li ei Land van Heusden en Allena. de Langstraat en de Boraroelerwaard Voorbereiding. Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden. No. 25SI. Zaterdag 17 November. Eerste Blaci. FEUILLETON. Angstige oogenblikken. UHD VAN ALTEN/ VOOR II Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, ranco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1906. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7y2 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. In oude tijden werd de opvoeding der jeugd naar beginselen geregeld, die door velen van deze eeuw met een meewarig hoofdschudden als verouderd worden gewraakt. Er is dan ook een groot onderscheid tusschen toen en nu. Wat men vroeger hoopte te bereiken door strengheid en desnoods door geweld van hand- plack ende roele, tracht men heden door zoetigheid van honig tot werke lijkheid te maken. Heette het voor onze vaderen bijvoor beeld: „Zalig is hij, die zijn juk in zijn j ugd draagt," of ook: „Wie de roede spaart, bederft zijn kind," thans gelden geheel andere leuzen „Weersta den booze niet!" is het wachtwoord van de opvoeders der twin tigste eeuwen wee dengeen, die zich verstout als zijn paedagogische meening uit te spreken, dat het uitbannen des duivels in sommige gevallen een vrij wat verstandiger tuchtmiddel zoude zijn. „Hoe dut ft iemand ontkennen, dat men met honig beter vliegen vangt, dan met azijn?" O, neen, waarde opvoeder van den tegenwoordigen tijd, zulks is niet te ontkennen. Heusch, men verschalkt die lastige zesvoeters gemakkelijker mot nek- tar uit de bloemen, dan met zuren edik. Maar, laten we oprecht zijn en beken nen, dat we met zooveel zoets toch eigenlijk verraad plegen, snood verraad tegenover die gonzende lastpostjes. En nu stem ik toe, dat dit, zoolang we ons tot het insekt „kamervlieg" bepalen, geen aanleiding behoeft te géven tot gewetenswroeging, maar zoodra we ons jachtterrein uitbreiden en op edeler wild het oog vestigen, ben ik zoo vrij het wapen wat al te verdacht te vinden en zal ik den moed hebben naar iets anders uit te zien. Een geneesheer heeft eens gezegd „Er sterven jaar in, jaar uit meer kin deren aan overvloed, dan van gebrek en ontbering." Ook in overdrachtelijken zin, als men bij het woord overvloed denkt aan het te-veel van moederlijke teederheid en angstvallige zorg, bevat dit gezegde veel waars. 1). „Zus mankeert stellig wat: een kind veinst niet," sprak een moeder, en richtte daarbij een bezorgden blik op haar dochtertje. En ja, het kind zag min of meer bleek om het neusje, terwijl het daar stilletjes in een on-kinderlijke houding op een grooten stoel door de ruiten zat te kijken en zich verveelde. Merkwaardig was het te zien, hoe de oogjes van zus doffer en hare wan gen blei ker werden dan zoo even als waren ze zich bewust, dat ze het be wijs moesten leveren voor de gegrond- her! van Moeders ang3t. In het verlaten speelhoekje in de huiskamer lagen een paar kaatsballen. De vader stond op, haalde die en zei„Ik wed, dat Zus geen honderd tellen achtereen met twee ballen kan gooien, zonder het „kwijt" te zijn." Do doffe oogjes veranderden er kwam gloed in. Wip, van de stoel af en aan het spel „Gewonnen, Pa!" juichte Zus, nadat ze honderd en nog eenige keeren de beide ballen beurtelings had omhoog geworpen en weer opgevangen. „Dat. valt me waai lijk mee: ik had het niet gedacht," was Vaders loftui ting En nu, met glinsterende kijkertjes en een frisch, gezond kleurtje, huppelde de kleine door het vertrek, de gang in: één en al levenslust Een poosje later hoorden we haar in de tuinkamer het hoogste lied uitzingen. De vader keek me glimlachend aan en ik dacht aan het gezegde van dien geneesheer. In een werk over voeding en spoedig, troffen eens de volgende regel mijne op merkzaamheid „Als een kind op een gegeven oogenblik grooten trek heeft in een zuren appel, dan is dat voor den opvoeder eene aanwijzing, dat het or ganisme van dat kind op dat oogenblik behoefte heeft aan den toevoer van die sappen en vaste bestanddeelen, welke in een zuren appel aanwezig zijn. Op physieke gronden mag men in zoo'n ge val den kleine die vruchtniet onthouden." Hoewel ik niet ongeneigd ben, in sommige gevallen eerbied te koestoren voor „physieke gronden," is het naar mijne meer.ing toch zeer de vraag, of het voor de karaktervorming wel altijd voordeelig is, na het constateeren van eene behoefte, steedsgelegenheid te geven tot de bevrediging daarvan. Ik voor mij, althans, zou min of meer huiverig zijn, om volgens meergenoemde „physieke gronden" mijn kind groot te brengen. Toch zijn er niet weinig ouders, die ze tot basis van hun opvoedings-systeem schijnen gekozen te hebben. Bij voorbeeld De omstandigheid, dat Kareltje ot Freddy dit of dat o, zoo dolgraag eet, beslist meestal ten voordeele van den jeugdigen lekkerbek en Mama laatoogen- blikkelijk de begeerde lekkernij uit win kel of provisiekamer halen. Ik wenschte wel, dat Mama eerst eens bij mij kwam om raad. Dan zou ik gelegenheid hebben, haar te wijzen op het systeem van een zuinige, maar zeer verstandige moeder, die nooit een boek had gelezen over zedelijke opvoe ding en toch bij uitstek voor haar taak berekend was. Op zekeren middag kwam de vijf jarige Willem de kamer binnen met de kinderlijk-oprechte verzekeringdat hij zoo'n verschrikkelijken trek had in pe permunt, U weet wel, van die dikke, die we laatst ook gehad hebben, en dat hij tegelijkertijd ook een heel beetje kramp had" „Laat me je pols eens voelen, Willem," antwoordde Moederen daarna met een ernstig gezicht„Neen, vent, het is een „valsche" trek en de kramp is ook niet echt. Ga inaar wat in den tuin hoepelen, dan merk je er over tien mi nuten niets meer van." Slot volgt) ze 't huis om het graf van haar broer te bezoeken. Toen, eenige dagen geleden, verdween ze. Ze had haar haar afge knipt en een pak van den dooden broer aangetrokken. Zoo moet ze eenige dagen in Londen geweest zijn. Daarop heeft zij zich begeven naar Teignmouth, huur de een hoot en roeide de zee in. Men zag van den wal de boot in de bran ding slingeren, de roeier stond rechtop en was het volgende oogenblik verdwe nen. Woensdagavond is in het koffiehuis Aragno te Rome een bom ontploft. Dit koffiehuis is de grootste eersterangs inrichting van dien aard, waar parle mentsleden en vele vreemdelingen, voor het meerendeel Engelschen en Ame rikanen, gemeenlijk plegen samen te komen. De onbekende, die de ont ploffing veroorzaakt heeft, had een handtasch onder tafel en er een jas over heen gelegd. Nadat hij een kop koffie gedronken had, ging hij heen, zijn bagage achterlatende. Kort daarop hoorde men een ontzettende ontploffing, die onder de aanwezige heeren en da mes een paniek veroorzaakte. De bom was met spijkers gevuld. Het gebouw werd eenigszins beschadigd en deze en gene liep een lichte kwetsuur op, maar daar bleef het gelukkig bij. Volgens deskundigen was de bom slecht inge richt; anders zou hij veel meer kwaad gedaan hebben. De politie meent, dat de aanslag een wraakoefening van de anarchisten is, omdat Zondag een van hun vergaderingen verboden was. Een Britsche stoomboot, de Oronsa, welke dezer dagen te Montevideo bin nenviel, na de reis van Volparaiso om Kaap Hoorn te hebben volbracht, brengt bericht, dat ter hoogte van de Falkland- eilanden het vaarwater over een lengte van 300 Eng. mijl met ijsbergen als was bezaaid. Twee zelfmoorden in een welgesteld gezin bij Londen wekt in Engeland meer dan gewoon opzien. Een zoon des huizes, een jongeman van 23 jaar, zat in een commissie voor armenzorg te