Hel Land van fleasden en Allena. de Langstraat en de Bomnieierwaard. Door ei Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden. No. 2521. Zaterdag 21 April HSerste Bla^d. De meierij in ons Dinnenwater. FEUILLETON. 19Q6. UNO VAN ALTEN/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7 Va c^- Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Het is wellicht niet van voldoend algemeene bekendheid, dat sedert korten tijd (5 Februari 1905) in ons land eene vereeniging bestaat, die z ch ten doel stelt de verbetering der zoetwatervis scherij, en dit doel tracht te bereiken door het geven van adviezen, het ver strekken van inlichtingen, plannen enz. betrekking hebbei de op de zoetwater visscherij, het invoeren, kweeken en uitzetten van waardevolle vischsoorten, het aanleggen van vischvij vers, het ver beteren van toezicht op de visscherij, het opleiden van deskundig personeel, het bespreken van de belangen van de zoetwatervisscherij, het houden van voordrachten en lezingen, om ook op deze wijze den binnenvisscher voor te lichten bij de uitoefening van zijn be drijf, het behouden en aanleggen van nieuwe paaiplaatsen, het instandhouden van de inheemsche waardevolle visch soorten, en het bevorderen van de studie en het wetenschappelijk onderzoek in zake de zoetwatervisscherij, dat zal om vatten de levensleer van de voornaam ste inheemsche vischsoorten, de ge schiktheid van onze wateren voor de teelt, de micro-flora en fauna (dat is de planten- en dierenwereld in het, water in het klein), de nutttige en schadelijke planten en dieren voor de visscherij, de ziekten der visschen, de natuurlijke en kunstmatige voeding der visschen enz. Het mag zeker toejuiching verdienen, dat tot de oprichting van die vereeni- ging is overgegaan nu men allcwege de klacht hoort uiten van verval der binnenvisscherij, terwijl toch onze bij zonder waterrijke landstreken zich uit muntend voor de vischteelt leenen, mits met zorg de hand wordt gehouden aan al datgene, wat de vischteelt kan be vorderen want nog altyd is de vis scherij een belangrijke tak van ontf volksbestaan, hoewel zij oneindig meer kan geven dan tot heden. Dit verschijn sel, n.l. het krachtig streven tot ver hooging van onze natuurlijke hulpbron nen van volkswelvaart en volksbestaan, wij zien het niet alleen hier, maar ook in de ons omringende landen. De gebreken in de bestaande vis che- rijwet zijn vele, de organisatie der vis- Bcheis is totaal afwezig, zoodat het onderling bespreken van gemeenschap pelijke belangen bijna niet voorkomt en hun eigen bedrijf daardoor schade lijdt. Toen hij weg was, zeide hij tot Ilse: „Nu, nu, juffertje, eigenlijk moest ik ie beknor ren, maar het was* een ordentelijk, welge manierd heer, en zijn jas is van het fijnste laken. Hij komt, natuurlijk, alleen om jou, en ik zal ook wel een oog in 't zeil hou den. Hij heeft me juffrouw Falkenberg ge noemd, en me niet zoo'n mallen naam ge geven als je vriendin hoe zei ze ook, Ce— Ce—" „Cerberus," vulde Ilse lachend aan; „o, dat was niet kwaad gemeend." „Ja, maar, daar houd ik niet van, en daarom alleen heb ik het al niet op haar begrepen. Al waren je vader en je moeder zeer beschaafde lui, die buiten hun schuld tot armoe vervielen, doe ik toch voor de dochter wat ik in mijn domheid meen dat goed voor haar is, en daar wil ik niet om bespot worden. En nu, goeden nacht, kind morgen moet ik weer vroeg op wezen, en Frits is van nacht zeker wel wat onrustig." „Laat mij nog een paar uurtjes bij hem zitten," zeide Ilse; „ik kan toch niet sla pen, en het zal hem genoegen doen." Met een trotsch gevoel ging Arnold dien avond naar huis; hij achtte zich een mees ster in de diplomatie. HOOFDSTUK IV. Op een ruststoel van bruin pluche lag, lang uitgestrekt, in een ochtendkleed van Kennis is macht, en beslist noodig is het, dat deskundigen hun licht