el Land van fleusden en Allena, de Langstraat en de Boinmeierwaard,
Gedwaald.
OOGKLEPPEN.
Uitgever: L. J* VEERMAN, Heusden.
No. 2G20. Zaterdag 4 Mei.
FEUILLETON.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
19QT.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regtl
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Ook zonder dat we de paardendres-
suur tot voorwerp van een speciaal
onderzoek hebben gemaakt, meenen we
te hebben opgemerkt, dat het aantal
hoofdstellen met oogkleppen in den loop
der jaren is verminderd.
Vroeger leek het wel, of alleen cir
cus- en cavalerie-paarden bij hun werk
oogen noodig hadden, tegenwoordig ziet
men zelfs dat de „omnibusknol" onbe
lemmerd de wereld kan rondkijken.
Vanwaar die verandering?
Het antwoord op deze vraag ligt
voor de hand.
Ervaring en nadenken hebben den
mensch er eindelijk toe gebracht, het
dwaze en dikwijls gevaarlijke oogbe
kleedsel af te schaffen.
Hoe verblijdend dit ook is, het feit
dat aan die afschaffing zóó veel er
varing moest voorafgaan en dat het
vóór en tegen zóó vele jaren in over
weging moest worden gehouden, is niet
geschikt om on« een hoogen dunk te
doen opval ten van de schranderheid
der paardenkenners in het algemeen.
Enfin, de overweging, dat er behalve
die kenners, ook nog vele andere hard-
leersche lieden zijn, moge ons oordeel
in deze zoo zacht mogelijk doen zijn.
Ten slotte blijft het feit, dat de af
schaffing der oogkleppen langzaam, maar
zeker haar beslag krijgt, een oorzaak
tot verheuging.
Evenwel, die „verheuging" zal voors
hands nog niet onvermengd zijn. Zelfs
op het oogenblik, dat de meest conser
vatieve stalhouder de oogkleppen-tradi
tie ontrouw wordt en aan de wereld
laat zien, dat ook zijne paarden met
twee goede oogen zijn toegerust, zelfs
op dat oogenblik zal er voor ons op
dit gebied nog ontzettend veel te wen-
schen overblijven.
Ook dan zullen er nog ontelbare vele
oogkleppen moeten worden afgeschaft.
„Bij de ezels, bedoelt ge wellicht?"
vraagt de lezer.
Pardon, niet bij de ezels, maar
bij de menschen.
Of het waar is, weet ik niet, doch
men vertelt van een vroegeren keizer
van Oostenrijk, dat hij, overtuigd dat
zijn geheele leven eigenlijk één mis
lukking was geweest, bij zijn naderend
einde het volgende grafschrift voor zijn
zerk „bestelde":
16)
Suzanne zag, van boven, onafgebroken
naar dat jonge knappe paar en voor een
oogenblik sloop in haar hart jaloesie. Met
kracht drong ze hare tranen terug.
„Wellicht," fluisterde ze geroerd, „zullen
Arthur en ik óók nog eens zoo gelukkig
mogen zijn en dandan zal ik niet
meer jaloersch zijn!"
Dien middag ging het kleine gezelschap
den roeitocht maken en de fabrikant bleef
alleen thuis. Hij zat weder op zijn kantoor.
Niemand bekommerde zich om den eenza
men man, die, met het hoofd op de han
den gesteund, gedachtenloos voor zich heen-
staarde. Langen tijd was hij reeds zoo ge
zeten, toen hij opeens met eene driftige
beweging zijn stoel achteruit schoof en de
kamer eenige malen op en neer liep.
Toen zette hij zich weder neer en blikte
vol weemoed naar den zonnigen tuin en
den blauwen hemel.
„O Suzanne," zuchtte hij, „bedrieg mij
niet; maak mij niet waanzinnig," en toen
als tot zichzelf: „Wat heb ik misdaan, dat
ik zoo lijden moet? Eerst door die andere
en nu door haar?"
Even was het stil, toen prevelde hij
„Maar mijn kind moest toch een moeder
hebben. Het zou egoïstisch geweest zijn,
zoo ik haar had laten opgroeien zonderde
liefderijke zorg en toewijding eener moeder.
Slechts eene moeder, een liefhebbende
vreuw, kon de kleine teere plant opkwee-
„Hier ligt Josef de Tweede, wien
niets gelukte van alles, „wat hij on
dernam".
