De Kinderwetten. ei Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. FEUILLETON. Buiten verwachting. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2476. Woensdag IS November. 1965. II. (Slot). Heeft de eerste der Kinderwetten ten doel bescherming van het kind tegen hen, die zijn natuurlijke beschermers en verzorgers moesten wezen, de tweede heeft betrekking op die jeugdige per sonen, die reeds wat op hun kerfstok hebben, en behandelt de berechting en bestraffiing van jeugdige personen. Het geldt hier niet alleen de kwestie van bestraffing van den misdadiger, maar de vraag vooral, boe den gevallene weer op de been te helpen en voor opnieuw vallen te behoeden. En nu bleek de bestaande wetgeving vrijwel gefaald te hebben. Zij kon straffen, d. i. hem leed aandoen, maar hem afschrikken van 't kwaad deed zij niet, dat bleek uit de vele herhalingen van 't kwaaden ver beteren deed zij nog veel minder. De groote fout bleek daarin te bestaan, dat men de kinderen behandelde als volwassenen. Zoo werd een kind bene den 10 jaar niet vervolgd als het zich had schuldig gemaakt aan een vergrijp, omdat men het niet verantwoordelijk achtte. Wel Icon zulk een kmd op grond van een gepleegd misdrijf op rechter lijk bevel in een rijksopvoedingsgesticht worden geplaatst, maar dit gebeurde zelden. Was het kind boven de 10 jaar, dan werd het voor den strafrechter gebracht, maar eerst als het 16 jaar was werd het geheel als een volwassene beschouwd en behandeld. Bij kinderen van 10 tot 16 jaar werd de vraag gesteld of het kind met oordeel des onderscheids had gehandeld, en alleen bij kinderen be neden de 14 jaar mocht geen celstraf worden toegepast. Zeer dikwerf werd bij zulke veroordeelden de opzending naar een rijksopvoedingsgesticht bevolen. Tegen die gestichten, één voor jongens (de Kruisberg) en één voor meisjes (Mont- foort), zijn heel wat bezwaren gerezen. Reeds hierdoor zijn zij min of meer tot niet-slagen veroordeeld, omdat er zoo van allerlei karakters samen wor den gebracht, die allen niet over één kam geschoren en naar ééne methode behandeld kunnen worden. Maar ook buitendien schijnt de opvoeding veel te wenschen te hebben overgelaten en het vakonderricht is zeer onvoldoende, zoo dat de daar ontslagenen volstrekt geen goede werklui zijn, maar half volleer den, waardoor ze moeilijk werk vinden en daardoor al spoedig weer vervallen tot allerlei verkeerds. (3. Dat verlichtte de zaak wat voor Piet hij riep al zijn moed bijeen en kwam ein delijk met zijn boodschap voor den dag. „Ik kwam om de boot," zeide hij. „Zoo." Hij bemerkte, dat haar gelaat betrok. Zij deed alsof zij hem niet begreep en dat maakte hem angstig. Misschien had haar aanbod haar berouwd, of had zij sinds dien tijd de boot reeds verkocht. En in zijn angst kwam zijn tong los en zeide hij haar hoe hij gespaard en gehoopt had. „Zie, dertig kronen heb ik," zeide hij, terwijl hij de banknoten uit zijn zak haalde en ze met bevende handen voor haar neer telde, alsof hij haar daarmede wilde be zweren. „Daarvoor kan ik haar zeker niet koopen dat heb ik wel gedacht maar de rest zou ik dan maandelijks kunnen afdoen, met het knoopen van netten of hoe ook. Maar dertig kronen heb ik nu bij mij, volle dertig kronen Hij raapte de briefjes bijeen en zag haar angstig vragend aan. Maar hij kon haar niet in het aangezicht zien, dat was half van hem afgewend. Zij stond daar en zag uit het venster en trommelde met de vingers op de tafel. „Zoodat je de boot toch heel graag zoudt willen hebben, Piet?" zeide zij ten laatste. „Ja," antwoordde Piet, met zulk een overtuiging, dat de tranen hem in de oogen Daarbij komt dat de publieke opinie iemand, uit zoo'n gesticht gekomen, stempelt als een boef, als een die „ge zeten" heeft. En nu doen zich nog twee groote bezwaren voor; ten