liet Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Monsieur F AL JAS Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2641. Zaterdag IS Juni. 1907. FEUILLETON. lAm VAN ALTEH* VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00, franco per post zonder prijsverbooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7y8 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Aan den vooravond eener nieuwe Vredesconferentie. Toen het woord van den machtigen keizer aller Russen vorm en leven gaf aan het denkbeeld dat hem sinds eeni- gen tijd bezielde en tengevolge daarvan aan het kleine Nederland de eer te beurt viel om de eerste vredesconferen tie op zijn grondgebied te zien samen komen, werd dit op zich zelf grootsche schouwspel met zeer verschillende ge voelens aangestaard. Het is niet te ont kennen dat alom groote verwachtingen waren opgewekt, verwachtingen die ze ker minder groot zouden geweest zijn, wanneer een gewoon burger de poging had gewaagd, die thans van een der machtigsten der aarde uitging. Zij die iets meer dan de groote me nigte van de geschiedenis wisten, namen over het algemeen de zaak kalmer op. Hun was het niet onbekend, dat, zij het dan in andere vormen, ook in vroe gere eeuwen herhaaldelijk pogingen zijn aangewend om aan den altoos durenden strijd een einde te maken. In Duitsch- land, en vooral in Frankrijk, heersch- ten in de middeleeuwen allertreurigste toestanden. De macht der koningen was zeer gering en zij streefden er naar de groote macht van den adel te fnuiken. De adellijke heeren waren zoovele koninkjes in het klein, die elkander voortdurend bevochten en van uit hunne roofburchten strooptochten hielden. Van recht was geen sprake. Die overwon had gelijk en daarom spreekt men ook wel van het „vuistrecht". Leefde men in vrede, dan was het toch altijd ge wapend. Eeuwen lang is Europa destijds het tooneel geweest van grenzenlooze ver warring, waarbij de zwakkere onder ging, het volk in lijfeigenschap of hoo- righeid werd gehouden en het zwaard nimmer ruste. De uitgestrekte bezittingen der gees telijkheid waren evenmin veilig als eeni- ge andere. Van daar dan ook, dat zij ook gewapend waren, bedacht op ver dediging. Er waren kloosters, die in derdaad versterkte plaatsen waren en, omdat sommige ervan schatten beslo ten, de hebzucht der adellyke heeren in hooge mate opwekten. Het was de hoogere geestelijkheid, die het eerst getracht heeft, aan dien ondragelijken toestand een einde te ma ken. In 1031, nadat Europa door hon gersnood en andere rampen was bezocht maar eindelijk een gezegende oogst de II. Th. CHAPPUIS. 3) Den volzin had hij niet voltooid, doch de dreigend gebalde vuist was welsprekend genoeg geweest. Roosje was bang gewor den, en dewijl moeder met vader één lijn had getrokken, had zij het hoofd gebogen en toegegeven. Thans stond zij op dien guren Novem bermorgen met nieuwsgierige blikken te kijken naar den rood en groen geverfden wagen met zijn klein balkon. „Komde gullie wijd aweg?" vroeg zij ten slotte. „Wijd? Vandaag van Burgst, gisteren van Turnhout". „Van Turnhout? In 'tBels? Herrejen- mink, wa' 'n end! Ge gaot zeker naor Grunnestein speulen, he?" „Dat heb je nu eens precies geraden." „Wa' is 'tveur een spul?" „Goochelen, acrobaten, pantomine, van alles. Je moet maar eens komen kijken hoor." Roosje begon te grinneken. In haar oogen tintelde spotlust. „En speulde gij ook mee?" „Stellig? Mag het niet?" vroeg Bart, glimlachend haar aankijkende. „Dan speulde gij zeker voor lillekerd," en schaterend van lachen liep Roosje het huis binnen. Met een verbluft gezicht oogde de paljas haar na. hoop op betere tijden had verlevendigd, werden synodale besluiten uitgevaardigd, die wapenstilstand voorschreven en deze door strenge bepalingen trachtten te handhaven. Met uitbundig gejuich ontvangen, werkte de geheele zaak toch niets uit, zoodat men water in den wijn deed. Om toch i e t 8 te bereiken werd na melijk bepaald, dat men alleen van Woensdagavond tot Maandagmorgen de wapens moest laten