el Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Doinmelerwaard. Boor ei Afschaffing der Tienden. Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden. No. 2SQ7. Woensdag 4 April. FEUILLETON. V land van alten/ voor Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO, ranco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1906. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77s ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Door de regeering is een wetsont werp ingediend, ten doel hebbende, het voor den landbouw en zijne ontwik keling zoo schadelijke en hinderlijke tiendrecht af te schaffen of op te heffen. Wat verstaat men onder tienden en tiendrecht Het tiendrecht bestaat öf in het ge nieten in natura van het tiende deel van den rijpen oogst van veldvruchten, die tiendplichtig zijn, zoodat de eigena ir van het tiendpbchtige land gehouden is, daarvan telkens óf negen deelen voor zich en het tiende voor den tiendeige naar af te zonderen, óf wel houdt hij de tien deelen voor zich en gaat eerst het elfde aan den tiendheffer over. Deze deelen zijn gewoonlijk de in schooven gebonden oogst, die, rijp en gemaaid op het veld staande, aan den tiendeigenaar of pachter worden aan geboden, welke laatste het recht heeft, die schoof als begin van telling aan te wijzen, die hem goed dunkt, om van daaruit telkens de 10e of 11e, naar plaatselijk gebruik, te nemen. In Zee land heeft men veelal daarvoor de 13e schoof. De tienden worden verdeeld in grove en smalle tienden, krijtende of bloedtienden. Grove (groote), ook wel koorntienden genaamd, zijn die, geheven van tarwe, rogge, haver, gerst, boek weit, benevens hennep-, lijn- en kool zaad, vlas, raap-, mosterd- en ander rond en plat zaad; verder turf, hop, tabak, aardappelen en meekrap. Tot de smalle tienden behooren moes, hout, gras, hooi, radijs, ajuin, appelen, peren, kool, noten en dergelijke gewas sen, in hoven, warmoezerijen en boom- gaardm geteeld. Onder de krijtende, ook wel vleesch- of bloedtienden, worden gerekend de jongen van landbouwdieren, als lam meren, biggen, ganzen, eenden enz. ook van melk, eieren, wol, huiden en bijenzwermen werd in vroegeren tijd tiend geheven. Yoorts vindt men van de vroegste tijden af melding gemaakt van novale tienden, die geheven werden van nieuw aangebroken of ontgonnen land, vóór de vestiging van het tiendrecht onbe bouwd, doch later in cultuur gebracht. Men kan de tienden gevoegelijk ver- deelen in geestelijke en wereldlijke. In de middeleeuwen was het geloof ver spreid, dat de tienden van goddelijken oorsprong waren, waarvoor men zich op sommige bijbelteksten beriep, en dat 4) Alle teederheid was eensklaps uit mevrouw Magdalena's gelaat verdwenen. „Wat be teeken t het, dat je andere plannen voor de toekomst hebt, Arnold, dat je in duigen wilt werpen, wat je vader op zijn sterfbed nog gewenscht heeft, wat tante Justine en de heele familie weten Die schande zal je me toch niet durven aandoen „Schaade vroeg hij geraakt. „Ik geloof, dat ik bij mijn levensgeluk toch ook wel een woordje mag meespreken, want noch tante Justine noch de heele familie behoeft "te trouwen, maar ik. Wees verstandig moederAls het u genoegen doet, laat Malwine gerust komen, maar laat het overige aan den tijd over." „Dus houd je me voor onverstandig Wat moet men zich niet al van zijn kinderen laten welgevallen, als men oud wordtZie eens aan, ik heb volstrekt niet geweten, dat jij me verstandig moest maken, toen ik je onze wenschen, die tot dusverre de uwe ook waren, in de herinnering terugriep. Maar 't is goed En de linten op de muts van mevrouw Magdalena trilden bedenkelijk. „Kom, moeder, wees niet boos," zeide Arnold, opstaande en haar een kus op het voorhoofd drukkende„ik weet wel, dat gij het goed meentmaar moet er dan volstrekt getrouwd worden? Zijn