Hel Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. VOORHEEN EN THANS. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2470Zaterdag 2& November. FEUILLETON. Mijn lieveling. LAND VAN ALTlH/ VOOR Dit blad yerschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1905. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77s ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Stil zitten ze samen neer in de in timiteit van den herfstavond, waarin langzaam aan de schemering gekropen is over de lieve dingen uit de huiska mer, over de oude, bekende dingen daarbuiten, die er staan, zoolang ze zich heugen. Ze luisteren in hun vage droom stemming naar de geluiden van hun zielnaar hetgeen hun tegenruischt uit een verleden, dat zoover lijkt, zoo heel ver En daar spreken ze dan van met elkaar in den schemeravond, in de ver trouwelijke bedekking van het half duister, waarin de zorg-plooien van hun gelaat niet die krasse onderlijning zijn van de woorden, die ze fluisterend zeg gen. Ze herinneren het elkaar, hoe anders het was vroeger, toen hun kinderen met hen één in voelen en denken de kleinste schuilhoekjes in hun reine ziel openbaarden en hoe in è,l-vol-vertrou- wen er niets was, dat hun gedachten bezig hield, of de ouders mochten en moesten het weten en mee-bedenken. Droefheid, onuitgesproken weemoed trilt schier onhoorbaar na achter de woorden die ze willen zeggen als van heel gewone, daagsche levensdingen. Maar ze is er, héél diep, heel intens, de weemoed. Dht is in hun ziel, het schreiende leed, om wat eens whs en nooit weer zijn kan. Maar in de stilte van de schemer- kamer klinken de woorden om de din gen uit het verleden te ver-beelden op als onverschillig en zonder warmte. 't Whs zoo. Hun kinderen maakten hen deelge noot van hun allerdiepste gedachten- van-kind en hun allerfijnste en teerste kinder-gevoelentjes. Dat was toen zij schpjölgingen en toen de schooldingen en 't schoolge beuren het eenig gewichtige in hun leventjes was. Maar toen werden ze, na volbrach ten leertijd plots als met een smak ge Hij is geen van de kinderen, die ieder een lief vindt, geen kind, dat altijd zoet een handje geeft en zich door ieder laat liefkoozen. Ik heb zelfs al gehoord, dat men hem een wijsneus en onuitstaanbaar vond, maar dat waren meestal menschen, wier kinderen niet door schranderheid uit munten of die zich door zijn uitflappend mondje in hunne waardigheid of ij delheid gekrenkt gevoeld hebben. Zoo liet zich on der anderen een dame zeer ongunstig over hem uit, die mijn kleinen vriend en mij midden in een verrukkelijk sprookje stoorde, juist toen het den schoonen Prins zou ge lukken te rechter tijd alle gevaren te over winnen en zijne geliefde, bekoorlijke Prinses van een boozen, ouden too venaar te bevrij den. Wij zaten zoo recht genoeglijk in het hoekje van de sofa; ik had het boek op mijn schoot en hij luisterde, het blonde kopje tegen mijn schouder geleund, met verrukking en stijgende belangstelling naar de wonderbaarlijke geschiedenis. Ik kon met zijn kinderhartje medegevoelen, dat die stoornis zeer onaangenaam voor hem moest zijn. Om hem bezig te houden en hem afleiding te geven, stuurde ik hem naar den tuin om peren te halen. Toen hij na een poos terugkwam, was hij zeer teleurgesteld het bezoek nog te vinden. Nu kon hij zijn ongeduld niet langer be dwingen. „Is zij er nog altijd?" vroeg hij mij op een verwijtenden toon, wel is waar zacht, maar toch luid genoeg, dat zij het hooren kon. „Je zou wel willen, dat ik heenging?" zeide de dame, eenigzins boos. „O, ja," antwoordde hij openhartig, het met de beleefdheid zoo nauw niet nemende „als u nog langer blijft, komt de Prins te worpen te midden van het bruisende leven, dat op hen aanstormde en in den beginne dreigde hen te overweldigen. Toen ze leerden de levens-geluiden te ontleden, toen ze hoorden de onder klanken van velerlei levensbeweeg, waar van ze slechts de oppervlakte kenden, toen kwam het noodlottige, maar dat toch niet te mijden was. Gansch een andere levensbeschouwing, een nieuwe kijk op de wereld en de dingen, die als een frisscho wind woei door de dorre, conventioneele begrippen en hoop op de schoone toekomst met zich voerde, greep hun aan, kinderen van hun tijd. 