat dit de onder neming in de eerste plaats ten goede zou komen. Evenals met de verlaagde porto's het brievenvervoer toenam, evenzeer zal bij eene reductie, bij verbruikers boven de f 100, wat meer roiaal met gas worden omgesprongen, en gesteld dat het verbruik hierdoor verdubbelde, dan zou de onder neming er toch ook bij vooruitgaan Een onzer lezers uit Doeveren merkt ons op, dat we onlangs van eene kleine gemeente melding maakten, met een groot getal vergunningen. Maar, zegt hij, dan hebt ge toch Doeveren niet goed bekeken want hier zijn 60 inwoners en 3 vergun ningen Dezelfde vriendelijke berichtgever vroe gen we of het waar was, dat Doeveren bij eene andere gemeente zou worden gevoegd, nu Doeveren en Drongelen door den Nieu wen Maasmond gescheiden zijn. Ja, zei hij, (we laten hem geheel aan het woord en nemen het slechts op zooals hij het ons weer gaf) dat zal ik je eens zeggen. Eerst was er sprake van Doeveren bij Baardwijk te voegen maar de ingezetenen alhier zonden een vriendelijk schrijven naar de Heeren in den Bosch en meldden dat Baardwijk te ver af was en bij mogelijke werking van den Overlaat niet zou zijn te bereiken. Toen stelden de Heeren voor om Doeve ren bij Elshout te voegen maar zie, dit is daar zandgrond en hier is het klei en zandgrond vereenigt niet goed met klei. Neen, we wilden wel bij Heusden zijn en namen dan Heesbeen medemaar ik geloof dat de groote Heeren in den Bosch dat niet willen en nu denk ik dat alles blijft zooals het was. VEEN. Nu de winteravonden weer wat laug worden, schijnen velen er behagen in te vinden 's avonds langs de straat ver schillende baldadigheden uit te halen. Daar ieder rustig burger ongaarne ziet, dat zijn eigendom op deze wijze wordt benadeeld, zoo zoude het wenschelijk zijn, dat de politie zulke personen eens kon verbaliseeren. Deze week stierf plotseliug een rund van den landbouwer B. dat zich overeten had. Ingeroepen hulp van den veearts mocht niet baten. Het 6-jarig zoontje van C. N. had al spelende het ongeluk van de aanlegplaats in de Maas terecht te komen. Gelukkig was er hulp in de nabijheid, die het ventje op het droge wist te brengen en kwam hij met een fliuk nat pak vrij. KERKDRIEL, 18 Nov. Heden werd door de gemeente Kerkdriel aanbesteed het bouwen van een Postgebouw met Direc teurswoning, waarvoor werd ingeschreven door de Heeren Van Berkum 12,421. J. van Diggelen, Wel - 12,185. N. Willlems, Vreeswijk - 11,8 Van Boekei, Kerkdriel - 11,333. Van Boord, Zalt-Bommel - 11,299. L. Mets, - 11,277. N. van Ooijen, Gameren - 10,987. A. Dankers, Heusden - 10,913. A. van Itersson, Beest - 10,340. Volgens bestek 14 dagen beraad. Vleiend. Ik wil me laten photogra- feeren weet ge niet een goede photograaf Ja, ga bij N., die weet uit het onbe- duidenste gezicht nog iets te maken. Moraal. L e e r a a r Janus, wanneer iemand op het punt staat iets slechts te doen en een inwendige stem hem dan zegt, dat niet te doen, hoe noemt men dat? Janus: Buikspreken, meester

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1904 | | pagina 5