wij zoo niet gelukkig?" tnen, om Gode welgevallig te zijn, een tiende van de opbrengst van het land aan kerk of klooster behoorde af te staan. De wereldlijke of profane tienden hebben hunne uitbreiding te danken aan velschillende oorzaken en gevol gen, in verband met het leenstelsel. Bij het in leen (al of niet in erflijk gebruik) afstaan van gronden werd be dongen, dat een tiende van de opbrengst aan den leenheer toekwam, en daar geld destijds schaarsch was, werd de tiend in natura opgebracht. De leen goederen geraakten intusschen hoe lan ger hoe meer in handen van edelen, lands- en ambachtsheeren en de uitbrei ding der tienden hield daarmede ge lijken tred. Bovendien bestaan er tienden, die het gevolg zijn van een bilateraal con tract, wanneer de eigenaar of bezitter zijn land verkocht, met bepaling, dat één tiende van de opbrengst voor hem en zijne rechtverkrijgenden bleef gere serveerd, zoodat langs wettelijken weg een zakelijk recht op den grond werd gevestigd. Intusschen is 't een feit, dat in vroe gere tijden een schromelijk misbruik van het tiendrecht is gemaakt. In de 16e eeuw had dat misbruik zulke afmetingen aangenomen, dat onder de regeering van Karei Y maatregelen werden noodig geacht om daaraan paal en perk te stellen. Een uitvloeisel daar van was het bekende plakkaat van 1 October 1520. Dit plakkaat, dat met zijne „ampli- atiën" en „explicatiën" van 1528 en 1529 als eerste wetgeving op het ge bied van tienden hier te lande kan beschouwd worden, bleef van kracht tot 1795, toen eene ampliatie van het plakkaat van 6 Maart van dat jaar, uitgebracht door het „comité van alge meen welzijn", op den 14en Juli, er aanmerkelijke verandering in bracht. Het zou ons te ver voeren, alle wijzigingen, die daarna onder de wis seling van ons staatsbestuur nog hebben plaats gehad, verder na te gaan alleen zij nog vermeld, dat het tiendrecht bij ons is geregeld bij de artt. 784802 van het Burgerlijk Wetboek. Het nu ingediende wetsontwerp be oogt de nog bestaande tienden, waar van een deel tot rijks-domein en kroon domein behoort, finaal af te schaffen tegen vergoeding der getaxeerde waarde en daarvoor aan de tiendplichtigen een jaarlijksche rente op te leggen. Een vroegere wetsbepaling, waarbij „Eer heb ik geen rust, ArnoldIk weet, dat je een goed zoon bent, en dat je dien hartewensch van me ook wel zult vervullen, nadat ik altijd je welzijn beoogd heb, niet waar „We zullen zien wacht maar af, moeder." Hij was nadenkend geworden. Waarom, als de liefde, die hij opeens voor Ilse ge voelde, door haar niet beantwoord werd of verkoelde, zooals zoo menige andere, zou hij dan niet met Malwine trouwen, als zijn moeder het zoo innig wenschte Het deed hem leed haar te krenken, dat kon hij trouwens ook maar alleen om Ilse doendoch hij moest werkelijk eerst alles afwachten, en daarom moest hij voorloopig slechts tijd winnen. Buiten de kamer hoorde men een luide stem naar mevrouw Schmidt vragen, en Arnold liep dadelijk met groote stappen naar de deur aan de andere zijde. „Adieu, moeder, daar komt tante Justine i) Mevrouw Schmidt lachte en schudde het hoofd, maar tijd om te antwoorden bleef haar niet over, want reeds trad haar be zoekster binnen. Mevrouw Magdalena hield juist niet bi zonder veel van deze zuster van haar over leden man, maar zij behoorde nu eenmaal tot de naaste familie, en daarom zou zij het een groot onrecht gevonden hebben, haar dat te doen gevoelen. Tante Justine kwam en ging naar believen, en achtte zich geroepen haar gewichtige stem overal in te laten meepraten. Niets kon buiten haar goeddunken gebeuren, maar wanneer iets verkeerd liep, schudde zij het hoofd, be weerde beslissend, dat zij het reeds lang had zien aankomen, en alleen maar gezwe- gelegenheid werd gegevea om de tien den af te koopen, ten einde ze langs di9n weg