el Land van Hcusden en Altena, de Langstraat en de Bommeierwaard.
Iets over Strafrecht.
Hoor eisen schuil
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2550. Woensdag 1 Augustus.
FEUILLETON.
1906.
LAND VAN ALTEN*
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden l.OO,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7y8 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
(Slot.)
Vrijheid is een mooi woord, maar
ze is alleen bestaanbaar in baar volko
men ^orm, wanneer er maar één mensch
op de wereld is. Overal waar twee
menschen samen komen en naast, elkaar
wonen, moet ieder ter wille van den
lieven vrede wat van zijn vrijheid op
offeren. Deze opoffering moge eerst on
aangenaam zijn, er staat zooveel gemak
tegenover, dat men ze langzamerhand
gaarne doet. Waar nu bij een samen
leven van twee menschen reeds een
stukje vrijheid moet worden opgeofferd
om het leven aangenaam te maken, daar
moet natuurlijk bij een samenleving van
meerderen heel wat van de persoon
lijke vrijheid worden ingeboet om niet
deze samenleving in een algemeene
vechtpartij te doen ontaarden. En zoo
dra een geregelde en geordende samen
leving zich vormt, vormt zich dan ook
oen stel van regelen, waaraan ieder
zich heeft te onderwerpen en die dus
ieders vrijheid bindt. Een gezag, dat
deze regelen handhaaft en de overtre
ders straft, wordt daardoor noodig en
leidt tot het ontstaan van den staat,
met een sterk en vrij wel algemeen
gezag.
Dit staatsgezag nu regelt en ordent
verder de maatschappelijke sam- nleving,
stelt regelen vast en handhaaft die. En
het, recht daartoe ontleent het aan het
belang der samenleving, aan welker
hoofd het staat. Immers het belang,
dat ieder heeft bij een geregelde samen
leving, heeft een dergelijke samenleving
doen ontstaan en het belang dezer samen
leving is dus het belang van allen. En
dit belang moet bij het vaststellen van
rechtsregelen en bij de handhaving er
van, de eenige maatstaf zijn.
Daarom nu ook voegen wij ons zoo
gewillig in het juk, dat onze vrijheid
wordt opgelegd, omdat wij weten, dat
het ons eigen belang is een geregelde
samenleving, een geregelde rechtsorde
mogelijk te maken, of omdat wij het,
zoo wij het al niet duidelijk weten,
toch onbewust voelen. Met de gehoor
zaming aan het verbod om onzen buur
man dood te slaan, koopen wij de
zekerheid, dat niet een ander ons straf
feloos zal om hals brengen en met die
aan het verbod ortf over een voetpad
te fietsen de meerdere zekerheid, dat.
wij veilig kunnen wandelen. Niet hij
38)
Bij deze woorden nam hij de karwats
bij den gouden knop en zwaaide er gon
zend mee op en neder.
De knaap beet op zijn lippen en zag
hem strak aan; wetende dat hij aan zijn
genade was overgegevendus raapte hij
al zijn moed bijeen, om wat hem wachtte,
heldhaftig door te staan.
„Kijk, kijk, kleine rekel, wat ben je
moedig!" spotte Hugh, wien de angst van
het kind vermaakte„maar verbeeld je
niet dat het je daarom wordt kwijtge
scholden. Je striemen krijg je toch."
„Ja, net als Almansor," zeide het kind,
en beet zich nog vaster op de lippen.
Weer zwaaide de karwats gonzend door
de lucht, en met zooveel kracht kwam de
slag op den rug van den knaap neder, dat
hij dadelijk met een kreet van pijn ineen
zakte. Hugh gaf hem nog een schop toe.
„Nu zing je wel uit een anderen toon, hè
snauwde hij.
Monsieur Bernard, de vader van den
knaap, kwam juist uit de kleedkamer,om,
naar zijn zoon te zien; hij hoorde den gil,
en schoot als een tijger op het tooneel van
jammer toe.
Koenraad lag bewusteloos op den grond,
en Hugh wilde juist naar zijn kleedkamer
terugkeeren.
Een enkele was voor den vader ge
noeg om het voorgevallene te begrijpen, en
met een heeschen kreet van woede, vloog
eiken regel zal het voordeel, dat aan
de opoffering van een deel onzer vrij
heid tegenover staat, zoo duidelijk in
het oog vallenmaar de genoemde
voorbeelden kunnen toch ieder duide
lijk maken, waarom het gaat.