laten schijnen, waar het ten eenenmale ont breekt, en men zich niet ontziet, om zooals op sommige plaatsen geschiedt, den geheelen vischstand stelselmatig uit te roeien, dood te visschen en leeg te plunderen. Die deskundigen, door de vereeniging aangewezen, zullen tot taak hebben belanghebbenden voor te lichten omtrent verbetering van hun bedrijfhet nemen van .proeven met verschillende visch soorten zal worden aangemoedigd; proef stations zijn opgericht voor het onder zoeken van belangrijke vragen op het gebied der voeding en voor het opspo ren der ziekten der visschen. Al deze pogingen worden gesteund door de Heidemaatschappij, waarvan de hoofdaldeeling Zoetwatervisscherij, een onderdeel vormt, terwijl het Rijk een3 bijzondere subsidie verleent en door het indienen van een ontwerp visscherij- wet getoond heeft die pogingen te waar- deeren. De Heidemaatschappij begon rreds in 1895 met bescheiden middelen, ge steund door eenige Rijkssubsidio, te Vaa8sen bij Apeldoorn op kleine schaal een vischkweekerij aan te leggen om de daar gekweekte edelkarpers, voor het eerst in 1900, in enkele openbare vischwaters uit te zetten, hetwelk door de beroepsvisschers zeer op prijs werd gesteld. De aanvragen om pootvisechen wer den ieder jaar talrijker, zoodat de Maatschappij in 1901 en in 1902 hare kweekterreinen moest uitbreiden om aan de vraag naar tweejarige visschen te kunnen voldoen. Ook in 1904 werd die kweekerij met 51/, hectaren ver groot, zoodat zij thans een oppervlakte beslaat van 25 hectaren en de zaak der vischuitzettingen flink kan worden aangepakt. Duitschland is ons in deze voorge gaan en daar is aangetoond dat een goed georganiseerde kweekerij zeer veel kan doen tot instandhouding van den vischstand, mits het vertrouwen kan worden gewonnen van de beroeps- vis chers en deze hunne med werking willen verleenen. In dat geval kunnen $e resultaten niet uitblijven. Teneinde de Vereeniging beter aan haar doel zou kunnen beantwoorden, worden, behalve de opzichter, nog vier jongelieden, zoons van beroeps visschers, in opleiding genomen, die, nadat zij eenigen tijd in het buitenland hunne j ondervinding zullen hebben opgedaan, op verschillende plaatsen aan den ar beid kunnen gaan. Want er is nog veel te doen, 115.000 hectaren water liggen in ons land gereed, niet om er de vi«eh langer u:t te roeien, maar om ze op doelmatige wijze te exploiteeren en ze, door gebruik te maken van de middelen die de wetenschap ons aan de hand zal doen, tot groot ere op brengsten te brengen. Zoo werd "bij voorbeeld naar aanleiding van een kladit uit Duitschland, waarheen veel zeelt wordt uitguvoerd, als zoude deze visch sterk bezet zijn met lintworm, een onderzoek ingesteld en bleek dat dit inderdaad wel voorkwam, maar toch niet zoo algemeen was als werd verondersteld. Toch werd dadelijk be sloten proeven te nemen met het uit zetten van buitenlandsche zeeltsoorten. Juiste cijfers omtrent den uitvoer naar het buitenland schijnen nog niet bekend te zijn. Alleen van Frankrijk en Duitschland kunnen betrouwbare cijfers worden medegedeeld en dan blijkt, dat onze uitvoer van 1899 tot 1904 naar Duitschland niet is toege nomen, terwijl van 1894 tot 1903 de uitvoer naar Frankrijk (van andere zoetwatervisch dan zalm) sterk is af genomennamelijk van 1 400.000 K.G\ tot 750.000 K.Geen vermindering derhalve tot de helft. Wanneer men aanneemt dat het verbruik in ons land stationnair bleef, is het niet gewaagd te veronderstellen, dat die achteruitgang zijn oorzaak vindt in den teruggang van het productievermogen onzer wa teren. Het vermoeden ligt dus voordo hand, dat, aangezien in het buitenland veel vraag is naar Hollandsche zoet watervisch, de oorzaak van de mindere vangst moet geweten worden aan het onder de thans nog geldende wet straffe loos vangen van kleine visch onder eene behoorlijke