Ilel Land van Heusden an Alleoa, de Langstraat en de Bommelerwaard. De verwisselde reistasch ARMENZORG. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2501. Zaterdag ÏO Februari. FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 19Q6. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7 72 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. rompeld, den directeur neergeschoten en zijn assistent verwond. Daarna gin gen zij met 1300 roebel aan den haal. De daders zijn het ontkomen. Te Clapham heeft zich een man bij de politie aangegeven, die zegt dat hij juffrouw Mary Money in den tunnel van Merstham vermoord heeft. Volgens berichten uit Fez hebben spionnen in dienst van den Sultan van Marokko een aantal brieven van den troonpretendent onderschept, waarin hij de stammen tot oproer aanzet en de bevolking van noord- en west Marokko uitnoodigt om zich onder zijne vaan te scharen. Hij deelt mede, de streek van Fez te zullen bezoeken en *stelt voor dat het rijk tusschen hem en den broe der des Sultans zal worden verdeeld; hij het noordelijk deel met Fez, en de broeder des Sultans het zuidelijk deel met Marakesch als hoofdstad. Onze lezers zullen zich herinneren, hoe jaren lang een wijdvertakte Spaan - sche oplichters-bende getracht heeft, landgenooten de dupes harer oplich tingen te laten worden, door hen tegen een betrekkelijk kleine uitgaaf een groot deel van een kapitaal van tonnen gouds aan te bieden. Deze Spaansche heeren, beter bekend onder den naam van „Spaansche schatgravers" hebben reeds vele slachtoffers gemaakt. De heerEdou- ard Jeansenaud, slotenfabrikant te Lau sanne (Zwitserland) ontving het bekende bericht van een ontdekte schat. Hij door zag echter de truc en veinsde zich te laten beetnemen. Aan den schrijver, zekere Jean Baptiste Bastigne, gehol pen door Raphaela Rodriguez, gaf hij een samenkomst op te Lausanne en stelde hem te Lausanne de 12,00J francs, die zij beweerden niet te bezitten, om de successierechten te betalen van een groote erfenis, ter hand, liet hen ver volgens echter arresteeren door agen ten van den veiligheidsdienst, die hij op eenigen afstand had achtergelaten. Bij onderzoek kwam der politie een menigte valsche documenten en be scheiden in handen. Bastigne, die zich dan eens uitgaf voor Zwitser, dan weer voor Fransch- man, heeft verschillende veroordeelin gen achter den rug wegens oplichte rijen te Marseille, Aix, Toulon en Oran. Raphaela Rodriguez, een 27-jarige vrouw, beweert modiste te zijn, noch te. kunnen lezen of schrijven en naar Zwitserland gekomen te zijn als een eenvoudige tusschenpersoon in een zaak, waarvan zij zeide de bijzonderheden en het doel niet te kennen. De debatten van het proces, dat thans te Lausanne wordt gevoerd, worden door het publiek met groote belang stelling gevolgd. Zij zullen misschien leiden tot ontdekking van de geheele bende oplichters. De Seesener Beobachter, een Bruns- wijksch blad, meldt dat een veearts van het regiment dragonders te Gum- binnen op zijn sterfbed bekend heeft dat hij indertijd ritmeester v. Krosigk, toen deze op het oefeningsterrein was, van den stal uit heeft doodgeschoten. Aan de zuster van Krosigk, die in den Harts is, moet de bekentenis zijn mede gedeeld. Men zal zich herinneren dat vroeger in het geruchtmakende proces over dien moord („de Duitsche Dreyfus- zaak") een onschuldige bijna veroor deeld is. De Daily Telegraph verneemt uit Nagasaki, dat de Russische kruiser Kostrowa, uit Odessa daar binnen gevallen, last gekregen heeft zijn reis naar Wladiwostok niet voort te zetten, aangezien daar nieuwe onlusten zijn .uitgebroken. De Vesuvius werkt nog altijd. De spoorweg is op drie plaatsen onder de lava gekomen. Een Engelsch blad maakt melding vau een uitvinding van John Geil, die vele jaren telegrafist op Nieuw-Zeoland is geweest. Hij heeft een telegraaf toestel uitgevonden, dat er