Hel Land van Hensden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
MUNDUS VULT DEOIPF.
De Woekeraar.
voos
UitgeverL. J. VEERMAN, Heusden.
M 2456 WOENSDAG 6 SEPT.
1905.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATEEDAG.
Abonnementsprijs: per S maanden f 1.00.
franco per post zonder prgsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
I
Advertentiën ran 16 regels 50 et. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond
ingewacht.
(De wereld wit bedrogen zijn).
In den sterken aandrang van hen,
die, op hun standpunt volkomen terecht,
de z.g. kwakzalversmiddelen bestrijden,
dat de dagbladen uit hunne advertentie
kolommen zu len weren al hetgeen de
„officieele wetenschap" afkeurt en ver
oordeelt, vinden wij iets zeer onbillijks.
Niet dat de beweging zelve, die lee-
ken, de groote massa wil beschermen
tegen de listen en lagen van sluwe
exploitanten, die schadelijke of nutte-
looze ingrediënten onder fraai-klinkende
namen aan den man pogen te brengen,
geen warmen steun zou verdienen.
Men vergeet echter maar al te zeer,
dat de redactie van een blad tegenover
den inhoud der z.g. vierde pagina, die
der annonces, staat op geheel ander
standpunt dan velen, althans sommigen,
zich voorstellen.
Die „vierde pagina" is eene soort
van vrije tribune. Geweerd mogen al
leen worden lieden, die ronduit, in voor
ieder begrppelijke taal, dingen verkon
digen, met de openbare orde en de
goede zeden in strijd
En indien er een komt, die zegt
„Ja, maar deze of eene andere annonce
is, wanneer gij haar bekijkt met cri-
tisch oog van ervaren en velerlei toe
standen kennend mensch, óók verre
van „moreel", dan kan het misschien
zijn, dat wij u van ganscher harte gelijk
gevenEdoch, de beheerder, de
verantwoordelijke man, heeft in dezen
niet te schiften wat op die „vrije
tribune" der betaalde „vierde pagina"
volgens sommiger oordeel, terecht
of ten onrechte en uit welk oogpunt
gij het begeert te bezien, afkeuring
verdient
Zoodra gij aan het afkeuren, schiften,
weigeren gaat, duldt ge zekere verant
woordelijkheid. Dekt gij metterdaad de
„moreele waarde" van al 't andere,
op die betaalde pagina der annonces,
met uwe aansprakelijkheid, uwe goed
keuring. Zoudt gij met andere woorden,
tegenover uwen lezer op u nemen de
goedkeuring van wat daar aangeprezen
wordt. Zou die lezer recht hebben,
metterdaad, om, zoo hij bedrogen uit
kwam bij het volgen van advies, in
een uwer annonces gegeven, op welk
gebied ook, tot u te zeggen„Gij waart,
de bemiddelaar tusschen den adverteer
der en mij". Gij die critiek uitoefent,
die schift, hebt gedoogd, dat deze aan
prijzing onder mijne oogen verscheen.
U stel ik, in dezen, aansprakelijk. Yan
u vorder ik vergoeding der schaê, welke
ik leed Zóó en niet anders, zou
de loop der zaken zijn, indien de ver
antwoordelijke persoon aan een publi-
citeits-orgaan tevens criticus werd, cen
sor, van de betaalde mededeel ingen
zijner „vierde pagina".
Inderdaad, de oude spreuk van het
„mandus vult decipi" is nog steeds van
volle kracht. En de wijsgeer, welke
haar neerschreef, voegde er laten
wij hopen, in sarcastische bui, doch
niet in vollen ernst bij het scham
pere: „decipiatur ergo" (bedriegen wij
haar daarom).
Dus de massa wil nu eenmaal bedot
worden. Welnu, men vatte haar bij
den neus
Grenzenloos is de naïveteit van het
groote kind, dat Publiek heet.
En een Phineus Barnum, die de gave
had om te „proeven", fijn te gevoelen
wat door Publiek „gewild" was en wat
niet, bouwde zijn reusachtig fortuin
door de sluwe, handige toepassing der
waarheid, die hij ontdekt had.
Met het kind heeft Publiek o. a. dit
gemeen, dat het waarde hecht aan veel
wat zich presenteert met geglans van
klatergoud, met bombarie van trom-
geroer, met vertoon van plechtigheid.
