el Land van Heusden en Allena, de Langstraal en de Borameierwaard.
MET BLIJDEN MOED
Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden.
No. 2G04Woensdag G Februari.
FEUILLETON.
De manke bedelaar.
L !N
UNO VAN ALIENS
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1907.
Adyertentiën van 16 regel» 50 et. Elke regel
meer 77» ct. Groote letter» n*&r plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag-
avond ingewacht.
Er is een eigenschap, die eigenlijk
uit twee voortreffelijke eigenschappen
is samengesteldwij feedoelen de blij
moedigheid.
Zij is eene verbinding van blijdschap
en moedtwee dingen, waarvan men
zoo op het eerste gezicht niet zou zeg
gen dat ze tot elkander in verband
staan
Dat er heel wat moed in de wereld
noodig is, weten we allen welmoed
om de soms zware levenstaak aan te
vattenmoed om ze af te weven ten
einde toe; moed om aan rampen
en teleurstellingen het hoofd te bieden
moed zelfs om zijn geluk te dragen.
Moed hebben en moed houden is
meestal dringend noodig en in ieder
geval zeer gewenschtmaar, het hoe
en op welke wijze is lang niet onver
schillig.
Moed behoort, zal het wel zijn, met
blijdschap gepaard te gaan.
Zoo vaak ziet men voor blijmoedig
heid aan wat niet of althans niet in
ernst dien naam verdient.
Er zijn menschen die alles door een
gekleurden bril bezien, alle dingen van
den besten kant bekijken. Dat kan een
goede gaaf wezen maar blijmoedigheid
is daarom de grond van hun handelen
nog niet.
Er zijn anderen, die zich van de
wereldsche dingen eigenlijk al heel
weinig aantrekkendie niet willen zien
hoeveel droefheid en ellende er zijn in
de wereld, die zij met hun methode
heel gemakkelijk doorrollen. Zij zien
alleen het goede en fraaie en sluiten
de oogen vuor al het overige. Waarlijk,
ook hier kunnen wij geen uiting van
blijmoedigheid zien.
Ook zoeken wij haar niet daar, waar
geluk en fortuin zich ophoudenwaar
dus de levensomstandigheden wel be
nijdenswaardig schijnen, 't Is niet on
natuurlijk, dat men wel eens geneigd
is die uitwendige omstandigheden als
richtsnoer aan te nemen, maar als de
blijmoedigheid een natuurlijk gevolg
was van het uitwendig geluk, dan zou
den wij haar immers slechts in de
brandpunten ervan moeten aantreffen.
In de werkelijkheid is het zoo heel
anders! Heel vaak zien wij waarach-
i)
Onverwachts was Jerg kreupel geworden.
Dit gebeurde aldus
Hij was van beroep tuinman.
Eens was hij lang zonder werk. Het was
juist winter, en om niet van honger te
sterven, besloot Jerg te gaan bedelen. Hij
ging naar een rijke dame en vroeg haar
geld voor een nachtverblijf. Zij antwoordde
dat zij geen zin had leegloopers te onder
houden, doch hem werk wilde geven. Voor
eiken zak kolen, dien hij uit de kelder
haalde, zou hij 5 kopeken ontvangen.
Jerg was beleedigd. Zakken kolen dragen
Hoe kon hij, een knap tuinman, .dat groe
zelige werk doenNeen, nooitEn met
een martelaarsgezicht antwoordde hij kalm,
dat hij tot zijn spijt zulk werk niet doen
kon, daar hij een lammen voet had.
De dame kreeg toen medelijden en gaf
hem eenig geld, zonder daarvoor eenigen
dienst te verlangen.
„Wanneer zoo'n klein gebrek, als mijn
voorgewend hinken, zulk een goed dagloon
oplevert," dacht hij „zou het toch dwaas
zijn geen gebruik daarvan te maken. Ieder
mensch heeft recht dat werk te kiezen,
hetwelk hem het geschikst en voordeeligst
lijkt. Aalmoezen vragen brengt meer op
dan het tuinmansvakdus besluit ik te
gaan bedelen."