langzamerhand te doen ver dwijnen, heeft niet geheel aan het doel beantwoord. Afschaffing is de eenige weg om dezen hinderpaal in het land bouwbedrijf weg te nemen. De uitoefe ning van dat recht roept vele onbillijk heden in het leven. De met tiend be laste gronden zijn meestal verpacht; de tiendlast rust in dat geval niet op den eigenaar van den grond, maar op den pachter. De bewering, dat land, met tiend besmet, minder huurwaarde heeft, dan vrij land, moge waar zijn, bij verpachtingen merkt men daar niet veel van, omdat de behoefte, om meer land in huur te krijgen, steeds stijgt. Ook is de pachter niet vrij meer in de keuze van het gebruik, dat hij van den grond zal makenallicht zal hij er toe overgaan vruchten te verbouwen, die niet aan tiendheffing onderworpen zijn, terwijl hij juist aan tiendplichtige gewassen behoefte heeft. In de uitoefe ning van dat recht schuilt bovendien eene onbillijkheid. De grond is tiend plichtig, wat bij turftienden b.v. tot zijn recht komt, maar bij verbouwing van graan moet het land bewerkt, be mest, bezaaid en gemaaid worden. Het gewonnen graan vertegenwoordigt alzoo eene hoeveelheid kapitaal en arbeid, waaraan de tiendheffer niet contribueert. Mislukt de oogst, dan is ook het geld, aan zaaikoren en mest besteed, verloren, doch de tiendheffer trekt zich niets daarvan aan. Moeten de rijkstienden, bij mislukte verpachting, door de ambtenaren wor den ingevorderd, dan ontstaat meestal eene groote opwinding en komt tevens aan het licht, hoe het invorderen van tienden bij het volk gehaat is. Het tiendrecht, ontdaan van de vroe gere misbruiken, is door de wet erkend en als zoodanig geoorlootd; dit neemt evenwel niet weg, dat het in het al gemeen zoo niet als een onrecht, in elk geval als een onredelijke last be schouwd wordt. Zonder nu in de onderdeelen van het wetsontwerp, dat trouwens door de meest bevoegde deskundigen is samen gesteld te treden, zulten allen het wel eens zijn, dat afschaffing der tienden een eisch des tijds is, waardoor de landbouwnijverheid van een drukkenden last zal worden bevrijd. Alleen is er nog op te wijzen, dat der commissie of den ambtenaren, die de uit te keeren schadeloosstellingen hebben te regelen, een moeilijke taak gen had, om niet altijd als de onweersvo gel in de familie beschouwd te worden. Bovendien wist zij al de nieuwtjes te ver tellen, inzonderheid de onaangename, die zij met de noodige steken onder water wist mede te deelen. „Het schijnt, dat mijn komst je gestoord heeft," zeide zij, terwijl zij een snellen blik over de ontbijttafel liet gaan, „en Arnold is om mij weggeloopen. Geef toch in 't vervolg last, lieve Magdalena, dat men mij zonder aanzien der persoons, afwijst als ik ongelegen kom; het is een onaangenaam gevoel voor mij, rustverstoorster te zijn, en ik kan ook wel dadelijk weer heengaan." Zij maakte echter geen beweging om de daad op het woord te laten volgen, maar integendeel maakte zij de linten van haar hoed en de knoopjes van haar handschoe nen los. „Maar Justine, waarom zou je ons onge legen komen? Arnold had nog geen toilet gemaakt en juist met ontbijten gedaan, daarom liep hij zoo hard weg; hij komt straks wel terug. Kom, ga zitten, en als je trek hebt, tast toe. Mina zal dadelijk nog meer brengen." „Dankje, dankje, 't is zeer zeer vriende lijk van je, lieve schoonzuster, maar ik heb al ontbeten, en ik kwam eigenlijk ook hier, om je te zeggen wat mij gisteren be let heeft je te bezoeken." Intusschen had zij aan de tafel plaats genomen, en mevrouw Schmidt zette haar, zonder meer te zeggen, iets voor. „Nu, en waarom ben je niet gekomen? Ik was alleen thuis." Tante Justine haalde de schouders op. ,,'t Is ook heel raar van je, Magdalena, dat je Arnold zooveel vrijheid laat. Als ik in wacht. Het tiendrecht richt zich toch in hoofdzaak naar plaatselyk