et Land van Hensden en Allena, de Langstraat en de Bommeierwaard.
lijd is geld.
Gedwaald.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2023. Zaterdag 13 April. 1007.
FEUILLETON.
Uiil) VAN ALTEN/ -
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct Elke regü.
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Er zijn van die gevleugelde woorden
die al zóó lang boven en om de men
schen hebben rondgevlogen, dat ze van
vermoeidheid dreigen neer te vallen.
Zijn ze eenmaal zoo ver, dan liggen
ze weldra onder het stof der vergetel
heid.
Zoo ongeveer zal een dichterlijk ge
stemde ziel zich uitdrukken.
Een proza mensch, die hetzdlde wil
zeggen, kiest geheel andere woorden
hij beweert, dat sommige spreekwoor
delijke gezegden, door langdurig en her
haald gebruik, op 't laatst zoo versle
ten raken, dat ze veel overeenkomst
vertoonen met een ouden kleerborstel,
waarvan nog slechts het hout, met een
paar res'anten van hetgeen eertijds
varkensharen waien, is ovt rgelleven.
De dichter en het proza-mensch heb
ben beiden gelijk: er zijn veel afge
zaagde, en daardoor vervelend geworden
spreekwoorden.
Zoo'u antiquiteit durft zich op het
oogenklik weer met dikke letters aan
het hoofd van dit opstel vertoonen.
De lezer ergert zich reeds bij voor
baat over zooveel „durf", en neemt
zich voor, de eerste drie kolommen maar
over te slaan.
„Kan daarvoor nu nog wat nieuws
geschreven worden
Wie het eerst op 't. denkbeeld is ge
komen, om tijd en geld met elkaar te
vergelijken, is al lang uit den tijd en
heeft derhalve ook geen geld meer noo-
dig. Algemeen zijn de geleerden het
er over eens, dat het een zakendoende
Engelschman, of een geldmakende Ame
rikaan moet zijn geweest, en ik geloof
dat wij, op onze beurt, het veilig met
die geleerden eens kunnen zijn.
Dit wil evenwel nog niet zeggen, dat
we ons hierover moeten verheugen.
Integendeel: het komt voor, dat het
allergrootste gebrek van dit spreekwoord
juist hierin bestaat, dat het van boven
genoemde origine is.
Meuschen, wier eenig levensdoel ge
richt is op zaken-doen en geld-maken,
moesten nooit spreekwoorden ter wereld
brengenze planten daardoor maar al
te dikwijls hunne ondeugden voort.
Dit blijkt, wanneer we nagaan, waar
voor de menschen de spreuk „tijd is
geld" in de gevallen bezigengewoon
lijk dient ze als aansporing om met
den tijd te woekerenof om geen tijd
11)
Opgewekt richtte zij hare schreden nu
naar huis zij had weer moed gevonden.
Dicht bij de villa kwam haar iemand
achterop; de opzichter der fabriek.
„Hoe is het nu met Marietje, Sasberg?"
vroeg Suzanne belangstellend, terwijl zij
samen verder liepen.
„O! mevrouw", antwoordde hij, „we zijn
zoo gelukkig: de dokter heeft gisteren ge
zegd, dat het gevaar geweken wasu weet
niet, hoe dankbaar we zijn voor haar be
houd".
„Ja, je zoudt haar, met haar gebabbel
en haar vroolijk gezichtje zeker erg gemist
hebben, als ze gestorven wasze is het
zonnetje van je huis".
Ze waren bij een rozenpark gekomen,
recht tegenover de villa gelegen, en, terwijl
Suzanne dit nu zeide, bukte zij zich en
plukte enkele rozen van de schoonste rozen
af; die gaf ze hem.
„Hier", zeide ze toen, „ik weet, dat Ma-
rietje veel van bloemen houdtgeef ze deze
en zeg, dat ik er haar, zelf, gauw meer
zal komen brengen".
En zonder een woord van dank af te
wachten, groette zij op die innemende
manier, haar eigen, en haastte zich naar
huis.
Met het prettige gevoel van goed gedaan
te hebben, trad ze de woonkamer binnen
ze had het half toornige, half spottende
te laten verloren gaan. Dat schijnt nu
wel heel mooi, maar in werkelijkheid
wordt er veel grof egoïsme met die
woordeD gepredikt. Het voor zich-zel-
ven woekeren en zuinig-zijn met zijn
levensdagen, schijnt wel het allereerste
dat men er uit kan leeren.
