Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. AFSCHEID HEME! Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden. No. 2595. Zaterdag 5 Januari 19Q7. FEUILLETON. UïJD VAN ALTEN/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 et. Elke regel meer 7y8 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. „Wat u moeite kost, moet ge dik- wyls doen", placht onze „meester" te zeggen, wanneer we klaagden over zware sommen of over lastig taalwerk. En, hoewel niet altijd overtuigd van de deugdelijkheid dier raadgeving, volg den we haar op, misschien wel, omdat er voor ons geen kans bestond, anders te handelen. Onze brave meester is reeds jaren heengegaanna een welbesteed leven heeft hij afscheid genomen van zijn werkkring, ook van ons en rust nu achter de hooge linden aan 't einde van de stille kerkhoflaan. Een week vóór zijn dood zat ik aan zijn ziekbed. Hoe goed heugt het mij nog, dat ik den zieke wilde toespreken, maar dat mijn' stem haar dienst weigerde, zoo dat ik slechts in staat was een paar onverstaanbare klanken te uiten. De oude kwam mij te hulp en zette mij op mijn gemak door me toe te spreken zoo heel gewoon, met een stemgeluid, zoo zonder eenigen ziekelijkon of droe- vigen klank, dat ik me er ten hoogste over moest verbazen. Ik had me een stervende zoo geheel anders voorgesteld. Ik kon dan ook niet nalaten te vragen „Kost het u geen moeite, meester, ons te verlaten En het antwoord zal ik nooit vergeten. „Neen, jongen, afscheid nemen kost mij niet veel moeite, want van mijn jeugd af tot heden heb ik heel dikwijls en van allerlei menschen en dingen afscheid moeten nemenik heb het al zoo vaak gedaannu kan ik het wel". Dat zijn de laatste woorden, die ik uit zijn mond mocht vernemen. Ik heb ze jaren lang bewaard en ik bewaar ze nog, als een mij dierbaar aandenken aan den man, die mijn eerste schreden leidde op het moeilijke pad der weten schap. Wat u moeite kost, moet ge dikwijls doen; dan gaat het ten laatste ge makkelijk of dit ook met afscheid- nemen steeds het geval is? Het kindeke, door do moeder gezoogd, wordt grooter en sterker: het eersto levensjaar is haast voleindigt. Daar komt de geneesheer en zegt, dat do kleine gespeend moet worden, dat hij flink genoeg is om ander voedsel te gebruiken.' Het jongske moet afscheid nemen van hetgeen t t nu toe voor hem het heerlijkste was op aarde. Of hem dat afscheid moeite zal kos ten? Dat behoeft ge niet te vragen: zie eens, hoe de kleine afvalt, hoe bleek en stil hij eenige dagen later is. Het duurt weken, eer hij het te boven is, eer hij weer flink en vroolijk wordt als vroeger, 't Is nog een geluk, dat hij dikwijls op moeders schoot mag zitten. Maar ook aan dat geluk komt een einde: als hij twee jaren levens achter zich heeft, „dan is hij niet meer Ben jamin dan neemt een ander zijn plaatsje in." Alweer een droevig afscheid: van moedersschoot geduwd en op den har den grond neergezet. Hebt ge nooit waargenomen, lezer, hoeveel kindersmart er aan zulk een afscheid verbonden is? Hebt ge nooit een blik g slagen in het kinderzieltje? Hebt ge u nooit afgevraagd, wat zulk een afscheid den kleine kosten moet? Zoo niet, dan zijt ge niet in staat mede te gevoelen met den verstootene, die nog te jong is om zijn leed verstaan baar te uiten, maar ook, om de nood zakelijkheid van dat leed te begrijpen Toch wordt hij niet geheel aan zich zeiven overgelaten. De tijd, dien moe der niet behoeft te besteden aan de huishouding of aan kleine zus, die tijd is nog voor hemen hij vergeet zijn leed. Nu kan hij drie of vier jaar rustig doorgroeien, zonder schokken, zonder afscheid nemen. Daar komt de geneesheer: 't ventje moet worden „ingeënt", want, ziet u, als 't voorjaar daar is, gaat hij naar school. Naar school Dat