eerste: hij is te jong om geheel in zijn kost te voorzien, daartoe heeft hij niet genoeg bekwaamheid; maar ten tweede: hij is minderjarig en als hij op 18-jarigen leeftijd ontslagen wordt keert hp terug naar zijn ouders in den kring, waaraan juist de rechter hem wilde onttrekken. Om nu al die bezwaren te ondervan gen dient de tweede wet, die ten doel heeft niet te kastijden, maar te bescher men, niet om neer te drukken, maar op te richten en te verheffen. De verdeeling van on-toerekenbare boefjes beneden 10 jaar en wel-toere kenbaren boven dien leeftijd houdt op. Tot 18 jaar blijven zij kinderen en niet strafbaarzooals ook het geval is met oudere personen die idioot of krank- zinn;g zijn. Alleen als iemand boven de 16 jaar toont zeer goed te begrijpen het ongeoorloofde zijner handelingen, kan hij worden gestraft. Buitendien krijgt nu de rechter meer vrijheid van beweging en hij kan die maatregelen toepassen, die zijns inziens in het be lang van het kind de gewenschte zijn. En hij houdt daarbij rekening met de vraag hoe de jeugdige misdadiger tot zijn misdaad is gekomen, door verkeerd voorbeeld, door omgeving en opvoeding enz. Voortaan wordt aan ieder, die nog geen 18 jaar is, een raadsman toege voegd. Ook behoeft voorioopige hech tenis niet meer ondergaan te worden in het huis van bewaring; die kan ook elders worden ondergaan, zelfs, indien gewenscht, in het huis van de ouders of den voogd. Deze laatste hebben tijdens voorarrest altijd toegang tot hen en de rechter van instructie moet zooveel mo gelijk inlichtingen inwinnen omtrent het karakter en de opvoeding en ont wikkeling. Na het vooronderzoek wor den de stukken daarover aan de recht bank gegeven en deze beslist of de zaak naar de openbare terechtzitting wordt verwezen of wel of er redenen zijn om de vervolging niet door te zetten. Wordt de zaak doorgezet, dan geschiedt de behandeling niet in 't openbaar. Is de rechter van meening, dat straf verkeerd zou werken, dan kan hij den beklaagde, die nog geen 16 jaar is, laten gaan en hem aan de ouders of voogden teruggeven, indien zij geacht worden bekwaam te zijn voor zoodanige leiding, dat de jongen niet opnieuw ge vaar loopt op het zondaarsbankje te komen. Zijn daarentegen dezen daartoe schoten. Zij trommelde' harder en harder. „Maar ik ben niet van plan haar te ver- koopen." Zij wachtte een oogenblik, maar kreeg geen antwoord. Toen wendde zij eindelijk haar hoofd om en zag naar Piet. Hij zat daar doodelijk verschrikt en daar bij zoo hulpeloos en teleurgesteld, dat haar stem week werd, toen zij zeide „Maar misschien zou de zaak toch een op andere wijs tot stand kunnen komen. Piet's gelaat klaarde weer wat op en hij zag haar onzeker aan. „Op een andere wijs?" zeide hij. „Ja." „Hoe dan Zij begon opnieuw te trommelen, maar nu veel zachter dan te voren. „Kan je dat niet raden, Piet?" Zijn gelaat vertrok in diepzinnige vouwen, maar alles te vergeefs hij schudde zijn hoofd. Zij zag hem ongeduldig, bijna boos aan, maar neen, zij kon niet boos op hem blij ven. Hij zag er uit als een kind, zooals hij daar zat. „Als je mij nu eens op den koop toe- naamt 1" zeide zij haastig, sterk blozende. „Op den koop toeHij staarde haar met groote oogen aan en begreep er niets van. Toen barstte zij in lachen uit en verviel weder in haar ouden, vertrouwelijken toon. Het helpt alles niets, als ik het je niet rond uit zeg," zeide zij. „Lieve hemel als we dan maar samen trouwden, weet je?" Piet stond werktuigelijk op, pakte de banknoten met sidderende handen by een, onmachtig of onwillig, of is 't juist tengevolge van zijn gebrekkige opvoe ding, dat de jeugdige boosdoener zich vei greep, dan wordt hij ter beschikking der regeering gesteld. De opvoeding door deze duurt in den regel tot 21 jaar. Bij bijzonder goed oppassen kan die