Ret Land van Heusden en Aitena, de Langstraat en de Itommelerwaard.
HET STOF.
M 2453
Uitgever: L..J. YEESMAN, Heusden.
ZATERDAG 26 AUG.
1905.
it:ui.u:t<)\.
Door liefde overwonnen.
Dit blad verschat WOENSDAG en ZATERDAG.
AbonHementiprfi: per 3 maanden 1.06.
franco per po»t zonder pr^ererbooging. Afzonderlijke
atuamors 5 cent.
Adrertentiën ran 16 regels 50 et. Elke regel
meer 71/* 3*- Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond
ingewacht.
In den tegenwoordigen tijd wordt
meer dan ooit de aandacht gevestigd
op de gevaarlijke en ongezonde ge
woonte om het stof, hetwelk in de bin
nenkamer wordt verzameld, buiten weder
uit te storten en zoodoende de vele
ziektekiemen, welke zich in dat stof be
vinden, met de buitenlucht te vermen
gen.
Vele middelen zijn reeds aangewend
om gebouwen en wegen stofvrij te maken
In zieke i huizen en herstellingsoorden
wordt ook zooveel mogelijk gezorgd,
dat alles wat stof kan veroorzaken
wordt weggenomen. Maar dat moet in
de huizen en werkplaatsen ook het ge
val worden, zal men met goed gevolg
den strijd tegen de tering en andere
ziekten kunnen voeren. In werkplaatsen
en fabrieken heeft men tal van inrich
tingen aangebracht, die deels de lucht
min of meer vochtig houden en daar
door het stof beletten te blijven zweven
in den dampkring, waarin de msnschen
zich bevinden, deels daar, waar de ar
beid veel stof opwerpt, dit weg te zui
gen en buiten het bereik der menschen
te brengen. Zoo heeft, men ook een
soort van olie uitgevonden, die min of
meer kleverig blyft, zoodat het stof
wordt vastgehouden tot het door dwei
len wordt weggenomen. Voor scholen en
voor lokalen, waar vele menschen bijeen
komen, met name koffiehuizen en herber
gen, is deze olie zeer aan te bevelen.
Maar ook onze kamers, waar wij
dagelijks vertoeven, behooren in dit
opzicht verbeterd te worden. Er bestaan
behangsels, die zonder schade met een
natten doek kunnen worden afgenomen
en onze vloerkleeden dienden in woon
vertrekken vervangen te worden door
zeil of linoleum, dat dagelijks nat kan
worden afgenomen. Want alle drooge
opvegerij 't best dan nog met een
zoogenoemden Amerikaanschen veger
(carpetsweeper), die het vuil verzamelt
is voor o verplaatsing van de stof,
anders niet, en de schadelijke werking
er van blijft voortduren. Als eenmaal
die pneumatische stofzuigers wat meer
algemeen zijn geworden, die uit de
kleeden, zonder ze op te nemen en
zonder dat ze beschadigd worden alle
stof wegzuigen, die gevulde en geca-
pionneerde meubelen, overgordijnen enz.,
zonder dat ze afgenomen behoeven te
worden, volkomen stofvrij reinigen, dan
dient allereerst een verordening in alle
steden te worden gemaakt waarbij alle
kleedjes- en mattenklopperij op de pu
blieke straat op zware straf wordt ver
boden.
In huis moeten we beginnen met
alles wat stof veroorzaakt en stof ver
zamelt zooveel mogelijk te mijden. Wil
men gevulde stoelen, men bekleede ze
met Teer, maar rietmatten en Ameri-
kaansch houten zittingen verdienen ver
de voorkeur. Die worden op „kamerdag"
met een vochtigen doek afgenomen,
daarna mag men ze boenen en vegen
naar hartelust. Wie zoo zijn kamer
behandelt zal ervaren, dat de lucht er
veel zuiverder wordt, als hy niet meer
in eiken zonnestraal die door de ruiten
binnendringt, millioenen stofdeeltjes ziet
dansen, zooals nu zoo vaak 't geval is.
Maar daarmede zijn we er nog niet.
Ook in slaapkamers moet al wat stof
en smetstof vasthoudt, v orden verwij
derd. Geen vaste kleeden, geen zware
bedgordijnen en nog veel minder
bedsteden, die niet met een venster met
de volle buitenlucht in gemeenschap
staan mogen er zijn. De Duitsehe
manier van open ledikant m zonder om
hangsel is oneindig te verkiezen boven
onze ouderwetsche met zware gordijnen,
rabatten en hemels voorziene miniatuur
slaapkamertjes in de kamer. Wil men
dan tot eiken prijs gordijnen, men neme
sits of cretonne, dat kan worden ge-
wasschen.