maat, die door som migen wordt bestempeld met den naam van kindermoord op groote schaal. Een vischhandelaar schreef dan ook „Het goed is dikwijls zoo erbarmelijk klein, dat wij daarvoor geen afnemers hebben". (Slot volgt). In het Noorden van Frankrijk is de mijnwerkersbevolking ineen gevaarlijke stemming geraakt. Woensdag trokken de stakers naar het marktplein te Lié- vin en begonnen tegen den middag de uitstallingen te plunderen. De koop lieden sloegen op de vlucht; slechts lichtblauw satijn, dat boven witte kant coquet open was Rosina! Haar donker haar, dat in korte krulle tjes langs het pikante gezichtje kronkelde, was zorgvuldig opgemaakt. Alles in haar toilet, tot op de sierlijke pantoffeltjes, was in de volkomenste overeenstemming met elkaar, en evenzoo getuigde het aanzien dér kamer, in weerwil van de weelderige inrichting, van fijnen smaak en gevoel voor harmonie. Rosina was in deze omgeving werkelijk verleidelijk schoon, zooals zij daar lag. Zij hield de oogen strak gericht op een sierlijke pendule tegenover haar, naar 't scheen, in gespannen verwachting, want de fijne neusvleugels trilden een weinig, en zij luisterde met scherpende oplettend heid. Daar klonk de schelIna onthutste, beet zich een paar malen op de lippen, legde zich toen met halfgesloten oogen achterover op haar stoel, en in die houding bleef zij ook nog onbeweeglijk toen eindelijk de deur geopend werd en Koenraad Alldorff binnentrad. Ilse had gelijk; hij had een bleek, aris tocratisch gelaat, met een onuitstaanbaar trotsche uitdrukking, waartoe de monocle, dien hij gestadig voor het eene oog had, misschien veel bijdroeg. Alldorff trad naar haar toe, en kuste de dunne vingers, die zij hem toestak. „Gelukkig ben ik, na lang zoeken, ein delijk te weten gekomen waar je gebleven waart, Ina. Ik heb voor jou in de laatste dagen meer geloopen dan anders in een heel jaar. Hoe kon je ook zoo wreed zijn, mij na onzen kleinen twist zoo zwaar te straffen als je gedaan hebt, door zonder afscheidnemen zoo spoorloos te verd wij nen „Spoorloos Alleen maar voor u, waarde graaf, omdat je geen moeite deedt me te vinden, en wat dien bewusten kleinen twist betreft, die was groot genoeg om een bewijs voor mij te zijn, dat onze wegen voortaan uit elkander loopen." „Maar, Ina, wat neem je alles hoog op Ik verzeker je, het was me een dolksteek door het hart, toen ik je gisteren zag rijden." „Toen je me zag rijden! Dat is wel mogelijk. Als ik je te voet voorbij geloopen was, zou je er niet aan gedacht hebben je over mij te bekommeren. Laten we ons toch geen illusies maken, Koenraad „Je geheugen is toch, Goddank, in dien tusschentijd zoo zwak niet geworden, dat je mijn naam vergeten bent." „Licht mogelijk dat ik je nog niet ge heel heb kunnen vergeten, hoewel ik mijn best doe dit gebrek dagelijks te verbeteren alleen wanneer wij de mannen daarin voor zijn, staan wij tegenover hen gelijk." „Dus bemin je me niet meer, Ina?" „Neen, mijn vriend, ik ben je alleen nog maar dankbaar dat je me zoo in den grond genezen hebtde gevolgen daarvan zijn zeer aangenaam"; zij wees op het rijke ameublement. „Warme harten en leege zakken vernederen de menschen tegenwoor dig, daarom moeten wij in den stroom blijven." Hij streek met de hand over het zorg vuldig gekamde, tamelijk dunne haar op zijn schedel, en scheen geraakt te zijn. Ina beschouwde hem met een zekere boosaardige vreugde. „Je hebt het er op gezet -mij te plagen," zeide hij, „doet dat je nu zoo'n groot plezier „Integendeel, ik ben zelfs moe en lusteloos." „Nu," hernam hij, wrevelig lachend, „dan zul je me ook wel verzoeken maar hoe enkelen konden hun waren medenemen. Van Liévin terugkeerende, hebben de stakers in Lens het huis bestormd van den heer Reumaux, directeur der mijnen, die te Parijs was ter bijwoning van de directeurs vergadering. Mevrouw Reumaux was