ilel Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommeierwaard
Door ei
Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden.
No. 2520. Woensdag IS April.
Begrijpen is vergeven.
FEUILLETON.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1906.
Ad verten tiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7 Vs ct- Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Het is een bekende waarheid, dat de
beste opvoeder diegene is, die zelf zich
nog het levendigst zijn jeugd herinnert,
die zich gemakkelijk in zijn jonge jaren
kan terugdenken, die kind met de kin
deren kan zijn, die jong van hart is ge
bleven. Dit vermogen, om zich terug te
denken in zijn eigen kindsheid, helpt
niet alleen om het goede en aardige in
de kleinen ook werkelijk goed en aar
dig te vinden, maar vooral ook om kinder
gebreken en kinderdeugdeu op hun juis
te waarde te schatten en ze op een ver
standige wijze te bestrijden.
Wie beter dan zulk een opvoeder weet,
welk een moeite het een jongen kost, om
een onbeheerd staande mand met ker
sen voorbij te gaan, zonder er een hand-
evol ^an te grijpenwelk een schat
voor een kind, dat nooit zakgeld heeft,
een dubbeltje is, en hoe, om het weg
nemen van zulk een geldstukje te be
dekken, een leugen zich vaak onweer
staanbaar naar de lippen dringt?
De leugen is het wapen der zwakken,
heeft men gezegd, en dit geldt vooral,
als men met deze laatsten bedoelt vrees-
achtigen, zij, die terecht of ten onrech
te beducht zijn voor de gevolgen van
eenige handelwijze. Dan wordt vaak de
leugen te baat genomen, ook al is het
misdreven feit, dat men er door verbor
gen wil houden, van het allergeringste
gewicht, en al wordt de leugen, door
het hardnekkig volhouden of door het
op eika ir stapelen van een aantal er
van, tot een schandelijk bedrog Zulke
leugens te voorkomen, door niet de klein
ste overtreding als een zaak van groot
belang te behandelen, opdat het kind
den moed behoude er rond voor uit te
komen en „het wapen der zwakken"
ongebruikt te laten, is zeker de eerste
plicht van eiken opvoeder en valt ge
makkelijker dan het genezen van een
knaap of een meisje, die reeds gewoon
geworden is, bij elke gelegenheid een
vloed van leugens te hulp te roepen,
om zich er uit te redden.
Wat voor kinderen geldt, geldt met
een beetje wijziging ook voor volwas
senen. Ook om hun handelingen te be
grijpen, moet men zich in hunne om
standigheden kunnen indenken, hun
leven kunnen meeleven en niet als een
ongenaakbare grootheid, die Dooit tot
hen nederdaalt, van boven af, hen be-
oordeelen. Dit is niet gemakkelijk. Zich
verplaatsen in eigen kindsheid is veelal
nog lichter dan zich levendig voor te
stellen het gezinsleven, de behoeften
en begeerten, de verleidingen en be
proevingen van personen uit geheel
andere maatschappelijke kringen. De
echte levenswijsheid is daarvoor noodig,
die levenservaring eischt en dus een
zeker aantal levensjaren, maar die
toch zelfs bij vrij bedaagde personen
vaak ontbreekt, omdat hun geest niet
ontvankelijk was voor den waren zin
van hetgeen zij om zich heen waar
namen.
Men spreekt soms van „klassenon-
deugden" en deze bestaan zeer zeker,
en wel aan weerszijden. Eigenlijk zijn
het niets anders dan die ondeugden,
welke onmiddellijk uit de levensom
standigheden voortvloeien Zoo zal in
vele gezinnen onvoldoende voeding bij
de kinderen tot snoepzucht leiden en
later wellicht tot drankzucht. Armoede
voert ten slotte ook de properste huis
vrouw allicht tot onzindelijkheid, maakt
haar en de kinderen inhalig en voert
menigmaal tot diefstal. Voor hem, die
nooit aan het noodzakelijke gebrek had,
is het moeilijk zich voor te stellen, hoe
veel strijd het den behoeftige kost, het
zoo menigmaal gedachteloos uitgespro
ken „arm maar eerlijk" te handhaven.