Dat is jammer.
Het is anders zoo'n mooie uitvinding
om goede raadgevingen en schoone waar
heden vast te leggen in gemakkelijk te
onthouden vormen. Er gaat groote op
voedende kracht uit van goede spreek
woorden, en het eene geslacht na het
andere kan daarvan gebruik maken om
het peil van algemeene moraliteit voor
dalen te behoeden.
Ook de spreuk „tijd is geld" zou een
kracht kunnen zijn ten goede.
Maar dan moeten we eerst beginnen
met afstand te doeu van het idéé, dat
alleen die tijd goed besteed mag wor
den genoemd, dien we hebben gebruikt
om eigen belangen te bevorderen, om
eigen voorspoed en welvaart te ver-j
meerderen.
Dan moeten we leeren begrijpen, dat
het ons past, met onzen tijd te woe
keren, niet enkel voor ons-zelve, maar
ook voor anderen.
Er is een oud verhaal van een nagel-
smid, die met zwaren arbeid en een
abnormalen werkdag juist genoeg ver
diende om met de zijnen eerlijk rond
te komen.
Zijn buurman, door ziekte en ramp
bezocht, lijdt gebrek.
En wat doet de smid? Hij werkt
daags vier uur langer: twee uur in den
vroegen morgen en twee in den laten
avond, en wat hij zoo doende meer ver
dient, daarmede helpt hij den ander.
Hij vatte het spreekwoord aldus op
mijn tijd is geld voor mijn naaste
Het zou natuurlijk dwaasheid zijn,
anderen aan te sporen hun tijd nvt
nuttig te bestedener zijn trouwens
van de vroegste tijden af tot heden al
genoeg uren onnut verloren gegaan.
Maar vele menschen vergissen zich
in de keuze tusschen „nuttig" en „on
nuttig."
In zoo verre gelijkt tijd alweer op
geldimmers hoe vaak gebeurt het,
dat iemand meent zijn geld nu eens
bijzonder nuttig besteed te hebben, ter
wijl later blijkt, dat hij het getal dwaas
heden met één heeft vermeerderd, of
zelfs een oorzaak is geweest van schade
voor zich of een ander. Het omgekeerde
van dit geval behoort ook tot de moge
gezicht niet gezien, dat boven, door een
der ramen, dit kleine tooneeltje hadgade-
geslag en.
Met een borduurwerk wilde ze zich bij
het raam neerzetten, toen een- oud, dik
boek op de tafel hare aandacht trok. Ze
nam het achteloos op om naar den titel
te zien, toen er iets uitviel een portret
met een zwart lintje was het in een door
schijnend vloei gebonden.
Weg was haar rust! Weg dat vredige
gevoel van daareven!
Met bevende hand maakte ze het lintje
los en uit de enveloppe kwam de beelte
nis eener jeugdige schoone vrouw te voor
schijn. De kleine Nonnie was het in mi
niatuur en toen wist Suzanne wie het
was.
„Dit is dus zijn eerste vrouw! God!
hoe mooi is zei Nu begrijp ik, dat hij haar
zielslief moet hebben gehad. Wat een on
schuldig gezicht! Wat een slag moet het
voor hem geweest zijn, toen hij haar ver
loor. Nu begrijp ik eerst, waarom hij zoo
stil is en zoo terughoudend voor mijik
ben goed als moeder voor zijn kind, maar
nooit, nooit kan ik voor hem zijn, wat zij
voor hem moet zijn geweest
Suzannes oogen stonden vol tranen, ter
wijl zij deze woorden droevig fluisterde:
zij was alles rondom zich vergetenonaf
gebroken staarde zij op dat lachende kopje
met de dartele krulletjes, die het omlijstten
een kind bijna nog!
Arme Suzanne! Zij wist niet welk een
kleine ziel daarin geleefd hadze wist niet,
dat zij, met haar rein gemoed oneindig
hooger stond dan die mooie vrouw
„Gelukkigmompelde ze; onwillekeurig
draaide ze het portret om en een diepe
zucht ontsnapte haar.
„Mijn innig geliefde vrouw!" stond er
lijkheden.
Met den tijd is het niet anders.
Er zijn menschen, die er niet toe
durven overgaan, per dag anderhalf of
twee uren te besteden aan een wande
ling ze achten dit gelijk te staan met
tijd verkwisten. Ze weten niet, of ze
willen niet weten, dat een wandeling
voor iemand, die een leven leidt of bin
nenshuis zijn werkkring heeft, gelijk
staat met het koopen van gezondheid
en levenskracht, dus geheel iets anders
is dan verkwisting.