beteekend voor hem alweer: af scheid nemen Afscheid, voor een groot deel van den dag, van de gezellige kinderkamer van het speelgoed en, bovenal van klei ne zus; afscheid van moeder, van haar zorgend oog, van hare leidende hand, om binnen te gaan in eeue voor hem geheel vreemde wereld. Het jongske is leerlinghij groeit naar lichaam en geest en na zes of zeven jaren, als hij door en door ge wend is aan de school, aan zijn mak kers, aan het speelplein, aan zijn mees ter, dan ja dan moet hij alweder afscheid nemen van dat alles, dat hem 13) „Ik heb haar niet gedood, op mijn woord En het is aan te nemen dat ze nog leeft." Hij durfde den ouden man niet aan te kijken. Graaf James liet hem los, terwijl hij zeide: „Gij zegt mij niet de waarheid, Heimbold Spreek de waarhei dl Leeft Nora nog, of be staat de hoop nog, ze levend te vinden? Mijn hand geef ik U erop, gij zijt niet mijn dienaar, maarmijn vriend Heimbold greep de haDd van den graaf. „Het is de heilige waarheid, heer Graaf ik heb Nora niet laten verdrinken maar „Maar....? Mijn Godl Je martelt me!" „Ik heb gravin Nora met een rondreizend kermisgezelschap meegegeven." De oude liet zijn handen slap hangen en bleef voor zich uit staren. .Na eenige oogenblikken nam hij het ge sprek weer op en zei „Maar om 't evenZij leeft, ze zal, ze moet gevonden worden, meent ge ook niet, Heim bold?" „Het zal niet gemakkelijk gaan, genadige heer, maar ik denk, dat het wel mogelijk zal zijn. Wij zullen niets onbeproefd laten. Verlaat u op mij, ik zal gravin Nora terug vinden,wanneer ze in dien tijd; dat ik haar uit het oog verloor, niet gestorven is*" „Ja, ja, Heimbold! Laat ons beiden zoe ken; het moet ons gelukken. Dank, Goede God, dat U mij dezen lichtstraal zendt! Ib dit een teeken van uwe genade? O, nu wil ik sterk zijn en alles dragenMijn kind leeft! De hoop, mij nog eens voor Uwe oogen verzoend te zien, o God, heeft mij verlevendigdMisschien heb ik niet te ver geefs geleden en geboet?" „Neen, heer Graaf," viel Diet hem in de reden, „verlaat u zich erop: Wij vinden gravin Nora weder, of we moesten met den duivel te doen hebben! O, dat dat alles over ons Komen moest! En ik, ellendig mensch, gewetenloos schepsel, btn de oor zaak daarvan „Niet jij, Heimbold! Niet jij! De duivel was het, die mij in zijn klauwen had!" „Maar," zeide Diet, „weet U, hoe Sture Trull graaf O'Canor geworden is!" „Door jou, Heimbold, is het niet?" „Door mij, zeer zeker! Maar hoe dit ge beurde zal ik U vertellen; dan zult U niet slecht meer over mij denken" „Vertel Heimbold! Ik denk niet slecht over jeIk heb alles verdiend, ik ben overal de schuldige van; jij was het werktuig in zijn hand. Beiden gingen zitten, en Diet vertelde: „Weken lang heb ik in Spanje naar U gezocht, geheel in het geheim natuurlijk ik had intusschen dadelijk vernomen wat er was voorgevallen. Maar alles te vergeefs. Toen vond men uwe kleeren en spoedig daarop ook het lijk. De kleedingstukken werden dadelijk herkend het lijk, dat reeds sterk tot ontbinding was overgegaan, kon van niemand anders zijn. Daar ik nog eenig geld voorhanden had, wilde ik naar uwe vrouw terugkeeren en haar alles vertellen, maar daar dit voor mij geen aangename boodschap was, werd het van dag op dag, van week op week uitgesteldik vond het amusanter eenigen tijd zelf voor heer te spelen. Spoedig was echter mijn geld op ik be zat niet genoeg meer om naar Ierland terug door gewoonte dierbaar is geworden en dat hem toeschijnt als noodzakelijk by zijn leven te behooren. Alweer afscheid nemen! Nu is hij groot genoeg om zijn leed te uiten, nu ook verstandig genoeg om te begrijpen, dat het moet. Maar toch zijn tranen zeggen nog niet de helft van hetgeen dat nieuwe afscheid hem kosthij wil zich groot houdenhij zal zijn