Hel Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
In bet strijdperk.
Wispelturigheid.
Uitgever: L.. J. VEESMAK, Heusden.
M 2376
WOENSDAG 30 NOV.
1904.
Oortog tusschen Japan en Rusland.
LANÖ VAN ALT^r'
TOOK
Dit blad verschat WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementiprgi: per 3 maanden f l.OO.
franco per poat zonder prjjsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 eent.
Advertentiën yan 16 regels 50 et. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Adyertentiën worden tot Dinsdag- en Vrjj dagavond
ingewacht.
Men heeft menschen, voor wie het
nieuwe bovenal attractie heeft, doch
wier lust en ijver verflauwen, naarmate
de prikkel van dat gloednieuwe ver
flauwt
Er zijn lieden van krachtig initiatief,
die om een haverklap bij u aankomen
met „een idee", en niet zelden met
een goed, een bruikbaar, een practisch
denkbeeld.
Nacht en dag zijn ze in de weer.
Geen moeite is hun te-veel, te-zwaar.
Gij kunt geen onderwerp aanroeren,
in zulke dagen, dat hen interesseert,
uitgezonderd hun allerjongste lievelings
idee. Eindelijk hebben zij 't „op z'n
pooten" weten te zetten. De zaak mar
cheert. Nu komt het er op aan.
Thans geldt 't met moeizaam geduld
voort te bouwen. Het „pikante" raakt
er wel een beetje af. De menschen zijn
gewend geraakt aan het met zooveel
ophef als onmisbaar, als onovertrefbaar
aangeprezene.
Nu vangt de taak aan van den stillen,
ernstigen, geduldigen, volhardenden
man. Die arbeid kost veel grooter in
spanning dan het „nemen van den aan
loop", en hij is lang zoo dankbaar, zoo
eerzucht-prikkelend niet.
Doch de man van 't initiatief is nu
plotseling onverschillig geworden. Hij
laat de handen in den schoot rusten.
De zaak laat hem koud. Zij verveelt
hem. Hij broedt alreeds op iets anders.
Nu mogen de vrienden het verder klaar
spelen, wanneer zij er bijgeval lust in
hebben.
Hij staat er als een vreemdeling
tegenover. En straks, wanneer hij met
het eerstvolgend-onovertref bare voor den
dag is gekomen, zal het spelletje zich
herhalen.
Precies zóó als de eerste maal.
Die man zal nooit in de maatschappij
tot iets ernstigs, iets groots geraken.
Zal nooit de vreugde gevoelen van
den mensch, die initiatief heeft èn vol
harding.
De geestdrift van den grillige is als
een stroovuurtje, dat even fraaie vlam
metjes vertoont, die helder opflikkeren
en sprekend gelijken op het vuur, dat
door deugdelijker grondstof wordt ge
voed, doch dan plotseling versterft,
slechts achterlatend een hoopje ras-
verstuivende, teêre asch
De scherpziende en ervaren patroon,
die in hst kostelijk bezit komt van een
FEUILLETON.
M. VON ESCHEN.
5).
Wel zag bjj er een weinig onthutst uit;
maar dat stond hem beter dan die uitdruk
king van mismoedigheid en die biltere glim
lach beide schenen vergeten te zjjn. Hg
herstelde zich spoedighij tilde het bewus-
telooze meisje op, en droeg haar naar het
ouderlgk huis in de nabjjheid; de moeder
ging vooruit. De menigte drong om haar
heen en wilde naar binnenzacht, maar
met een beslistheid, waarvoor men moest
zwichten, sloot een jonge dame de deur.
Zjj had reeds lang bjj de moeder gestaan,
en wilde haar nu ook niet verlaten.
Voorzichtig legde hg zgn last op een
bed. De dokter had dadeljjk bespeurd, dat
bjj den val uit de hoogte een arm gebro
ken was en dat het lichaam eenige zware
brandwonden had. Er was hulp noodig;
de moeder was echter van schrik zóó in
de war, dat zjj als een onzinnige heen en
weer liep, zonder iets te kunnen doen. Toen
bood de jonge dame haar hulp aanzg
kon ook nauwelgks spreken van aandoe
ning, maar zg reikte hem, als 't ware,
smeekend, beide handen toe.