't Begon eerst met gemoedelijke woordtwisten, maar toen met grooter volheid de begeestering kwam voor de nieuwe ideeën-wereld, toen werd het tegen over elkaar staan vinniger, toen ketsten vaak de woorden nijdig tegen elkaar op, als 't gewet van scherpe wapens. Vader en moeder voelden zich tel kens meer en meer vervreemden, ze voelden zich oud en niet thuis in nieuwe begrippen, die hun kinderen in woord en daad propageerden over maatschap pelijk leven, moraal, kunst, liefde en al wat te beschouwen viel van het standpunt eener nieuwe filosofie. Ze bedroefden zich, de ouders, ze wer den nijdig stijfkoppig er tegen. En in de schemeravond-stilte zitten ze dat te bedenkenhoe ver en hoe vreemd ze hfstaan van hun kinderen, en hoe blij en heerlijk het vroeger was, toen de vertrouwelijkheid er nog was en de gansche overgave der ziel En daarvan spreken hunne woorden, waarin de weemoed zacht natrilt. Het is het voorheen en thans van zoo vele ouders, ten opzichte van zoo vele kinderen. Het is nu eenmaal niet anders, alle ouders staan voor de mogelijkheid, vooral in onzen tijd, dat de kinderen een an dere levens-beschouwing krijgen, dan die hen zelf lief was en tot een geluk. Daarop moeten de ouders voorbereid zijn. Een voorbereiding tot pen desillusie brengt er na-denkende menschen toe zich te wapenen. Wat zijn nu de beste wapenen om laat en dan moet de Prinses met dat mon ster trouwen." „We lazen juist een sprookje," zeide ik tot verklaring, en om zijne onbeleefdheid weer goed te maken, liet ik er op volgen „Maar Bertus zal graag nog een poos ge duld hebben." Een oogenblik zag hij met sprakelooze verwondering aan. „Graag zeide hij toen op gerekten toon. „Dat kan je niet meenen. Ik heb toch nooit graag, dat er visite komt, als ik bij jou ben." Ik moest bij mij zelve bekennen, dat mijn vriendje zich niet van zijn liefste zijde toonde. De dame vond hem dan ook heel onaardig en slecht opgevoed en sprak, daarop slaande, lang en breed over de op voeding van kinderen, terwijl hij met toe nemend ongeduld elke harer bewegingen gadesloeg. Eindelijk stond zij op. Als door eentoo- verslag veranderde zijn gezichtje. Alle spoor van verdrietigheid was verdwenenmet van vriendelijkheid stralende oogen gaf hij haar de hand tot afscheidgedienstig bracht hij hare parapluie en zooals hij de deur voor haar opendeed, was meer dan beleefd. „Hoera, zij gaat heen!" riep hij daarbij. „Hoera, daar gaat zij Dat was nu zeker lang niet aardig van hem, maar inwendig moest ik toch lachen. Ik dacht als alle menschen zoo oprecht voor hun gevoel uitkwamen, hoe dikwijls zouden zij dan „hoera!" roepen, terwijl zij nu met een allervriendelijksten glimlach zeggen„Het spijt me, dat je nu al heen gaat 1" Uitwendig trok ik mijn gezicht echter in een zoo ernstig mogelijke plooi en liet mijn kleinen zondaar plechtig beloven, dat hij in 't vervolg zijn best zou doen' om een beleefde jongen te worden. Daarna vervulde ik zijn harte wensen en liet den Prins met de schoone Prinses bruiloft vieren. Toen wij aan onze idealische behoeften voldaan hadden, verlieten wij het rijk der zich als ouders te verzekeren dat de oude vertrouwelijkheid, ook bij wijd- loopend meeningsverschil omtrent de dingen dezer wereld blijft bestaan? Het is in de eerste plaats ditreeds in de jeugd de vrije meeningsuiting te dulden niet