Oei Land van Heusden en Allena, de Laiiffstraal en de Bommelerwaard. GENOT Gedwaald. 1ËË& Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2030Pf oensdag 8 Jftei. 1007. FEUILLETON. LAiiD VAN ALIENS VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. „Genot is deugd", hierin ligt een groote kern van waarheid. De lichtzinnige, de dartele, de wufte kan zich gemakkelijk zulk een woord toeëigenen en dan uitroepenlaat ons eten en drinken en pret maken, want morgen is het misschien gedaan met de klucht, die men leven noemt. Zoo is het gekomen, dat velen ondergingen in een doelloos en zielloos en ijdel be staan, totdat zij, na eerst door anderen te zijn veracht, ten laatste tot ont waken te zijn gekomen zich zelf verachtten. De zwartgallige die altijd prut telt en zuur kijkt en op alles als kwaad afgeeft ergert zich aan zulk een uitspraak De neerslachtige, de pessimist die niets anders ziet dan ellende, lijden, ongerechtigheid vindt zulk een ge zegde pijnlijk en zou liefst maar klagen, zuchten, wceneu. In ons echter moge het woord mits goed verstaan en dus niet mis bruikt weerklank vinden en ons de hoop doen koesteren, dat we immer be ter leeren mogen te genieten. Genot is nietafleiding, verstrooiing, zoeken, alles aangrijpen, wat de zinnen streelt en rust en pleizier verschaft, wat eenmaal ooizaak wordt van dalen, ont aarden. Genot is, wat wezenlijk ontspanning schenkt na inspanning, wat het gebro ken evenwicht herstelt, wat vervult met. nieuwe veerkracht en geestdrift, met gezonden levenslust en waaraan terug te denken weer rein genot verschaft. Genot moet iets blijvends afwerpen. Het moet den geest verfrisschen, het hart verwarmen, de ziel louteren. Dan heb ben we genoten, als we ontvingen in drukken, stemmingen, gedachten, die tot iets worden, als het met dank ver vult, als we den drang gevoelen ande ren uit te deelen van het zelf ontvangene. Bronnen van genot vele en veel zijdige vloeien voor allen. Er is zinnelijk genot. Wie dit veroordeelt, miskent den mensch als zinnelijk wezen. Wij den ken natuurlijk niet aan laag, dierlijk, zinnenbedwelmend genot, hetwelk den mensch omlaag trekt. Neen, aan on schuldige ontspanning, aan gullen lach, aan spel en scherts, aan gezellig, vroo- lijk samenzijn, aan een teestdisch op een feestdag. 1 Ouders! Leert uwe kinderen dat genot! Vrienden bereidt het elkander. Maar nooit hebbe het een bittere nasmaak. Geniet zonder zondigen! Er is natuurgenot. Nader om dit te smaken de natuur eerbiedig, met aandacht, met liefde en geduld. Hare tooneelen moe ten rustig aan ons voorbijgaan en op ons inwerken. Zie hetzelfde landschap te morgen, bij middag en avond. Luis ter naar der vogelen zang. Zie op naar den sterrenhemel! Verkwik u aan bloe menkleur en bloemengeur. Dwaal door het bosch beklim de duinen en bergen zet u neder aan het strand. Wees eens alleen met de natuur en laat haar sprake doordringen tot uw gemoed. Er is kunstgenot. Spreekt niet een treffende schilderij tot ons? Heeft een museum ons niets te zeggen of te leeren? Dringt niet tot ons door des zangers lied, de taal van den toonkunstenaar het gewrocht van den beeldhouwer? Hoeveel rein genot kan ren boek ons verschaffen Hoe ge niet zoowel de kunstenaar, wannepr hij het hoogste tracht te bereiken en zijn ziel rit te storten, als degeen, die zijn werk beschouwt met eerbied en stille bewondering! Er is genot in wetenschap. Dat zoeken, vragen, vorschen en on derzoeken. Dat geduldig, volhardend, alle moeilijkheden trotseerend, bestu- deeren, ontleden, ontcijferen om straks der wereld de vruchten van inspanning, de resultaten van zijn arbeid aan te mogen bieden. Welk een reine, tot blijdschap stemmende