alleen thuis en heeft door langs de achterzijde te vluchten zich uit de handen van het gepeupel weten te houden. De soldaten hebben trouwens het huis van Reumaux voor plundering kunnen bewaren. Zij kwamen echter niet bijtijds om te verhinderen, dat de portierswo ning is uitgeplunderd. Alles wat de stakers daar vonden is stukgeslagen. Het heeft wel moeite gekost, de wilde bende te verjagen. Voetvolk en ruiterij kwamen er bij te pas. De stakers be zetten de spoorlijnen van de mijnbouw- maatschappij van Lenz. Bij het gevecht tusschen de stakers en de ruiterij op de spoorbaan te Lens is een luitenant der dragonders ernstig gewond. Hij heeft een steen tegen de slaap gekregen. Verscheiden dragonders hebben wonden van steenworpen. Den luitenant droeg men in een woning binnen. De doktoren achten levensge vaar niet uitgesloten. Een ambulancewagen, die naar het slagveld reed om de gewonde dragon ders weg te halen, heeft het zwaar te verduren gehad van de steenen, de koetsier is gekwetst. Op 't laatst heeft de infanterie met de bajonet gestormd. Er is een eskadron kurassiers uit Saint-Germain naar Lens gekomen. Donderdag om half vier hebben de werkstakers den spoorweg overweldigd. Opa vier uur werxl ruiierjj gezonden, om den spoorweg schoon te vegen en nu werden de gendarmen en kuras siers op een regen van steenen ont haald. De stakers hebben met dwars balken een barrikade op den spoorwag gelegd, om den loop der treinen te verhinderen. Van alle kanten werd nog om ver sterking getelefoneerd. Om vijf uur werd op de lijn van Lens naar Frevent een trein door de stakers tot stilstand gebracht en ge dwongen de stakers naar Lens te ver voeren. De dienst op die lijn is ge staakt. De prefect gaf bevel de barri kade in de rue de la Bataille af te breken maar voor het verzet der werk stakers, die onophoudelijk met steenen wierpen, moesten de dragonders onver- richterzake aftrekken. Ook te Billy- Montignies werd een trein opgehouden door een duizend stakerszij vielen een detachement ruiterij, dat hen wilde ver strooien, met steenen aaneen officier en verscheidene soldaten zijn licht ge wond. Vijf der te Liévin -gewonde gendar men zijn vervoerd naar Atrecht; allen zijn erg gewond. Dinsdag is een staking van druk kersgezellen te Parijs uitgebroken. On geveer 2000 man hebben het werk een dag vroeger neergelegd dan door het arbeiderscomité was bepaald. Een veer tig drukkerijen hebben zich bereid ver klaard de eischen der stakers in te willigen. Dit beteekent, dat de loonen met ongeveer een frank per dag ver hoogd worden; de werkdag ran 10 op 9 uur wordt gebracht; stukwerk ver valt en voor nacht en Zondagswerk hooger betaling plaats heeft. De meeste jdier veertig drukkerijen zijn van cou- ranten. Verschillende eigenaren moe ten van plan zijn hun drukkerijen naar de provincie over te brengen. Ook in Rijssel, Cambrai, Valenciennes en andere provinciesteden staken de drukkersge zellen. eer hoe liever weer heen te gaan „Om de waarheid te zeggen, helaas, ja, mijn waarde Koenraad," dit zeggende, streek zij het satijn terecht, en trok aan de kant. Je weet, ik moet de omstandig heden in aanmerking nemen. In tusschen zal het mij aangenaam zijn je nu en dan eens bij me te zien't is hier toch ge zelliger dan toen in die nauwe straat, niet waar „Ik wou dat je daar nog waart." Hij was aan het venster getreden, en trommelde met zijn vingers tegen de ruiten, misnoegd op zichzelf, op de geheele wereM, en het meest op Ina, die hij bepaald hate lijk vond. In Ina's oogen glinsterde een heimelijke lach van zegepraal, hoewel zij met de grootste onverschilligheid ant woordde„Je vriendschap, mijn waarde Koenraad, is volstrekt niet van zelfzucht vrij te spreken toen we van elkaar scheid den, heb je me alle geluk voor mijn toe komst gewenscht, en nu die wensch ver rassend snel vervuld is geworden ben