Ts nu zoo het belang bij een ge
ordende samenleving en bij een vaste
rechtsorde, de grondslag van het recht
tot straffen, bij het vaststellen van
strafrechterlijke bepalingen en van de
op te leggen straffen, zal ook dit belang
den doorslag moeten geven.
Geen wraak over gepleegd onrecht,
geen vergelding, maar handhaving der
rechtsorde moet het doel van den wet
gever en den rechter zijn. Hoe hij met
dit doel voor oogen in de bizoodere
gevallen te handelen heeft, daaromtrent
kan men slechts eenige algemeeae re
gelen geven.
Alleen kan het vaststaan, dat geen
onnoodige hardheid moet worden aan
gewend.
De strafbedreiging mort ieder mensch
afhouden van het overtreden der ge
geven voorschriften de straf moet hem
een leerzame waarschuwing zijn voor
het vervolg van zijn leven, moet hem,
wanneer hij opnieuw voor een keuze
staat welken weg te gaan, een motief
bij brengen, dat hem naar den goeden
kant trekt, maar moet ook trachten
hem zoo mogelijk te veranderen te ver
beteren, onderwerping te lepreu aan de
wet, die de menschelijke samenleving
elkeen gesteld heeft. Maar juist omdat
alleen handhaving der rechtsorde het
doel blijft, moet ook elke kwelling, elke
gedachte aan het veroorzaken van pijn
achterwege blijven. Wij zijn bij een
ernstige overtreding der gestelde ge-
bo len zoo licht geneigd tot toorn tegen
den overtreder. En het is begrijpelijk,
omdat wij er een bedreiging van eigen
veiligheid in zien en een vergrijp tevens
tegen wat eeuwenlange menschelijke
beschaving als goed heeft erkend. Maar
het is de vraag of met een toegeven
aan dezen toorn het belang ook het
zedelijk belang der samenleving, het
belang dus van ons allen gemoeid is.
En het is tevens de vraag, of bij een
helderder inzicht in de duisterheden
van het menschelijk leven, bij een die
pere kennis van de uiterlijke en inner
lijke oorzaken, die iemand tot misda
diger maken, deze toorn gerechtvaar
digd zal blijken.
Men is den laatslen tijd begonnen
met iets, wat men al te lang verzuimde
en wel met bestudeeren van den mis
dadiger op wien men bij de behande-
deling van het strafrecht ternauwernood
den blik sloeg. En dit leidt als van
zelf tot juistere en billijkere beoordee-
ling.
Maar hot zou te ver voeren, daarbij
thans nog st.il te staan. Wij hebben
alleen getracht omtrent den aard van
het strafrecht zelf iets meer te weten
te komen.
er achter kan komen wie het doet.
De bevalling van prinses Elisabeth
wordt omtrent 15 Augustus verwacht,
maar wanneer het bericht ten slotte
i waar zal zijn, zal er niemand meer aan
gelooven.
Ituitenlaml.
hij op Hunter af en pakte hem bij de keal.
Bernard, een athletengestalte met hercu
lische kracht, was verreweg de sterkste,
maar Hugh bezat de vlugheid van een pan
ter; hij lichtte zijn tegenstander béhendig
den voet, wrong zich, met de lenigheid van
een slang, zoolang in zijn armen, totdat
hij de rechterhand vrij had, greep daar
mede in zijn gordel, waarin hij altijd een
dolkmes droeg, en stak het zijn vijand in
den schouder. Met een rauwen gil en over
stroomd met bloed, zonk Bernard neder
naast het kind, welks wit tricot eensklaps
door leelijke, donkere vlekken ontsierd werd.
En diezelfde vlekken vertoonden zich ook
op Hugh's blinkend wit linnengoed; met
een schuwen blik liep hij den gevallene
voorbij, en het schuim, dat hem bij het
begin van den strijd op den mond stond,
verdween van lieverlede.
Maar die rauwe kreet had den circus in
opschudding gebracht.
Half gekleede balletdanseressen snelden
uit de kleedkamer te voorschijn en stonden
beklagend om den steunenden man.
„Wat is hier gebeurd?" vroeg de direc
teur, terwijl hij zich door de menigte baan
maakte. Niemand antwoordde. Nu viel zijn
blik op den bloedenden man en het kind.
Het orkest speelde een fanfare, het publiek
verheugde zich op het begin der voorstel
ling; achter het roode gordijn rochelde de
zwaargewonde, en menig oog was vochtig,
dat aanstonds in het heldere gaslicht weer
een lachende uitdrukking moest vertoonen.