genieting! En ook wij smaken haar, als wij aandach tige, belangstellende, weetgierige, leer lingen zijn, die dankbaar ontvangen wat in milden overvloed schoons, treffends en belangwekkends ons aangeboden wordt. Er is huiselijk genot. O, dat ontvangen van uitingen van vriendschap, van hartelijkheid, van lief de! Heerlijk dat gezellig en echt-ver- trouwelijk samenzitten! Dat opgaan in elkanders belangen, nooden, zorgen, wenschenDat deelen in elkanders wel en wee, geluk en tranen! Verrukkelijke uren, als ouders, kinderen, broeders,1 zusters, vrieuden samenzijn en samen leven, één ondanks alle verscheidenheid I in aanleg en karakter. Naar de huis- j kamer om te genieten, te rusten, te overleggen, om nieuwe kracht, om ver troosting, om weer moed en levens lust te verzamelen. Arm, wie elders zoekt, wat in eigen woning verkregen moet en kan worden Rijk, wie zijn leven lang herinnerin gen van huis en haard met zich om draagt Zij bezitten een kostelijken schat. Nooit torne men aan de waarde des huisgezins. De woonkamer blijve heilig! Wie thuis 't geluk niet zoekt, hij zal het [nergens vinden, Wie thuis gelukkig is, hij zoeke 't elders niet; Maak tot uw liefste en beste vrinden Hen, die ge daaglijks om u ziet. Een maatschappij zonder huisgezin wordt een maatschappij zonder karakter, een maatschappij zonder hart Bronnen van genot te over voor allen, zonder onderscheid. Maar wij moeten er uit willen putten. Niets goeds wordt ons opgedrongen. Wij raoe'en openen onze oogen, te luisteren leggen onze ooren Wij hebben ons te oefenen in de kunst van zien, opmerken, in die van hooren, d.i. in ons opnemen en verwerken. Men helpt ons, gelijk wij op onze beurt anderen moeten bijstaan om het immer beter te leeren. Wij hebben onze harten te ontsluiten en ontvankelijk te maken voor indruk ken en stemmen uit de ons onmiddelijk omringende wereld. De deur van ons gemoed sta open Wij moeten willen leeren uit het geno- tene, opdat hoofd en hart worde verrijkt, verlicht en verwarmd Zöö komen wij tot het b e s t e d.w. z. tot levensgenot. Het leven genieten ishet leven op prijs stellen, het waardeeren, het een kostelijken schat en zegen achten. Betreedt (en arbeidsveld, klein of groot, maar hebt een taak en werk kring, waarin ge uw ziel kunt. leggen, waaraan ge al uw krachten wijden kunt en volgaarne wilt geven, een taak, in welker waarde en beteekenis ge gelooft, van wier vrucht ge overtuigd zijt, een arbeid, die u adelt en die zegen afwerpt voor anderen en de maatschappij. De niets-doener, de tijd-dooder, de springer van „den hak op den tak" zij vinden het levon doelloos en klagen over alles in plaats van zich zelf aan te kla-1 gen. Mijdt niet het kam p-p e r k De mensch moet een strijder wezen. Kampen moet hij om te wassen en m e u's c h te worden. Wie worstelt, wint aan kracht en groeit voortdurend. De wereld vraagt, dat wij een zwaard zul- j len omg' spen en de wapenen haoteeren voor de hoogste goederen en de heiligste beginselen. Wie dezen strijd meevoert, geniet het leven en zpgtschoon is een bestaan, dat tot dien ook mij oproept. Hebt lief! „Lieven is leven en le ven is lieven". Weest iets, 't zij voor velen, 't zij voor enkelen, desnoods voor een en ge zegent uw zijn op dee'z aar de. Wijdt u aan hunne belangen, geeft er iets van uw tijd, van uw kennis, van uw kracht, ja, van uw persoonlijkheid aan. Dan zegt gedkt is leven en waarach tig genieten, als men bijwijlen zichzelf vergeet ten bate van anderen en van an- derer belangen. Wddr blijft ge nu, gij dartele, gij zwartgallige, gij pessira'st? L e e r te genieten en te begrijpen, dat gelukkig maken is gelukkig zijn. De wereld is voor ons, zooals wij haar zien. Is