Wat moet de ziel van dien man ver
vuld zijn geweest van de weemoedige
overtuiging, dat zijn geheele bestaan
ijdelheid wag geweestWat moeten zij
die hem bijstonden in zijn laatste uur,
met innig medelijden den stervende
hebben aanschouwd
En toch, van hoeveel teleurstelling,
van hoeveel verloren illusiën die droe
vige woorden spreken, al had de man
niets tot stand gebracht, dan dat wee
moedige grafschrift, dan nog zouden
we durven beweren, dat zijn leven niet
geheel ijdel is geweest, want hetgeen
het nageslacht uit die weinige woorden
kan leeren, is meer waard dan dat,
wat menig ander mensch heeft tot stand
gebracht, wiens leven niet als een mis
lukking wordt beschouwd.
Neen, Josef de Tweede heeft niet
te vergeefs geleefd.
De gedachte, die hem op zijn sterf
bed vervulde, bevat voor ieder onzer
een ernstigen raad. Ze vermaant ons,
om vöör het te laat is, onszelven deze
vraag voor te leggen: „Wat moeten
wij doen om van ons leven datgene te
maken, wat er van te maken is?"
Is deze vraag eenmaal gesteld, dan
trachten we natuurlijk ook een antwoord
te vinden. Yelen onzer zullen daarin
niet slagenop hen zullen van toe
passing zijn de woorden des dichters:
„En talloos zijn de wegen,
„Waarlangs zij, zoekend, graf
waarts gaan".
Maar anderen zullen voorspoediger
zijn en vinden, wat ze zoo ijverig zoch
ten.
Hij, die wenscht te behooren tot de
gelukkige vinders, moet niet slechts een
ijverig zoeker zijn: hij moet ook goede
oogen hebben en waar het vooral
op aankomt hij moet de wereld in
kijken zonder oogkleppen.
In theorie zal ieder dit aanstonds met
me eens zijn. De practyk echter leert,
dat maar weinig menschen geneigd zijn,
hunne oogkleppen als onnutte, als hin
derlijke dingen wog te werpen; deels
omdat die aanhangsels hun door gewoon
te dierbaar zijn geworden, deels omdat
de dragers er van soms niet eens weten,
dat zij ze voor de oogen hebben.
En toch, er is geen twijfel aan, ze
dragen ze mee op al hun wegenin
ken. En ja, ik hèb haar een moeder gege
ven, die zij liefheeft; zij zal opgroeien tot
een vlekkelooze bloem, maar ikmijn
Godl wat is mijn toekomst!Suzanne."
Dit laatste woord klonk als een klacht
uit zijn vertrokken mond, en het was tref
fend om te zien, hoe, terwijl hij dien enke
len naam uitsprak, een traan gloeiend over
zijn wang rolde „Suzanne!"
Telkens weer kwam dat woord over zijne
lippen.
Daar legde zich plotseling een klein handje
op zijne knie en een heldere kinderstem
riep droevig:
„Paatje, Nonnie is zoo alleen!"
Verschrikt hief hij het gebogen hoofd op.
Zijn kind, zijn lieveling stond met een pop
in den arm, aan zijn stoel, en haar klagend
stemmetje klonk aandoenlijk door het stille
vertrek.
Onstuimig trok de vader zijn kind naar
zich toe.
„Paatje is ook alleen! prevelde hij, ge
smoord maar toch hoorbaar, want Nonnie
verstond de woorden.
„Paatje ook alleen? Stoute maatje
maatje is weggegaan! Waar is mama nu?"
riep zij treurig.
„Straks komt maatje weer, kindje; kom
maar, dan gaan we samen heel prettig wan
delen!" antwoordde Arthur.
Hij stond van zijn stoel op, nam Nonnie
bij de hand en wilde de duffe kamer ver
laten, toen de blik van het kind op het
portret van Suzanne viel, dat weer op den
standaard stond, en dat de fabrikant waar
schijnlijk had vergeten weg te bergen.
Zij rukte zich van haren vader los en
greep er met beide handjes naar.
„Nonnie houdt erg veel van maatje, ja
dag maatje!" riep ze luid en met het kleine
mollige handje streelde ze heel zacht, als
vreesde ze het pijn te doen, het lieve ge-
hun onwetenheid meenen ze de wereld
te zien, zooals ze is, meenen ze het
leven met hunne blikken te doorgronden
eu gelooven, dat het is, zooals het zich
aan hen vertoont.