smart bedwingen. Wat moet de knaap leeren, wat moet hij worden Hij zal een ambacht leeren. De eer ste jaren, als leerjongen, kan hij bij een baas in de buurt de beginselen van 't vak zich eigen maken; dan zal men later wel weer verder zien. En dat later komt, onmerkbaar maar ook onafwijsbaar. De knaap, nu jonge ling, moet zich verder bekwamen in het door hem gekozen ambacht: een uitstekende gelegenheid doet zich voor maarin een plaats ver van het dorp, waar de ouderlijke woning zich bevindt. Afscheid nemen jongen Nu wordt het ernstig. Met de jaren is de band al steviger aangehaald, die hem aan ouders, broers en zusters, bindt. Met de jaren is hij als 't ware één geworden met het ouderlijk huis en is zijn leven door duizend draden samen- geweven met dat van de zijnen. Hij zal zich met geweld moeten los scheuren van die allen. Hij zal de draden van 't weefsel moeten verbreken dat zal pijn doen. Maar ach, het moet im mers Het afscheid is genomen, de tranen zijn gestort en weer gedroogd, de jon geling gaat de wijde wereld in. Hij leert zijn ambachten ten slotte man geworden, vestigt hij zich als baas. Is het afscheid nemen nu gedaan Vraag het hem zeiven maar, dan zult ge het tegendeel vernemen. Dan zult ge hooren, hoe dat moeilijke, dat zware afscheid nemen, telkens en tel kens weer zijn rust verstoort, en zijn geluk in stukken breekt. Dan zult ge hooren van zijn ouders, die hij heeft ter ruste gebracht, van vrienden, die hem zijn ontvallen, van kinderen die hij niet heeft zien opgroeien. Dan zal 't u invallen, dat ook zijn verder leven is geweest een voortdu rend afscheid nemen. En in den geest ziet ge den man liggende met half gebroken oog, oud en der dagen zat en ge meent, dat ge deze woorden van zijne fluisterende lippen hoort vloeien afscheid nemen! Buitenland. In een drukke straat van een der voorsteden van Lissabon is Maandag een treurig drama afgespeeld. Een soldaat, José was zijn naam, was dol op het driejarige dochtertje van 1 menschen, bij wie hij veel aan huis kwam altijd nam hij lekkers voor haar I mee. Het kind, Filomena, groeide op tot oen mooi meisje en de genegenheid van den soldaat voor haar werd lang zamerhand liefde. Toen het meisje 14 jaar was, vroeg José haar ten huwelijk I Filomena gaf hem evenwel te kennen, dat zij enkel als vriend van hem hield. Het zuidelijke bloed van José begon te koken en hij zwoer, nooit te zullen dulden, dat Filomena een ander trouwde. José bleef rondloopen met een dollen kop en enkele dagen later schoot hij 1 op liet meisje. De kogel ging Filomena rakelings langs het hoofd. D« soldaat werd aangehouden en veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. Filomena had in een brief aan de rechters een goed woordje voor hem gedaan. Dit gebeurde drie jaar geleden. Filo mena is nu bijna achttien. Dezer dagen werd José uit de gevangenis ontslagen. Nog altijd had hij Filomena hartstoch telijk lief, andermaal vroeg hij haar ten huwelijk en weer liep hij een blauwtje. Maandagmorgen nu, toen Filomena naar het kantoor ging, waar zij werk zaam is, werd zij in de straat door den soldaat opgewacht. Toen zij hem zag, sloeg de schrik haar al dadelijk om 't hart. „Hij wil me vermoorden", zei ze tegen haar vriendinnen. En inderdaad, José haalde een revolver te voorschijn en loste twee schoten op het meisje. Zij viel neer, maar bleek niet gewond. Jo«é, in de meening, dat hij haar gedood had, knielde midden in de straat neer, laadde zijn revolver, nam den loop in den mond en schoot zich vast beraden dood. Te Madrid is een bende valsche munters ontdekt, die zoowel papiergeld als gemunt geld maken. De politie heeft een valsch biljet van 50 peseta's en muntstukken van 1 en van 2 peseta's in beslag genomen. De namaak moet voortreffelijk