Hoeveel duizenden menschen er zijn,
voor wie een allergewoonst voedzaam,
smakelijk maal eten iets bijzonders is,
waar zij vaak naar hunkeren, dat zij
dikwijls moeten ontberen, terwijl bet
voor u en mij, alsof het vanzelf sprak,
eiken middag gereed staat, blijkt het
best, wanneer bij de een ot andere
feestelijke gelegenheid er een gratis-
uitdeeüng wordt gehouden. Hetzij dit
bij de herdenking van het ontzet van
Leiden geschiedt, bij de kroning van
een vorst, of op den verjaardag van
eenig hooggeplaatst persoon, er zijn
altijd overvloed van deelnemers, ook
al is er geen sprake van uitreiking van
iets lekkers en bepaalt alles zich tot
de verstrekking van zeer gewone spijs.
En wie dan bij zulke gelegenheden
zich er over verbaast, dat ook menschen,
die het niet zoo erg noodig hebben, dn
handen naar die extra-bedeeling uit
strekken, en dat andere trachten p
een slinkscbe manier twee porties mach
tig te worden, terwijl allen zich haas
ten en reppen om toch niet te laat te
komen en de een den ander verdringt,
zoodat slechts met moeite de orde is te
handhaven wie zich daarover ver
baast, die kent de menschen niet, niet
alleen niet degenen, die het hier be
treft, maar evenmin de menschen in
het algemeen, waartoe ook die zijner
eigen klasse behooren.
Diiitentaml.
Want zoo nu en dan blijkt volkomen
duidelijk, dat sl chts de levensomstan
digheden waarin zij verkeeren en niet de
aard der menschen de groote verschil
len veroorzaken. Hebt gij om nu
maar te zwijgen van hetgeen hier te
lande bij groote, vorstelijke partijen
wel is opgemerkt hebt gij wel eens
iemand gesproken, die de eer had, een
partij bij den gouverneur-generaal in
Indië bij te wonen, en die lachende
verhaalde van de herrie en het gedrang
der honderden genoodigden, om iets
van de gereed gezette ververscbingen
en vruchten machtig te worden, waar
bij hoogstaande personen in het duwen
en verdringen, het grijpen en grissen
zich als een hoop straatjongens aan
stelden? En ging het bij de uitvoerig1
in de couranten medegedeelde openings
plechtigheid der tentoonstelling te St.
Louis, in het begin van den vorigen
zomer, niet juist zoo? De officieel daar
bij genoodigden waren allen rijke, def
tige, welopgevoede heeren en dames,
maar toen bij de openstelling der buf
fetten, waaraan ieder gratis zich van
van allerlei kostbare ververschingen
kon bedienen, de door het lange wach
ten hongerig en dorstig geworden gas
ten zich daarop wierpen, was het een
gedrang en geworstel, een gescheur en
getrek, zooals een arme slokker zou
meenen, dat alleen onder zijns gelijken
zou kunnen voorkomen.
Trouwens, in erger dingen openbaart
zich eveneens maar al te duidelijk het
feit, dat de mensch als zoodanig steeds
dezelfde is, dat er wel individueele ver
schillen bestaan, maar dat verschillen
in aard en wezen tusschen de onder
scheiden maatschappelijke kringen niet
zijn aan te wijzen. Als een arme steelt
om brood, doet de gegoede het om een
royaler en gemakkelijker leven te heb
ben. Als de één een flesch jenever steelt,
uit drankzucht, verduistert de ander
tonnen gouds, om aan zijn speelzucht
te kunnen voldoen. Waar de straatjon
gens elkaar trachten te bedriegen met
knikkers en met centen, tracht aan de
Beurs de één den ander te bedotten
met gescharrel in effecten.
Gelukkig, dat het met de deugden is
als met de ondeugden der menschen.
Ook hulpvaardigheid en trouw, eerlijk
heid en waarheidsliefde, en tal van an
dere goede eigenschappen zijn onder
alle rangen en standen der maatschappij
verspreid. Goed en kwaad is overal.
Te Chivasso, in Piemont, is een af
schuwelijk familiedrama gebeurd. De
geachte schrijver Luigi Barberis is daar
door zijn balfblinden zoon met een
revolver doodgeschoten. De moordenaar
doodde daarna zijn moeder en verdeed
ten slotte ook zichzelf.
8)
Als hij geen andere gedachten in 't hoofd
had gehad, had hij er dit eigenlijk uit
moeten opmakenen toch was niets verder
uit Malwines gedachten dan zoo iets; wat
zij zeide kwam uit een oprecht hart, want
zij vond haar neef werkelijk beminnens
waardig genoeg om een hart aan hem te
verliezen, zooals zij, helaas, zelve reeds ge
daan had. J'
„lx dank je, Malwine", zeide Arnold,
met een diepe zucht en toen zweeg hij.