Hoever zijn ze van de waarheid!
Gedaante en kleur, vorm en voorkomen,
alles is anders dan het zich voordoet
want hun blik wordt belemmerdze
lcnnnen het leven en de wereld niet
goed bekijken ze worden daarin ver
hinderd door hunne voor r or deel en.
Die vooroordeelen zijn de oogkleppen
der menschen.
Men spreekt wel eens van den „on
bevangen" blik van een kindminder
vaak hooit ge spreken over den onbe
vangen blik van een volwassene.
Dit is geen toevalligheid. Wanneer
een mensch zich er niet tegen inzet,
vermeerderen in hem de vooroordeelen,
.net zijn jaren: Hoe ouder hij wordt,
des te meer neiging vertoont hij, die
onbevangenheid, die we het kind zoo
benijden, te verliezen.
Gelukkig hij, die dat verlies intijds
tracht te voorkomen.
Hij zal, daar hij de wereld en het
leven ziet, zooals ze zijn, zijn oordeel
kunnen richten op de waarheid en zijn
daden op de werkelijkheid; en veel
zeer veel van hetgeen hij onderneemt,
zal hem gelukken.
Hij zal, bij het klimmen der jaren,
het goede dat het leven biedt, blijven
waardeeren hij zal een open oog houden
voor het schoone in Gods heerlijke schep
ping; hij zal tot het einde toe luisteren
naar al wat lieflijk is en welluidend.
En wanneer hij eenmaal zijn dagen
en zijn daden overdenkt, dan zal er
tevredenheid zetelen in zijn hart en
dankbaarheid in zijn gemoed.
Want hij is het leven doorge
gaan zonder oogkleppen.
füuitenlasiii.
Volgens de Matin is er te Brussel
een spion gepakt. Het is een Belg en
bij heeft bekend, dat hij inlichtingen
verzamelde over de vestingwerken aan
de oostelijke grens van België en de
noordelijke grens van Frankrijk.
Donderdag zijn opnieuw drie perso
nen gearresteerd, waaronder het hoofd
der Duitsche spionnage te Brussel, een
zekere Theisen.
Ziehier de feiten, die de justitie aan
leiding gaven, zich met de zaak te be
moeien.
laat op het portret.
Een onuitsprekelijke aandoening over
meesterde den fabrikant, toen hij zag, op
welke wijze zijn kind hare innige gehecht
heid aan Suzanne uitte. Met een plotselinge
beweging trok hij haar aan zijn borst en
drukte zijne lippen op de blonde zijde-ach-
tige krullen.
„En paatje dan? Houdt Nonnie van
paatje ook?" vroeg hij.
„Van paatje?" herhaalde zij met een ver
wonderden glimlach en terwijl legde zij
haar hoofdje tegen haars vaders wang, „Ja,
van paatje ook!"
De heer Meinderts kuste haar nogeens.
„Dan is 't goed, mijn lieveling!" zeide
hij teeder, toen borg hij 't portret weg,
nam haar weer bij de hand, en ging naar
buiten.
't Was drukkend warm. Arthur haalde
diep adem. Zoo nu en dan voegde hij Non
nie een vriendelijk woord toe. Zij plukte,
steeds in de nabijheid van haar vader, de
kleurige veldbloemen, die in menigte tus-
schen het groene gras groeiden, hem aan
zijne gedachten over latende.
Na een poos zette hij zich op een bank
onder een grooten notenboom, dicht bij de
villa.
De uitdrukking van zijn gelaat was
langzamerhand weer donker geworden; de
gedachte aan Suzanne kon hij maar niet
van zich afzetten. Telkens en telkens weer
zag hij hare vriendelijke oogen.
Kon die vrouw met haar rein, onschul
dig gelaat hem bedriegen?
Het antwoord was ontkennend, maar
hij was reeds eenmaal door eene vrouw,
die hij zoozeer vertrouwde, misleid, en een
vreeselijk wantrouwen, dat niets kon uit-
wisschen, had zich diep in zijn ziel ge
worteld hij geloofde niet meer in eene
vrouw, de ontgoocheling was te wreed ge-
Eenige weken geleden verschenen in
de Brusselsche bladen advertenties van
den volgenden inhoud:
„Voor lichte werkzaamheden wordt
een intelligent jongmensch, bij voor
keur een oud-onderofficiev, gezocht."