Maar al hebben we in onze huizen
ook alles er op ingericht om zoo min
mogelijk stof te veroorzaken en daar,
waar het voorkomt het weg te nemen,
wij zijn daarmede nog niet gevrijwaard
voor het stof dat van den openbaren
weg opgejaagd wordt en niet alleen
door geopende ramen en vensters naar
binnen dringt, maar ook door allerlei
spleten en reten zich een weg baant
tot zelfs in den salon, 't Was daarom
dat de burgemeester van Eist zich
richtte tot den Mimster met verzoek
om hulp. Den geheelen weg langs het
dorp door sproeiwagens voortdurend nat
houden, zoadat de tuf-tufs geen stof
konden opzuigen en pwerpen, ging de
kosten, welke de gemeente daarvoor be
steden kon, ver te boven; de Minister
antwoordde echter, dat de zaak reeds
in overweging was.
Nu bestaat er een stot, door een
Nederlandsch ingenieur Westrum uit
gevonden, en door hem „westrumiet"
genoemd, waarmede de wegen worden
overgoten en die ze geruimen tijd stof
vrij maakt. Het is de verdienste van
den Algemeenen Nederlandschen Wiel-
rijdersbond dat hij op verschillende
plaatsen daarmede proefnemingen deed,
die een zeer bevredigenden uitslag had
den. Echter is deze stof duur en de
besproeiing moet gedurig worden her
haald. Nu is echter door de chemische
fabriek van de firma Spalteholz
Ameschot te Amsterdam een nieuw
stofvastleggend middel gevonden, waar
mede de vorige week in Den Haag
proeven zijn genomen, die zeer goed
hebben voldaan.
Ondanks de hitte die we gehad heb
ben is het straatvak, waar de proeven
zijn genomen, volkomen stofvrij ge
bleven, tot groote voldoening der aan
grenzende bewoners, niettegenstaande
de weg bij voorkeur door fietsen en
auto's wordt bereden. Men meent dat
het voor een tijdvak van 5 h 6 weken
voldoende zal zijn. Deze stof heeft het
voordeel dat de prijs veel lager is dan
van westrumiet, f 80 in plaats van
f 130, terwijl ook de vrachtbesparing
aanzienlijk is, daar de westrumiet uit
Berlijn moet komen, de andere stof
uit Amsterdam. Men heeft reeds een
berekening gemaakt, dat met deze stof
tegen 1 cent per M2. en per jaar de
weg stofvrij zou kunnen worden ge
houden.
Dit is ten minste een meer redely ke
prijs voor een burgerman dan een maat
schappij, die te Utrecht, Zeist en Doorn
gevestigd is, rekent. Deze wil de men
schen verzekeren voor 3565 ct. per
M2. tegen stof van de wegen. Maar
wie met een tamelijk groot terrein aan
een weg ligt, zal zich nog wel eens
bedenken voor hij op zulk een tarief
ingaat, daar toch de geheele breedte
van den weg moet bewerkt worden,
en hij daardoor tevens zijn overbuur
vrij maakt. Maar 't laatste woord is in
deze zaak nog nie- gesproken en, naar
ook op de jongste vergadering van
gasfabrikanten bleek, wordt er nog
steeds onderzocht op welke wijze de
afvalproducties van gasfabrieken kun
nen worden verwerkt tot stof werende
of liever stofbindende middelen.
Heeft de genoemde maatschappij, die
ook in de huizen haar stof be vrij dings-
werk wil ondernemen en die voor de
wegen „die middelen, die in de praktijk
de beste middelen waarborgen", wil
toepassen of een harer zusters een doel
treffend goedkoop middel gevoüden om
de wegen stofvrij te maken, dan zal
zij zeker aan duizenden inwoners dier
wegen en tienduizenden toeristen en
wandelaars een ontzaglijken dienst ge
daan hebben, maar wat van meer be-
teekenis iszij zal de volksgezondheid j
zeer bevorderen, door 't dooden of al
thans onschadelijk maken van ontelbare
ziektekiemen.
Intusschen zou alvast een rijkswet
kunnen worden gemaakt die de eige- j
naren en berijders van tuf-tufs ver
plichtte hun voertuigen van een inrich-1
ting te voorzien, die op de wijze der i
Amerikaanscbe vegers het door hen
opgejaagde stof zelf verslindt, zoodat
anderen er geen last van hebben en
waardoor die last hoofdzakelijk zou
worden beperkt tot hen die er 't genot
van hebben.