uitziet en bediend wordt als een schrijfmachine. Het voordeel is, dat het overseinen anderhalf of twee maal zoo snel gaat als gewoonlijk, en ieder, die een schrijf machine hanteert, er op terecht kan. De Australische posterij heeft het toe stel reeds in gebruik. De correspondent van de Tribune te Tsjifoe heeft van den keizer van Korea een stuk ontvangen, waarin de keizer zegt dat hij het verdrag met Japan van 17 November 1905 niet onderteekend, noch goedgekeurd heeft, en dat hij nooit de Japanners gemachtigd heeft, de leiding der Koreaansche zaken ter hand te nemen. De keizer verzoekt de groote mogendheden, gezamenlijk voor vijf jaren de beschermheerschappij over Korea te aanvaarden. De stad Tukkum in Koerland is be vrucht geworden tijdens de jongste on lusten in de Oostzeeprovincies door de slachting er door do oproerlingen onder dragonders aangericht. Daar is thans ook de orde nagenoeg hersteld. Men heeft nu de ontdekking gedaan, dat het geheele vermogen der stad met armen (Slot.) Maar dit verkeer bracht nieuwe be hoeften, die om bevrediging riepen en meerdere ontwikkeling en alle krachten moesten worden ingespannen om de steeds vermeerderende behoefte bij de steeds vermeerderende stoffelijke wel vaart het hoofd te kunnen bieden. En in onzen tijd met zijn verbazende krach ten in dienst van industrie, handel en internationaal verkeer is het ons eerst recht duidelijk, hoe het streven naar voldoening van levens- en weeldebehoef- ten der maatschappij de maatschappe lijke ontwikkeling beheerschen. Want immers niet meer op de behoefte van den enkeling bleef het streven der men8chen gebouwd, maar het richtte zich naar de voltooiing en instandhou ding van heel het ingewikkeld reus achtig samenstel der menschelijke sa menleving, dat op haar beurt in de behoeften der menschen voorzag. Was het de drang naar voldoening van eigen behoeften die den mensch tot samen werking en aansluiting drong, hij door zag al spoedig of begreep het onbewust, dat zijn eigen belang met dat van anderen en van de geheele menscheliike samenleving samenhing en dat het daarom voor hem nuttig was soms iets van zijn vrijheid en van zijn direkt persoonlijk belang prijs te geven, wan neer hij daardoor zijn belangen ook veiliger beschermd wist. En ten dien einde werden regelen gesteld, die de onderlinge verhouding der menschen beheerschten en waaraan ieder zich had te onderwerpen. Mocht ieder nu maar niet meer wegnemen wat hem goed- dacht, hij kreeg in ruil daarvoor de zekerheid, dat ook zijn bezit veilig was tegen anderen. Want een gezag, dat tot de wording van onze hedendaagsche staten leidde, had de gestelde regelen en wetten te handhaven. Yoor het be lang van de gansche samenleving moest het belang van den enkeling wijken. En de rechtsorde, die ontstaan was uit de behoefte van den mensch om in zijn levensonderhoud te voorzien en al zijne behoeften te bevredigen, diende om de gansche werkzaamheid der samenleving tegen stoornissen te beveiligen. De hand having van deze rechtsorde was het doel van den staat. (1. Zooals ik dikwijls tot mijn vrouw zeg, wanneer ik van haar een standje krijg voor 't vergeten van een boodschap„Het geheugen is toch een raar ding en niets gaat boven de kracht der gewoonte." Wat tot mijn terugkeerende bezigheden behoort, vergeet ik nooit; maar daar mijn vrouw meestal haar eigen boodschappen doet en ik, op terugweg naar huis zelden bij slager of kruidenier behoef aan te gaan, daarom ja, daarom loop ik hun deur voorbij drie van de vijf keer, dat mijn vrouw mij ver zocht heeft even bij hen aan te gaan. Krijg ik dan flink den wind van voren Och neen, niet zoo heel erg. Ten eerste zijn we nog pas getrouwd en dan vindt mijn vrouw, dat mij tijd moet gegund worden tot oefening van het geheugen. Bovendien, was ik niet zoo'n man van ge woonte, we waren misschien nog niet ge trouwd en woonden zeker niet in ons eigen huis met meubeltjes, waarop een aardige korting voor contante betaling werd toe gestaan. Ik ben op kantoor bij steenkolenhande laars, die mijnen in eigendom hebben, en spoor iederen Zaterdag een paar uur ver, om het loon aan de mijnwerkers uit te betalen. 