Het ware tengere, fjjne handjes, veel
fjjaer dan hier thais behoordendoch daar
helper, een werkman, een bediende, die
in de eerste dagen van zijn dienst een
zóó koortsachtigen ijver ontwikkelt, dat
't haast verbijsterend mag heeten, laat
zich door dat verrassend schouwspel
niet bedriegen.
Hij weet, dat speciaal hier de schijn
kan verschalken.
Zeker, nu lijkt 't bewonderenswaardig.
Wanneer hij een last verstrekt, dan holt
de overijverige reeds voordat het laatste
woord is gezegd. Een half woord is
voldoende. En hij werkt uit eigen be
weging veel meer dan hem was opge
dragen, de wonderbare model jongeling.
De arbeid schijnt hem hemelsche ver
kwikking. Het voorkomen der wenschen
van zijn superieuren éénige ontspanning.
Als iemand spreekt over de wensche-
li]kheid om werk en rust te doen af
wisselen, doet zulks hem spottend glim
lachen. Over eene aarzeling om nóg
meer van hem te vergen, wordt hij in
allen ernst boos. En zijne kameraden
beginnen zich reeds nijdig te maken en
jaloersoh te worden op den „dienst-
doender," bij wiens koortsijver verge
leken zelfs de plichtsbetrachting van
den beste in 'tniet verzinkt.
Zij hebben zich noodeloos ongerust
gemaakt.
Ook hier is 't een stroovuurtje, en
anders niet.
De ijver zal verslappen, eindelijk
gauwer dan men denkt veranderen
in vadsige lusteloosheid. De man, voor
wien het werk zaligheid en ontspanning
scheen, zal allicht tot de traagsten en
minst bruikbaren, meest lusteloozen gaan
behooren.
Omdat „'t nieuwtje" er voor hem af is.
De scherp-ziende patroon zal de voor
keur geven aan de werkkracht, die wat
rustiger van wal steekt en die in het
oog van „stroovuurtje" tot de men
schen wordt gerekend, tot de „ver
steende" lieden, tot de „slakken", doch
die in werkelijkheid blijkt te behooren
tot die soliede soort, welke 't op den
duur verreweg wint en die zelfs de
alléén-bruikbare blijft.
Wie stil bespiedt de manier, waarop
een kind met z'n speelgoed omgaat, zal
dikwijls verrassende ook wel pijn
lijke en bedroevende ervaringen
opdoen.
Het aantal menschen, op wie de taak
van opvoeding rust en die 't de moeite
waard vinden om op kinderspel te letten,
is betrekkelijk gering. En toch open
baart zich juist dadrin de zich ont
wikkelende kinderziel, geeft het kleine
lette hg niet op; hg zag alleen maar, dat
een huivering haar over de leden ging.
»Gjj zult het niet kunnen,zeide hg,
en zgn gelaat teekende een bjjna verach
telijke uitdrukking.
>Dan zou ik mg voor mjjzelve schamen,
gaf zg fier ten antwoord.
Getroffen door haar toon, zag hg op;
een zefcer sympathetiseh gevoel verhelderde
zgn blik en deed een vriendeljjken trek
om zgn mond spelenmaar niettemin zeide
hg het meisje wat zg te doen had, alsof
zg een tot hulp bereide collega was.
Na een uur van gemeenschappelijk werk,
waren de arm en de wonden verbonden
de dokter kon heengaanhg vond dat het
vanzelf sprak, dat zgn helpster bleef.
En zg bleef; zg gaf de patient de kal
me-rende druppels, zjj sprak de moeder
toe, om haar tot bedaren te brengen, zg
regelde weder het gestoorde huishouden,
en eindeljjk kookte zg voor het gezin een
krachtig soepje tot avondeten.
Zoo trof de dokter haar aan, toen hg
terugkwam, om nog eens naar zgn patient
te zienmaar deze nam weer al zgn aan
dacht in beslag, en het was alleen bg toe
val, dat hg zich tegelgk met het meisje,
dat nu ook heenging, in de smalle steeg
bevond.
Een oogenblik stonden beiden stil, be
sluiteloos of zg te zamen verder zouden
gaan, dan of met de noodzakelijkheid hun
recht van sainenzjjn ook ophieldwant
volgens de aangenomen gebruiken der ge
zelschapswereld, die alleen den naam als
waarborg voor den persoon erkent, waren
menschje zich dkn geheel zooals die is.