De directeur was een praktisch man; de
voorstelling mocht niet gestoord worden;
met een veldheersblik en de snelheid des
winds, wist hij alles weer te regelen.
„Draagt Bernrrd naar de kleedkamer",
beval hij, „en jij, John, haal een chirurgijn.
Maar waar ii Hunter gebleven?"
De vorige week werd uit Oostende
bericht, dat er een Belgische prins was
geboren; thans blijkt, dat de bevolking
leelijk bij den neus is genomen, daar
er niets van aan blijkt te wezen.
Het „Handelsblad van Antwerpen"
schrijft hierover
De burgerlijke en militaire overheden
van West-Vlaanderen zijn Vrijdag aar
dig beetgenomen.
Tegen den middag werd door den
luitenant-bevelhebber der brigade gen
darmerie te Brugge, de tijding getele
foneerd van de gelukkige verlossing te
Oostende van prinses Elisabeth. De
nieuwgeborene was een prins. De pro
vincie-bevelhebber verwittigde dadelijk
den brigade-generaal Van Vinckeroy,
die op zijne beurt de andere burgerlijke
en militaire overheden te Brugge het
nieuws meldde.
De afgevaardigden van West-Vlaan
deren, die juist zitting hadden, zonden
aanstonds twee telegrammen van har
telijke gelukwensching naar den koning
en prins Albert.
Intusschen werden op bevel der stads-
overheden de stadsgebouwen bevlagd
en ging de zegeklok aan het luiden,
overal het blijde nieuws verkondigende.
Ook werd aan het gouvernementshotel
en aan menige groote lokalen en bij
zondere woningen de driekleur uitge
hangen. In een oogenblik was de ge
lukkige mare gansch de stad door en
in den omtrek openbaar gemaakt.
Ook Oostende was in een oogwenk
in feestgewaad.
In den namiddag, ongeveer 3 uur,
kwam er echter een telegram, uit naam
van prins Albert, waarin deze de afge
vaardigden hartelijk bedankte voor hare
gelukwenschen, maar er bijvoegende
dat deze te vroegtijdig waren, aangezien
de aangekondigde gebeurtenis nog niet
was voltrokken
Zooals te begrijpen is, waren de over
heden woedend over deze handeling,
daar bijna iedereen hen uitlachtte. Uit
een bericht uit Oostende blijkt dat het
nieuws van de geboorte bijna alle da
gen aan de Oostendesche dagbladen
getelefoneerd wordt, zonder dat men
Het H.blad van Antwerpen meldt
Een misdadige aanslag heeft Zondag
nacht op de Nord-Belge-spoorlijn, tus-
schen de stations Erquelines en La
Buissière, plaats gehad.
De expres van Parijs, die ten 1 uur
59 te Charleroi moest aankomen, was
nabij La Buissière gekomen, toen de
machinist eensklaps voelde, dat hij
buiten de sporen reed.
Hij stopte, stoomde terug, maar door
de vlucht van den trein kon hij niet
beletten dat de locomotief en een wagon
omvielen en van den spoorwegdijk
stortten.
De machinist werd van zijn locomo
tief geworpen, wat hem 't leven redde.
Hij werd met vier gebroken ribben
en zware brandwonden opgenomen. De
stoker lag onder de omgekeerde ma
chine. Hij was geheel verpletterd.
Dank de koelbloedigheid van den
machinist hebben de reizigers niets
gevoeld dan een lichten schok en wis
ten in 't begin niets van het erge on
geluk, dat twee slachtoffers van den
arbeid had gemaakt.
De machinist Gigot en de stoker
Callord wonen beiden te Luik.
Het ongeluk is toe te schrijven aan
misdaad. Een spoorwegrail was uitge
broken.
Een vreeselijke brand, die drie slacht
offers gemaakt heeft, brak Zaterdag
uit in de Sohowijk, in het hartje van
Londen.
Het vuur ontstond nabij St. Martin's
Lane in den winkel van zekeren Brown,
en breidde zich weldra onrustbarend
uit.
Daar de brandweer niet opdaagde,
poogden toegesnelde politie-agenten
de bewoners te redden, doch vruchte
loos, want de hitte was zoo ontzettend,
dat ze hunne pogingen moesten opgeven.
Eensklaps verscheen Brown aan het
venster. Den toestand ziende, greep hij
zijne vrouw en sprong met haar op
straat. Gelukkig werden ze slechts lich
telijk gekwetst.