Stepney. Hij was ernstig en godsdien stig, en trok zich de ellende, die hij dagelijks zag, sterk aan. Wat geeft het? zei hij kort geleden aan een vriend. We schieten toch niet op met ons werk. Ik kan die ellendo van 't Oosteinde niet langer aanzien, schreef hij aanzijn moeder. Een paar dagen later schoot hij zich dood. Zijn 21-jarige zuster was diep geschokt, 's Nachts verliet j Thans is de hijgende menigte echter tot I Een jongen, die in 't bosch te Bon- heyden (België) dorre bladeren verza- i melde, vond onder een hoop vuilnis |een fiets. In het taschje bevond zich tusschen de gewone gereedschappen een pak bankbiljetten ter waarde van 28.000 francs. 't Parket van Mechelen doet onder zoek naar deze geheimzinnige zaak. De correspondent te New-York van de „Daily Telegraph" verklaart, dat de Amerikanen thans erkennen, dat de ver houding met Japan er steeds ernstiger gaat uitzien. Voorname handelaren vreezen, dat een boycot van Amerikaansche waren on vermijdelijk is. De stad San Francisco zal, en hierin wordt zij gesteund door de geheele kust strook langs den Stillen Oceaan, den Japanners niet toestaan, om de open bare scholen te bezoeken. Er wordt veel verwacht van president Roosevelt's tusschenkomst, om een even- tueele twist bij te leggen. Ieder oogen blik kan die opnieuw uitbarsten. De „New-York Sun" verklaart, dat de gezindheid jegens de Japanners niet slechter kan worden, wijl ze thans al heel veel gelijkt op die, welke de Ame rikanen noopte tot de wet op het uit sluiten van Chineezen. In een onbewoond landhuis, nabij het station Zamviska van den Peters burgWarschauspoorweg, heeft de po litie een samenkomst van 20 verdachte personen overvallen. De vergaderden vluchtten in het naburige bosch, maar zeven hunner werden nog achterhaald. In het huis vond men zes bommen, welke men vermoedt, dat voor een treinaanslag als hij Rogof bestemd waren. De Standard verneemt uit Singapoie Twisten in den Chineeschen kampong hebben tot een ernstig oproer geleid. Er zijn winkels geplunderd, de zaken staan stil en de scheepvaart is belem merd. Er zijn velen gevangen genomen. De Engelsche admiraliteit heeft een nieuw projectiel beproefd, welks ver brijzelende kracht oneindig veel grooter is dan die van de tot dusver gebruikte granaten. Tn plaatst van een scherp toegespitst uiteinde, heeft het projectiel een beker vormige uitholling. Een zesduimsgranaat van dezen vorm doorboorde een pantserplaat van dezelf de dikte als die, welke de „Deadnought", het nieuwste Engelsche pantserschip, boven de waterlijn beschermt. Het Russische blad Oko meldt dat er bij den diefstal uit het postrijtuig aan het station Rogof veel meer dan een millioen roebel buitgemaakt is. De bezending bestond hoofdzakelijk uit goud dat uit Parijs kwam. In het veld heeft men nog zes gewonde soldaten gevonden, die als vermist waren op gegeven. John. H. Knight, een ingenieur te Barfield, heeft een metselmachine uit gevonden, waarmee het volgens hem mogelijk is baksteenen muren op te trekken. Voor de bediening van de ma- blik daarna haalt de bemanning van de reddingboot de boei binnen. Enkele minuten gaan voorbij, voordat er gemeenschap is verkregen. Het wordt een zware taak, want de over blijfselen van de verongelukte pink zinken steeds dieper onder eiken zwaren golfslag en weldra zal er niets meer van over zijn. Er valt geen minuut te verliezen en er mag geen enkele fout worden begaan. Een der schipbreukelingen hangt aan den gespannen kabel. Hij wordt met alle kracht naar de reddingboot getrokken. Een tweede waagt hetzelfde en wordt eveneens gered- De derde bereikt nog niet eens de helft van den af te leggen weg, want de zee rukt hem weg van den kabel en de man verdwijnt in den afgrond. Nu rest aan boord nog een vierde, een kind. Het staat