Straks zal zich neêrzetten, in elegante
woning, bediend door strak-kijkende,
hoogdeftig-doendekortgebroekte en
witgekouste gala-bedienden, een
kwakzalver. Hij zal spreidende, zal
vende gebaren maken met z'n bleeke,
teêre handen. Hij zal zich de lokken
en den baard loten groeien tot hij er
uitziet als profeten-typen van prentjes.
Hij zal zich eigen maken zeker expres
sieve uitdrukking van oogen, dewelke
op sommige damesharten diepen indruk
maakt. Tien tegen een, dat men niet
vragen zal naar 's mans aanspraken,
antecedenten, welke hem bevoegd doen
zijn om zich te noemen geneesmeester
tegen duizend-en-een kwalen en ziekten.
De tientjes, de blanke guldens zullen
hem van alle windstreken tegemoet-
rollen. Men zal en hier treft men
voorwaar niet het minst lieden uit z.g.
beschaafden en ontwikkelden kring,
maar ook anderen elkaar betwisten
een plaatsje in 's mans spreekkamer.
Na een poosje zal de „weldoener" j
zich, met aardig fortuintje, terugtrekken
op een vriendelijk-gelegen buiten. Hij
gaat rusten op z'n lauweren. De pa
tiënten, die voor hunne duiten géén
lafenis ot genezing vonden, vergeet hij. j
Straks zal men wel tot het besef
komen, dat hij de goê-gemeente gefopt
heeft.
Zijn naaste opvolger zal mits hij
handig is niet minder succes vinden
Men behoeft zich niet te beperken
tot de grens van de z.g. kwakzalverij
op medisch gebied.
De Phineas Barnum's doen zich op
elk terrein gelden.
Ze weten dat in dezen tijd van bonte
„reclame" de groote-trom onschatbare
diensten kan bewijzen.
Zij weten, wat de groote masse, de
goêgemeente voor een oogenblik, een
poosje weet te begoochelen, te betoo-
veren. Zeker, de suggestie is van voor
bij gaanden aard. Doch het poosje is
juist toereikend om te scheppen wat
men verlangt; een buidel goud, groot
genoeg om onafhankelyk te zijn van
de grillen der massa
Barnum's en wie op hen gelijken,
men vindt hen op elk gebied van
menschelijke behoefte, intellectueele en
materieele.
Daar zijn ook pseudo-barden, handig-
geïmiteerde kunstenaars van velerlei
soort, die, door handige trucs, voor eene
wijle de massa weten te bekoren, en
met glans van klatergoud doen neêr-
knielen en aanbidden wat hun ge
nie werd geachtDe bekoring is,
ook hier, vluchtig en van voorbijgaanden
aard. Wat heden duizenden „trekt",
zal straks, zal overmorgen krachteloos
blijken. Zij, die iets verder zien, iets
dieper en ernstiger gevoelen dan „de
massa", weten dat wel en glimlachen
soms over het „razend succes", het
welk grootheidjes - van - den - dag doet
bloeien
Slechts het waarachtig groote, het
wezenlijk-kostbare blijft onvergan
kelijk, onverwoestbaar.
En dat is de machtige troost voor
hen, die het Barnumisme", en wat
daarmee samenhangt, verachten
(Tel.)
IBtilteiilaiid-
- i)
Laat in den nacht keerde Marmylow naar
huis. Zijne zwarte, reeds grijzende haren
waren verward over zijn voorhoofd gestre
ken. Somber schitterden zijn donkere oogen
achter de saamgegroeide wenkbrauwen en
zijn bewegelijk, door de zon gebruind ge
laat had eene spottende, vermetele uitdruk
king. j
„Gij hebt weder verloren, Marmylow,"
sprak zijne vrouw op verlegen toon.
Zij was een klein, zeer mager vrouwtje
en nog vrij jong. De sporen van verdriet
op haar gelaat, en in 't bijzonder hare fijne,
samengeklemde lippen duidden een onbuig-
zamen wil, maar tevens een zekere op
rechtheid van karakter aan.
Marmylow bleef staan. Oplettend zag hij
zijne vrouw aan, maakte met de hand een
afwijzend gebaar en bromde: „Genoeg daar
over." -
Met onzekere schreden ging hij de kamer
door doch bleef andermaal staan, schijn
baar' nadenkende. Eindelijk ging hij zitten
mijmerend heet hij in zijn baard, streek
de haren van zijn voorhoofd weg, en zich
wendende naar den kant, waar zijn vrouw
stond, zag hij haar sluw en uitvorschend
aan.
„Waarom staart gij mij zoo aan, of kent
gij uw vrouw niet meer?