alleen maar aan te moedigen. Er zijn ouders, die van de kinderen eischen een zonder eenig eigen naden ken volgen van hun denkbeelden en begrippen der ouders. Die naast zich geen meening dulden, en de gekwetste majesteit uithangen wanneer de kinderen zij het ook schuchter wagen er een andere meening er op na te houden, of een vraag durven stellen, wanneer iets, wat de ouders decreteeren, hen aan twijfel onderhevig lijkt. Zouden zij, in hun machts-razernij werkelijk meenen, dat hun domme ge zag, dat, zeer zeker zwijgen kan op leggen, ook in staat is meeningen, ge dachten en gevoelens die zich vormen bij zich ontwikkelende menschen tot zwijgen te brengen en in kiem te ver stikken Dwazen, die ze zijn. Het eenig resultaat dat ze er mee bereiken is, dat de kinderen voortgaan op hun eigen gekozen weg en bij iedere stap verder, ook verder komen te staan van hun ouders. Wanneer daarentegen de vrije mee- nings-uiting, onomwonden, maar ook over alles door de ouders is toegelaten, dan zullen de kinderen, waar vaak heethoofden] aan het dwalen brengt, zich in vertrouwelijk gesprek eerbiedig buigen voor 't beter inzicht der meer ervarenen. En wanneer ze dat niet kunnen, wanneer ze met al hun verstand en al hun ziel andere meeningen zijn toe gedaan, dan zullen ze toch eerbied blijven koesteren voor de ouders, die hen wel niet volgen op de nieuwe wegen, maar toch met belangstelling en met dezelfde oude vertrouwelijkheid hun zoeken gadeslaan, een vertrouwelijk heid waarin nooit iets wantrouwen verborgen bleef. Als het zóó is, zal de schemeravond nog wel droeve gedachten brengen, van niet meer één zijn in alles, ook in verdichting, en gingen tot materieel genot over, waarvan mijn vriendje volstrekt niet afkeerig is. Met inspanning van al zijne mannenkracht draagt hij een paar kleine stoelen in de nabijheid van de kachel, schuift een tafeltje er bij, en nu worden er peren gegeten, dat wil zeggen, de meeste eet hij, en ik schil. Voor 't overige berust onze vriendschap pelijke verhouding op wederkeerigheden, want nadat ik hem heb voorgelezen, speelt hij tot dank daarvoor, met mij zakdoek verstoppertje, waarbij ik mij natuurlijk ontzaglijk amuseer, hoewel hij het zoowel in het verstoppen als in het vinden verre weg van mij wint. Vraagt men mij, waarom die jongen mijn lieveling is, dan zou ik met mijn antwoord verlegen zijn, evenals men over 't geheel de reden voor eene genegenheid veelal moeilijk weet te verklaren. Wij zijn geen familie van elkaar, ofschoon hij mij „tante" noemt, of in teedere opwellingen „tantetje." Toen hem eens gevraagd werd, of ik wer kelijk zijn tante was, antwoordde hij zeer gevat: „Geen familietante, maar een lieve tante." Ik kan ook niet beweren, dat hij een mooi kind is. Zijn eigene moeder zegt zelfs wel eens, dat hij leelijk is, maar dat doet zij, geloof ik, alleen maar om tegengespro ken te worden. En dat doe ik ook uit in nige overtuiging. Hoe kan men een kind met zulke lieve, schrandere blauwe oogen, zulk een frische gelaatskleur, zulk heider- blond haar leelijk noemen? Neus en mond zouden wel wat mooier kunnen zijn, maar het is wel gebeurd, dat een onooglijk, stomp neusje zich tot een fleren arendsneus ont wikkelde, en als Bertusje maar eerst zee- kaptein is, dan heeft hij een langen knevel en dan komt het er niet op aan, of de mond daaronder groot of klein is. Ook heeft hij eene rechte houding, ak hij mij op straat tegenkomt in zijn' ieuw ma trozenpak, met den grooten blau raag en het mutsje schuins op het oofd, als hij zijn flinken tred versnelt, zoo .i hij mij in 't oog krijgt, of u et ei troep dierbare dingen, maar daardoor heen glanst dan het gouden geluk van toch altijd te zullen leven in eerbied en liefde in de harten der kinderen, die in hun ouders de beste, vertrouwdste