al tot aan zijn middel in het water en de voorsteven komt nog slechts bij tusschenpoozen en onregelmatig uit de golven te voorschijn, als wachtte het, dat de maalstroom, door het zinken veroor zaakt, den armen kleinen scheepsjongen, dien hij nog draagt, zal verslinden. De kabel maakt elke beweging mede hij duikt met het wrak en verheft er zich mede. De jongen, stijf van de koude en door weekt van zeewater, is voor driekwart zijn besef kwijt. Hij leeft nog slechts een werk tuigelijk, instinctmatig leven en in zijn bovenmatig verwijde pupillen zou men slechts de vrees voor den dood kunnen lezen, die daar dreigend en schrikaanjagend op hem afkomt. Naar het Fransch. De zee gaat verschrikkelijk te keer. De reddingboot is twee uur na den middag in zee gegaanmaar dat heeft moeite ge kost Zij ligt nu dwars voor de baar bij den ingang van het kanaal, dat de haven met de volle zee verbindt. Langs de hoofden gaan de golven nog vijf meter hoog, en de minste onder haar zou de ijzeren brug leuningen als stroohalmen kunnen weg rukken, als zij ze maar bereiken kon. Het schouwspel is onbeschrijfelijk grootsch en angstverwekkend. Zoo ver het oog reikt, kookt de zee als een reuzenketel. Onder den zweepslag van den wind hoopt zij de golven op tot schrik barende massa's, vermengt ze, strengelt ze ineen tot een niet te ontwarren netwerk, en dan, zonder oogenschijnlijk de geringste moeite, ontwart zij ze weer. De baai van Andierne is inzonderheid te duchten bij stormweer. De baar ligt ter zijde, evenwijdig van de kust, en verbergt de haven, warr de pier te voorschijn treedt, bij wijze van een reddend toegestoken hand. Maar in deze hand schuilt een gevaar. Zij is niet in staat de schipbreukelingen vast te grijpen, en hare aanraking is ruw. Als de schepen niet juist het midden hou- •den van den ingang tot het nauwe kaïxaal moeten zij onvermijdelijk stooien tegen de massa steenen en metselwerk en verpletterd worden. De reddingboot is altijd daar op haren post en welk een post is dat 1 Het leven mag wel in de bemanning geroest zitten om weerstand te kunnen bieden aan zulk een geweldige bestormingom zelfs maar voor één enkel oogenblik den ontzettenden aanval te kunnen weerstaan van het zoute water ter eener en den wind ter andere zijde, waarvan de eerste het lichaam bedekt met brandende kristallen en de andere het doet bevriezen, terwijl de regen, zich met de woeste golven ver mengend, het oog verblindt en de kleeding doorweekt, ze aan de leden doet vastkleven en de uitwaseming tegenhoudt. Er zijn nog zeven visschersschuiten in zee. Zij worden op dit oogenblik, onder stommen angst of uitgesproken jammer klachten, terugverwacht. Om ze door de baar heen te helpen heeft kapitein Kerdic de reddingboot in het midden van den storm gebracht, en daar wacht hij onver schrokken en onwankelbaar, totdat hem de gelegenheid zal worden geschonken de eerste de beste, die passeeren moet, te hulp te komen. En de gelegenheid laat zich niet lang wachten. Drie pinken verschijnen tegelijkertijd aan den gezichteinder. Daar komen zij aan als pijlen, voortge stuwd door de klapperende zeilen van den fokkemast. Alle drie komen z j met dezelfde snelheid op den nauwen toegang tot de haven af. Van de reddingboot af schreeuwt men haar toe voorzichtig te zijn, dat eene bot sing te vreezen is, en dat zij allen te zamen bij de hoofden te pletter zullen slaan, als zij hare vaart niet inhouden. Eén enkele, de Jean Marie, stevent er recht door. Haar stuurman is een Hercules Balanic heet hij die, behalve ééne militaire, twee reddingsmedailles op zijne breede borst draagt. Met eene uiterste krachtsinspanning werpt hij zijn roer om en laat de pink tien vademen van den koers afwijken. De beide anderen komen tegelijkertijd op het kanaal af. Het