Anderen, die met handenarbeid en
veel lichaamsbeweging, hun brood ver
dienen, hebben dikwijls niet den moed
eens goed uit te rustenzelfs in hunne
vrije uren moet nu dit, dan weer dat
„nog even" afgemaakt of ter hand ge
nomen wordenDeze bedrij vigheid schijnt
prijzenswaardig, doch is 't lang niet
altijd.
Zij, die veel vrijen tijd hebben en
zij, die veel geld bezitten vertoonen
uiet zelden overeenkomstige eigenschap
pen.
Dezen weten soms geen raad met hun
rijkdom, genen met hunne ledige uren
in beide gevallen is een verkeerd ge
bruik van den overvloed een gewoon
verschijnsel.
Voor zulke overvloed-lijders kan het
geen kwaad eens te wijzen op mannen
en vrouwen, die geld en tijd in grooter
of kleiner kring aanwenden tot aoderer
voordeelen dezulken zijn er gelukkig
ook in alle standen der maatschappij.
Zij zijn de weldoeners van hen, die
gebrek lijden, de troosters van degenen,
die dreigen onder te gaan in hun smart,
de steun van hen, die den zwaren last
des levens slechts met moeite alleen
kunnen torsen.
Maar zij maken toch niet alleen an
deren gelukkig. Want zoowel voor hen,
die van hunnen tijd een deel afslaan
ten behoeve van den naaste, als voor
hen, die hun geld of hun brood met
den arme deelen, staat er een waar
woord geschreven„Het is zaliger te
geven, dan te ontvangen."
In België, nabij onze grenzen, heb
ben groote boschbranden gewoed. In
de Kempen is het vuur uitgebroken
in de heide bij de gemeente Genck,
tusschen de gehuchten Klotsbresi en
Winterslag. De wind dreef de vlam
men voort langs Zonhoven tot op Kelch-
teien onder Houthaelen. Het vuur
knetterde zoodanig in de hoornen dat
de houthakkers op een uur afstand het
gedruisch vernamen. Eenigen van hen
vluchten al spoedig het bosch uit, de
kloeksten wachtten het gevaar af, doch
hebben zich met groote moeite aan
den alles verslindenden vuurgloed kun
nen onttrekken. H. B., boschwachter
te Klein Engelhoef, vertelt als volgt
over den brand: 't Was half twaalf;
ik zat met vrouw en kinderen aan ta
fel toen over de bergen eensklaps eene
rookwolk opsteeg. Spoedig sloegen van
alle kanten vlammen knetterend rond
de bergen in de hoogte, en vertoon
den een schouwspel dat niet te be
schrijven is. Bliksemsnel liep het vuur
langs de heide de bosschen in, en in
minder tijd dan er noodig is om te
vertellen, sloegen de vlammen twee
meters boven de hoogste boomen uit.
Ik verliet mijn huis en liep naar de
villa van mijnen meester om te redden
wat redbaar was. De rook was zoo he
vig, dat ik met moeite de deur kon
vinden. Toen ik weder buiten kwam,
brandde de grond rond de woning
mijns meesters tot op een meter af
stand der planken muren. Op 't nood
geschrei mijner kinderen liep ik door
't vuur heen huiswaarts, dwaalde een
oogenblik als zinneloos rond 't huis,
en riep toen om hulp bij 't werkvolk
van Groot Engelhoef. Doch die man
nen stonden ten getale van honderd
in rijen geschaard om 't vernielend
element van de uitgestrekte bosschen
van Groot Engelhoef af te keeren.
Ik bleef alzoo gansch alleen met mijne
vrouw en kinderen en we moesten onder
onze oogen de 70 Hectaren bosch van
mijn meester zien verl randen. Achter
onze woning op den Kluuteberg, brand
den de hoogstammige dennen, alsof zij
met pek en olie waren besproeid ge
weest. Het was toen ongeveer middag.
Intusschen kwamen de soldaten van
Zonhoven langs eene zijde, en langs de
andere zijde die van Groot Engelhoef
en stookten tegenvuren om open plaat
sen te verkrijgen, waarop de aansnel
lende vlammen bij gebrek aan brand
stof moesten uitdooven.