't Is een lastige reis. 's Ochtends om zes uur van huis, driemaal overstappen, en het laatste eind heen en weer geschud in een kolentreintje. Het geld, een goede duizend gulden, meest in zilver, neem ik mee in een kleine En zoo zijn we als vanzelf gekomen tot de vraag of in de oorzaak van het ontstaan der dingen ook niet hun doel ligt uitgedrukt? De oorzaak van het ontstaan der maatschappij bleek de drang van den mensch om in zijne behoeften te voorzien en de oorzaak van het ontstaan van den Staat om deze maatschappij tegen stoornissen te beveiligen; het doel van beiden kan dan ook wel niet anders zijn als het veld te effenen en ruim te houden voor het uitoefenen van de oeconomische werk zaamheid. Maar het is natuurlpk, dat bij meerdere kennis van wat tot bevor dering dier werkzaamheid kon dienen, ook de werkkring van den Staat zich steeds uitbreidde en alles ging omvatten, wat maar geacht kon worden voor het in stand houden en vei ruimen en ver beteren der menschelijke samenleving van belang te zijn. En thans eerst komen we tot de vraag of de verzor ging van armoede of beter, de bestrij ding van armoede, voor de samenleving belang heeft. Mij dunkt, deze gestelde vraag kan na het bovenstaande niet anders als bevestigend beantwoord worden, omdat toch armoede een voortdurende bedrei ging voor deze samenleving vormt. Armoede schept een atmosfeer van lichamelijke en geestelijke vernieling, van verdierlijking der individuen, een atmosfeer, waarin al het vergiltige en rottende tot gemakkelijker bloei en ont wikkeling komt. Zij vormt lagen in onze maatschappelijke samenleving, waarin alle misdadige neigingen en tegen-maat- schappelijke begeerten gemakkelijk tot daden ontkiemen. Zij is, zooal niet de oorsprong, dan toch de bevorderaarster van misdaad en prostitutie. Zij beneemt de maatschappij de voortbrengende krachten van een groote klasse van menschen en vervormt die tot belem meringen voor hare oeconomische werk zaamheid. Kan het voor die samenle ving dan niet een levensbelang genoemd worden haar te keer gaan? Maar men heeft langen tijd de zaak niet van dien kant bekeken. Armoede kwam langen tijd slechts sporadisch eu daarna ook nog niet in die afgrijselijkheid voor, waarin zij zich in onze groote steden toont. Zij dreigde niet, als nu, geheele klassen van menschen te omvatten. En dit maakte, d t men bij armoede alleen aan een persoonlijk ongeluk en niet aan een maatschappelijke kwaal dachr zwarte reistasch, zooals men bij honderden ziet en die even goed een paar boterhammen, een schoone boord als een dynamietbom kan bevatten. In den trein leg ik die tasch doorgaans in het net tegenover mijsoms zet ik die naast mij op de bank, maar haast nooit boven mijn hoofd. Word ik daartoe genoodzaakt, doordat het net tegen over mij vol is, dan geeft mij dit de ge heele reis onrust en ben ik aldoor bang mijn tasch te vergeten. Dit is mij echter nog nooit overkomen. Wel deed ik in November 1893 iets, dat bijkans nog erger was. Bij 't uitstappen nam ik toen een verkeerde tasch mee. Zoo was 't geval, 's Avonds te voren was ik met mijn vrouw op een partij geweest, waarvan wij zoo laat thuis kwamen, dat ik voor het vertrek van mijn trein niet veel meer had dan tijd om van kleeren te verwisselen en een zeer vluchtig ontbij t te nuttigen. In den trein viel ik terstond in slaap en waggelde, bij 't overstappen, slaapdronken een derdeklas-wagen in. De drie hoekplaatsen waren bezet, waarop ik de vierde in beslag nam, hoewel er in het net tegenover mij geen ruimte meer over was voor mijn reistasch, die ik ook niet naast mij kon zetten, waar de