Zij juichte echter inwendig. Vroeg of
laat zou hij weer zoo spreken als nu en dan
zou hij er zeker nog een andere vraag op
laten volgen; daar zou zij geduldig op
wachten, maar dan zou zij hem zeggen,
dat zij hem reeds lang had lief gehad en
met dankbaarheid trotsch zou zijn op het
geluk, dat haar door hem ten deel zou
vallen. Hij bewaarde nog altijd het stil
zwijgen en hield ook nog haar hand vast,
die zij het niet waagde terug te trekken,
toen de deur met een ruk geopend werd
en tante Justine op den drempel verscheen.
„Och, ik stoor u; 't is toch raar, dat ik
hier altijd de rustverstoorster moet zijn,
wanneer ik ook kom", zeide zij vinnig;
„waar is Magdalena?" En toen beiden op
stonden: „BÏijf maar bedaard zitten, kin
deren, ik vind hier in donker mijn weg
wel alleen. Hoe kan men zoo lang in don
ker blijven zitten! In mijn jeugd gunde
men zich niet zooveel tijd tot niets doen
Malwine geleidde tante Justine veilig,
tusschen alle hinderpalen door, de kamer
uit, want de lucifer, dien Arnold had aan
gestreken, brandde eerst, toen zij de deur
reeds gevonden hadmaar de toovermacht
was verbroken, en bijna kortaf namen zij
afscheid van elkander, hij, om naar zijn
club te gaan, zij, om in de eenzaamheid
van haar kamertje zioh verder aan haar
droomen over te gevenen mevrouw
Schmidt zeide glimlachend tot haar schoon
zuster: „Ja, ja, waar kan zoo'n kleinigheid
als een sneedje in den vinger niet al aan
leiding toe geven! Als je niet tusschenbeide
waart gekomen, Justine, wie weet wat het
vanavond misschien nog was geworden."
Weder wachtte Arnold aan den hoek op
Ilses komst, zooals hij nu reeds weken
lang gedaan had, en nog had niemand hen
opgemerkt of had Ilse er aanmerkingen
over moeten hooren. Zij had zich aan haar
sterken, mannelijken beschermerzoo gehecht,
dat het denkbeeld van alleen naar huis te
gaan haar verschrikkelijk voorkwam. Hij
ging zoo goed met haar om en regelde zijn
stappen zoo beleefd naar de hare I Zij was
hem dan ook hartelijk gezind, maar van
liefde bemerkte hij geen spoor, en dat bond
hem voorloopig de tongook bleef de deur
van haar woning nog voor hem gesloten,
en hij waagde het niet haai weder te ver
zoeken bij haar te mogen komen, maar
vergenoegde zich met de avondwandelingen.
Toen zij nu van elkander afscheid namen,
j werd de deur van binnen driftig geopend,
en juffrouw Falkenberg in eigen persoon
kwam er uit. Zij had zeker groote haast,
want haar omslagdoek en haar hoed zaten
scheef; doch het zekerste kenteeken was
dat zij nauwelijks een vluchtigen blik voor
Ilses begeleider had, maar op het meisje
zelve toetrad en in groote opgewondenheid
zeide„O, Ilse, loop gauw naar den eersten
den besten dokter, ik geloof dat mijn Frits
sterft 1"
Verschrikt vatte Ilse haar hand. „Ja,
zeker, dadelijk. Zeg me maar waar een
dokter woont."
„Dat weet ik zelf nietje moet maar
zoeken, en gauw, Ilse
Nu trad Arnold vooruitbeter gelegen
heid om zich de gunst van haar te ver
werven had hem nooit kunnen voorkomen.
Juffrouw Falkenberg zag hem wan
trouwend aan, maar de angst deed haar
zwijgen.
„Als hij maar niet te duur is, mijnheer
ik ben een arme waschvrouw."
„De dokter, dien ik meebreng, neemt in
't geheel geen geld," riep Arnold terug, en
hij draafde met zijn lange beenen den
naasten hoek om.
Ilse ging met juffrouw Falkenberg naar
boven.
Daar was het een erbarmelijk huishouden.
De kleine zieke steunde, drie van de kin
deren schreeuwden en de jongste twee
sliepen. Zij trad naar Frits toe en streelde
meelijdend zijn gloeiende handjes; hij zag
haar met een klagenden blik aan en üuis-
Te Springfield, in Missouri, zijn twee
negers door het grauw uit de gevange
nis gehaald en aan het beeld van de
Godin der Vrijheid opgehangen. Onder
hun voeten legde men vuur aan, zoodat
de lijken verbrandden.