gebruik. Veldvruchten, die in het eene tiend- blok plichtig zijn, zijn in een ander daarvan bevrijd. Yele tienden zijn te niet gegaan door vermening van eigen- domg- en tiendrecht, terwijl andere zijn vervallen, omdat er gedurende 30 achter eenvolgende jaren geen gebruik van is gemaakt. Ook zal, wanneer de grootte der perceelen tot maatstaf wordt genomen, rekening moeten gehouden worden met het z.g. onland, uitwegen, scheidings- slooten enz. De regeling der schadeloosstellingen zal dus nog wel enkele jaren in beslag nemen. (Tel.) ItuitcnlaiKl. In ons vorig no. maakten wij mel ding van de redding van 13 mijnwer kers uit de mijnen te Courrières. Een der geredden, zekere Némy, heeft hier over het volgende medegedeeld Den dag van de ontploffing heb ik mij voortgesleept in den omtrek van schacht 3, om te ontkomen aan de gaslucht en om een uitgang te vinden. Ik herinner mij, dat ik ov^r een hoop lijken heen kwam. Hoeveel weet ik niet, het was donker, maar er zullen er wel een vijftig gelegen hebben. Ik kroop naar boven, tot ik niet hooger kon. Daar hoorde ik stemmen, in de buurt waren de kameraden, die nu hier naast mij liggen. Zij waren ge vlucht in de gangen van de kolenlaag, die zij bezig waren af te kappen. In die kolengangen zijn wij toen acht dagen samen gebleven, naast el kaar neergehurkt. Onze levensmiddelen raakten weldra op en toen gingen we de schors van het stuthout knagen. Den achtsten dag zei ik tegen de lui Wij moeten ons noodzakelijk vertreden, laten we uit deze fuik zien weg te komen. En toen zijn we de mijn doorgetrok ken, in pikke duister, zonder bepaald doel, heelemaal zonder te weten waar we waren. Maar overal kwamen we uit in kapgangen die dood liepen of stootten we op ingestorte gangen. Wij liepen langzaam, tastende, stijf tegen elkaar aangedrukt, en van tijd tot tijd riep er een alle namen af, dat er geen onderweg verloren zou raken. Een avond kwamen we in een paarden stal terecht. Daar hebben we haver gevonden en daar hebben we weer verscheiden maal van kunnen eten. Maar twee dagen later vonden we nog iets beters, een paardenlijk. Met onze messen stukken vleesch daaruit snijden, je plaats was, zou ik als moeder verlan gen, dat hij zich meer aan mij gelegen liet liggen. Zoo brengt hij zijn tijd God weet hoe, door, wordt liederlijk drinkt, speelt „De Hemel beware me, Justine, dat doet Arnold niet; hij is de beste zoon, die er maar zijn kan, en ik ben zeer tevreden over hem, en trotsch op hem." „Zoolang het duurt leer mij de wereld nu niet kennen I slechte voorbeelden be derven goede zeden; ik bedoel, het wordt werkelijk tijd, dat we hem laten trouwen. Heb je over Malwine met hem gesproken „Ja," zeide mevrouw Schmidt aarzelend. „Welnu en?" Juffrouw Justines oogen waren vorschend op haar schoonzuster ge richt. „Hij wil haar eerst wederzien, voordat hij een bepaald besluit neemt. Dat kan ik hem ook eigenlijk niet kwalijk nemense dert zes jaar heeft hij niets, hoegenaamd niets, van het meisje gehoord. Als zij maar eerst hier is, zal alles wel in orde komen." Justine sloeg de handen samen. „Wat is die tegenwoordige jeugd toch schande lijk ondankbaarZiet Arnold dan niet in, dat wij alles uit bestwil voor hem doen en hem slechts raden wat hem later niet be rouwen zalen jij, zijn moeder, laat je dat maar zoo stil aanleunen? Wie weet in welke strikken hij al gevangen isNu, ik zeg niets, maar ieder van de zoogenaamde deftige jeugd heeft een minnarijtje tegen woordig 't is om je haren te berge te doen rijzen. Mijn waschvrouw woont in hetzelfde huis met eenige tooneeldametjes en vertelt er rare dingen van. Je zult niet eer een krachtig woord spreken, Magdalena, dan wanneer het te laat is. Denk je niet, dat als mijn broer zaliger nog leefde, ging gemakkelijk. Het lijk was al in verregaanden staat van ontbinding. Zoo