Eensklaps stortte het geheele huis
in, allen, die er nog in verbleven, on
der de rookende puinhoopen bedelvend.
Er zijn drie slachtoffersde 17-jarige
zuster van Brown, een kindje van een
jaar en een 15-jarig dienstmeisje.
Hunne verkoolde lijken zijn gevon
den.
De Noorsch-Amerikaansche expeditie,
die naar Spitsbergen was afgezonden
om de steenkoollagen aldaar nauwkeu
riger te onderzoeken, is te Drontheim
aangekomen.
Volgens de rapporten moet Spitsber
gen beschouwd worden als hoogst be
langrijk voor de toekomst door zijn
mijnen.
De voortgezette boringen hebben aan
het licht gebracht, dat èu de hoeveel
heid grooter en de kwaliteit beter was
dan oorspronkelijk vermoed werd.
De maatschappij wil het volgende
jaar de ontginning met groot energie
beginnen en gedurende den loop van
het jaar het personeel aanmerkelijk
uitbreiden. Zij wil tevens vee invoeren
en bakkerijen aanleggen.
Het eiland is sinds de roemrijke
dagen van de Noorsche Compagnie
niet bewoond geweest. Twee malen be
proefden toen de walvischvaarders te
8meezenburg te overwinteren, maar
beide malen stierven de slecht uitge
ruste mannen aan scheurbuik. Nu zal
het eiland echter eene blijvende bevol
king krijgen.
Volgens een bericht uit Warschau
is tusschen Czenstochau en Herby, bij
de Pruisische grens, een spoortrein door
j een rooverbende overvallen. Twee ge
neraals, twee beambten en vier solda
ten werden gedood en 16.000 roebels
geroofd. De roovers zijn ontkomen.
Ook op den WarchauWeenerspoor-
weg is bij Proeskof de van Alexandrowo
komende personentrein, Zaterdagavond
om 8 uur door een gewapende bende
aangehouden. De bende was ongeveer
50 man sterk. De postwagen is beroofd,
waarbij den roovers een som van 75.000
roebel aan staatsgeld in handen vielen.
Niemand is gedeerd.
De Petersburgsche correspondent van
de Weensche Zeit beweert, uit goede
bi on te weten, dat bet Duitsche ban
kiershuis Mendelsohn, op aansporing
van keizer Wilhelm, de Russische re
geering een krediet van 500 millioen
heeft geopend.
Zijn welgevormde gestalte was van het
tooneel der bloedige daad verdwenenmet
een paar stoute sprongen had hij de straat
bereikt, zonder dat in de opschudding
iemand acht op hem had geslagen. Daar
stond hij nu in de koude avondlucht, met
de bloedvlekken op zijn overhemd en zijn
hand, die hem telkens een huivering door
de leden joegen, en een vloek ontglipte
zijn lippen. Uit den circus hoorde hij het
handgeklap der toeschouwers, dat hem
scheen te bespotten, evenals het heldere
licht der lantarens rondom hemhij balde
de vuist en sloeg een donkere zijstraat in.
Nu eerst overlegde hij de gevolgen van
hetgeeii hij zooeven gedaan had. In de re
sidentie had hij zich onmogelijk gemaakt;
men zou hem vervolgen, het geval zou in
de krant komen, zijn goede naam zou on
herstelbaar verloren zijn, want het was
niet de eerste maal dat iets dergelijks in
zijn loopbaan gebeurd was. Hij verwenschte
zijn drift, zijn woeste oploopendheid, want
hij alleen wist, hoe dikwijls hij daardoor
zijn eigen leven in gevaar had gebracht.
Werktuigelijk greep hij in zijn borstzak
en haalde er een papier uit: het was de
brief van Ilse.
Eerst rustte zijn blik onverschillig op
de teedere regels, toen al meer en meer
met een levendige uitdrukking, en eindelijk
fonkelden zijn oogen en haalde hij diep
adem. Hij had een plan Ilse, de zwakke
vrouw, die zoo gemakkelijk was over te
halen, moest de zijne worden, hem volgen,
waarheen hij zijn schreden wendde. Dus
een schaking. Dat zou sensatie maken, want
de heldin der geschiedenis behoorde tot de
eerste kringen en was de vrouw van een
millionnair.
Hij wikte en woog zijn plan, en hoe
duidelijker hij het uiteenzette, des te aan
nemelijker scheen het hem toe.
HQ zag op de klok. Het tijdstip van
handelen scheen voor hem gekomen te zijn.