tijd worden verkort, bij wangedrag wordt terstond weer het ontslag ingetrokken. Is het vergrijp zeer zwaar, dan kan de rechter naast de dwangopvoeding nog een gevangenisstraf opleggen van ten hoogste 10 jaar (nooit levenslang). Die gaat dus pas in, wanneer de dwang opvoeding ophoudt. Maar deze straf is voorwaardelijk. Heeft hij gedurende dien opvoedingstijd zich voorbeeldig gedragen, dan wordt hij daarvan voor- loopig vrijgesteld en blijft hij tot zijn 25ste jaar goed oppassen, dan wordt hem de straf kwijtgescholden. Hij heeft het dus zelt in de hand, of die straf zal worden toegepast. Het kan ook gebeuren dat de rechter straffen m( et, omdat moedwil en opzet te duidelijk aan 't licht treden. Maar tot welke straf? Celstraf doet het kind zedelijk en lichamelijk te gronde gaan en gemeenschappelijke met andere be derft het nog meer. Daarom kome daar voor in plaats, plaatsing in een tucht school en berisping. Deze laatste wordt alleen toegepast op kinderen beneden 14 jaar en op alle strafrechterlijke minderjarigen, die voor de eerste maal terecht staan; daarbij kan gevoegd worden een proeftijd van 2 jaar, binnen welken tijd hij zich goed moet ged agen, anders gaat hij naar de tuchtschool. Ook bleef behouden het stelsel van boete, doch voor jeugdigen niet hooger dan f 90 opdat de veroordeelden zelf die kunnen betalen. Weigert hij, dan wordt den patroon kennis gegeven en deze is dan verplicht wekelijks of maan delijks een deel te betalen, af te houden van het loon van den zondaar (een bedrag in den regel gelijk aan het zakgeld dat hem anders gelaten wordt). Bestaat er geen mogelijkheid de boete te innen, dan volgt plaatsing in een tuchtschool. Deze dient óf als hoofdstraf van 1 tot 12 maanden naar gelang van den ouderdom van den veroordeelde en het meer of minder ernstige van zijn ver grijp óf als vervanging van boete óf op verzoek van ouders of voogden bij in 't geheel niet te regeeren kinderen. In dit geval komen de kosten voor de ouders, maar kan de rechter bevelen dat zij door deu Staat zullen worden gedragen. En hij zal dit zeker doen, stopte ze in zijn zak, zag haar met tranen in de oogen en bleek gezicht aan en ging naar de deur. Toen stond zij een oogenblik besluiteloos, maar haastte zich achter hem aan en nam hem in haar armen zoo hard, dat het hem waarlijk pijn deed. „Piet," zeide zij. „Het is mij ernst, heilige ernst! Daarop liet zij hem weer los en zeide zacht: „Als je mij maar wilt hebben." Piet keek bedenkelijk. Maar toen hij eenigen tijd daarna naar huis ging, begreep hij eindelijk, dat het haar ernst was geweest. Dat wil zeggen, hij begreep, dat hij de boot nu zou hebben, zonder haar te betalen, de rest bleef hem een duister raadsel en hij dacht er maar niet lang over na. Maar de boot zou hem toebehooren, dat was duidelijk en daar was hij zoo onbeschrijfelijk gelukkig over, zoo gelukkig als hij nog nooit in zijn leven geweest was. Na een maand waren zij getrouwd. Anna had gewenscht, dat het zoo haastig zou gebeuren. Zij stoorde er zich niet aan, dat men er over praatte, dat het zoo spoedig na haars mans dood gebeurde. Een bruiloft was er niet. Zij werden in de kerk getrouwd en gingen toen rustig met elkaar naar huis. Dat gebeurde in den namiddag. Toen Piet zijn kleeren gewisseld had, ging hij naar de aanlegplaats om naar de schuit, zijn schuit, te zien. Nadat hij er een poos had staan kijken, begon hij de boot los te maken. Anna kwam juist het huis uit. Zij was nog in haar zwart, halfzijden feestgewaad. als hij meent op die wijze het kwaad te kunnen voorkomen. Bij verstandige leiding kan het kind een nuttig lid der maatschappij worden, terwijl hij anders later toch voor rekening van den Staat komt in de gevangenis. Zoo is het doel der Kinderwetten, het kwaad te voorkomen en de aspirant- misdadigers