je nog ontevreden, en zou je het tegendeel wenschen maar ik zal wel zorgen, dat het bij het eerste blijft." „Mag ik, ten minste, terugkomen, Rosina?" Hij trok haar hand aan zijn lippen, met een vuur, dat zij lang ontbeerd had, en dat ook een helderder glans in haar oogen bracht, maar niettemin behield zij haar aangenomen onverschilligheid. „Waarom niet, als je eens wat tijd over hebt voor een oude vriendin, en je wilt schikken in de beperkingen, die ik je opleg?" Alldorff zuchtte. „Wat blijft mij anders over? Tot weerziens dus, Ina." Zij knikte hem vriendelijk toe. „Amuseer je intusschen, Koenraad." Hy ging heen, en toen de deur achter Tn afdeeling II van de mijn Dudweiler in het Saarbekken is een brand uitge broken, die ernstige gevolgen had kun nen hebben. De arbeiders bemerkten een brandlucht en 8 hunner vielen plotseling in onmacht, bedwelmd door de giftige gassen. Een arbeider zorgde er voor, dat de reddingstoestellen kwa men. Twee anderen trachtten de levens geesten bij hunne kameraden op te wekken maar ze schijnen met de behan deling der toestellen niet in voldoende mate vertrouwd te zijn geweest, want ze vielen zelf in zwijm. Dahr de toe stand intusschen kritiek was geworden, achtte een andere mijnwerker den tijd gekomen de winddeuren te openen. Daardoor kon aan de bewusteloozen hulp worden gebracht. Krachtige armen pakten hen op en brachten hen voor dood boven. Na langdurige moeite ech ter mocht het gelukken alle tien weder in het leven terug te roepen. De ge redden bevinden zich, naar omstandig heden, redelijk wel. Het blusschings- werk wordt geregeld voortgezet, maar vordert slechts langzaam, daar de man nen wegens de opstijgende giftige gas sen na eenige minuten telkens afgelost moeten worden. Het staatsmijnbestuur heeft dadelijk een algemeen onderzoek naar de mijn- toestanden in het geheele Saarbekken gelast. De Japansche rogeering heeft de provinciën Antoeng en Moekden voor vreemdelingen opengesteld, onder be ding echter, dat zij geen verantwoor delijkheid aanvaardt voor hunne veilig heid tegenover Chineesche roovers, waarvan het daar wemelt. Volgens een bericht uit Chicago heeft de profeet Dowie zich bereid verklaart, Voliva als leider van Zion te erkennen en naar Mexico te verhuizen voor een millioen dollars. hem dicht was, wierp zij het masker van onverschilligheid afmet een vluggen sprong, stond zij op beide voeten, balde haar kleine hand tot een vuist en schudde die, ondeu gend lachend; haar oogen vlamden, haar witte tanden blonken tusschen haar kers- roode lippen. Zoo was Rosina oneindig veel schooner dan in haar geveinsde onverschil ligheid. „Zie je nu hoe het gaat, mijn waarde vriend? Wat wij bezitten, is door het ei gendomsrecht waardeloos geworden maar als het voor ons verloren is, verkrijgt het een dubbele bekoorlijkheid. O Koenraad, Koenraad, waarom heb je de wraak en de sluwheid van eea vrouw uitgedaagd?" was de alleenspraak, die zij hield. HOOFDSTUK V. „Weet jelui het nieuwtje al?" vroeg, Gundula Sonnebron, toen zij onder de ver zamelde balletdanseressen op de repetitie kwam. „Ilse heeft omgang met heeren. Dat schijnheilige schepsel, dat zich altijd hield, alsof zij geen tien kon tellen, is slimmer dan wij een van allen; ten eerste, omdat zij het onder den dekmantel van volkomen onschuld doet, zoodat men werkelijk zou meenen, dat zij een kruidje-roer-me-niet was, en ten tweede, omdat zij in stilte den rijksten en domsten van alle mannen in haar net gevangen heeft, den millionnair Arnold Schmidt." Gundula was buiten adem van het spre ken, zoo opgewonden was zij. „Maar weet je het wel zeker?" „O die huichelaarster, die valsche kat, dat zul len we haar inpeperen!" „Wie heeft het je verteld?" Zoo gonsde het door el kander op het tooneel. Uit het Duttsch. 9) Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1906 | | pagina 1