SURINAME.
In „de Tel." schrijft de heer J. H.
van Balen het volgende:
Eindelijk zijn we er!
Na jaren en jaren lang voor doove
onren te hebben gepreekt: na uit-den-
treure op hetzelfde aanbeeld te hebben
gehamerd, dag in en dag uit, begint
het eindelijk te dagen in het oosten,
of eigenlijk in het westen.
Want terwijl ik nog in mijn laatste
opstel een beetje ongeduld toonde, over
het weinig gehoor dat ik genoot; ter
wijl ik schreef desnoods het particulier
kapitaal te hulp te zullen roepen, komt
daar opeens een bericht uit Suriname,
dat mij van verrassing deed opsprin
gen
De gouverneur heeft bij de Kolo
niale Staten eene verordening inge
diend betreffende de kolonisatie van
boerengezinnen.
Het ontwerp luidt:
Art. 1. Voor rekening van de kolonie,
wordt, voor ten hoogste vijftig gezin
nen, op het terrein voor kolonisatie
van Nederl. boerengezinnen, daarvoor
door den gouverneur aan te wijzen, voor
elk gezin een woning opgericht en bij
elke woning een oppervlakte van ten
hoogste 2 H.A. plantklaar gemaakt.
Art. 2. Dit werk, in art. 1 genoemd,
wordt aangewezen als een productief
werk, in den zin van het le lid van
art. 2 der verordening van 9 November
1894 (G. B. 1896 No. 11), tot het aan
gaan van eene geldleening voor produc
tieve werken.
Art. 3. Deze verordening treedt in
werking op een door den gouverneur
te bepalen tijdstip.
Dat wil dus zeggen, dat de proef ge
nomen zal worden om flinke Holland-
sche boeren zich te doen vestigen in
Suriname, dat het rijk hen zal helpen
aan woning en land, aan vee en gereed
schap, aan overtocht en ondersteuning,
behalve het land, dat zij cadeau krij
gen, alles in voorschot. En de terugbe
taling van dat voorschot zal zóó gere
geld worden dat men die op zeer ge
makkelijke wijze kan doen, terwijl een
rente van slechts 3'/0 wordt gerekend.
In bovenstaande verordening wordt
gesproken van een verordening van
1894. Hiermede wordt bedoeld de „Ver
ordening voor het aangaan van eene
leening voor productieve werken" ten
doel hebbende het verbeteren van de
gemeenschap te water, het oploozen en
in cultivatie brengen van gronden, waar
door een terrein van ongeveer 2500
H.A. ten noorden en noordwesten van
Paramaribo ingepolderd en op loozing
gebracht zou worden.
Dit terrein, in den Saramaccapolder,
is tamelijk dicht bij Paramaribo gelegen
en kan gemakkelijk door een tramweg
met de stad worden verbonden, terwijl
voorloopig het vervoer van producten
per as kan geschieden, voor zoover dit
niet te water plaats heeft.
Een niet te verwerpen factor voor
het vestigen van kolonisten op dit ter
rein is bovenal echter, dat zij daar
komen te wonen bij hunne landgenoo-
ten, de Hollandsche boeren, waarvan
ik meermalen heb gesproken, die in
Suriname zich een goed bestaan hebben
verworven. Deze kunnen den nieuw
aankomenden tot raadslieden dienen en
zij zullen zich onder land- en stand-
genooten op hun plaats voelen.
Hoe zal nu dit plan door de pers
ontvangen worden?
Wij hopen goed en willen al terstond
hierbij een getuigenis geven, welke
gewicht in de schaal legt, nl. van een
Surinaamsch blad de „Suriname", die
o. a. zegt: „Zooals de proef wordt voor
bereid, moet zij zeker slagen".
Dit hoop ik vurig, want de toekomst
van Suriname hangt van het welslagen
van deze proef af. Laat daarom genoemd
blad zich niet bevreesd toonen, dat deze
wijze van bevolken te duur zal blijken,
„zoodat er op dezen voet nimmer van
een beduidende kolonisatie sprake kan
zijn". Als de eersten zich maar eerst
gevestigd hebbeuals er eerst maar
eenigen geslaagd zijn, dan zullen er
genoeg komen, die hun voorbeeld wil
len volgen, ook al verkrijgen zij geen
voorschot van den Staatals de kolonie
hun maar kosteloos grond verschaft.
