Bel Land van flensden en Altena, de Langstraat en de BommeSerwaard.
Onto ie Orang Oetans.
KOFFIE.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 248G. Woensdag 20 December.
FEUILLETON.
TOOK
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1905.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7y8 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Alzoo ditmaal een koffiepraatje!
De naam doet er evenwel niet toe;
deze wordt slechts op het etiket gedrukt;
op den inhoud komt het in hoofdzaak
aan. Dus geen koffiepraatje in den zin
van een kopje mokka, maar iets meer
degelijks over dit product, dat aan na
genoeg alle bewoners der aarde zoo'n
genot verschaft.
Meer dan een genotmiddel is de koffie
niet; als voedingsmiddel komt zij niet
in aanmerking. Wel heeft men vroeger
vermeend, dat koffie eiwitbesparend in
ons lichaam werkte, doch de bekende
Voit heeft het onjuiste daarvan aange
toond.
De eenige invloed op ons organisme
bepaalt zich tot het hart, waarvan de
werking versterkt wordt door kleine
hoeveelheden caffeïne; voorzichtigheid,
althans matigheid, zij hierbij aanbevolen,
daar grootere hoeveelheden caffieïne
doodelijk werken.
De koffie behoort oorspronkelijk thuis
in Arabië, waar zij, evenals in Abbes-
synië, in het wild groeit. Tegenwoor
dig komt zij in het grootste gedeelte
vun Azië, Afrika en Amerika voor.
De boomen bereiken, in het wild
groeiend, een hoogte van ruim tien meter,
doch in het belang eener goede cultuur
worden zij gekapt en op een hot gte
van 2 meter gehouden. Geruimen tijd
van het jaar groeit de boom, kersach
tige vruchten dragend. Die koffiebessen
bevatten 2 of 3 zaden. De vruchten
worden verzameld door ze, zooals in
Arabië geschiedt, aan den boom te laten
rijpen, dan wel zooals in Indië, door
ze tijdig af te plukken.
Door de vruchten te kneuzen kan
men de pitten verzamelen, die ontdaan
worden, eerst van het aanhangende
vruchtenvleesch en later in molens van
de perkamentachtige zaadhuid.
Yoor dat de boonen voor de con
sumptie in aanmerking komen, worden
zij gebrand, waarbij als gevolg van de
droge distillatie die eigenaardige lucht
ontstaat, welke wij bij het branden
waarnemen.
Yoor het branden voegt men wel
eens een weinig rietsuiker aan de boo
nen toe, die, bij het smelten, de boonen
glanzend maaktgebruikt men veel
suiker, dan neemt ook het gewicht der
boonen toeeen middel dus zoowel ter
verfraaiing als van bedrog.
Ook gebruikt men wel glycerine en
vetten om de koffie te glanzen.
De oorspronkelijke eigenaardig groene
1.)
oes, deze snijden zij net als reusachtige
kleur is een kenmerk van de superieure
kwaliteiten koffie. Het spreekt dus van
zelt, dat de vervalschers trachten deze
kleur kunstmatig aan te brengen, en
nog al liefst met een zeer giftige stof,
n.l. het Berlijnsch blauw. Men kan zich
echter gemakkelijk van een kunstmatige
kleuring der ongebrande koffieboonen
overtuigen, door er kokend water op te
gieten en goed om te roeren. Het water
wordt dan gekleurd of er zet zich kleur
stof in het water af. Indien het ge
vaarlijk Berlijnsch blauw gebruikt is,
dan wordt het water blauw gekleurd,
welke kleur door toevoeging van kali-
loog verdwijnt, en door toevoeging van
een weinig zoutzuur weder terugkeert.
De gebrande boonen worden fijn ge
malen en nu heeft men het materiaal
voor het koffiezetten, een edele kunst,
die slechts weinig menschen hier te
lande verstaan. Gewoonlijk begaat men
de onvergeeflijke fout van de koffie te
koken, hetgeen schadelijk is voor den
smaak, omdat de bittere stoffen (koffie-
looizuur) daardoor eveneens, en ten
nadeele van het aroma, worden opgelost.
Alle bestanddeelen uit de koffie zijn
oplosbaar in water, zoodat koken geheel
overbodig is. Het beste product krijgt
men door in een porceleinen filtreerkan
met kleine tusschenpoozen kleine hoe
veelheden kokend water op te schenken.