Wat de dame betreft, aan wie Jerg zijn
tigen moed, moed b.v. om een zwaren
strijd te strijden, tentoongespreid met
eene opgewektheid, die des te meer
onze bewondering en eerbied afdwingt,
omdat de uitwendige omstandigheden
er zoo geheel mede in strijd zijn. Hoe
heerlijk is niet de blijmoedigheid van
den lijder, aan het ziekbed gekluisterd
En z:en wij niet anderen, die wel
in het bezit schijnen te wezen van den
hoorn des-dvervloeds, die alle mensche-
lijk geluk ten deel valt, en die toch
niet genoeg hebben, zichzelf kwellen
met allerlei kleinigheden, anderen door
het toonen van een slecht humeur tot
last zijn, of die, oververzadigd door al
wat ze gezien en genoten hebben, den
moed niet hebben om een leven te ver
volgen, waarvan zij toch niets meer te
verwachten hebben?
Zeker is het veel gemakkelijker, er
een opgeruimde levensstemraing op na
te houden, wanneer geene zorgen druk
ken of kwellen en geene droevige er
varingen, het pad kruisen, dan wanneer
dag aan dag de nooden terugkomen en
hunne afmattende werking doen gevoe
len; maar toch kunnen alle schatten
en weelden der wereld niet blijmoedig
stemmen.
Met. opgewektheid den levensstrijd
te mogen voeren heel wat andtrs
nog dan opgeruimdheid en vroolijkheid
schijnt veeleer een gevolg van een
diep gevoelsleven, van innerlijke be
schaving en van trouwe plichtsbetrach-
tingr.
Er zijn menschen, ja geheele gezin
nen, die in alles den stempel dragen
van een blijmoedig bestaan. Wij kunnen
niet altijd in woorden uitdrukken, wat
ons in zulk een gezin treft; want wij
merken er veel op, dat wij elders mis
sen, wat elders althans minder opvalt.
Wij zien b.v. een weldadige rustig
heid, een alleraangenaamste netheid,
eeu voorbeeldige ordeeen geest van
vred^ ligt over alles verspreid; er heerscht
vertrouwen; men doet blijkbaar alles
voor elkaar met bereidwilligheid; men
vindt het prettig om elkaar de dingen
te vergemakkelijken en alzoo het leven
te veraangenamen.
Hier heerscht de ware levenslust,
ook bij de kleinen, die dat gevoelsleven
al heel vroeg begrijpen en er zelf naar
leeren handelendie aan de eene zijde
blijkbaar a in orde en plichtsbetrachting
I gewend, aan den anderen kant een be
tamelijke vrijheid genieten en in hun
onschuldige liefhebberijen niet worden
tegengegaan.
In zulk een omgeving rijpen de beste
vruchten. Men houdt er de idealen van
het goede en schoooe hoog.
Blijmoedigheid werpt een zee van
licht op den vaak zoo donkeren levens
weg. Hoe kan het anders Zij getuigt
immers van een diep inzicht in dat
levenzij kenmerkt de ware wijze,
met al haar wijsheid eenvoudig van
hartzij is niet uitsluitend do gaaf
van den ouden dag en toch is zij eeD
soort van levensrijpheid, die niet be
grijpt, maar toch iets gevoelt van on
vergankelijkheid en oneindigheid.
Voorwaar een schat; maar geluk
kig geen verborgen of begraven zaak,
al liggen de ware schatten des levens
dan ook niet geheel aan de oppervlakte.
„talent" geopenbaard bad, voor haar begon
hij een bijzondere soort van achting en er
kentelijkheid te gevoelen, welke gevoelens
hij uitte door vr j dikwijls naar haar huis
te gaan, waar hij een middagmaal of avond
eten kreeg.