Toen hij voor de woning van Schmidt
stond, zag hij door de vensters, waarvoor
de jaloeziën nog niet waren neergelaten,
in Ilses huiskamer. Zij zat alleen aan de
tafel en las.
Hij trad dicht aan het venster en tik
te zacht met zijn stok tegen de glazen.
Zij schrikte op; zij had naar Ina wil
len gaan, maar de opgewondenheid en
ongerustheid, dat zij misschien eenig bericht
van Hugh zou missen, of dat het in ver
keerde handen zou komen, hield haar nog
tot het laatste oogenblik terug. Nu waag
de zij het nauwelijks op te staan.
Hij klopte voor de tweede maal.
Bevend trad zij naar het venster, open
de het voorzichtig, en zag Hugh in het
gelaat.
„Kom bij mij, Ilse, ik moet u spreken,"
zeide hij.
Hoe zacht hij ook sprak, had de toon
zijner stem een eigenaardigen klank, waar
uit zij terstond begreep, dat hem iets ge
beurd was en dat hij naar haar verlangde.
In dit oogenblik zwarigheid te maken, zou
niet bij haar opgekomen, zijn. Zij knikte,
en binnen weinige oogenblikken stond zij
naast hem op de straat.
„Wat is er gebeurd, Hugh?" Angstig
zag zij tot hem op, hij voelde de zware
kloppingen van haar hart.
Hij drukte haar arm hartstochtelijk aan
zijn borst, en kuste de bevende kleine hand,
die op zijn arm lag.
„Ik heb een mensch verwond, die mij
beleedigde," zeide Hugh. „Ilse, kunt gij
dat begrijpen of veroordeeld ge mij er
'ook om? Nu vervolgt men mij als een wild
dier, en ik moet nog dezen nacht de stad
In de zoogenaamde Petersburgsche
wijk deden Zaterdag gewapende man
nen een inval in een drukkerij. Ter
wijl de directeur en andere leden van
het personeel in hechtenis werden ge
houden, stiepten de inbrekers met mee
gebrachte matrijzen het Wiborgsche
manifest en trokken er op de rolpers
150,000 afdrukken van. De politie hoor
de eerst van het geval, toen de man
nen spoorloos verdwenen waren.
De boerenbeweging in Rusland neemt
toe in de gouvernementen Moskou,
Kaloega, Toela, Orel en Rjasan. In
Podolië, bij de Oostenrijksche grens, is
verlaten. Mijn laatst vaarwel wilde ik u
nog zelf brengen. Weet ge het nu?"
Zij beklemde zijn arm krampachtig.
„Hugh, Hugh, om Godswil, wat hebt ge
gedaan?"
„Still" zeide hij gebiedend, en verschrikt
rondziende, want zij had overluid gespro
ken; „verwondert het u, dat ik mij niet
laat beschimpen? Gij vrouwen hebt van zoo
iets geen begrip."
„En is hij dood?" vroeg zij sidderend,
„en gaat gij werkelijk hier van daan?"
„Hij kan niet dood zijn, maar ik ga
van hier, en het hardste voor mij is, dat
ik u nu moet verlaten, Ilse!"
„Neen," zeide zij, zich bevreesd aan zijn
arm vastklemmende, „dat moogt gij niet,
dat kunt gij niet. Vergeet ge, dat ge mijn
alles zijt in mijn eenzaam, troosteloos be
staan, dat ik om uwentwil gezondigd heb
en wilt ge mij nu verlaten?"
,,Ga mede!" Dit zeide hij zacht, smee-
kend, en bezwerend.
Zij deinsde terug, en zag hem met wijd
geopende oogen aan.
„Dat kan ik niet, gij schertst wreed Hugh
„En waarom niet? Gij zegt zelve, dat
ik alles voor u benontbreekt u dan de
moed om den stap tot bevrijding te doen?
Of meent ge, dat ge uw man nog getrouw
zijt, nadat ge mijn liefde aangehoord, aan
genomen en beantwoord hebt? Neen, Ilse,
de zonde, waarvoor gij bevreesd zijt, is
reeds bedreven; de laatste schrede veran
dert er niets anders aan dan dat de wereld
er van hoort, en in den regel bezitten de
vrouwen dien heldenmoed der liefde, die
haar alle veroordeeling doet trotseeren, veel
meer dan wij mannen. Maar gij bemint
mij zeker niet zoo als ik gehoopt had."
Hij zuchtte.
Uit het Duitsch.
Wordt vervolgd.)