De eerste Altraten zijn het lekkerst,
omdat later ook de voornoemde bittere
stoffen worden uitgetrokken. Wil men
dus lekkere koffie drinken, dan moet
men zich tot de eerste filtraten bepalen,
hetzij door die zoo te drinken met veel
melk of room, dan wel die filtraten
met water verdund te gebruiken.
Het gebruik van koffie is tegen
woordig algemeenhet eerste gebruik
dateert uit de 16de eeuw, toen de mokka
nair Constantinopel werd overgebracht,
en in 1591 door Prosper Alpinus als
geneesmiddel in Yenetië werd ingevoerd.
Het groote verbruik van koffie heeft
natuurlijk de vervalschers aan het werk
gezet om inferieure waar kunstmatig
de eigenschappen der beste kwaliteiten
bij te brengen. Het kleuren der onge
brande boonen noemden wij hiervoren
reeds en wij moeten daar nog aan toe
voegen het bewerken der door zeewater
beschadigde boonen, die men in een ton
met looden kogeltjes schudt om ze weer
glanzend te maken.
Bij dit procédé zet zich echter lood
op de boonen af; de aanwezigheid van
lood is gemakkelijk langs chemischen
weg aan te toonen.
Gemakkelijker en zeker veelvuldiger
wordt de gemalen koffie vervalscht, en
wel door ze met allerlei andere, minder
waardige stoffen te vermengen.
Daartoe gebruikt men gebrande cicho
reiwortel, gebrand meel van aardappe
len, peulvruchten, eikels, zoomede uit
getrokken en weer gedroogde koffie.
De gebrande meelsoorten en de z.g.
eikelkoffie kan men als volgt herkennen
Men trekt de koffie af met warm
water, van hoogstens 50 gr. C., en
filtreert het extract door een stukje
filtreerpapier. Bij het vocht, dat men
dan krijgt voegt men een druppel
jodiumtinctuur, waardoor een blauwe
kleur ontstaat als de genoemde verval-
sching8middelen waren aangewend.
In het algemeen moet zuivere ge
malen koffie op koud water geruimen
tijd blijven drijven en slechts lang
zamerhand zinken, terwijl het water
een weinig geel wordt gekleurd.
De hiervoren genoemde bijmengselen
kleuren het water bruin en zinken in
het koude water snel.
Ook kan men door kneden der koffie
met koud water bemerken of er meel
of cichorei bijgevoegd is, daar ze dan
gemakkelijk kneedbaar is, hetgeen met
zuivere koffie niet het geval is.
Zelfs gaan de knoeiers zoo ver, kunst
matige koffie te bereiden uit tot boonen
gevormd maismeel.
De cichorei wordt ook wel geheel als
surrogaat van koffie gebezigd.
Zij wordt verkregen door de cichorei
wortels tot schijfjes te snijden, te bran
den en daarna fijn te malen.
Hiermede komt het geknoei nog niet
tot staan, want de cichorei wordt weer
vervalscht met suikerbieten. Wanneer
krijgen we de zoo hoog noodige wet
op het vervalschen van levensmiddelen
Ituitenlanil.
Maandag heeft de bijzondere recht
bank te Konstantinopel het vonnis
geveld over de beklaagden in de zaak
van den aanslag op den Sultan. Eduard
Joris, de Antwerpenaar, die, naar hij
zelf bekend schijnt te hebben, samen
zweerders had gehuisvest en aan de
voorbereiding van den aanslag had
meegewerkt, is ter dood veroordeeld,
en behalve hij, drie Armeniërs, die zich
in de macht der Turksche justitie be
vinden. Eveneens zijn ter dood veroor
deeld, maar bij verstek, de vrouw van
Joris, juffrouw Rips, juffrouw Fein en
nog drie Armeniërs. Tot levenslange
gevangenisstraf werden veroordeeld 13
Armeniërs, van wie de meesten bij
verstek, en tot gevangenisstraf van 15
jaar drie Armeniërs, die wel aanwezig
waren. Drie Grieken werden ontslagen
van rechtsvervolging en drie van de
aanwezige Armeniërs werden vrijge
sproken.
Men lette nogmaals op, dat er geen
Turken onder de beklaagden voorkomen.