Toen de lente kwam, had Jerg, als een
goed tuinman, werk kunnen vinden, zooveel
hij wildemaar hij was het niets doen
zoo gewoon, dat hij er volstrekt niet aan
dacht om bezigheid te zoeken. Goede men
schen lieten hem niet in den steek en
Jerg leefde opgeruimd, zonder zorg voor
de toekomst. Des zomers vroeg hij om
lichte kleeren en des winters om warme.
Twee jaren waren verloopen, toen Jerg,
eens aan het huis zijner beschermster ge
komen, niet weinig verwonderd was, dat
deze zelve de deur opende. Zij was in
zwaren rouwhaar gelaat was bleek en
droeg de sporen van diepe smart.
„Hoor eens, Jerg sprak zij op een toon,
alsof zij hem lang verwacht had. „Mijn
man is gestorven en nu kan ik je niet
langer zijn oude kleeren geven. Maar voor
zijn dood heeft hij aan je gedacht en je
zijn overjas vermaakt, die je terstond zult
ontvangen.
Zij ging naar eene andere kamer, terwijl
Jerg bleef wachten. Een pijnlijke gedachte
ging door zijn hoofd; hij gevoelde, dat hij
deze vrouw in haar bitter leed niet langer
zou kunnen vragen.
Een twaaljarig meisje met een bleek ge
zichtje en geheel in den rouw liep de gang
door en bleef bij de deur staan.
Jerg kende dit meisje; het was de eenige
dochter van den overleden ambtenaar. Zij
bracht hem gewoonlijk zelve het eten en
zeide dan altijd eenige troostrijke woorden.
Nu groette zij hem zwijgend; hare oogen
waren rood van het schreien.
Spoedig kwam hare moeder met de jas
terug, die zij vasc aan hare borst drukte,
als viel het haar zwaar van het voorwerp
te scheiden.
■Buitenland.
Uit Lausanne wordt gemeld, dat in
de Jura en in de Alpen de postdienst
wegens de sneeuw, grootendeels is ge-
staakt. Bij St. Georges ligt de sneeuw
twee tot zeven meter hoog.
De sneltreinen ParijsMilaan en
MilaanParijs hebben dicht bij Bou-
jailles, op het traject PontarlierDijon,
vijf kilometer van elkaar, 18 uur in'
de sneeuw gezeten.
Een bericht uit Appenzell zegt, dat
daar sedert 1863 niet zooveel sneeuw
is gevallen als thans.
Ook in het Zwartqwoud ligt buiten
gewoon veel sneeuw. In verscheidene
dorpen kunnen de kinderen wegens de
zwaar besneeuwde wegen niet ter school
komen. Sommige huizen zitten zoo dik
in de sneeuw, dat ze geheel van de
buitenwereld zijn afgesloten.
In Spanje heerscLien hevige sneeuw
stormen. Uit St. Sebastiaan, Navarre en
Biscaye werd bericht, dat het spoor
wegverkeer is gestremd. Zondagmorgen
vroor het te Hendaye, in de Pyreneeën,
12 graden, een daar ongekende koude.
De autoriteiten van Valcarles, bij de
Franscbe grens, hebben levensmiddelen
uit Frankrijk gevraagd het verkeer met
Spanje was afgebroken, en in verschil
lende dorpen was de toestand hachelijk.
Te Madrid vroor het Zondag zeer
hard, en te Murcia is sneeuw gevallen,
wat daar nog nooit eerder schijnt te
zijn voorgekomen.
Te Barèges, een badplaatsje in de
„Ziedaar neem die mede. „Geef haar aan
den manken Jerg," heeft mijn man op zijn
sterfbed gezegd. „De jas is wel nog splin
ternieuw, maar zij is h'et laatste geschenk,
dat de arme kerel van mij zal ontvangen"
Bewaar haar goed, Jerg; verkoop baar aan
niemand, en doe er niets mee, dat de na
gedachtenis van mijn man, die een oprecht
vriend der armen en ongelukkigen was, zou
kunnen bezoedelen. Je ziet, op den rand
van het graf heeft hij nog aan je gedacht.