zijn. Vier mannen en vijf vrouwen zijn in hechtenis genomen. Woensdag is te Londen voor den rech ter het geval behandeld van een vrouw, die te Edmonton een zoogenaamd tehuis voor zuigelingen hield. De beschuldiging is, dat zij van een aantal kinderen, ten te keeren, toen de booze mij te pakken kreeg. Het was in Barcelona, tegen den avond, in een koffiehuis, waar ik van het j beetje geld 't welk ik nog in mijn zak had mijn vertering wilde betalen, toen een man met een breedgeranden stroohoed binnen kwam en zich aan mijn tafeltje zette. Ik voelde dat ik doodsbleek werd, U was het in alle trekken, manieren en hou dingen De grootte, gestalte, gang, de don kere oogen, het koolzwarte haar, de donkert, lange baardIk sidderde en waagde het niet meer hem voor den tweeden keer hem aan te zien. Den vreemdeling moest mijn angst wel zijn opgevallen, hij nam mij onderzoekend van top tot teen op. Er lag iets veront rustends in zijn blik. „Wel drommels!" riep hij in't Spaanscb, „ge schijnt geschrokken te zijn! Wat jaagt je zooveel angst aan?" Toen ik mijn spraak weer eenigermate had terug gekregen, maakte hij een geheel anderen indruk op mij, dat wilde, ontzag- inboezemenden, was verdwenen, hij scheen mij een ander mensch toe, ja zoowaar iets aantrekkelijks had hij toen. Nadat hij nogmaals naar de oorzaak van mijn schrikken gevraagd had, moest ik hem toch antwoordenik zeide, dat ik ge schrokken was, omdat ik meende mijn on langs gestorven heer voor mij te zien. De vreemdeling sprak er niet verder meer over, doch hield mij zonder ophouden in 't oog. Ik nam mijn portemonnaie om mijn vertering te betalen, waarbij hij be merkte dat ik weinig geld had. „Kelner", riep hij, brengt nog een borrel voor dezen heer en voor mij een kop koffie 1" Ik wilde bedanken, maar hij keek mij aan en ik kon niet neen zeggen. Wat zal ik nog langer vertellenHet bleef niet by een, maar hij bestelde meer. De vreemdeling speelde voor den vrijgevige. Het duurde echter niet lang, of ik was in een toestand, dien ik helaas te laat begreep. Onder den invloed van den alkohol kwam het tot spreken, zonder het verstand te ge bruiken en op het laatst had ik alles ver teld wat ik wist van graaf O'Canor, het slot enz. enz. Hij wist ook, dat ik geen geld bezat. „DomDomlachte hij mij toe. „Slechts domme menschen hebben geen geld Ik was reeds sterk beneveld, toen hij mij een plan openbaarde, dat ons beiden tot rijke en voorname lieden zou maken. De alkohol, zijn duivelsche blikken, alles droeg er zich toe bijik moest ten slotte doen, wat hij wenschte. Reeds den volgenden dag reisden wij naar het vaderland terug. Hij bleef voorloopig in Dublin, terwijl ik mij in den omtrek van het slot ophield om alle mogelijke in- formatiën in te winnen. De genadige gra vin lag te sterven. Ik spoedde mij terug en we kwamen toevallig op den dag van over lijden op het kasteel, Sture Trull nu in de rol van graaf. Hij speelde zijn rol uitstekend. Zijn baard had hij grijs geverfdnu, gij hebt hem gezien en gesproken. Zijn bevelen, gesprek ken over zijn reis en zijn smart over het verlies van gravin Gisela hij deed het, als had U het gedaan." Opmerkzaam had de graaf geluisterd. Toen Diet geëindigd had, stond hij op, reikte Diet de hand en zeide: „Laat alles vergeten zijn, ge wilt nu weer aan mijn zijde staan. Maar voor alle dingen Nora! Zonder Nora is mijn titel, rang, rijk dom, eeralles niets!" „Ik ben de Uwe, Heer! Ge zult me niet slechter vinden als vroeger!" Beide mannen drukten elkaar nogmaals hartelyk de hand. Reeds stond graaf O'Ca- harent overleden, geen aangifte van den dood gedaan en de lijken verbrand heeft. Een dienstbode en het tienjarige zoontje van de beschuldigde legden getuigenis af. Het jongetje vertelde hoe hij twee kinderlijkjes