vrienden vonden. ,N." Kuiten land. Overstroomingen hebben veel schade aangericht in het midden en zuiden van Frankrijk. De Dordogne, Creuse, Corréze enz. zijn buiten haar oevers ge treden. Vooral bij Aubusson beeft het water erg huisgehouden. Ook in de departementen Aveyron, Tarn, Haute Garonne en Ariége waar ook veel sneeuw gevallen is zijn overstroo mingen voorgekomen. De Saöne staat bij M&con zes meter boven het gewone peil. Behalve een enkel ongeluk wordt geen melding gemaakt van het omko men van menschen. Wel is de treinen loop vertraagd door bergstortingen. Ook Venetië heeft last van het water. De helft van het St. Markusplein is overstroomd, zoodat men onmogelijk de kerk kan naderen. In de kanalen der stad steeg het water zoo hoog dat de dienst der gondels moest opgeschort worden, daar daze niet meer onder de bruggen door konden varen. De lage gedeelten der stad staan ook onder water. Evenzoo komen berichten van waters nood uit het Balkan-schiereiland. De Noren maken blijkbaar ernst met het plan om hun koningschap tot een democratisch koningschap te maken. De ministerraad heeft besloten den titel Excellentie, dien de ministerpresident draagt, af te schaffen. Voorts is er be sloten, dat alle ambtenaren voortaan den eed zullen afleggen aan de grond wet en den koning. Eindelijk overweegt de regeering om voor een aantal bur gerlijke ambtenaren voor de minis ters b.v. de uniform af te schaffen. Er is meer. Volgens Verdens Gang is men 't er onder de leden van het Storting tamelijk over eens om uit drukkingen als „onderdanigste", „ko ninklijke genade", „genadige welbeha gen" van dbn koning en dergelijke uit de oflicieele besluiten en stukken te laten verdwijnen. De toestand in Rusland. De Russische telegrammen beginnen weer tegen elkaar in te strijden. van vreugde op mij toesnelt, als hij aan mijn arm hangt en mij al zijn gewichtig wedervaren vertelt, terwijl zijn frisch, guitig gezichtje trouwhartig naar mij opziet, dan bevalt hij mij werkelijk uitstekend. Dat hij zeekapitein wil worden, staat bij hem vast, sedert hij in den zomer met mij aan zee is geweest; de fraaie uniform schijnt indruk op hem gemaakt te hebben. Iemand vroeg hem schetsend, of hij niet liever dadelijk admiraal zou willen willen worden. „O, neen," verzekerde hij beschei den, „dat is mij te deftig. Dan zien de menschen te hoog tegen mij op, en dat bevalt me niet." Misschien verandert hij nog wel van meening: Op het punt van schoonheid zijn onze gevoelens trouwens wederkeerig. Hij vindt mij ook niet mooi, maar toch wil hij met mij trouwen. Laatst ried ik hem aan liever met mijne zuster te trouwen, die jonger is en beter bij hem past. Hij verklaarde echter, dat zij wel mooier gezicht had, maar dat ik daarvoor een mooier hart had, en dat was bij het trouwen het voornaamste. Natuurlijk gevoelde ik mij zeer gevleid, en ik vroeg hem, hoe hij dat wist. „Jij hebt me immers chocolade-sigaren en dien grooten appel gegeven," antwoord de hij. Ik heb hem echter een blauwtje laten loopen, hoe zwaar het mij ook viel, en dat kwam zoo: Onlangs was ik met hem bij een dame geweest, wier levenshulk door het noodlot zachtkens de huwelijkshaven voorbij gestuurd was. Toen wij hare wo ning verlieten, vroeg Bertus mij, waarom ik die dame altijd „juffrouw" genoemd had. Daar was zij toch veel te oud voor, vond hij. Ik legde hem uit, dat men alle dames, die niet getrouwd zijn, als juffrouw toe spreekt. „Ook al zijn zij negentig jaar?" „Dan ook." „Blijf jij ook altijd een juffrouw, als je geen man krijgt?" „Zeker," antwoordde ik. Toen vatte hij teeder mijne hand. „Maar je krijgt er een," verzekerde hij met vei De Petersburgsche berichtgever van de Daily Telegraph meent dat de toe stand langzaam en gestadig betert, wat ook blijkt uit den terugkeer