Ik hoop, dat het geschenk in goede handen
is gekomen."
Tranen verstikten hare stem. Zij stak
Jerg de jas onder den arm en verliet haas
tig het vertrek.
Verward en besluiteloos bleef Jerg staan.
Eindelijk wendde hij zich naar de deur
om heen te gaan, doch bemerkte niet dat
het meisje met betraande oogen naar haars
vaders jas keek.
Juist wilde hij de trap afgaan, toen hij
zich eensklaps aan de mouw voelde trek
ken, en zich omkeerende, zag hij het kind
met bevende hand de jas aanraken, toen
bitter schreiend de lippen er op drukken
en haar kussen, waarbij een heete traan
op de hand van den rrme viel. Dit alles
gebeurde zóó snel, dat het meisje al in de
gang verdwenen was, voordat Jerg tot be
zinning was gekomen.
Als in een droom verliet hij het huis en
ging langzaam de straat door, zonder zelfs
de jas op te vouwen, die als aan een kap
stok over zijn arm hing. In het stadspark
gekomen, dat op dit uur geheel verlaten
was, liet Jerg zich op de eerste bank de
beste vallen. Hij gevoelde pij n in de beenen
en voor het eerst had het mankgaan hem
vermoeid. Op de bank gezeten trachtte hij
zich rekenschap te geven van hetgeen zoo
even gebeurd was.
„De arme kreupele moet de jas hebben,"
had de overledene die brave en oprechte
vriend der armen en ongelukkigen op
zijn sterfbed gezegd „Doe er niets mee,'
Fransche Pyreneeën, moeten door een
sneeuwstorting het Casino en twintig
huizen zijn verwoest.
In sommige streken van Oost-Hon
garije ligt de sneeuw 1.75 meter hoog.
In enkele dorpen, die van alle verkeer
zijn afgesneden, dreigt hongersnood.
De Newyork»che correspondent van
de Daily Telegraph seint: Vele Ame-
rikaansche kranten, waaronder organen
met invloed, slaan een oorlogzuchtigen
toon tegen Japan aan, ondanks de ge
ruststellende officieuze verzekeringen
dat de betrekkingen met Japan bevre
digend zijn en het Sanfranciscosche
«choolvraagstuk in der minne geregeld
belooft te worden.
De World van New York, die tot
de oorlogzuchtigste behoort, betoogt dat
de onderhandelingen tusschen Japan
en de Vereenigde Staten hoogst netelig
zijn, omdat de Japanners blijkbaar erop
uit zijn, de Vereenigde Staten tot een
oorlog te dwingen, door vernederende
voorwaarden voor te schrijven. De World
zegt dan dat een oorlog met Noord-
Amerika en Japan hoogst populair zou
wezen. De Japanners lijden nog steeds
aan hoogmoedswaan, welke voortgeko
men is uit de op Rusland behaalde
overwinningen. Alleen de ontzaglijke
kosten van een oorlog tegen Amerika
zouden de Japanners nog weerhouden.
Maar wat dat betreft, zouden zij van
een niet genoemde groote mogendheid
met welke de World blijkbaar Enge
land bedoelt, de toezegging hebben ge
kregen dat Japan zoo noodig op baren
geldelijken bijstand zou kunnen rekenen.
Roosevelt moet zoo doordrongen zijn
van den hachelijken staat van zaken,
dat hij bij de mannen uit Kalifornië
een beroep op hun vaderlandsliefde zou
gedaan hebben, opdat zij met het oog
op het oorlogsgevaar in het schoolrraag-
stuk zouden toegeven.
De man van de Daily Telegraph ver
klaart dat ernstige mannen in de Ver
eenigde Staten deze verklaringen van
de pers afkeuren, maar anderen er weer
aan gelooven. Maar het ergste is dat
dergelijke uitingen van de pers naar
Japan worden overgeseind en daar op
gevat als een weerspiegeling van de
volksmeening jegens Japan.