Wie eenigermate op de hoogte is van
de Turksche toestanden is overtuigd,
dat die afwezigheid van Turken onder
de beklaagden niet het gevolg is van
het feit, dat er geen Turken bij den
aanslag betrokken zijn geweest, maar
dat men in Turkije geen Turk voor
den rechter zou brengen onder verden
king van een moordaanslag op den
Sultan. Men houdt in Turkije aan de
fictie vast, dat geen Turk de hand aan
zijn eigen Sultan zou kunnen of willen
slaan. Vreemdelingen zijn het, die den
aanslag bedreven hebben, vijanden van
de Turken en der Turken Heer. Dat
de Belgen in de rechtspraak van een
bijzondere Turksche rechtbank, belast
met het onderzoek van een moordaan
slag op den Grooten Heer, aan welken
moordaanslag louter vreemdelingen be
trokken geweest mogen zijn, geen groot
vertrouwen hebben, is niet te verwon
deren.
De Belgische regeering kan, krach
tens de capitulatiën haar onderdanen
opeischen van de Turksche justitie, om
die zelf te laten berechten door het hof
van Brabant. Het Belgische gezant
schap te Konstantinopel is met den
loop van het strafproces ^voortdurend
op de hoogte gebleven. De Belgische
regeering heeft door Joris niet aan
stonds op te eischen, getoond, dat zij
de Turksche rechtspraak niet onvoor
waardelijk wantrouwt. Zij heeft den
afloop van het proces afgewacht. Of zij
alsnog van haar recht gebruik zal maken
en Joris voor het hof van Brabant bren
gen, is de vraag.
De Belgische gezant is mogelijk tot
de overtuiging gekomen, dat Joris in
die mate medeplichtig is, dat hij ook
in België, door een regelmatige recht
bank, ter dood veroordeeld zou zijn.
In dat geval zou de Belgische regeering
allicht niet ingrijpen. Men zou, zoo zij
dan toch ingrijpt, niet gemakkelijk kun
nen verklaren, waarom zij niet van meet
af aan er tusschen gekomen is. Den
Sultan zal er veel aan gelegen zijn dat
Joris niet voor het hof van Brabant
komt. Hij zou daar van alles uit kun
nen brengen, dat de Sultau maar liever
niet bekend wil hebben. In verband
daarmee zal de bijzondere rechtbank,
met het onderzoek tegen Joris belast,
wel haar best hebben gedaan, wat Joris
betreft haar taak op zijn Europeesch
op te vatten om den Belgischen gezant
tevreden te houden.
Dit zijn echter maar veronderstel
lingen. Wat er onder het licht van de
halve maan gebeurt, is meestal niet
duidelijk zichtbaar. De Petit Bieu ver
langt van de regeering, dat zij van
haar recht gebruik zal maken en Joris
aan de Turksche justitie onttrekken.
Ook is tegen heden (Woensdagavond)
te Antwerpen eene groote openbare
meeting belegd, waarin vele Kamer
leden en sprekers van alle partijen het
woord zullen voeren om de uitlevering
en behandeling voor het Belgisch ge
recht te vragen.
De Rheinische Krankenkasse, een
ziekenfonds dat in de geheele Rijn
provincie vertakkingen heeft, heeft
Zaterdagavond hare betalingen gestaakt.
De menschen die ziekengeld kwamen
halen, waren zoo opgewonden dat de
politie er aan te pas moest komen. De
instelling had pas kortgeleden hare
bijdragen verhoogd en bijna uitsluitend
arbeiders en kleine beambten tot leden.
Te Sjanghai zijn onlusten tegen de
vreemdelingen uitgebroken. De Duit-
sche consul werd met steenworpen
achtervolgd, de Amerikaansche vice-
consul werd gewond. Nog verscheiden
vreemdelingen zijn gekwetst. De oor
logsschepen zetten troepen aan wal.
De Franschen hebben '200 man troe
pen geland, zoodat zij er daar nu 1900
aan den wal hebben. Zij zeggen dat
het een tijdelijke maatregel is.
De Standard verneemt uit Sjanghai:
Tijdens de onlusten heeft het gepeu
pel eon gelijktijdigen aanval op het
stadhuis en op twee politieposten ge
daan. Het vermeesterde een van dia
posten, waar een aantal Europeanen
scholen. Dezen ontkwamen te nauwer-
nood met de wapens in de hand. Twin
tig oproerlingen sneuvelden, vele Euro
peanen en zes Sikhs van de politie zijn
gewond. De winkels zijn tijdelijk geslo
ten geweest, maar heropend nu de orde
hersteld is.
Zondagavond hebben de Porte en de
gezanten der mogendheden hun hand-
teekening geplaatst onder de definitieve
overeenkomst betreffende de financieele
regeling voor Macedonië.
De schepen van het internationale
smaldeel zullen nu onverwijld de Turk
sche wateren verlaten.