Alzoo zijn de gemeentebosschen van
Zonnoven en Groot Engelhoef gespaard
gebleven en liep het vuur voort op
Kelchterhoef. Ook daar was 't werkvolk
samengeroepen en stookte men groote
tegenvuren, die na uitgedoofd te zijn
ook het aansnellend vuur tegenhielden.
De brand had toen geduurd van 9 ure
's morgens tot 's avonds half acht.
Gelukkig dat de brand zich niet ver
der heeft uitgebreid, daar 't kruitma
gazijn van Cockerill in de Helchterhei
dan waarschijnlijk ook een prooi van
't vuur was geworden en wie weet hoe
hoog de schade dan had beloopen.Van
de hooge bejgen, en zoo ver het oog
met flinke mannenhand zijn hand.
Een nameloos gevoel overviel haar. Met
oogen, nog vochtig van tranen, wilde ze
het wegbergen, toen een schaduw naast
haar, hare opmerkzaamheid trok.
Ze keek om, en deinsde verschrikt terug
ze staarde in het bleeke gelaat van den
heer Meinderts.
Arthur 1" prevelden hare lippen onbe
wust.
Een onderdrukte kreet was het antwoord.
Hij rukte haar 't portret uit de handen
een scheurenen aan stukken lag
het aan zijne en hiér voeten.
„Mijn God!"
Een paar seconden was het doodstil in
het vertrek.
„Ik kwam je vragen, wat die rozen te
beduiden hadden, die je zoo vriendelijk
voor Sasberg plukte!" begon de fabrikant
met een bewonderenswaardige kalmte na
den hartstochtelijken drift van daareven, i
Met zijn doordringende oogen zag hij
haar scherp aan, maar Suzanne had zich
van den schrik hersteld. Verwonderd blik
ten hare oogen in de zijne: langzaam schud
de ze het hoofd.
„Ik begrijp niet, wat je daarmee be
doelt," zeide ze rustig.
„Je begrijpt het wel!" bracht hij er norsch
uit en toen zij niet dadelijk antwoordde,
kwam hij opeens dicht met zijn gezicht
bij 't hare en, terwijl hij haar aanzag of
hij in haar ziel wilde lezen wat in haar
omging, riep hij haar gesmoord en op hee-
schen toon toe„Denk er om, u bent ge
trouwd
Een gloeiend rood overdekte plotseling
Suzannes wangenmet een onbeschrijfelijke
uitdrukking zag ze hem aan en op dat
oogenblik straalde van dat jeugdige gelaat,
zoo alledaagsch en onbeteekenend, een gloed,
die al de reinheid en adel van dat arme
geplaagde hart deed kennen. De eerste se
conden kon ze geen woord zeggen, maar
toen kwam ze een schrede nader en, hem
vast in de oogen ziende, riep ze, vol droef
heid in hare stem:
Ach, alles had ik verwacht alles
alleen dit niet!"
De heer Meinderts wendde zich van haar
af en streek met de hand over zijn voor
hoofd. Met groote schreden liep hij een
paar malen de kamer op en neer, toen bleef
hij opeens voor haar staan en greep hare
hand.
„Vergeef mei" prevelde hij, zichtbaar be
wogen.
Suzanne gaf geen antwoord, maar met
een blik vol verwijt trok zij hare hand
terug en ging heen, de gang door naar bui-
te^ want ze moest lucht hebben, lucht!
Haar keel was als dichtgeschroefd.
Nonnie huppelde haar tegemoet, maar
voor de eerste keer weerde zij het kind af
en ging verder om ginds, onder Gods vrijen
hemel haar strijd alleen te strijden.
De heer Meinderts was alleen achter ge
bleven. Eerst scheen het of hij haar wilde
tegenhouden, maar hij liet haar gaan. Toen
de deur achter haar gesloten was, knielde
hij neer, raapte al de stukken van het por
tret met bevende hand bijeen en wierp ze
toen met drift uit het raam.
„Ik geloof ze niet, o God, ik kan niet 1"
mompelde hij.
Toen hij naar zijn kamer ging, kwam
ook hij bij de deur de kleine Nonnie tegen
zij stak pruilend de armpjes naar hem uit
om een enkele liefkoozing, die zij van Su
zanne had moeten missen.
Maar ook hij weerde ditmaal zijn lieve
ling af en wees haar driftig naar buiten.