genot niet deugd Sluiten land. 17) Toch had het voor den vreemdeling iets eigenaardigs bekoorlijks. De slingerende paadjes, aan weerszijden het dichte struik gewas en de hooge boomen waarin de vogels kwinkeleerden en dan overal doodsche stilte en rust. Suzanne zou er uren tusschen kunnen vertoeven. Die kalmte en die rust oefenden op haar, dweepster als ze was, een machtigen in vloed uit. Ze zou kunnen jubelen van ge luk zonder recht te weten waarom. Midden in dat zoogenaamde bosch was een groote put, waarom heen een geheel drooge sloot, alles met gras en onkruid begroeid. Daar waar die put was, had, vol gens sommigen, jaren en jaren geleden een oud kasteel gestaan, de sloot was toenmaals een gracht geweest en het woeste geboomte eertijds een fier, schoon bos. Maar het ge slacht, 't welk dat kasteel bewoond had, was uitgestorven en men had het vervallen kasteel gesloopt. Langzamerhand vielen de kostbare eiken een voor een onder de hand van den houthakker en daarvoor kwamen de wilgen en het struikgewas in de plaats van de eenmaal zoo schoone bezitting was eindelijk niets meer overgebleven dan een woestenij. In tusschen was het kleine gezelschap uit de boot aan land gestapt. Frank legde haar vast en volgde langzaam de anderen, die reeds vooruit waren gegaan. Eindelijk had hij hen ingehaald en, toen het pad een weinig breeder werd, gingen Meina en Felix samen en kwam Suzanne met Frank achteraan. Zwijgend, een weinig onder den indruk van deze stille rustige natuur, schreden zij voort. Zoo nu en dan weerde Frank de afhangende takken af, die Suzanne anders in 't gezicht waren geslagen. Felix was met zijn meisje ver vooruit. Een poos liep men onvermoeid door, tot Meina luidkeels tot de achterblij venden riep: „Komt gauw! hier is een heerlijke plaats om te rusten!" Suzanne en Frank liepen door en kwa men op een open plek, tusschen het ge boomte. „Hier moeten we wat rusten. Ziet, daar staat een bemoste bank tegen een boom stam ik ben moe, laten we hier even gaan zitten!" zeide Meina, en zonder zorg voor hare japon, zette zij zich op de ruwe bank neer. „Nu kunt jelui doen, wat je wilt, maar je krijgt me hier het eerste half uur niet vandaanverkondigde ze en met een' die pen zucht zette ze haren hoed af, zoodat de zonnestralen, door het loover heen, op haar mooi haar speelde. Ook de anderen zetten zich naast haar neer. „Nu", vroeg Suzanne lachend, „hoe vindt je nu het bosch; ik geloof toch wel dat het ie meevalt". „Je hebt gelijk, Suz', en ik beloof je hiermee, dat ik er nooit weer iets leelijks van zal zeggen. Behaagt het u, mij te ver geven?" antwoordde Meina op komisch berouwvollen toon. Onder allerlei grappen en vroolijk ge lach verstreek ruim een half uur. De vruch ten, die Suzanne in een mandje mee ge nomen had, waren reeds lang verdwenen. Meina stond op. „Ik ga mijn reis vervolgen!" zeide ze, „wie gaat er mee?" Felix stond in een seconde naast haar. „Ik, om u te dienen, mejuffrouw zeide hij met grappigen ernst, terwijl hij voor haar boog als een knipmes. „Ik blijf liever nog wat zitten, 't Is zoo rustig hier!" vond Suzanne. „Goed, dan blijf ik je gezelschap hou den! en Frank, die reeds opgestaan was ging weer naast haar zitten. „Neen, neen, dat wil ik niet, Frank. Ontzeg je dat genot niet om mijnentwil. Ga met Meina en Felix mee; ik ben al meer in 't bosch geweest, dus „Met Felix en Meina? vroeg Frank lachen de, terwijl hij op het juist achter de boo men verdwijnend jonge paartje wees: „ze kunnen mij wel missen die twee Suzanne glimlachte even. j „Zij zijn beiden zoo recht gelukkig!" zeide ze toen en een zucht van verlangen ontsnapte haar mond. „Ja! ze zijn gelukkig; ik wilde dat ik dat ook