aten wij beurt om b3urt paarden- vleesch en boomschors. Hier is het overblijfsel van ons laatste maal. En Némy liet meteen een doos zien, die hij van zijn zwerftocht had mee genomen. Daar werd proviand in ver zameld voor het gezelschap, dat was de voorraadkist geweest van de tocht- genooten. Een walgelijke lucht kwam uit de doos. Daar lag een rot stuk vleesch in, wat haverkorrels en lappen boomschors. Om drinken te hebben vingen we in onze drankflesschen water op dat uit een spleet sijpelde, druppel voor druppel en dat vermengden we met urine. Onze urine bewaarden we zorg vuldig. De laatste dagen voelden we dat het niet lang meer duren zou en ik zei, dat wij in drie groepen verder moesten zoeken, omdat wij dan grooter gebied konden betasten. Door telkens te roepen, zouden wij met elkaar voeling blijven houden. Donderdagavond hadden wij opeens versche lucht geroken en toen wij gingen zoeken, waar die vandaan kwam, kwamen wij uit in de nabijheid van een lift van schacht 2. Waar de dertien vooral van geleden hebben, dat is van de koude. Zij waren een verdieping lager dan de brand en dan bijna zonder voedsel in die kille mijngangen. Rechtaf slapen hebben ze ook niet gedaan in die 20 dagen. Wel waren ze soms in een dommeligen toestand, maar Némy wilde niet dat zij in slaap zouden vallen. Zij moesten maar zoeken, zoeken. De correspondent van de Temps heeft van een der 13 nog gehoord, dat het beste wat zij gevonden hadden, wortels waren geweest. Wortels voor de paarden, in den stal. Dat was een heerlijk maal geweest. Om den uitgang waarlangs de mijn werkers gered zijn, was het weldra zwart van menschen. De toestand van spanning en hoop van drie weken ge leden keerde natuurlijk terug bij hen, wier verwanten niet onder de 13 be hooren. En hoevelen zijn dat! Wat be- teekenen die 13 bij de 1200, die men ten slotte had opgegeven? Vooral onder de vrouwen heerscht groote opgewon denheid, opgewondenheid en woede tegen de ingenieurs en directeuren. Had ons maar naar beneden laten gaan, zeggen zij, wij zouden onze mannen wel levend gevonden hebben. Al beslister maakt zich van de mijn werkersbevolking van Courrières de overtuiging meester, dat er velen gered hadden kunnen worden als men maar aanstonds uit alle macht aan het red dingswerk getogen was. De toestand van gisting, waarin de Arnold niet reeds lang getrouwd had moeten zijn? Christiaan liet niet met zich gek scheren, dat weet je wel. En vergeet ook de arme Marie niet. Zoodra Malwine, de oudste van haar ze3 kinderen, met Arnold getrouwd is, houden voor haar zorgen en kommer op, want van een rijken schoon zoon is men niet te trotsch het noodigste aan te nemen, en buitendienJe weet Het was een eigenaardige blik, waarmede zij haar rede afbrak, en toen die blik op haar geworpen werd, keek Magdalena uit het venster en hoestte even. „Maar waarom ben je gisteravond niet gekomen vatte zij, na een kort stilzwijgen, het gesprek weder op. „Het kind van onzen huisheer is bij het spelen onder de wielen van een rijtuig ge komen en overreden." „Mijn Hemel!" riep mevrouw Schmidt verschrikt uit. „Is het erg bezeerd Dat arme kind, die arme ouders „Wel neen, het is er met een paar lichte kneuzingen en den schrik afgekomen, maar ik wilde de moeder toch niet, alleen laten. Je kent mijn goed hart; vandaag is het kind weer vroolijk. Maar wat ik vragen wilde, bezie die staaltjes eensik heb een nieuwe japon noodig wat bevalt je het best? Dat donkere, dunkt mij, vind je ook niet? Denk je, dat die kleur mij goed zal staan Ik ben nog niet oud genoeg om daar niet om te gevenruim twintig jaar jonger dan Christiaan, ruim twintigjaar,"her haalde zij nadrukkelijk, ofschoon niemand een woord van twijfel geuit had. (Wordt vervolgd.) SRI/41 Uit het Duitsch.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1906 | | pagina 1