Wie van de duizenden emigranten, die
naar de Vereenigde Staten zijn getrok
ken, kreeg ooit daar grond voor niet
of zijn overtocht betaald en zijn woning
kant en klaar om hem te ontvangen?
Dat alles komt later.
Voor het oogenblik is het noodig,
dat ook in Nederland alles worde ge
daan om de proef te doen slagen d. w z.
de rechte personen te zendendat zal
geen gemakkelijk werk zijn, maar ook
dat zullen wij te boven komen.
Hulde aan gouverneur Lely, die de
koe bij de horens heeft durven vatten
Suriname en Nederland zijn hem veel
verplicht
limit Ëaml-
Het Noorsche Storthing heeft een ge
heime zitting gehouden om het regee-
ringsontwerp, betreffende de opening
van onderhandelingen met Zweden, te
behandelen. Hetregeeringsvoorstel werd
met 10i tegen 11 stemmen aangenomen.
De regeering wordt hierbij gemachtigd
Zweden het resultaat van dé volksstem
ming mee te deelen en het te verzoe
ken toe te stemmen in de opheffing
van de rijksakte en in onderhandelin
gen, om tot eene minnelijke oplossing
der Unie-kwestie te komen. Verder
machtigde het Storthing de regeering
gedelegeerden te benoemen, die Noor
wegen bij de onderhandelingen met
Zweden zullen vertegenwoordigen.
2)
,0 God!
Mijn man, mijn beste man!"
Hij had zijn vaderlijk erfdeel verkwist,
hij had ons door zijn dwaasheid en roeke
loosheid tot deze ellende gebracht, hij was
onvriendelijk, ja wreed tegen mij geweest, welker nabijheid Philip en ik zulke ge-
hij kon dus, zonder dat het hem zeer lukkige uurtjes hadden doorgebracht.
voor, dat, toen ik mijn Philip zag, juist
zooals hij in vroegere gelukkige dagen zat
te schilderen onder een boom, een lied
neuriënde, terwijl ik lachte en luisterde.
De nauwe straten van Londen verdwenen,
de grond onder onze voeten was opnieuw
bedekt met croeussen en cyclamen; de
lucht scheen vervuld van welriekende geu
ren en gele iris bewoog zich heen en weer
in de plassen der lage weiden.
En in de verte, in plaats van den som
beren mist, zag ik weer tusschen de kas-
tanjeboomen de oude torens van Eist, in
deed zeggen,
Ja, dat was
hem van ganscher harte lief. Wat ook zijnden vloer naast mijn man, zooals hij daar
fouten geweest waren, hij had mij nooit I nu zat, gebroken door zijn verdriet, en
dat hij mij ging verlaten.Ik kon het niet langer uithouden, ik
alles waar, en toch had iksnelde naar hem toe; ik knielde neer op
het verdriet aangedaan, dat voor een lief
hebbende vrouwenziel de meest onvergeef
lijke zonde is hij had mij nooit verwaar
loosd voor eene andere vrouw. Zijn hart,
hoe verhard ook, behoorde aan mij en mij
alleen; hoe ellendig wij ook waren, wij
deelden onze ellende en niemand anders
stond tusschen ons. Zijn fouten waren de
mijne, evenzeer als zijn ongelukken de
terwijl ik mijn armen om zijn hals sloeg,
barstte ik uit in den kreet
„O, Philip, Philip!"
Langzaam hief hij het hoofd op en keerde
zich naar mij om. Zijn gelaat was bleek
en de sporen van tranen waren daarop nog
duidelijk zichtbaar; het greep mij aan tot
in mijn ziel, dat dierbare gelaat in zulk
een toestand te zien. En toen, terwijl zijn
mijne waren. Lief en leed, ja, nu zeker het i oogen strak op mij gericht waren, nam hij
leed, was ons beider leed, waartegen wij te mijne hand in de zijne en kuste de blauwe
worstelen hadden en dat wij moesten trach- j striem aan mijn pols.
ten te boven te komen. j „Philip," fluisterde ik, terwijl de tranen
Ik heb wel eens hooren beweren, dat inmij langs de wangen stroomden, „Philip,
oogenblikken van heftige gemoedsbeweging
evenals in de stervensure, het verleden
aan onze ziel voorbijgaat. Het kwam mij
mijn Philip, er is geen verdriet, dat twee
menschen niet kunnen dragen, indien zij
het maar samen dragen.".
„Hebt gij mij nog lief, mijn kind?"
O, het valt zoo zwaar de liefde te ver
liezen van iemand, dien men eens van-
harte heeft liefgehad.