wasprevelde Frank zachtjes. „Jij?" vroeg Suzanne verbaasd. „Ben je dan niet gelukkig?" spotte zij. „Neen, maar als je wilt kun je me ge lukkig maken! Spot er niet mee". Frank was van de bank opgesprongen en had Suzannes hand gegrepen. „Suze ik heb ze zoo lief, help mij breng ons bij elkander!" smeekte hij op onbeschrijfelijken toon. „Helpen? Wie? wat?" riep Suzanne vol verwondering „ik weetniet wie je bedoeltl" „Gertrude mijn Trude! breng ons bij Bij de behandeling in den Duitschen Rijksdag van de begrooting voor Kame roen bracht de socialist Bebel Zaterdag het geval ter sprake van Dominik, die bij een expeditie tegen de Basoko's een dorp overvallen en de gansche bevol king met inbegrip van de kinderen heeft laten afmaken, terwijl hij de ge- dooden zekere lichaamsdeelen liet af snijden om vast te stellen hoeveel hun ner waren afgemaakt. De directeur van koloniën Dernburg verklaarde dat die beschuldigingen ongerechtvaardigd wa ren, waarop de socialist Ledebour de misstanden in Kameroen verder be sprak en de meerderheid, die telkens in gelach uitbarstte, van huichelarij be schuldigde. Tot driemaal toe riep de waarnemende voorzitter Kampf hem tot de orde en stelde daarna voor, Ledebour het woord te ontnemen, wat echter door de vergadering geweigeTd werd. Toen daarna een voorstel werd ingediend om het debat te verdagen, bleek dat geen voldoend aantal leden tegenwoordig was om een wettig besluit te nemen en dat dit ook de oorzaak was geweest van de voor Ledebour gunstig uitgevallen stem ming. Niettemin heeft de heer Kampf zijn ontslag als tweede onder-voorzitter van den Rijksdag ingediend. Te Parijs is van den minister van buitenlandsche zaken van Guatemala telegrafisch bericht ontvangen, dat er een mijngang ontdekt is, gegraven van het Duitsche gezantschap naar het huis van den president van Guatemala. Men ziet er weer een aanslag op 't leven van den president in. De „Matin" meldt dat zij in staat is elkander, ik heb zoo lang geduld gehad!" barstte Frank uit; „o, help mij toch!" Suzanne stond als verslagen. „Truce je helpen?" riep ze weer, „ken je haar dan?" „God 1 zou ik haar niet kennenze is mijn steun, mijn hoop geweest in al die lange jaren! „Frank! Frank!" Suzanne kon niets meer zeggenze stond daar roerloos met de handen gevouwen, en hij smeekte en smeekte maar. „Help mijhelp onswant nietwaar, zij heeft mij toch ook niet vergeten Ospreek dan toch, Suzanre spreek dan toch!" Eindelijk begon Suzanne: „Zij heeft er mij nooit iets van gezegd ik wist niet, dat ze je kende. Heb je niet abuis? Frank, dat zou verschrikkelijk zijn „Neen, o neen; ik heb haar leeren ken nen bij uw oom Rudolf." Suzanne legde hare hand op zijn arm en dwong hem te gaan zitten. „Ik wil niet onbescheiden zijn, maar Frank, Gertrude is mijne zuster en het geldt hier haar geluk wil je mij alles eens vertellen? Was het juist voor den grooten slag, die ons trof? „Ja! ja! ik wil het je vertellen, maar op ééne voorwaarde!" „En die is?" „Zul je dan trachten ons bij elkander te brengen, gelegenheid te geven elkander te ontmoeten. Omstandigheden, die ik je met een vertellen zal, hebben ons langen tijd gescheiden. Ik weet zeker, dat ik haar niet onverschillig was en ik God geve, dat ik haar eens de mijne mag noemen; wil je Suze?" Suzanne stond voor hem, en ernstig ant woordde ze1 Ja! want ik weet, dat je een goede jon- het volgende belangrijke bericht mede te deelen. Sedert ecnigen tijd zijn door de Fran- sche regeering onderhandelingen be gonnen met de Japansche, welke ten doel hebben, het sluiten van een over eenkomst, waarbij de beide mogend- beden elkaar wederkeerig het behoud harer bezittingen in het Verre Oosten waarborgen. De Petit