beenen lagen van mijn overbuurman, dien ik niet wilde storen. In 't gewone doen had ik de tasch op mijn schoot gehouden, maar zij was nogal zwaar en ik doodslaperig, zoodat ik in 's hemelsnaam de tasch maar boven mijn hoofd legde. Daarop kroop ik in mijn hoekje en sliep, nog voor de trein goed in beweging was. Ik had zeker door geslapen, zoo niet bij het station, waar ik moest uitstappen, twee mannen mij hadden aangestooten, om doorgelaten te worden. „\Vaar zijn we?" riep ik verschrikt ui „Otterford, zeker?" „Neen, Thurley," antwoordde iemand 1 waarop ik haastig de reistasch uit hetne 1 en dat men de hulp aan deze armen gebracht, als een werk der liefdadig heid, niet als de afwering van een dreigend gevaar beschouwde. Men be greep, doordat men nog niet dia gan sche lagen van armoede kende en ook doordaf men van de misdaad nog niet zooveel studie had gemaakt, nog niet het verband tusschen armoede en mis daad. Nu men dit begrijpt, kan de Staat, die tot misdaad-bestrijding zich heeft opgemaakt, ook aan armoede-be strijding niet langer ontkomen. Zij zou anders in zijn midden het veld laten groeien en groot worden, waaruit maar al te dikwij ls de misdaad omhoog groeit. Maar dit verband d et ons tevens zien, in welke richting de Staat zijn armenzorg heeft uit te strekken. Het moet armoede-bestrijding worden. Niet het toewerpen van een stuk brood aaD wie op het punt is te verhongeren, maar een voorziening, die de menschen belet in den poel van armoede en mis daad weg te zinken door werkver schaffing zooveel mogelijk en door ga ven, nog beter voorschotten, wanneer het niet anders kan. Laat ons hopen, dat bij een nieuwe wet op het Armbe stuur daarmee zal worden rekening ge houden. ItiiileniavxI. Tegen middernacht is eergisteren in de Zwaluwen straat te Brussel op den drempel een pakje gevonden, waarin het verminkte lijk van een meisje van acht jaar lag. Het kind, het dochtertje van een fabrieksarbeidster, was des avonds om zeven uur de straat opge gaan, om te spelen. De dader is, naar men vermoedt, een kerel, die in de laatste avonden gezien was achter de schutting van een bouwterrein en toen reeds door de politie nagegaan was, omdat hij verdacht deed. Er is in Chili een belangrijke werk staking uitgebroken op den Oroero- spoorweg te Antofagasta. Ongeregeld heden hadden plaats, waarbij, volgens een ambtelijk telegram, honderd men schen het leven verloren hebben. Een Engelsche klerk moet ook gedood zijn. De regeering zendt troepen over zee naar Antofagasta. Op het platteland is het in 't ge heele land onrustig. Te Blonie bij Warschau hebben socia listen 's nachts het postkantoor over- tegenover mij greep en onder 't afluiden van den trein,* op het plankier sprong. „Net op 't nippertje, mijnheer." merkte de man op, aan wien ik te danken had, dat ik niet te ver was doorgespoord. „Moest die andere man ook soms uitstappen? Hij was al even vast in slaap als u." „Neen," antwoordde de kameraad. „Hij moet naar Londen. Ik hoorde 't hem bij 't instappen zeggen. Dag mijnheer!" „Dag, heeren!" klonk mijn tegengroet en na hen nog eens bedankt te hebben voor het wekken, sloeg ik linksaf, waar de ko- lentrein op mij wachtte. „U ziet er vanochtend erg veripoeid uit, mijnheer Corner", sprak de machinist, ter wijl de trein zijn schommelende beweging aannam. „Dat ben ik ook, Jaap," zei ik. „En ik ben zoo slaperig als een uil. Ik ben den heelen nacht niet op bed geweest." „Ga hier dan wat liggen slapen, mijn heer," stelde Jaap voor. „Hier liggen zak ken en een kleed, dat voor dek kan die nen. Houd het schudden van den trein u niet uit den slaap, ik zal 't ook niet doen." De goede man hield woord, en daar ik tot die gelukkige stervelingen behoor, die overal en door alles heen kunnen slapen, kwam ik opgefrischt aan. Na mij eerst wat gewasschen en aan een ontbijt in het „Wapen der Mijnwerkers" te goed gedaan te