Als wij vrouwen, liefhebben, dan dunkt
het mij volstrekt noodzakelijk, dat wij
liefhebben met geheel ons hart en met
geheel onze zielten halve liefhebben kun
nen wij niet.
„Arm vrouwtje," zei Philip met een lan
gen zucht. En daarop nam hij weer mijne
handen in de zijne en kuste die eerst
zacht, daarna vurig, en toen liefkoosde hij
mij en kuste hij mijne tranen weg en ter
wijl hij mij op deze wijze zocht te troosten,
stonden nog altijd de tranen hem in de
oogen, maar daaruit straalde tevens een
heerlijk licht van liefde en het was, alsof
een booze geest verbannen was en een goede
engel opnieuw zijne rechtmatige plaats had
veroverd.
„Twee menschen kunnen veel doen, wan
neer zij schouder aan schouder staan, dat
is waar, Suze", zei Philip eindelijk.
Terwijl hij dit zei, schoot mij een oud
spreekwoord te binnen: „Gedeelde vreugd
is dubbele vreugd," en ik verbeelde mij,
dat, indien Philip en ik onze smart ook
samen konden deelen, wij onze vreugd ook
moesten verdubbelen. Dus legde ik mijn
hoofd op Philips schouder en in stille sym
pathie bleven wij geruimen tijd zoo zitten,
terwijl de laatste stralen der ondergaande
zon de kamer nog flauw verlichtten. De
zware last, die mij drukte, scheen traps
gewijze minder te worden en een heerlijk
gevoel van geluk verwarmde mijn hart
al stond ook de armoede op den drempel
onzer woning, met gebrek en lijden in haar
gevolg.
Den volgenden morgen vroeg trok Philip
mij zachtjes naar zijn ezel.
„Poseer eens voor mij," zei hij, „en laat
mij eens een portret maken van je lief,
bleek gezichtje."
Hij toog aan 't werk met ongewonen
ijver en dus bracht hij een schets op het j
doek, die de blijken droeg van eene mees-
terhand.
's Namiddags ging hij uit; zijn heele
wij ze van doen was anders geworden, da j
hoop op een goeden uitslag stond' te lezen
op zijn gelaat. Ik zat gedurende zijn afwe- j
zigheid bij de hongerige kinderen en zong
hun een liedje voor. Mijn hart voelde zich j
zóó verlicht en ik had zulk een onbeperkt1
vertrouwen in Philip, dat ik geenszins ver-
rast opkeek toen ik een vroolij ken, lichten
tred de trap hoorde opkomen en de geluk-
kige uitdrukking op 't gelaat van mijn
man ontdekte, terwijl hij de kamer bin
nentrad.
Ja, hij had een goeden dag gehad en van
een kunsthandelaar eene opdracht gekre
gen, waardoor hij verscheidene maanden
werk zou hebben, en ondertusschen waren
wii voor het oogenblik uit den nood gered.
En daarmede was voor ons het getij ge
keerd; dat was het begin van onzen voor
spoed; de wereld scheen plotseling een ge
nie te erkennen, dat tot nu toe altijd mis
kend was geworden.
Ik heb wel eens gehoord, dat dit dikwijls
het geval isik weet het nietmaar mij
komt het voor, dat ons geluk begon van
den dag af, toen Philip en ik elkander
weenende in de armen sloten in dat ar
moedige kamertje, waar de droeve wind
klagend huilde en de donkere wolken van
gebrek en verdriet zich vertoonden, en wat
veel erger is: waar een wederzijdsch wan
trouwen ons geluk met vernietiging bedreigd
had.
Nu krijgt Philip wel iets meer dan alleen
een stukje brood en kaas voor zijn avond
eten; nu ontvangt hij zijne vrienden aan
een gezellig maal in ons aardig huisje. En
boven slapen onze kinderen in een net,
zindelijk bedje, terwijl een vriendelijke
kindermeid ln de kamer daarnaast hunne
kleertjes verstelt.
Bijwijlen nochtans dringt zich te midden
van mijn geluk de herinnering aan het
verledene weer bij mij op, en dan vervult
het gelukkige heden mij met een gevoel
van onuitsprekelijke dankbaarheid. Ik zou
op zulk een oogenblik geneigd zijn om de
huizen der ellende, die helaas nog in groo-
ten getale in ons land gevonden worden,
binnen te gaan eu een nieuwe leer te pre
diken en te zeggen:
„Wanneer de armoede over den drempel
komt, laat dan de Liefde bereid staan
om haar te trotseeren."
(Slot.)