van een menigte joden naar Petersburg. Aan den anderen kant steekt ook de reactie van de tegen Witte gekante partij meer en meer het hoofd op. Ten hove wordt druk gekuipt en te Moskou is een groot anti-liberaal verbond gevormd, dat reeds 35.000 leden telt. Het verbond wraakt den hervormingsoekas van den Tsaar als een onbekookt stuk, dat niet dien stig is voor de meerderheid van het Russische volk. De leden verbinden zich, om de verderfelijke gevolgen van den oekas zooveel mogelijk tegen te gaan. De Moskousche correspondent van de Standard beschrijft 's lands toestand in zeer sombere kleuren. Vier-en-twintig provincies, behalve Finland, Polen en de Kaukasus, zijn min of meer oproerig. Overal ten platten lande palmt men de domeinen van groote landheeren in, meerendeels zonder geweld, behalve daar waar de eigenaars van het land een overigens vruchteloos verzet bieden. De meesten vlieden naar het buitenland. I)e beschikbare plaatsen in de treinen zijn tot einde December besteld. Het meerendeel van de boeren weet niet af van het bestaan der verschillende oekasen. Vele plaatselijke overheids personen ontkennen zelfs het bestaan ervan. Admiraal Birilef heeft last gegeven, de rijkswerven aan de Newa te sluiten, omdat de werklui zichzelf den acht uurswerkdag hadden toegekend, door om vier uur naar huis te gaan, zonder verlof. Te Warschau heeft een jongen van vijftien jaar een politieagent op straat doodgeschoten. De jongen kon niet ge pakt worden. In alle fabrieken te Lodz is nu het werk hervat. Men blijft er echter on gerust, ook omdat de politie en de soldaten Zondag weer zoo ruw opge treden zijn. Te Borisoglebsk zijn bij de onder drukking van een boerenopstootje hon derd menschen gedood. Op de Newa tusschen Petersburg en Kroonstad zitten 13 stoombooten in 't ijs vast, daaaronder de Wologda, welke zeventig Engelschen aan boord heeft. Groote sleepbooten trachten het ijs te breken, terwijl naar Libau om een ijs- breker is geseind. troostende beslistheid. „Gekje!" zeide ik lachend„als niemand mij hebben wil?" „Dan wil ik je hebben," verklaarde hij met overtuigende warmte. Ik legde hem nu zoo verschoonend mo gelijk uit, dat ik te oud voor hem was. „Kunnen wij daar niet mee knoeien?" vroeg hij bedrukt. Toen ik dat ook ontkende, had hij een reddenden inval. „Ik weet wat!" riep hij vroolijk. „Je kunt met mijn broer trouwen, die is veel ouder dan ik." Met stralende oogen zag hij tot mij op. „Dan zou i e trotsch kunnen wezen!" Zijn broer, die in Bertusje's oogen het toonbeeld van mannelijke volmaaktheid is, heeft een zeer hoogen, militairen rang. Hij is namelijk cadet. Ik ben hem natuurlijk zeer dankbaar, dat hij mij aan zulk eene schitterende partij wil helpen, en onze vriend schap is daardoor des te hartelijker gewor den. Op mijn laatsten verjaardag verscheen hij prompt. „Ik kom je feliciteeren," zeide hij, „en je moet het compliment van mama heb ben, en zij feliciteert je ook." Meteen overhandigde hij mij een ruiker tje lelietjes-van-dalen, maar met een zóó bedroefd gezicht, alsof het huilen hem na der stond dan het lachen. Bezorgd vroeg ik hem, of hem wat scheelde, terwijl ik naast hem op het tapijt knielde. Moedig onderdrukte hij een snik. „ik had gedacht voor 30 centen een wie weet hoe grooten bouquet te krijgen," zeide hij zuchtend, „en nu is het zoo'n heel kleine!" En slechts mijne herhaalde, oprechte ver zekering, dat zijn ruikertje mij veel liever was dan een heele mand vol bloemen en het groote stuk verjaringskoek konden het ventje over zijne teleurstelling troosten. Mijn lieveling heeft in mijne oogen maar een gebrek, namelijk dat hij geen twintig jaar ouder is. Waarom Dat verraad ik niet. l NIEUWSBLAD Naar hei Duitsch.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1905 | | pagina 1