Alle gevangenissen en forten te War
schau zijn zoo overvol met gevangenen
waarvan er tallooze al maanden zonder
zelfs in verhoor te zijn geweest zitten
opgesloten, dat de gouverneur-generaal
het noodig heeft geoordeeld wat lucht
te maken. Hij heeft daartoe een comité
samengesteld uit vertegenwoordiger» van
de magistratuur, het leger en de poli
tie, die de schuld der gevangenen moet
nagaan en hen die in „overmaat van
ijver" zijn aangehouden in vrijheid stel
len.
De ruggemergs-hersenvliesontsteking
heerscht nu hevig te Glasgow en te
Belfa»t. In Januari zijn er te Glasgow
103 gevallen aangegeven, waarvan er
47 iloodelijk afliepen. Vrijdag waren er,
van 't begin der ziekte af, meer dan
vijftig menschen aan gestorven. De
helft van de gevallen is van kinderen
beneden de vijfjaar. De ambtenaar van
den gezondheidsdienst gelooft, dat de
ziekte nog meer verbreid is dat men
wel weet, omdat vele gevallen voor in
fluenza, stuipen enz. worden gehouden.
Uit Belfast kwam Vrijdag bericht,
dat daar weer twee sterfgevallen aan de
ziekte waren voorgekomen. Van een
gezin zijn vier leden er reed» aan bezwe
ken wie er nog van over zijn hebben
de ziekte ook. Ambtelijk is vastgesteld,
dat 80 pet. van de zieken sterven.
Te Londen is de vrouw, die pas ge
boren kinderen in haar huis opnam,
en als ze gestorven waren de lijken in
haar keuken verbrandde, voor de twee
gevallen, die bewezen waren, veroordeeld
tot een jaar gevangenisstraf.
De kaden van de handelshaven Tou
lon zijn over een grooten afstand door
overbelasting in elkaar gestort. De zee
overstroomde alle toegangen tot de dok
ken en brengt de naar de haven voe
rende tramlijn in gevaar.
De Engelsche regeering heeft uit Pie-
ter Maritzburg bevestiging ontvangen
van de berichten, dat er in Swaziland
onlusten zijn uitgebroken. De Swazi's
dooden alle kudden, zooals de Natalsche
rebellen verleden jaar ook deden. De
toestand eisebt ernstige aandacht. De
regeering van Natal is op alle gebeur
lijkheden voorbereid.
De spoorweglijn om het zuidelijk eind
van het Baikal-meer, die tijdens den
oorlog met Japan in allerijl werd aan
gelegd voor het troepenvervoer tegen
den tijd, dat het meer zich niet meer
leent voor spoorwegverkeer, maar de
pas ingetreden dooi ook nog geen stoom-
bootverkeer toelaat, blijkt een leelijke
strop voor de Russische schatkist te
zijn. Aan de lijn werd begonnen in 1901
en er werd met koortsachtigen haast
aan voortgewerkt onder den aandrang
van het ministerie van oorlog.
De lijn is zoowat 260 K.M. lang en
wat de nagedachtenis van mijn man zou
kunnen bezoedelen"had de treurende
weduwe hem verzocht.
Welnu, als de jas aan een „armen kreu
pele" was vermaakt, moest een ander haar
hebben en niet hij, Jerg, die nooit, kreupel
geweest was. Twee jaar lang had hij de
menschen bedrogen door zich ongelukkig
te veinzen en hunne goedheid en lichtge-
loovigheid misbruikt, ofschoon hij hen in
zijn hart uitlachte. Zoo deze jas hem door
den eersten voorbij ganger den beste geschon
ken was, zou hij haar terstond, zonder lang
nadenken, aan een uitdrager verkoopen,
maar nu zij hem gegeven was door eene
familie, waaraan hij eenigszins gehecht was,
dacht hij er anders over. Jerg kon het be
droefde gelaat zijner beschermster en hare
dringende bede niet vergeten.