Uittartend klonk hare stem, maar zij liet
zich niet weerhouden.
Marmylow knikte en lachte schamper.
„Ha, ha! bevalt u dat niet?... En mij
staan uw eeuwigdurende verwijten niet
aan
Een oogenblik later haalde hij zijne pa
pieren uit den zak en begon zijn geld te
tellen. Nadat hij een en ander op zijne
vorige plaats had teruggebracht, schudde
hij nadenkend het hoofd.
„Jadat is mij te duur te staan ge
komen!" Een schaduw van ontevredenheid
toog over zijn gelaat, terwijl hij knorrig
uitriep: „Vrouw, geef mij de sleutels!"
Reeds wilde zij gaan, om het gevraagde
te halen, toen zij plotseling staan bleef,
zich halverwege naar hem toekeerde en af
gebroken seide:
„Gorkow is hier geweest hij vroeg ge
duld te hebben had niet te eten maak
hem niet ongelukkig.
Driftig stond Marmylow van zij ne plaats op
„Zijt gij krankzinnig? Wilt gij mij te
gronde richten? Over Gorkow wil ik niet
meer hoorendenk daar wel aan.
„Best; maak u maar niet toornig," viel
zijne vrouw hem in de rede. „Hij is inder
daad ziek en diep ongelukkig; en dan
zijne vrouw en kinderen thuis Zij sloeg
de oogen neer en zweeg.
„Arm ziek!" praatte hij haar spottend
na, beet zicb op de lippen en voegde er
in gedachten bij
„Morgen zullen wij zien. Neen, over
morgen."
„Wat wilt gij doen?" vroeg zijne vrouw
angstig.
„Natuurlijk naar hem toe gaan."
En met zelfvoldoening wreef hij zich de
handen. Zijne vrouw keek hem aan, glim
lachte en voegde er zuchtend bij:
De vreeselijke cholera trekt door het
oosten van Duitschland. Niettegenstaan
de alle maatregelen groeit het aantal
gevallen van dag tot dag aan. Te Ras-
tenburg is aan deze ziekte een vrouw
gestorven, die haar familie te Boehum
bezocht had, en over Berlijn naar Oost-
Pruisen was teruggekeerd. Men ver
moedt, dat de vrouw gedurende de spoor-
wegreis aan een station besmet water
gedronken heeft. Te Bronberg zijn vier
nieuwe choleragevallen voorgekomen
twee bij kinderen in het ziekenhuis te
„Het is onchristelijk van u. Tast toch
in uw binnenste, in uwe ziel 1"
„Hoe nu, begint gij mij opnieuw te ter
gen? Ga en laat mij alleen."
Vroeger was Marmylow zoo niet. Gaan
deweg was hij zoo prikkelbaar geworden
en bediende hij zich slechts van zijn toorn
om zich te verdedigen. Verborgen achter
zijne drift als achter een schild, wenschte
hij zich voor rechtmatige verwijten te vrij
waren en zoo mogelijk ook zijn geweten
te bedekken. En maakte juist dat schild
zijn toestand niet nog erger?
Heer, open zijne oogen; stem zijn
hart zachter! zóó dacht zij.
Marylow stak de kaars aan en begaf
zich, met de sleutels rammelende, naar de
kamer, waar de verborgen zaken werden
bewaard. Langs de muren stonden glazen
kasten. In den eenen hoek stond eene ijze
ren kist en in den anderen een lessenaar.
Hij zag de sloten na, liep het vertrek door
en zette zich mijmerend op eene kruk neder.
Plotseling sidderde hij en luisterde aan
dachtig. Hij meende achter het beschot
geritsel te hooren.
„Zeker muizen," dacht hij.
Hij nam den kandelaar, deed eenige
schreden, maar bleef besluiteloos staan en
zette het licht weer op den lessenaar. Hier
op lag een dik boek. Marmylow begon het
door te bladeren, tuurde eenigen tijd op elke
bladzijde, hief het hoofd op en fronste zijn
wenkbrauwen, als trachtte hij zich iets te
herinneren. Hij draaide zich op zijn kruk
om en keek opmerkzaam naar de glazen
kasten. Toen ging hij er langzaam heen,
nam eenige voorwerpen uit de étui's, draai
de ze tusschen de vingers om, woog ze
Fordon, terwijl ook te Usch een man
ziek werd, onder verdachte verschijn
selen. Te Lemberg werden tusschen den
22sten en 30sten Augustus vele perso
nen aangetast door een ziekte, welker
verschijnselen eveneens aan cholera de
den denken. Drie zijn gestorven.