in de keuken bracht en zijn moeder ze in het brandende for nuis wierp. Men zal zich wellicht herinneren, dat te Parijs een oude Spaansche markies woont, geweldig rijk, 81 jaren oud. Eeni ge lieden kwamen op een goeden dag met de beschuldiging, dat de oude heer niet de echte markies van Gasa Riera is maar dat deze echte markies al in 1878 gestorven was, en dat de zich noe mende markies van Casa Riera te Parijs becTriegelijk een valschen staat voert. Zij eischen het groote vermogen op voor den beweerden wettigen erfgenaam van den zoogenaamd overleden markies. De ze beschuldigers zijn thans als bedrie gers ontmaskerd. De oude markies blijft veilig in het bezit der vele miljoenen en de falsarissen zullen vele jaren ach ter zitten. Zoo heeft het hof van Lis sabon, waar de strafzaak der falsarissen voorkwam, beslist. Reuter seint uit Bushere, in de Per zische provincie Farristan, het volgende- haast ongelooflijk klinkende bericht. Een duizendtal Turksche soldaten, het overschot van de 4000 man, die twee jaar geleden naar Neod waren vertrokken, teneinde daar de onlusten te onderdruk ken, zijn to Busra teruggekeerd in een betreurenswaardigen toestand. Men zegt dat meer dan 2000 man in de binnen landen van honger en ziekte zijn om gekomen, terwijl ongeveer 1000 soldaten gedeserteerd zouden zijn. Woensdagavond zijn te Warschau op straat twee gendarmes doodgeschoten. Bereden gendarmes drongen toen op het publiek in, waarbij een persoon door sabelhouwen gedood en verscheiden ge wond werden. In de Hagenauerstraat te Berlijn is een liefdesdrama geëindigd met een moord en een zelfmoord. De 23-jarige kleermaker Fritz Naumann was verloofd met de 19-jarige modiste Helena Rei- ruann die bij haar ouders inwoonde. Zijn ouders schijnen tegen het huwelijk be zwaren te hebben gehad en dit is waar schijnlijk de aanleiding geworden tot een wanhoopsdaad. Donderdagnamiddag om een uur of vier stortte de bruide gom zich van een balkon van de derde verdieping en bleef vreeselijk verminkt op straat liggen. Spoedig geroepen ge neeskundige hulp toonde aan, dat hij, al vorens te springen, zich de polsaderen ge opend had. In do woning vond men het nor aan de deur, toen Diet hem nog eens terugriep. „Ik heb nog vergeten U iets gewichtigs mede te deelen, dat misschien voldoende is het grootste gedeelte van uw verloren geluk terug te geven." „Je maakt me nieuwsgierig, Diet, spreek „Ik had er liever reeds vroeger van ge sproken, maar ik zweeg, om eerlijk te zijn, uit eigen voordeel, daar ,,ik niet wist of U iets tegen mij in uw schild voerde „Verlaat je daarop, ge hebt mijn woord." „Nu, luister. Het lijk, dat men vonden zeer door het water van vorm veranderd was, hield men algemeen vooi het uwe. Niet de geringste twijfel bestond. Ook ik die er bijgeroepen werd, moest het beves tigen. De gestalte, de groottede klee deren waren hier wel de hoofdzaak. Men dacht natuurlijk over zelfmoord. Maar U weet niet, wat den doktoren nog veel hoofd breken veroorzaakt heeft. Men vond het lijk wel is waar in het water, maar bij onder zoek bleek, dat de dood niet door verdrin ken, maar door verstikking was ingetreden." „Neen, neen, ik heb je reeds verteld, ik versloeg hem en wierp hem te water." „Luister verderMen beschouwde den verbrijzelden schedel, maar men moest constateeren, dat deze schedelbreuk niet de oorzaak van den dood wezen kon." „Dat is onmogelijk. De ongelukkige was dadelijk dood. Ik heb er als een waanzin nige op los geslagen." „En toch was de dood hierdoor niet in getreden. Niet de geringste bloeding was te bespeuren. De doktoren waren het al gemeen eens, dat de oorzaak van den dood hartverlamming was. MM U SRI. tl) Naar het Duitsch. Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1907 | | pagina 1