Niet het opgedirkte schepseltje, dat in
den kring van theevisite te-pronk staat,
handjes moet geven en kusjes uitdeelen,
is het kind dat men doorgronden kan.
En ook niet het menschje, dat weet,
hoe 't oog van „groote" menschen hem
begluurt. Die wordt door vrees of ver
legenheid of door welke neiging dan
ook beheerscht.
Maar het kind alléén met z'n bouw
doos, z'n fort of z'n poppen of z'n spoor
trein van blik: dat geeft zich geheel
zooals 't is.
En dan heeft men den knaap, wiens
oogen schitteren van genot en die een
luchtsprong doet van pret en u naar
den hals klautert van dankbaarheid,
als gij komt met iets nieuws uit den
speelgoedwinkel. Die zich afzondert met
z'n schat en die met alle pleizier z'n
boterham ervoor laat staan.Tien
tegen één, dat ge morgen den dag 't
pronkjuweel uit 't magazijn vertrapt
in een hoek vindt slingeren. De jongen
heeft er geen oog meer voor.
Dat is het „stroovuurtje".
En gij kunt nog veel doen om 't
karakter te vormen, te plooien, te knee-
den, te sterken, te schragen.
Een andere hummel zal niet zoo
luidruchtig zijn bij de ontvangst van
het nieuwste moois, u zelfs al te kalm
pjes misschien. Maar die zal er heel
zuinig, heel voorzichtig mee omgaan,
't Netjes inpakken en wegbergen.
Om er „lang plezier van te hebben".
En daaruit zal groeien de mensch,
die 't in het leven ver kan brengen.
Een bleeke vrouw zag ik in den
kring der glimlachende, buigende, ba
naliteiten wisselende gasten, gefolterd
als ze werd door de gruwelijkste aller
soorten verveling: die van het gezel
schapsleven met z'n afmattend-gefor-
ceerde lachjes en z'n schrikkelijken
dwang om genot te moeten huichelen.
De bleeke vrouw met de grijzende
haren en de branding van smart in de
kwijnende oogen; de vrouw, op wier
gelaat het verdriet lijnen had gegroefd
en verstard; zij deed haar bestom
zich voor te doen als eene, die gelukkig
is, en tevreden.
Maar ik wist 't, hoe 't stormde in
haar ziel van onuitsprekelijk wee.
Ik wist, dat de trots van haar diepe,
ernstige natuur terugdrong de tranen,
zoodra zij zich bespied wist, ook al
schrijnde de wond, in haar ziel gesla
gen, zóó, dat ze 't had willen uitgillen
van pijn, van wee.Kracht wist ze
zg elkaar nog vreemd.
De jonge dame scheen niet gewoon te
zjjn alleen over straat te gaan: schuw
sloeg zg een blik in de avondschemering.
Hg gevoelde, dat ieder man het recht heeft
de vrouw te beschermen; hg dacht niet
aan conventioneele vormen en bleef bg
haar, toen zg de steeg links insloeg, waar
door zg aan een plein kwamen, dat door
de daar aansluitende wandelplaats de be
neden- en bovenstad, waar de betere wo
ningen stonden, aan elkaar verbond.
Evenals het de oogen van een blinde,
aan nachteljjk duister gewoon, pjjnljjk aan
doet, wanneer hg het licht, hoe hg er ook
naar verlangd heeft, voor 't eerst weder
aanschouwt, gevoelde de jonge dame bg
den eersten ademtocht van een verkwik
kende lucht wat zg dien dag ontbeerd, ge
leden en overwonnen had; want zg had
een natuurlgken afkeer van bloed en alle
akeligheid. »0, mjjn God!« riep zg uit,
Snel sloeg hg zgn arm om de wanke
lende gestalte; bezorgd, vorschend, zag hg
op haar neder; zg was niet bewusteloos,
maar zg moest uitrusten, een oogenblik
slechts, om verder te kunnen gaanBtil,
onbewegljjk, lag haar hoofd tegen zgn
schouder.
Weldra sloeg zg de oogen weder op
heldere, donkerblauwe oogen, door zwarte
wimpers beschaduwd en door fijngeteekende,
zwarte wenkbrauwen overwelfd.
En de blik van die oogen wekte een
zonderling gevoel in hem een gevoel,
zoet en smartelgk tevens, bgna als het
heimwee naar een verloren paradgs der
te vinden om te glimlachen.