hebben, zette ik mij aan mijn gewone och tend taak en begon de loonboekjes in te vullen. Voor mij op tafel stond de tasch, die ik nog steeds voor de mijne hield. Klaar met de boekjes, grab belde in ik den zak naar mijn sleutels en w rp onderwijl een vluchtigen blik op de voor mij op tafel staande tasch. Hoewel nooit bij-de-hand in :t opmerken en slecht op de hoogte der kenmerken, die mijn tasch van haar talrijke collega's onderscheidt, kwam mij toch die tasch op dat oogenblik eenigszins vreemd voor. Maar toen mijn sleutel goed paste op het slot, verdween alle twijfel, om bij 't ontsluiten der tasch plotseling gevolgd te worden door stomme verbazing. In plaats van de bekende bruinpapieren rolletjes zilver en linnen zakjes met goud te zien, blonk mij een veelkleurige schit tering tegen. „Sakkerloot, diamanten!" riep ik dood- ver baasd uit, sprong achteruit en liet de tasch kantelen. Een twaalftal losse steenen rolden glinsterend over de door een winter zon beschenen tafel. Eenigszins bekomen van den schrik, stopte ik de weggerolde steenen weei in de tasch en ging, uit angst van bespied te worden, in een afgezonderd hoekje der gelagkamer den verderen inhoud van de tasch onder zoeken. Ik besloot voorloopig met niemand over mijn vondst te spreken. 't Kwam mij voor, dat de tasch moest toebehooren aan een reiziger voor een j uwe- lierszaak, zelfs voor een groote firma, want al was ik geen kenner, toch zag ik heel goed, dat het edelgesteenten van groote waarde waren. Maar zouden reizigers in edelgesteenten hun waren wel zoo slordig, of liever zoo heelemaal niet verpakken? Braceletten, rin gen, doekspelden, losse diamanten, een gou den horloge met ketting, een pakje bank papier en een massa goudstukken waren zoo door elkaar gegooid, als, me dunkt, een man van zaken nooit zou doen. Onwille keurig dacht ik dan ook: zou 't soms on rechtmatig verkregen goed zijn? Ik bedoel, onrechtmatig verkregen door den passagier, die tegenover mij in den treia zat te slapen en plaats genomen had naar Londen? Hij zal nu wel wakker zijn en gemerkt hebben wat er-gebeurd is. Wat zal üij wan hopig zijn I Én al soez^de over 's mans vermoedelijken gemoedstoestand, werd ik door geklots van zware voetstappen in de gang er aan herinnerd, dat het tijd werd de loonen te gaan uitbetalen. Wat zou ik doen? Het geld nemen uit de tasch, die mij niet toebehoorde? Of de mannen met een zoet lijntje tot Maandag afschepen? 't Was een ruw zoodje, en uit angst voor een opstootje besloot ik tot het eerste. Ik vertelde den meesterknecht, dat men mij bij vergissing alleen groot geld had meegegeven, en liep schielijk het dorp in, om het gewisseld te krijgen, waarin ik met veel moeite slaagde. Met de kostbare tasch krampachtig tusschen de voeten geklemd, betaalde ik het loon aan de mannen, die al bromden over 't lange wachten en die ik weer in hun humeur trachtte te brengen, daar ik in mijn zenuw achtigheid de eerlijke kerels tot iets in staat rekende, waaraan zeker geen van hen allen dacht. Zoodra mijn taak volbracht was, spoorde ik met den kolentrein terug naar Thurley, waar ik mijn reis niet voortzette. Onder weg besloot ik liever de politie dan de spoorwegadministratie met mijn vergissing in kennis te stellen, hetgeen de inspecteur, aan wien ik mijn verhaal deed, zeer ver standig van mij vond. „Ik ben blij, dat u regelrecht tot mij komt," zei hij onder 't uitschudden der tasch op zijn lessenaar. „Indien u kunt zwijgen, dan hebben wij alle kans binnen een paar weken kennis te maken met den aanlegger van deze verzameling." „Houdt u het dan voor gestolen vroeg ik. „Er voor houden?" herhaalde hij vol schik over mijn onno< .elheid. „Ik weet het zeker, mijnheer. En cjk waar van daan eu van wienmaar ongelukkig niet, door wien Zi .lit eens in." Slot volgt.) Uit het Engelsch.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1906 | | pagina 1