hachelijk oogenblik Buitenland. is daar. Zal het haar gelukken binnen te komen Op de pier wemelt het van menschen. En al die toeschouwers hebben hun eigen pijnlijk belang bij dit drama. De vrouwen zijn er in de meerderheid. Zij zijn daar, omdat de angst haar uit haar huis dreef, en sleepen de kinderen aan de rokken mede. Zelfs zij, die vader, broeder, zoon of man weer thuis hebben, zijn daar vol zorg en, angst over het gevaar, dat allen bedreigt. Want in die wakkere en armoedige gezin nen, de bevolking van eene kustplaats, hervindt men de zorg van allen voor allen,1 het bewustzijn van eene groote familie, die telkenmale kan getroffen worden door het verlies van een der haren. Allen zijn zij daar, op de knieën en bid dend, of rechtopstaand, onmachtig hunne gevoelens te overmeesteren of hare kreten van ontzetting en wanhoop in te houden. Enkele mannen, meest grijsaards, behan delen haar met voordracht ruw, dat is zoo hun wijze van medelijden betoon en. Zeg eens, jij daar, Gaïd Le Marié, als je nu gelooft, dat je gebalk je man eerder zal doen thuiskomen, dan heb je het toch glad mis, hoorGa liever dat kleine kind naar bed brengen. Het is daar beter gebor gen dan hier, daar kan je zeker van zijn". Het is waar, dat de plek weinig uitlok kend» aanbiedt. Met elke minuut wordt de zee hooger en wilder en zij bespoelt de pier nu van beide zijden te gelijk. De golven laten zich door niets meer terughouden en bestormen de steenen muren en de ijzeren kolommen. Het zijn waterhoozen, die het smalle pad overstroomen en zij sluiten somtijds den pas af aan hen, die op hunne schreden wenschen terug te keeren. Die op den haven- dam staan, zijn er beter aan toe, maar ook zij komen er niet ongedeerd af, en het staat vast, dat de golven ook hen bereiken zullen. stilte gekomen. De twee visscherspinken zijn het kanaal genaderd en wat kapitein Kerdic voorzien had, gebeurt. Door éénzelfde kracht voortgestuwd, stoo- ten de beide vaartuigjes op elkander met een vreeselijk geweld, op het oogenblik dat zij de haven zullen ingaan. Uit de keel van al de toeschouwers stijgt slechts één enkele hartverscheurende kreet. Het voorste vaartuig heeft de aanvaring getroffen in het achterschip, het tweede in den romp. Het gevolg is, dat het eerste met onwe- derstaanbare kracht, naar het binnengedeelte van het kanaal wordt heengedr ven. Het is gered. Maar het tweede daarentegen valt over zijne geheele lengte over bakboord. De zee beschouwt het als speelgoed, ont rukt het den mast met twee man, waar van de een vastgeklemd wordt tusschen de kiel en den strandmuur en met een dof geluid verpletterd wordt. De aoder moet verdronken» zijn. Een tweede golfslag zet de pink vast op de steenen landtong. De planken steunen en kraken, en de angstkreten aan wal ver eenigen zich met die van vier wanhopige stemmen, die om hulp schreeuwen. Maar van de reddingboot af komt men hun reeds te hulp. De kapitein heeft het ongeluk te wel zien aankomen om niet reeds op redding bedacht te zijn geweest. En terwijl de Jean Marie", in stuur gehouden door den reu zenarm van Balanic, op hare beurt zich door den nauwen doortocht waagt, wijst de bemanning van de reddingboot hein de vier ongelukkigen aan, die zich aan het zinkende wrak vastklemmen. Balanic heeft reeds begrepen. Aan de schipbreukelingen eene lijn toe te werpen met eene boei aan het eind en zich vervolgens door den stroom te laten medeslepen, is voor de „Jean Marie" het werk van twintig seconden, en één oogen De reddingboot wordt door een golf een weinig achteruit geslagen en de kabel spant zich bovenmatig. Van de boot af weerklinkt de stem van Kerdic, die schreeuwt „Houd je goed, jongen, ik kom bij je! Houd je goed." Slot volgt.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1906 | | pagina 1