Maar de lach, de gulle en blijde, de
heerlijke van levensmoed en levenslust,
was al sinds lang verstorven voor haar.
Sinds het oogenblik, dat zij gezien had,
zoodat er geen twijfel meer restte, dat
hij een vreemdeling voor haar was: de
man, aan wien haar nobel hart behoorde.
Een vreemdeling, die toen hij haar
't eerst in zijn armen vatte, zelf wel
geloofde, dat zij hem alles was. Dat er
sterke band van reine, groote liefde
tusschen hen was.
Doch wiens gemoed niet ontvankelijk
was voor gevoelens, die zich vertolken
door zelfopoffering, door trouw, door
nobele toewijding.
Hij was geweest als de dartele vlinder,
die de fraaie bloem had gekust en zich
daarna ontrukt had aan de omhelzing
van de teêre, fijne blaadjes om verder
te fladderen, naar elders.
En de bleeke vrouw was achterge
bleven met haar smart, die hij zelfs
niet begreep. En wanneer ik zie naar
die weemoedige, zonder-tranen-schreien-
de oogen van de vrouw, die rouwde over
wat haar met het leven had kunnen
verzoenen, dan valt 't mij in, dat „stroo-
vuur"-karakters gevaarlijk kunnen wor
den voor hen, die meenen, dat zij zich
kunnen hechten aan hetgeen broos is,
en zwak, wankelend en onbetrouw
baar.
Koeropatkin meldt: Den 24sten vielen
de Japanners bjj Pinhetsjen een atdeeling
van ons aan op het front en aan den lin
kervleugel. 's Avonds was de vjjand overal
teruggeworpen. In den nacht op den 25sten
beproefden de Japanners nogmaals de af-
deeling aan te vallen, maar werden door
het vuur van deze tot staan gebracht. Den
25sten kreeg de vgand versterkingen. Nadat
uit Lsantsjan hulp was aangekomen begon
'8 morgens om elf uur de strjjdeerst op
den rechtervleugel, dan op het centrum en
eindeljjk op den linkervleugel tegen de af-
deeling van Pinhetsjen. De Japanners vielen
om elf uur aan, maar werden teruggeslagen.
De Japansche artillerie werd door het krach
tig vuur der onzen tot zwjjgen gebracht.
Tegen 4 uur begon een hevige sneeuwjacht
bjj sterken mist, hetgeen het werk der ar
tillerie belemmerde. Onder bescherming van
den mist gingen de Japanners opnieuw tot
den aanval over, maar onze afdeeling be-
jeugd, of liever van de droomen, die ook
zgn jeugd eigen waren, want hjj was nog
jong.
»'t Is nu weer over, zeide zg zacht, «ik
dank u. Wat moet ge mg wel een zwak
wicht vinden Ic
«Hm* hg was weer geheel bg de
zaak, en galanterie was zgn zwak juist
niet, >ieder heeft zoo zgn eigen aard.«
Maar vriendeljjker zeide hg terstond daar
op: «Gjj zjjt afgemat, neem mgn arm.«
Hg had geljjkzg deed wat hjj haar eigenljjk
bevolen had; hg gevoelde hoe zg den weg
leiddehjj bespeurde hoe door zgn kracht
haar krachten terugkwamen.
Zoo liepen zg voort; hg dacht er niet
aan met zgn «collega,zoools hjj haar
dien ochtend schertsend genoemd had, een
gesprek te voerenhg was van zgn eigen
gedachten vervuld, en zjj van de hare. On-
willeKeurig kwamen zjj terug op het voorval,
dat hen met elkander in aanraking had
gebracht.
«Zou dien brand werkeljjk door gebrek
kige inrichtingen veroorzaakt zgn, en de
eigenaar er misschien niet rouwig om wezen?*
begon zjj, nadat beiden een poos het stil
zwijgen hadden bewaard.