Een zekere Nuyts schreef op deze ad
vertentie en ontving twee dagen later
antwoord van iemand, wiens ondertee-
kening onleesbaar was en die hem tot
een samenkomst uitnoodigde. Daar werd
hem verteld, dat hij naar Namen, Luik
en over de grenzen naar Sedan, Longwy,
Verdun en Nancy moest gaan, overal
de zwakke punten in de verdedigings
werken, de sterkte ven 't garnizoen en
de ligging der vesting noteerend. Be
halve vergoeding van reis- en verblijf
kosten zou hij 15 francs pei dag ver
dienen.
Nuyts, begrijpend, dat er spionnen-
diensten van hem gevergd werden,
bi acht onmiddelijk den minister van
Oorlog en den Franschen consul van
een en ander in kennis, en 't gevolg
was, dat allereerst de man, die met
Nuyts in verbinding trad, gearresteerd
werd.
Deze zoowel als de tweede arrestant
verklaarde, dat ze voor rekening van
den chef der Duitsche spionnage werk
ten, die dan ook onmiddellijk in hech
tenis genomen werd.
Eenige jaren geleden werd dit heer
schap, Theisen genaamd, door de Fran-
sche justitie tot 5 jaar gevangenisstraf
voor dezelfde grappen veroordeeld.
Zondagavond maakte een Keulenaar
met zijn hondje, een fox terrier, een
wandeling, toen het dier plotseling bleef
staan bij een vuilnisbelt, en begon te
krabben en te graven in den grond,
onder een voortdurend geblaf en gehuil.
Het dier was door vriendelijkheid zoo
min als door barschheid te bewegen tot
doorloopen. Zijn meester begon nu met
eenige anderen het terrein te verken
nen en al spoedig haalde men een kind
van ongeveer 3 maanden te voorschijn,
dat nog flauwe teekonen van leven gaf.
In het ziekenhuis is het kind door bij
zondere verzorging geheel bijgekomen
en Maandagavond was het weer geheel
hersteld. Het door de politie ingestelde
onderzoek heeft nog geen uitslag op
geleverd.
Te Parijs heeft bij de 1 Mei betoo
ging een Rus, Law genaamd, boven van
een omnibus, waarop hij zich bevond,
5 revolverschoten gelost op de troepen
die op de Place de la République op
gesteld waren; hij werd dooi agenten
van politie in hechtenis genomenhet
volk trachte hem te lynchen. Twee
soldaten liepen lichte kogelwonden op.
weest.
„Wel, amice, wat zit je te droomen
riep een stem, vlak bij hem, op gedwon
gen vroolijken toon.
De fabrikant zag onthutst op. Dokter
Meerssen stond voor hem met iets als een
glimlach op zijn gelaat.
„U hier? Zet je of wil je, dat we eens
opwandelen?"
„Kijk eens omhoog!"
Arthur deed het en verbleekte van schrik.
Donkere, dreigende onweerswolken vlo
gen met groote snelheid door 't luchtruim
en pakten zich al meer en meer samen.
„Suzanne!" prevelden zijne lippen on
bewust.
„Juist, daarom kom ik; er zal zwaar
weer komen. Laat ons het gezelschap samen
tegemoet gaan. Hoor je dan niet dien ver
wijderden donderslag, voel je niet dat de
wind al meer en meer opsteekt. Om Gods
wil gauw 1"
Zelf vermeesterd door den schrik, zag de
fabrikant niet het van doodelijken angst
verwrongen gezicht des dokters.
„Hun bootje is te licht; het zal door
den storm worden omvergeworpen. In het
bosch onder al die hoornen kunnen zij niet
blijven; we zullen hen tegemoet gaan met
de groote boot van Raderssprak de dok
ter luid om zich door den reeds opste-
kenden wind te doen verstaan, terwijl ze
al sneller en sneller voortliepen om de boot
te bereiken.
Tusschen bloeiende korenvelden, afge
wisseld door heerlijk groene weiden, voer
de „Norma" door den kalmen vloed naar
de plaats barer bestemming.
Frank roeide; Meina zat dicht bij Felix
en keuvelde druk met hem. Suzanne zat
achterin. Zij was stil; hare hand liet ze
Een metgezel van Law is eveneens ge
vangen genomen.