Zij werden beschuldigd, een blanke
vrouw aangerand te hebben, maar wa
ren vermoedelijk onschuldig.
De overheid te St. Louis heeft zes
compagniën militie naar Springfield
gezonden, om de orde daar te herstel
len en de schuldigen aan de lynch
partij te straffen.
Volgens de laatste berichten, spant
het er tusschen de blanken en de negers.
Beide partijen hebben zich gewapend
en de zwarten moeten zich van dyna-
mietbommen voorzien hebben.
Toen de menigte de gevangenis open
brak, zijn er 40 gevangenen ontsnapt.
Het aangerande meisje heeft ver
klaard dat de twee ter dood gebrachte
negers onschuldig waren.
Donderdagavond werd een trein, vol
met reizigers, ergens in Wales tot staan
gebracht doordat een baanwachter met
een roode lantaarn zwaaide. Hij vertelde,
dat twee mannen een eind verder dwars
liggers en palen over de sporen hadden
gelegd om den trein te doen veronge
lukken. Toen hij hen stoorde hadden
zij hem tegen den grond geslagen.
Toen hij uit zijn bewusteloosheid ont
waakte was hij den trein tegemoet ge-
loopen. Hij had nog wonden aan zijn
hals en viel weer flauw. Algemeene
dankbaarheid voor zijn heldhaftig ge
drag, dat een groot ongeluk had v vor
komen. Bij onderzoek schijnt echter
gebleken, dat de man het verhaal ver
zonnen had en zelf het spoor onveilig
had gemaakt. Hij had den laatsten tijd
veel gelezen in een boek over held
haftige daden en dat schijnt hem van
streek te hebben gebracht. Hij werd
uit zijn dienst ontslagen en heeft zich
doodgeschoten. Hij was 20 jaar oud.
De Vesuvius.
De correspondent van de Daily Chro
nicle te Napels heeft een bezoek ge
bracht langs den voet van den Vesuvius.
Van Torre Annunziata, om den ooste
lijken kant van den vulkaan heen,
moest de berichtgever den geheelen
weg te voet afleggende spoorweg die
hier door een hollen weg loopt, was
voeten diep begraven onder de lava.
terde: Lief dat je bij me komt. Ga aan
mijn bedje zitten en vertel mij een sprookje
ik ben zoo warm
Ilse deed wat hij haar verzocht en fluis
terde hem halfluid in de ooren; juffrouw
Falkenberg zat bij de lamp aan de tafel,
weende en wachtte angstig op den dokter,
terwijl de drie schreeuwers zich aan Ilses
knieën klemden en luisterend tot haar op
zagen. Zoo vond Arnold bij zijn terugkomst
de groep en nooit was het meisje hem be
minnelijker voorgekomen dan in dit oogen-
blik.
„Wilt ge intusschen niet een weinig in
mijn kamer uitrusten, mijnheer Schmidt?"
vroeg Ilse blozend, daar de dokter den
eenigen vrijen stoel, die nog over was, bezet
had. „Het was zoo vriendelijk van u, nog
zoo'n eind te loopen".
Hoe gaarne volgde hij haar en het kale
vertrekje scheen hem de benijdenswaar
digste plaats van de wereld toe. Hij zat op
den wankelbaren stoel, staarde in het licht,
dat Ilse had aangestoken en sprak geen
woord. Voor de eerste maal met het meisje,
dat hij lief had, onder vier oogen, overviel
zijn beschroomdheid hem weder.
„Niet waar, mijnheer Schmidt, 't is bij
ons al zeer eenvoudig fluisterde Ilse ver
ontschuldigend.
„Zeg dat niet, lieve Ilsewaar gij zij t,
zal het altijd aangenaam wezenge weet
zelfs het eenvoudigste met smaak voor te
doen, dat heb ik vroeger reeds bespeurd."
„Zou de toestand van den kleinen jongen
gevaarlijk zijn?"
„Ik hoop neenkeelontsteking meende
de dokter reeds vooraf. In allen gevalle
heeft Fritsje mij een grooten dienst be-
Te Bosco Trecase was de verwoesting
verschrikkelijk. In de hoofdstraat lag
de lava hier en daar 20 meter hoog,
zoodat ze boven de huizen uitstak.
Soms was de stroom door een huis
heengevloeiddit was het geval in het
groote palazzo Pastucci, waar al het
houtwerk verkoold was door de hitte,
ook op de plekken waar de lava het
niet rechtstreeks had aangetast.