«Hm, het was een oude barak, die voor
een spotprjjs gekocht is. Maar wat behoe
ven wjj daarover ons hoofd te breken
«Misschien zou dat tot een beslissing
leiden, waardoor de arbeiders schadeloos
gesteld werden voor gemis van verdiensten
ef verloren gezondheid, zooals die arme
Marie.*
«Oho neen, dat zeker niet,* verklaarde
hield haar stellingen, s Avonds eindigde
de strijdonze verliezen bedragen 9 dooden
en 57 gewonden. De nacht op den 26strn
ging rustig voorhjj. De Japanners over
nachtten op 3 tot 4 werst zuiMjjk en
oosteljjk van onze stelling. In den morgen
van den 26sten dwong onze bergartillerie
de vjjandeljjke voorhoede tot den terugtocht.
Tegen negen uur 's morgens ondernam de
vijand een nieuwen, aanval. Terwjjl hjj be
proefde onzen linkervleugel om te trekken
deed hjj een zwakken aanval op het cen
trum.
Van het stoomschip «Fitzwilliara*, dat
den 29en October van Liverpool naar Gothen
burg vertrok, heeft men sedert niets meer
gehoord, het schip wordt als verloren be
schouwd.
In Engeland is men geneigd aan te nemen,
dat ook dit schip het slachtoffer geworlen
is van de Russische Oostzenvloot; omstreeks
2 November mort het in de Noorlzee ge
weest zjjn, en in een der verhalen toentertijd
werd gesproken van ««n onbekend stoom
schip dat door een Russische granaat in
den grond geboord zou zjjn.
De telegrammen van Zondag maken
melding van een nienwen woonende* aan
val der Japanners op Port Arthur. Bizon-
derlijk daarvoor geoefende troepen hebben
zich Zaterdag onder aanvoering der gene
raals Nakamoera ea Saito, op de bezet
tingen der Russische forten trachten te
werpen om door een gevecht van man
tegen man met de sabel in de vuist zich
van de vjjandeljjke stellingen moester te
maken. Het telegram uit het keizerlijke
Japansche hoofdkwartier geeft to verstaan,
dat die pogingen aanvankelijk, dank zjj
het onbreekbaar verzet van Stoessel's dap
peren, wederom geen succes heeft gehad.
Na de stilte der laatste dagen komt het
bericht van dezen nieuwen stormloop der
Japanners eenigszins als een verrassing.
Toch schjjnt men te Tokio wel zoo iets
verwacht te hebben. De correspondent van
de Standard aldaar seinde tenminste Vrjj-
dag, dat men in de Japansche hoofdstad
sinds eenige dagen een belangrijken omme
keer in den toestand voor Port Arthur
op handen achtte. Het werk der sappeurs
tegen de voornaamste forten der hoofdver
dedigingslinie, met name Erloengsjan,Loeng-
so98jan en Toeng-ki-kwi-sjan, was goed
gevorderd en had reeds tot verscheiden
voordeelen geleid. Dat laatste moge nu iet»
wat voorbarig zjjn geweest, het bericht
hg op stelligen toon. «Zulke menschen als
die Brann
«Braun?*
«Ja, Julius Braun. Kent gjj dien heer?*
«Neen,* ontkende zjj bepaald.
«Welnu, zulke menschen als hjj, zjjn
veel te slim om met het strafwetboek in
botsing te komenen bovendien gjj kent
toch wel het spreekwoord van de groote
en kleine dieven? De rjjken bljjven altjjd
boven. De menschen dansen tegenwoordig
nog even goed voor het gouden kalf als
in den tjjd van Mozes, maar zjj begrjjpen
beter waarom. Die dans is niet alleea ge
makkelijker dan het hondan van de Tien
Geboden, maar het geld is de machtigste
aller machten.*
«O, neen, nooit!*
«Ik geloof het wel. De omstandigheden
zjja sterker dan wjj.« Eu met een zweem
van spotterjj, liet hg er op volgen: «Nood
maakt juist niet deugdzaam evenmin als
armoede, volgens de nieuwe lezing van
een oud spreekwoord, juist altjjd gelukkig
maakt. Geluk is echter de leus van al
wat leeft.*
«Geluk.* Door dat woord getroffen, staar
de zg droomerig voor zich uit, en onder
den indruk van het jammerljjk tooneel,
dat zjj dLn dag had bggewoond, zeide zjj,
met een diepen zucht: «Ach, konden wjj
dat allen schenken!*
Eu bg dien toon, die woorden, overviel
hem weder dat zonderling, eigenaardig
zacht weemoedig gevoel, dat de blik harer
oogen in hem gewekt had.
Naar het Duitsch
VAN
Buitenland.
Wordt vervolgd).