Ook in Oostenrijk is nu cholera uit
gebroken. Te Padew Naradowa in Ga-
licië zijn zes menschen aangetast, waar
van er drie overleden zijn. Ook te Grod-
zisko is een zieke in behandeling.
Aan de Morecambe-baai in Engeland
is bij het oversteken van een riviermond
een veerboot met tien menschen
stedelingen die de vacantie op het land
hadden doorgebracht en nu op den te
rugweg waren omgeslagen. Zes zijn
er verdronken.
Omtrent het ongeluk met den snel
trein van Londen naar Cromer (zie ons
vorig no.) melden de Engelsche bladen
het volgende:
De trein reed met volle vaart door
Witham; juist toen hij aan het station
kwam sprong de derde wagen uit het
spoor, de tweede sloeg om. De locomo
tief en de eerste wagen renden nog een
honderd meter verder, toen sloeg de
wagen om en raakte in brand. In dezen
wagen zat slechts een reiziger en hij
kwam er heelhuids af. Het achterstuk
van den trein was inmiddels tegen het
perron aangeslingerdtwee wagens kwa
men op het perron terecht, een er van
vernielde de bestellerskamer, doodde er
een besteller en wondde drie anderen.
Van de reizigers, meest menschen
die voor hun genoegen reisden, zijn er,
volgens de eerste opgave, elf gedood en
een twintigtal gewond. Sommige moe
ten in de vlammen van de brandende
wagens omgekomen zijn.
Te midden van een zeer groote me
nigte ontplofte te Barcelona op de pro
menade aan het strand van de zee een
bom. De ontploffing was verschrikke
lijk. Een vrouw werd gedood en 20 per
sonen werden gewond, waaronder tien
ernstig. Men gelooft dat de bom was
neêrgelegd door een straatjongen.
Volgens de laatste berichten zijn er
bij deze ontploffing 160 menschen ge
wond, de meesten zeer ernstig.
Volgens een bericht uit Stockholm,
ontving Professor Nathorst een brief
uit Reikjavik, d.d. 24 Augustus, en
afkomstig van den Zweedschen luite
nant Bergendahl, die deelneemt aan
de Groenland-expeditie van den hertog
van Orleans. De brief behelst de mede-
deeling, dat de expeditie den 27en Juli,
nadat Kaap Bismarck gepasseerd was,
nieuw en onbekend land ontdekte. Te
vens bleek, dat Kaap Bismarck op een
in de palm zijner hand en schudde spijtig
j het hoofd. Zijne gedachten klaarden op
'het scheen, dat hij zijn somberen gemoeds-
I toestand begon te beseffen. Langzaam stapte
hij heen en weer.
Hij herinnerde zich den twist, dien hij
's morgens met zijn vrouw had gevoerd,
zijn vlucht uit het huis, en toen zijn schan
delijke brasserij. Hij klemde de tanden op
een en sloeg spijtig met zijn vuist op de
lessenaar. Doch, helaas! zijn kortstondig
berouw verdween weder, gelijk de zon zich
achter dikke wolken verbergt.
Marmylow dacht aan de verwijten zijner
vrouw, en vooral aan die ééne uitdrukking.
Maar ook dit trok als eene wolk voorbij.
„Verwijten! altijd die verwijten! Ik, de
woekeraar, dorstende naar geld, naar bloed
Kwel en sar mij maar! Ha, ha! Gij,
een engel, houdt een duivel in uw armen
gesloten! Maar wie is de schuldige? Wie
heeft mij opgevoed
Een mishandelde verlaten wees, had hij
zichzelf op de been geholpen. Doch niet
alleen ellende, ook vernederingen, onrecht
vaardigheden en ontberingen had hij moeten
doorstaan. Zijn hart was verstokt en gevoel
loos geworden. De wraak had wortel ge
schoten in zijne ziel. Het was hem gelukt
wat bijeen te garen, doch de kansen waren
gekeerd. Hij had geleend en met woeker
ontvangen.
Eene bron van welvaart werd terugge
vonden, maar het werk bleef weg en de
boosheid der menschen vond daarin nieuw
voedsel.
Zoo gingen velen jaren voorbij. Hij begon
zich te vervelen. Toen kwam hij toevallig
met Ljubuschka in kennis. Voor 't eerst in
zijn leven klopte zijn hart van ware liefde
groot eiland ligt en niet op het vaste
land, zooals tot dusver gemeend werd.