De geheele landstreek, zoover het
oog reikte en nog verder, was één roo-
kende laag afkoelende lava.
Te Ottajano werden voor de oogen
van den correspondent nog zes lijken
uit de puinhoopen van de huizen voor
den dag gehaald.
De Giorno zegt dat na de plaatsen
vlak bij den Vesuvius het stadje Saviono
het zwaarst geteisterd is. Saviono ligt
12 K.M. vlak noordoostelijk van den
voornaamsten krater. De kerken en
honderden huizen zijn hier ingestort,
er zijn twee menschen gedood en velen
gewond. In de streek er omheen is alles
verwoest.
Te Sarno bevinden zich 10.000 vluch
telingen, die daar onder da'c gebracht
zijn en er onderhouden worden.
Te Cercola en Resina is de paniek
wat bedaard. Woensdagnacht nam men
te Somma Vesuviana drie lichte aard
schokken waar. Overigens komt er
beter nieuws uit de dorpen: de aschregen
is hier en daar ook verminderd. Een
redacteur van de Giorno heeft van prof.
Mercalli, die als deskundige in vulca-
nisme bekend staat, vernomen dat de
uitbarstingsperiode nu wel voorbij zal
zijn, aangezien de gloeiende slakken
die er thans vallen, gewoonlijk het
einde van een uitbarsting aanduiden.
De bladen zijn vol lof over den moed
en de zelfopoffering van prof. Matteucci,
die in weerwil van het gevaar zijn ob
servatorium op de helling van den berg
niet verlaten heeft. Ook wordt luite
nant Licardi, van de karabiniers, zeer
geprezen dat hij met zijn manschappen
den hoogleeraar blijft helpen bij zijn
werk.
Matteuci heeft Donderdag uit zijn
observatorium geseind
Met uitzondering van eenige aard
schokken is de afgeloopen nacht kalm
voorbijgegaan; er viel echter onophou
delijk een fijne zandregen. Evenals
gisteren vertoonen de instrumenten
van het observatorium weinig beroering.
Ik vertrouw dat de zandregen spoedig
zal ophouden en hoop dan op een
krachtigen wind die de asch zal weg
blazen uit de lucht boven Napels en
in den omtrek van den Vesuvius deze
asch zal dan in een dunne laag op ver
afgelegen plaatsen neervallen.
Professor Matteucci meldde Maandag
van de wacht op den Vesuvius dat de
toestand eender was als Zondag. Van
Zondagavond tot Maandagochtend elf
wezen, en als ik morgen naar hem kom
vragen, zal hij rijk beloond worden. Ik
mag immers wel terugkomen, Ilse
Zij lachte hem vriendelijk toe.
„Het lot heeft het zoo gewildwaarom
zou ik het daarmee dan niet eens zijn?"
„Ge hebt gelijk, Ilse, het lot heeft ons
blijkbaar samengebracht; geef me daar uw
hand op."
Juffrouw Falkenberg deed de deur open.
„Goddank dat het niet doodelijk is; de
dokter denkt, dat hij over acht dagen wel
weer op de been zal zijn. Wat geven die
kinderen iemand toch een zorg en last
en toch wil men er geen missen, al heeft
men er ook zesJa, mijnheer, 't is tobben
om door de wereld te komen, en ik ben
u ook dankbaar voor uw hulp. Ik was
wel heel verbaasd Ilse met een heer te zien
dat doet zij nooit, en ik zou het ook nauwe
lijks gedoogen, want daar komt maar
narigheid en verdriet van, en haar moeder
zaliger heeft haar aan mij toevertrouwd
maar nu was het toch maar heel goed
dat gij er bij waart."
„Ge komt me voor een brave vrouw te
zijn, juffrouw Falkenberg," zeide Arnold,
opstaande en zijn hand op haar schouder
leggende, .,'t Is heel lief van u, dat gij
juffrouw Ilse zoo trouw bewaakt, maar ge
zult mij toch wel veroorlooven nog eens
naar Fritsje te komen zien en hem zijn
ziekte een weinig te verlichten Ik ben
een bedaard mensch, juffrouw Falkenberg."
Zij knikte gestreeld. „Als het mijnheer
niet te hoog en te eenvoudig bij ons is,
zal het mij een groote eer zijn."
Uit het Duitsch.
„Ik zal gaan," zeide hij beslissend„ga
met de juffrouw maar gerust naar boven
binnen een kwartier ben ik met den dokter
terug."
(Wordt vervolgd.)