voor zich zelf en voor de maatschappij te behouden. Moge de uitkomst leeren, dat zij aan dat doel beantwoorden. (Z. N. en A.) Het verbond tussclien Neder land en België. De heer Pi card, senator, lid van de socialistische partij in België, zegt van de toenadering tusschen Nederland en België Het denkbeeld van een samenkomst, van wederzij dsche kamerleden of van anderen, om de kwestie te bespreken, lijkt hem voortreffelijk. Men zal dan de moeilijke vraag kunnen bespreken, welke middelen de twee landen zouden kunnen aanwenden, aan den eenen kant om zich te verdedigen, want zij voelen zich bedreigd, en aan den an deren kant om hun welvaart te ver- grooten, want zij vullen elkander aan, het handeldrijvende en het nijvere land. Wat de welvaart betreft, daarover is al zoo veel gesproken. Hier weidt de heer Picard niet over uit. Dat er een kostelijke uitkomst te verwachten is, wanneer de beide landen, in plaats van tegen elkaar op te werken als mede dingers, voortaan in de mande gaan werken, daar acht hij geen nadere ver klaring voor noodig. Wat de landsverdediging betreft, het wordt hoe langer hoe duidelijker, zegt Picard, dat België tegenwoordig niet meer bevreesd behoeft te zijn voor Frankrijk, dat vroeger voor ons de ge vaarlijke slokop was, Sedert 1815 heeft Frankrijk wel twaalf maal een plan van inlijving van België gemaakt, zooals er van dien kant sedert het verdrag van Verdun honderd vijande lijke invallen zijn gekomen. Maar nu is de pangermanistische Duitsche reus gevaarlijk, tegelijkertijd voor Nederland en voor België. Duitschland heeft geen kusten genoeg voor zijn 60 millioen menschen. De kusten van de Oostzee liggen aan een slop, de Duitsche Noord zeekust heeft weinig te beteeken en. Kijk op de kaart en het is aanstonds duidelijk, dat bij Antwerpen en Rotter dam de groote toegangen liggen tot het Duitsche rijk. Maar dat inzien en Nederland en België begeeren, dat zijn twee zaken, die niet ver uiteen liggenen de vrees, die men te Amsterdam en te Brussel koestert, moet beantwoorden aan een Toen zij zag, waarmede hij zich bezig hield, was zij eerst zeer verwonderd en daarna een weinig ontstemd. „Wou je met de schuit uitgaan?" vroeg zij. „Ja," antwoordde Piet, „morgen is het immers Maandag." Hij was zoo ijverig bezig, dat hij niet eens naar haar opzag. Zij stond daar en scheen zich te beden ken en zag even besluiteloos. „Nu, dan zal ik wel met je mee moeten gaan!" zeide zij, en ging binnen om zich te verkleeden. En zoo voeren zij heen met hun schuit. Anna zat aan de voorplecht en roeide zwij gend maar vol trots en voldaanheid. Het was onbegrijpelijk de vaart, die in die boot zat en zoo licht als men haar vooruit kreeg Toen zij weer thuis waren en op de brug stonden bleef Piet opnieuw naar de boot staan kijken. „Ja dat is een zeldzaam goede boot," zeide hij en keek minder onschuldig dan gewoonlijk. Anna stond achter hem, er glom iets in haar oog. „Ik geloof haast, dat je nog meer ver liefd op de boot bent dan op mij," zeide zij bedroefd, keerde zich op haar hakken om en ging heen. De klank harer stem drong zwaar in Piet's ooren. Hij draaide zich om en zag haar ver wonderd na. Toen kwam er langzamerhand een blos op zijn gelaat en die blos werd sterker en sterker. En langzaam met ver wonderden blik ging hij haar na in tyiis. Den volgenden morgen in alle vroegte waren zij buiten om de netten in gereed heid te brengen. Het was een heldere fris verlangen dat te Berlijn gekoesterd wordt. Zeker, met zijn tweeën, met 12 mil lioen inwoners, zullen wij beter in staat zijn ons te verdedigen dan elk op zich zelf. Maar och, wat is het nog moeilijk. Natuurlijke grenzen zijn er niet. De landen liggen daar als huizen met alle deuren en vensters open. In minder dan geen tijd zijn de Duitschers met hun merkwaardig uitgerust