En dan het meisje! Terwijl reeds zoo
lang geen fatsoenlijk mensch hem had aan
geraakt, had dat kind, de dochter van een
geachten ambtenaar, tranen op zijn arm laten
vallen. Het ging hem zelfs toeschijnen, dat
zij niet van haars vaders jas, doch van hem
den armen bedelaar zulk een smar- j
telijk afscheid had genomen. Wat zou de j
vader van dit kind gezegd hebben, indien
hij geweten had, dat zijn geschenk in handen
van een bedrieger was gekomen!
Plotseling werd Jerg overmeesterd door
een gevoel, dat hij in lang niet gekend had
een gevoel van schaamte. Van eenvoudig,
dooh knap werkman was hij geworden een
deugniet, een leeglooper, die van aalmoezen
leefde en met het schuim der samenleving,
met verworpelingen der -maatschappij ver
keerde! Hij was deze jas, welke het meisje
gekust had en waaraan de tranen harer
moeder kleefden, niet waardig! Wat zou hij
er mede doen?
Langen tijd brak Jerg zich het hoofd, niet
wetende hoe zich te ontdoen van het ge
schenk, dat hem zoo in ontroering bracht.
De schemering viel, het werd koud. Jerg
Btond van de bank op, ging langzaam naar
zijne slaapstee, en zocht spoedig de plaats
op waar zich de britsen voor de nachtver-
blijvers bevonden. Hij legde de jas onder
zijn kussen, opdat anderen haar niet zou
den stelen, en strekte zich op zijne ruwe
legerstede uit; maar ofschoon hij zich door
de ongewoonte van het lange nadenken zich
zeer vermoeid gevoelde, kon hij den slaap
niet vatten; den ganschen nacht deed hij
geen oog dicht.
Nauwelijks brak de dag aan, of Jerg rees
van zijne legerstede op. Hij besloot naar
het kerkhof te gaan en een krans te leggen
op het graf van den man, die altijd goed
voor hem geweest was, en dien hij steeds
bedrogen had. Mogelijk zou hem dit ver
lichting geven en de gemoedsrust doen we-
derkeeren, die zoo zelden gestoord werd.
Zoo denkende, begon hij zijn uiterlijk
wat in orde te brengen, wat in lang niet
gebeurd was. Hij wiesch zich flink, schoor
zich, poetste zijn laarzen en trok eindelijk
de nieuwe jas aan. De straat opgaande, be
keek hij zich in een spiegel, welke aan de
deur van een modemagazijn stond, en zag
met genoegen, dat hij, wat zijn kleeding
betrof, weinig verschilde van andere men
schen die over hel trottoir liepen.
Hij ging het stadspark in en begaf zich
naar een plek, waar tegen een ouden bouw-
valligen muur een dichte klimop groeide.
Na eenige ranken en dennetakken te hebben
afgesneden, zette hij zich op een eenzame
plek en begon een krans te vlechten. Een
pijnlijke gedachte kwam in hem op, toen
hij aan het werk ging. Hij was tuinman
geweest, had zijn vak liefgehad, hield van
planten en had er met genoegen zorg voor
gedragen. En toen hij nu een werk ter
hand nam, waarmede hij zich in lang niet
had bezig gehouden, keerden de herinne
ringen terug en overstelpten hem geheel.
Langs een omweg gffig hij naar het
kerkhof, en van den bewaker gehoord
hebbende, waar zich het graf van den pas
overleden raadsheer bevond, liep hij er
heen. Het graf was met verach gras en
VaD woorden ging Jerg snel tot daden
over: hij begon te hinken en deed dit zoo
kunstig, dat niemand hem van bedrog ver
dacht. Spoedig was hij er zoo aan gewend
met zijn voet te sleepen, dat hij bijnaden
tijd vergat, toen hij nog rechtop liep. Jerg
deed goede zaken, want niemand wees den
kreupele af.