Parisien deelt een vreeslijk geval mede van schijndood, dat te Sar- bazan gebeurd moet zijn. Daar stierf, dacht men, eenige dagen geleden een jonge vrouw na een korte ziekte, 's An deren daags werd ze begraven. Kort na de plechtigheid hoorde iemand uit het nog open graf geklop. Hij waarschuw de den burgemeester, en ijlings werd de kist geopend. De vrouw bleek nog le\ end. Men diende haar opwekkende middelen toe, zij kwam overeind, maar viel toen achterover en was werkelijk dood. Vrijdagavond organiseerden de El- zasser democraten een groote publieke bijeenkomst, die door ruim 1000 per sonen bezocht werd. Het hoofddoel was de hervorming der Elzas-Lotbaringsche grondwet te bespreken en zelfregeeiing te (ischen. De eerste spreker, de vroe gere Rijdsdagafgevaardigde Blumenthal, uitte zich ten gunste der zelfregeering, gebaseerd op het stelsel der vrije steden Hamburg, Bremen en Lübeck. Een tweede spreker noemde Enge land als voorbeeld, dat niet gevreesd heeft Transvaal een eigen regeering te verleenen. Toen hij Botha's bezoek aan Londen releveerde volgden van alle kanten luide toejuichingen. De Fransehe bladen verklaren, dat Jacob Law, de man, die den eersten Mei van een omnibus af revolverscho ten op de soldaten loste, niet verant woordelijk gesteld kan worden voor deze handelwijze, omdat sedert 'n jaar of ze ven ten gevolge van een val zijn her sens gekrenkt zijn. Hij werd te Balta, bij Odessa, gebo ren en is thans 20 jaar oud. Óver 't algemeen is hij zeer melancholiek, doch af en toe komen er plotselinge uitbar stingen van woede. Als revolutionnair naar Siberië \erbannen, gelukte het hem te ontsnappen, waarna hij 'n maand of acht bij zijn moeder te New-York woon de. Een neef te Parijs doet zijn best verklaringen van doktoren, die Law kennen, bijeen te brengen, ten einde de autoriteiten te bewijzen, dat men met een krankzinnige te doen heeft. In een dorpje bij Lyon heeft een boer zijn 50-jarige vrouw benevens zijn zoon van 22 jaar met een revolver gedood, waarna hij zich zelf verdronk. De man gen bent. Frank, ik hoop innig, dat mijne zuster, mijne eenigste, haar hart schenkt aan zulk een flinken man, als jij bent. Je bent harer waardig, want Gertrude is goed, Frank, oneindig goed en je zult je nooit in haarbedrogen vinden Onwillekeurig haperde ze bij dat laat ste woord. Zij dacht aan een andere, die wèl bedrogen was geworden, en waarvoor zij nu moest lijden. Ik dank je, Suzanne!" zeide Frank ont roerd. Na een kleine pauze begon hij „Lang geleden, nog vóór die noodlottige slag uw familie trof, logeerde Gertrude bij uw oom Rudolf. Daar ontmoette ik haar het eerst. Ik was nog zeer j ong en had nog geene vooruitzichtenik kon dus het leven eener vrouw niet aan het mijne verbinden. Voor de eerste maal, dat ik je zuster zag, voelde ik mij reeds tot haar aangetrokken en, hoe meer ik haar leerde kennen, hoe meer ik haar begon lief te krijgen. Het besluit stond dan ook in mij vast, dat zij en zij alleen mijn vrouw moest worden. Langen tijd vertoefde ik bij uw oom om Gertrude. Telkens zocht ik haar gezelschap en ik geloof ook, zij het mijne. Mijn hart juichte van vreugde, als ik op een partijtje zag, dat, terwijl zij omringd was door schatrijke aanbidders, haar blik mij zocht; mij, den man zonder fortuin, en met een onbekende toekomst. Als zij mij dan vond, scheen het of hare oogen begonnen te schitteren. Wij spraken over onze lieve lingsschrijvers en andere dingen, die haar interresseerdendan was haar gelaat met een donkere blos bedekt. In zulke oogen- blikken was zij waarlijk schoon, Suzanne. Oorspronkelijke roman. Hoofdstuk XX. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1907 | | pagina 1