Het land is zoo goed mogelijk in kaart
gebracht.
Het ontving den naam van Terre de
France. Daarop ging het verder naar
het noorden, tot een breedte van 78
^graden 16 minuten. Verder kon men
niet komen waarom het schip weder
koers zette naar het zuiden. De expeditie
wordt den lOen September te Ostende
verwacht.
Eergisteren steeg te Greenville in
Ohio zekere Baldwin op, die gewoon
was, in het schuitje van zijn ballon dy-
namietpatronen mee te nemen en die
een voor een uit te werpen; de ont
ploffingen trokken dan altijd veel volk.
Maar dezen keer ontplofte de heele
hoeveelheid dynamiet in het schuitje,
terwijl Baldwin er mee bezig was. De
man en zijn ballon werden aan flarden
gescheurd, op een hoogte van 1500 voet.
Men zegt dat Baldwin's vrouw en zijn
drie kinderen het ongeluk mee aanzagen.
Men seint uit Sjanghai aan de „Stan
dard," dat geweldige overstroomingen
voor millioenen ponden sterling scha
de aangericht hebben.
Het peil der Jangtse steeg zeven voet.
Heele dorpen werden weggesleept en
honderden menschen zijn omgekomen.
Geen enkel Europeaan schijnt onder
de dooden te zijn. Men vreest dat de
schade verscheidene handelshuizen to
taal zal ruïneeren.
Een telegram uit Adrianopel meldt,
dat daar door een brand 7000 huizen
zijn verwoest.
De Grieksche, Armenische, Bulgaar-
sche en Joodsche wijken liggen geheel
in puin en een aantal moskeeën, ker
ken en openbare gebouwen zijn ver
brand. Er zijn tal van slachtoffers.
De toestand wordt er niet beter op
in Duitsch-Oost-Afrika. Het ambtelijke
telegram, waarin melding gemaakt wordt
van aanvallen op drie zendingshuizen
en de vlucht van de zendelingen naar
de kust, verzwijgt het ergste, namelijk
dat de opstand ook naar het zuidelijke
gedeelte van het district Mrogoro is
overgeslagen en dat aan weerszijden
van de Roeaha alle vreemdelingen over
vallen en velen vermoord zijn.
De drie aangevallen zendingshuizen
van de Benediktijners liggen ten ZW.
van Lindi in het gebied van de Loe-
koeledie-rivier, 60 tot 13J K.M. van
de kust verwijderd en ongeveer 60 K.M.
van de Rowoema, die tusschen de Duit-
sche kolonie en Portugeesch Oost-Afrika
vormt. Ver ten Noorden daarvan is het
tweede brandpunt van den opstand.
De Roeaha is een zijrivier van de Roe-
fidzji, aan welker benedenloop een lui
en eene nieuwe wereld opende zich voor
hem. Om zijn rijkdom te vergrooten, be
proefde Marmylow zijn geluk met spelen.
Ljubuschka zag dat aan en was dikwijls
droevig te moedezij leed daaronder, maar
vreesde haren man. Hij begreep haar niet,
vermoedde niet waarin haar leed bestond
en bleef haar met teederheid liefhebben.
Eindelijk vatte zij moed en zeide hem
ronduit, dat hij langs ongepasten weg zijn
middelen bijeengaarde. Hij was ontsteld,
maar ontstak daarop in drift; tranen waren
het antwoord en een verkoeling volgde.
Nochtans was in het hart van Ljubuschka
de liefde niet uitgebluschtalleen haar
uiterlijk was veranderd en verried hetgeen
was voorgevallen. Zij zag in haren man
iemand, die zijn ondergang tegemoet snelde
en al hare gedachten waren gericht op dat
eene punt: hem te redden.
Met opzet begon zij zich allerlei gemak
en weelde te ontzeggen en trachtte door
eigen handenarbeid den kost te verdienen.
Marmylow lachte slechts, maar was zelf tot
geen anderen arbeid bekwaam. Hij zocht
naar nieuwe hulpbronnen en opende eene
bank van leening. De verkoeling nam toe,
maar daarbij werd het onhandelbare ka
rakter van Marmylow steeds somberder en
ruwer.
„Als wij er maar goed van leven," rede
neerde hij; „zoo denken alle menschen
toch! De wereld draait om deze spil en
zal er om blijven draaien. Men mag ons
niet lijden dat is zooMaar hebben dan
de menschen elkaar zoo lief! Ik ben mis
schien niet billijk, maar anderen zijn niet
beter."
(Wordt vervolgd.')