De Times verneemt uit Konstanti
nopel, dat de Porte eeD talrijke troe
penmacht uitzendt tegen de 5500 man
Perzen, die in Klein-Azië zijn gevallen.
Men gelooft echter niet dat er verwik
kelingen tusschen Turkije en Perzië uit
ontstaan zullen.
Het hoogste gerechtshof in den staat
Illinois heeft het vonnis bekrachtigd,
waarbij de Duitsch-Amerikaansche
blauwbaard Hoch, te Chicago, is ter
dood veroordeeld. Zijn onthoofding zal
plaats hebben op den 23sten Februari.
Wij dalen den heuvel af in de richting
van de hutten, en als verstomd van schrik
blijven de Orang Oetans ons aanstaren. Als
wij echter naderbij komen en hen toeroe
pen, dan vluchten zij met wilde angstkre
ten het bosch in.
Daar het juist tijd is om het ontbijt te
gebruiken, besluit ik in een van de hutten
zoolang uit te rusten, hopende, dat de Orang
Oetans, zoodra zij zien dat wij hun geen
kwaad doen, wel zullen terugkeeren.
Onder mijne Maleiers is er een, die de
taal der Orang Oetans een weinig spreekt,
en ik zend hem uit om hen zoo mogelijk
te naderen en toe te roepen dat wij slechts
vriendelijke bedoelingen hebben.
Langs het laddertje klim ik in het. huisje.
De vloer is van bamboe, de wanden van
boomschors en het dak van ingevlochten
palmbladeren. In een hoek van het vertrek
heeft men van klei een vuurplaats gemaakt,
en daarbij staan eenige keukengereedschap
pen. Deze zijn hoogst eenvoudig. Wat halve
kokosnootschalen, een paar uitgeholde pom
poenen en de bamboekokers, waarin zij hun
rijst koken. Hier en daar verspreid, de over
blijfselen van dieren, hertenhorens en hui
den, en aan den wand hangen eenige doode
apen, vogels en bamboeratten.
Als ik mijn ontbijt genuttigd heb, komt
de mandoer mij zeggen, dat het hun ge
lukt is de Orang Oetans gerust te stellen
en dat zij weder naar hun woningen terug
keeren.
ai
Schets uit het ingenieurs-leven.
Reeds sedert eenige dagen had ik een
vreemdsoortig geluid waargenomen. Het
scheen heel uit de verte te komen, nu eens
dof en brommend gelijk de diepste tonen
van een zwaar orgel, dan weder schel en
snerpend, mij herinnerende aan het nijdig
gefluit van een van die kleine sleepbootjes
op het ,,Y." Somtijds zweeg het voor ver
scheidene uren en dan begon het weder
plotseling.
Met de vele geheimzinnige geluiden, welke
men in Indië hoort, was ik langzamerhand
bekend geworden. De kreten van het vluch
tend hert, het kort, maar sterk gebrul van
den tijger, het gegil van een kudde oli
fanten ik hoorde ze bijna iederen nacht;
maar van dit geluid kon ik geen verkla
ring geven.
Ik riep daarom den „mandoer" (hoofd
man van de koelies) en vroeg hem wat
dit eigenaardig geluid toch was.
Hij luisterde opmerkzaam eenige minuten
en zeide toen„Orang Oetan."
„Orang Oetan 1" riep ik verbaasd uit. „On
mogelijk! Die beesten kunnen zoo'n geluid
niet voortbrengen."
„Zeker, meester. Er zijn Orang Oetans
daar. Zij zelve maken het geluid wel niet,"
fing hij voort, „maar zij nemen lange bam-
fluiten en bevestigen ze dan in de toppen
van de hoogste boomen, boven op de ber-
zen. De wind blaast er door, en dan maken
zij die vreemde muziek."
„Maar dat is bespottelijk, mandoer. Het
zal weer een van je sprookjes zijn, en
trouwens, nu ik er over nadenk, geloof ik
niet, dat er op het heele Maleische schier
eiland een enkele Orang Oetan in wilden
staat gevonden wordt."
„Toch wel, toewan. Ik heb ze zelf ge
zien. Ze leven op de toppen van bergen,
waar het woud het dichtst is. Ze zijn erg
bang, en zoodra er menschen komen vluch
ten zij. Ze bouwen huizen van bladeren
en takken in de topptn van de boomen,
en ze leven net als beesten."