„Zy lykt op hare moeder 1 God geve,
draagt ziet men niets dan smookende
hei en verbrande dorre dennen. Het
vuur heeft ongeveer drie duizend hec
taren doorloopen en vernield, waarvan
meer dan duizend hectaren bosschen.
Gerekend op 1000 franc per hectare,
beloopt de schade van de boomen alleen
1 millioen francs, waarvan niets of heel
weinig door verzekering is gedekt.
De Humanité maakt een merkwaar
dige geschiedenis openbaar, die, als z
ook maar ten deele juist is, zwaar bla
meerend is voor de hoogere ambtena
ren van het Fransche ministerie van
koloniën. Bij de verwoesting van St.
Pierre op Martinique, door de uitbar
sting van de Mont Pelée in 190J, zijr
daar de akten van den burgelijkei
stand verloren gegaan. Het was even
wel mogelijk, die akten weer op t<
maken, want de duplicaten werden t'
Parijs bewaard aan het ministerie vai
koloniën. Op de rijksbegrooting wer*
500,000 franks uitgetrokken voor he
opmaken van 400.000 akten.
Minister Doumergue stelde een prij
vast voor elke bladzijde schrift van
zooveel regels, en een prijs voor het
collationeeren, zoodat 60 regels schrij
ven met 1 frank betaald werden.
Wat deden nu de hoogere ambtena
ren, die met de verdeeling van hel
werk waren belast? Volgens de Huma
nité weigerden zij de lagere beambten
aan het werk te zetten, maar zij be
hielden alles voor zich, of althans veel
meer dan zij zelf afkonden. Zij namen
de akten mee naar huis en lieten hun
familie en vrienden het voordeeligo
schrijfwerk verrichten. Ja, het opma
ken van akten werd in het groot uit
besteed buiten het departement. Vooi
een kleine som waren er wel klerken
bereid tot het kopieeren van akten.
Het verschil in loon staken de amb
tenaren in den zak. De Humanité spreekt
van tienduizenden franken, die enkele
ambtenaren aldus verdienden. Het blad
vermeldt er bij, dat de tegenwoordige
minister van koloniën, Milliés-L ïcroix,
al eenigen tijd geleden gewaarschuwd
is en last heeft gegeven, dat het werk
der akten voortaan gelijkelijk moet
worden verdeeld onder de ambtenaren.
Het blad dringt aan op een onderzoek
en op ingrijpende maatregelen tegen
de betrokken ambtenaren.
Te Newcastle heeft de politie Woens
dag weer een geheime opslag van mu
nitie gevonden.
Hogarth, de kleermaker, die Dinsdag
in hechtenis werd genomen, omdat bij
hem in huis de 31.000 Mauser-patro
nen gevonden waren, schijnt slechts een
ondergeschikte handlanger te zijn van
den sedert verdwenen Keast, een Pool-
dat zij in haar binnenste zoo niet op haar
lijkt!" fluisterde hij, terwijl hij haar aan
zag.
Na dien tijd heerschte een gespannen ver
houding tusschen hen. In 't bijzijn van
anderen kon men niets merken, maar waren
zij samen, dan werd niet dan het hoognoo-
dige gesproken.
Soms, als Suzanne alleen was met Nonnie
en het kind zoo zoet aan hare voeten speel
de, dan trok zij het in een opwelling van
namelooze droefheid aan haar hart, kuste
de lachende oogjes en zocht met kracht
hare snikken te bedwingen.
't Was laat in den avond van zijn ver
jaardag, enkele weken later, toen Suzanne
den fabrikant de hand reikte, „Goeden-
nachtzeide ze eenvoudig, en ze wilde
hare hand terugtrekken maar hij sloot ze
vaster in de zijne, zoodat hij haar dwong
te blijven.
„Suzanne, moeten we zóó dezen rvond
van elkander gaan? Kun je mijn ondoor
dachte woorden dan niet vergeven vroeg
hij.
„Al kun je mij niet liefhebben, achten
en vertrouwen als de moeder van je kind
kon je me toch wel!" kwam het van hare
bevende lippen.
Er lag veel verwij t in die woorden maar
in den toon waarop zij ze uitsprak lag
tevens ook zoozeer het verlangen, naar
sympathie, dat de heer Meinderts er diep
door getroffen werd.
Bleek van ontroering fluisterde hij haar
toe
„Suzannedat vertrouwen in eene
vrouw werd eens geschonden!"
MEI WMtl.tR
Oorspronkelijke roman.
Hoofdstuk XII
(Wordt vervolgd.)