leger in het hart van de beide landen. De afstand is zoo kort, dat wij niet eens den tijd zouden hebben ons te mobiliseeren. Militairen in den modernen zin zijn wij heelemaal niet. En wat beteekenen forten? Het belegeringsgeschut is haast even gemakkelijk vervoerbaar tegen woordig als de veldstukken. Vestingen die vroeger onneembaar schenen, wor den nu veroverd, en de belegerings kunst gaat altijd nog maar vooruit. Het komt er niet op aan Men moet niet wegrekenen de zedelijke kracht, die er uit zou gaan van de verhouding van twee volken, vol levenslust en na tionale schoonheid, die zich vastbeslo ten toonen, zich niet voetstoots te laten inpakken; de verontwaardiging, die er dan in de heele wereld zou opkomen, tegen het misdrijf van hem, die hun onafhankelijkheid zou willen vernieti gen. Een bondgenootschap tusschen Ne derland en België zou, dunkt mij, de physieke, maar vooral de zedelijke ele menten van de weerbaarheid der beide landen, verhoogde kracht geven en daarom ben ik een vurig voorstander van zulk een bondgenootschap. Heel anders dan de heer Picard, heeft zich een andere Belg uitgelaten, een zekere heer Julien Delaite, die de kwes tie van het bondgenootschap heeft aan geroerd in de vergadering van de Ligue Wallonne, Zaterdag te Brussel gehou den. De heer Delaite kon zich wel voorstellen, dat een nauwe band voor de economische ontwikkeling der beide volken misschien bevorderlijk zou zijn, maar ten aanzien van de waarborgen voor het onafhankelijk volksbestaan, die Picard in het bondgenootschap ge legen acht, loopt de redeneering van Delaite juist de tegenover gestelde rich ting. Een bondgenootschap tusschen Nederland en België, zou volgens hem gevaarlijk zijn, want daardoor zou de begeerte van andere mogendheden wor den opgewekt. Buih'iiland. De toestand in Rusland. Miljoekof, de bekende strijder voor de vrijheid van het Russische volk, heeft aan den Petersburgschen corres pondent van de Vossische Zeitung het volgende beeld gegeven van den toe stand. Witte heeft een paar maanden tijd sche lentemorgen met een zonneschijn zoo schoon, alsof de zon nieuw geboren boven den horizon was verrezen, met een spie- gelklaar water, waarop hun boot een lange schitterende streep achterliet, met de bos- schen, die zich daarin weerkaatsten en dan weer aan den horizon verdwenen en met zeemeeuwen, die zich aan de kust koester den en dan in groote troepen opvlogen. De vischvangst was aanzienlijk. Piet berekende, dat zij wel meer dan dertig manden vol hadden zulk een aantal had hij sinds jaren niet thuis gebracht. Hij zeide echter niets, maar hij was on gewoon vlug en zijn oogjes tintelden, toen zij naar huis roeiden. Het wa3 echter niet zoozeer uit vreugde over de visch, en ook niet langer over de boot, het was over iets anders, dat hem nu eindelijk duidelijk was geworden en dat nu door het omhulsel drong, waarin hij het zoo lange jaren had weggeborgen, de merkwaardige gebeurtenis, dat hij nu, hoe wel laat, eindelijk toch verkregen had haar, van wie hij al dien tijd had gehouden, of schoon hij zich dat zelf nooit duidelijk had gemaakt zoo lang alles zoo hopeloos was. Dat had hij tot nu toe in het geheel niet begrepenmaar nu begreep hij het ten volle. En toen zij nu opnieuw aan de aanleg plaats stonden, stapte hij op Anna toe, greep hare hand, liefkoosde die en zeide: „Ja de boot is best, maar jij, Anna, bent toch nog veel, veel beter!" Dat was de allereerste keer, dat hij haar zooveel als een liefdesverklaring deed, maar Anna was er trotsch en gelukkig mee, want beter laat dan in het geheel niet. lAND VAN ALTEN/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7l/2 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Naar het Zweedsch. (Slot.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1905 | | pagina 1