„Maar de Orang Oetans zijn immers
beesten
„Neen," zeide de mandoer, aarzelend
„beesten zijn het eigenlijk niet, maar het
zijn heel slechte en gevaarlijke menschen.
Wij noemen ze ook welOrang boekit.'
Nu herinnerde ik mij, dat Orang Oetan
eigenlijk woudmensch en Oerang Boekit
bergmensch beteekent.
De Orang Oetans waren de. oorspronke
lijke bewoners van het schiereiland, maar
zij werden door de Maleiers verdreven en
hebben zich toen in de ondoordringbaarste
gedeelten van het oerwoud verscholen, waar
zelfs de Maleiers het niet waagden hen te
achtervolgen. Het is nog zoolang niet gele
den, dat men de Orang Oetans als niet veel
beter dan dieren beschouwde en zelfs af en
toe drijfjachten op hen hield. De mannen,
die men ving, werden dan gedood of als
slaven behouden, terwijl men de vrouwen
als big-wij ven gebruikte.
Het is geen wonder, dat de Orang Oetans
op het laatst even schuw werden als de
beesten van het woud.
Met een dertigtal Maleiers was ik ge
kampeerd in die maagdelijke oerwouden,
welke bijna het geheele Maleische schier
eiland bedekken. Eenige dagen na het bo
venstaande gesprek waren mijn mannen
bezig in de door mij aangegeven richting
een pad door de dichte tropische massa
te kappen, toen zij op een grooten boom
stieten, welke juist in onzen weg stond.
Deze boom moest natuurlijk omgekapt wor
den, maar hij was zoo stevig verbonden
met de hem omringende boomen door ijzer-
sterke lianen en slingerplanten dat hij, zelfs
toen hij geheel doorgekapt was, toch nog
bleef staan. Het was dus noodzakelijk de
hem steunende woudreuzen ook om te
kappen.
Gedurende twee volle uren weerklonken
overal de bijlslagen. Toen hoorde men plot
seling een onheilspellend gekraak. De Ma
leiers namen ijlings de vlucht, en met don
derend geraas stortten de boomen neder,
alles met zich medeslepende.
Maar als de boomen gevallen zijn, sta
ren wij elkander verbaasd aan, want een
merkwaardig verschijnsel heeft zich voor
gedaan. Vóór ons zien wij den blauwen
Indischen hemel. Maanden lang zijn wij
reeds bezig ons een nauw pad te banen
door dit onmetelijk oerwoud, en wij weten,
dat het zich uitstrekt over de bergen tot
aan de wateren van de Golf van Siam, en
nu eindigt plotseling het woud en komen
wij in een open landstreek. Het komt ons
onbegrijpelijk voor. Over de gevallen woud-
I
reuzen klauteren wij, totdat wij den rand
van het woud bereiken, en zien nu een
open ruimte vóór ons, wel een twintig bun
ders groot. Het is echter slechts een betrek
kelijk kleine opening in dien plantengroei,
want aan alle zijden is het omsloten door
dat reuzenwoud, en wij zien ons omringd
door een zee van groen, alles bedekkende,
i totdat het over de toppen der heuvels aan
ons gezicht onttrokken wordt.
En deze opening is door menschenhan-
den gemaakt, want rondom ons liggen half
verkoolde boomstammen, en daartusschen
zien wij de groene sprieten van de opko
mende bergpaddy (rijst). Beneden in het
dal, waar een klein beekje doorvloeit, staat
een woning op hooge palen gebouwd, en
hier en daar, tegen den rand van het woud,
zien wij er nog enkele, halfverscholen on
der de boomen.
„Orang Oetan", zegt de mandoer en wijst
naar eenige, bijna naakte, bruine figuren,
welke bij de woningen staan. Doch de
Orang Oetans hebben ons ook reeds gezien,
i Een schelle kreet weerklinkt, en rondom
de hutten verzamelen zich groepjes, welke
vol ontzetting staren naar die zwarte ope
ning in het bosch en naar die vreemde ge
stalten, die als uit den hemel gevallen zijn.
Zij zullen ook wel verbaasd geweest zijn.
Zij hadden zich teruggetrokken en zich ge
vestigd in het diepst van het bosch. Onder
dat reuzenlommer had nog nooit de men-
schelijke stem weerklonken, en zij waan
den zich veilig en dachten, dat slechts de
dieren van het woud hen volgen konden.
En daar rijt zich plotseling het oerwoud
vaneen, en uit de donkere opening ver-
schijnen vreemde menschen.
Slot volgt.)