Op de Q,uai de Jeinmapes is er een
revolverschot op een agent van politie
gelost, die licht gewond werd.
Bij het uitgaan van de Arbeidsbeurs
werd de politieprefect door betoogers
omringdde garde moest ruim baan
maken.
Er zijn 700 personen gevangen ge
nomen.
Toen de politie op de Place de la
République zich omringd zag door een
dreigende menigte die een gevangene
wilde bevrijden, heeft zij de betoogers
met sabelslagen verstrooid.
Enkele buitenlandsche bladen bevat
ten eenigszins uitvoeriger berichten
over den bom-aanslag, gepleegd op den
president van Guatemala.
De aanslag is gepleegd op den 29en
April, 's morgens 8 ure. Op het oogen
blik, dat de president, Estrada Cabrera,
in zijn koets voorbijreed, ontplofte een
bom. De president bleef ongedeerd
maar de chef van den generalen staf,
generaal Jose Maria Orellana, en de
koetsier van den wagen, waarin de pre
sident was gezeten, werden zeer ernstig
gekwetst.
In eenige berichten van den aanslag
wordt zeer bepaaldelijk gesproken van
een bom, die zou zijn geworpen. Zelfs
wordt gemeld, dat de man, die hem wierp,
was ontsnapt.
Maar in latere berichten is weer be
paaldelijk sprake van een mijn, en niet
van een bom. De voorbereiders van den
aanslag hadden onder hot plaveisel van
de Zevende Avenue een gang gegraven
en die gevuld met ontplof >are stoffen.
De mijn was in verbinding gebracht
met een electrische batterij, welke zich
bevond in een naburige woning, gehuurd
door zekeren Rodil.
Tal van arrestaties zijn geschied.
De kansen op handhaving van rust
en orde in Guatemala schijnen tame
lijk slecht te staan. Bacon, de Ameri-
kaansche onder-minister van buiten
landsche zaken, heeft naar de groote
Londensche bladen uit Washington ver
nemen een onderhoud gehad met
den Mexikaanschen g-szant.
Beiden hadden uit Midden-Amerika
bericht ontvangen, dat in Guatemala
een revolutie dreigt te zullen uitbreken
en dat de regeering dier republiek niet
bij machte is, de beweging te onder
drukken.
De Veloce-Maatschappij te Milaan
kreeg bericht, dat haar stoomboot „Citta
de Milano" met duizend landverhuizers
aan boord vermist wordt. Het schip ver
liet 8 April de haven van Napels en
peinzend door het water gaan. 't Was overal
zoo kalm en rustig, zij voelde geen be
hoefte om te praten.
Velerlei gedachten gingen haar door het
hoofd. En opeens beving haar een hevig
verlangen naar Arthurze voelde zich plot
seling eenzaam en verlaten. Tersluiks zag
ze naar Meina en Felix. Hunne gezichten
straalden van geluk.
„Waarom mag ik niet gelukkig zijn?"
prevelde ze onhoorbaar en ze boog het
hoofd om een traan te verbergen, die in
haar oog opwelde.
Zoo zat ze nog een poos, toen een stem
lachend vroeg:
„Suz', droom je?"
Snel en verschrikt zag Suzanne, bij dien
plagenden toon, op en blikte in Meina's
vroolijke oogen.
„Ik dacht, dat je sliep; ik had je al
eenmaal aangestoten, maar je bleef in het
water staren of je leven er van afhing;
we zijn aan het mooie bosch!" eindigde ze
spottend.
Suzanne lachte nu ook.
„Ja! spot maar. Je zult eens zien!"
zeide ze.
Het kleine ranke bootje lag reeds onbe
weeglijk aan den oever, aan den zoom van
een tamelijk uitgestrekt bosch.
Eigenlijk mocht 't de naam van „bosch"
niet dragen, 't Was een groote vlakte, be
plant met hoog opschietend gewas. Wilgen,
eiken en andere boomen, van allerlei soort
en grootte stonden in wanorde dooreen en
daartusschen bevonden zich smalle paadjes,
zoo smal, dat er zich slechts een persoon
tegelijk op kon voortbewegen door afhan
gende takken en dood hout ware deze
bovendien haast onbegaanbaar.
Oorspronkelijke roman.
Hoofdstuk XIX.
(Wordt vervolgd.)