rusten Dergelijke pogingen stonden niet op zichzelf. Ook in andere landen kwamen zij voormaar aan het einde der mid deleeuwen (1500) schijnt er toch niets van overgebleven te zijn. De macht der vorsten was toen grooter geworden en van deze zouden de stappen naar den vrede voortaan uitgaan. Van keizer Maximiliaan wist men krachtige maat regelen te verkrijgen. Het zelfrecht van den adel werd tegengegaan. Men mocht zich zelf geen recht meer verschaffen in de altoosdurende twisten. Op de over treding werd straf gesteld en de over treder werd gedaagd voor eene opzet telijk daartoe ingestelde rechtbank, in de geschiedenis bekend onder den naam van Rijkskamergericht. Machtig genoeg om een toestand van binnenland8chen vrede in Duitschland te scheppen, is het kamergericht echter niet geweest, al heeft 't in 't algemeen eenige verbetering aangebracht. Hendrik IY, de koning van Frank rijk, was de man die Czaar Nicolaas vóór is geweest. Of zijn deel volkomen zuiver was, valt sterk te betwijfelen in ieder geval was zijn plan tamelijk fantatisch. Hij wilde dat Europeanen, Russen en Turken, aanhangers van drie onderscheidene geloofsbelijdenissen, zich vereenigden tot één kerkgenoot schap en een Statenstelsel vormden, waarin Frankrijk de eerste viool speelde. Die staten moesten in eeuwigen vrede met elkander leven en hier komt nu het nieuwere denkbeeld voor den dag dat langzamei hand meer krachtig op den voorgrond zou treden elk geschil tusschen de staten onderling, zou voortaan door een statengerechtshof worden beslist. Wanneer wij nu weder op <>ns uit gangspunt terugkomen en de geschie denis der eerste vredesconferentie en van de jaren die er op volgden nagaan, dan komen wij tot het besluit dat de vredes beweging niets anders is dan een deel van de wereldgeschiedenis, laat het dan zijn van een deel dat weer eene ge- „Leelijkerd? Leelijkerd? Ja, dat ik leelijk ben, behoef jij me niet meer te komen vertellen, meisje. Dit weet ik zelf zoo goed als de beste. Pas maar op! Wie weet wat jou nog overkomt? Hoewel 't zou zonde zijn van je aardig gezichtje." Bles had den emmer ledig en het brood op, en de Mottige begon het dier den stang weder in te hangen, toen Gilles buiten kwam en, onder het uitkloppen van zijn kort eindje pijp, om de schuur heen naar de achterplaats wilde loopen. Hier geko men, sprong hij echter met een gesmoor- den gil bliksemsnel achteruit, want de waakhond was uit zijn hok naar hem toe geschoten en had hem bijna gepakt. Een leelijke vloek klonk van zijn lippen. Hij keerde terug op zijn schreden en kwam naast den mottige staan. „Zoo'n valsche rekel! Die zou iemand bij de kuiten hebben, voordat hij het zelf wist." „Wat doe je bij zijn hok? Daar heb je niets te maken," bromde Bart. „Kom! kom! Dit denk je maar. Steekt er dan zooveel kwaad in, dat ik eens even wou gaan kijken hoe het er uitziet achter het huis?" vroeg Gilles met een leuk ge zicht. Met een knipoogje vervolgde hij nauw hoorbaar: „Je kunt niet begrijpen hoeveel belang ik stel in de kippenhokken van de boeren hier". „Och, kom! Wat je zegt! Heb je daar véél last van?" „Nogal." „Dan zou ik je toch raden van die be langstelling hier niet al te veel blijken te geven. Iedere boer, die het maar eenigszins doen kan, houdt er een hond op na. 't Is hier gratis kiezen en tanden inzetten. Laat schiedenis op z'ch zelf heeft, en, dit ie de groote waarheid, dat die geschiede nis zich niet beweegt in de richting van vrede, maar in de richting van rech t- wat in zooverre op 't zelfde neerkomt, omdat door het recht de vrede behouden blijft of althans hersteld wordt. Wat is de oorlog anders dan het vuistrecht tuBsehen de volken Zij heb ben een geschil en maken dat zelf uit, door te vechten. Zelfrecht dus: de sterkste heeft gelijk en verschaft zich recht. In het burgerlijk leven laat men dat niet toe en dwingt men de twistende bur gers om hun zaak voor den rechter te brengen. Men kent daar in 't algemeen geen eigen richting of zelfrecht en hij die zich zelf recht verschaft, is strafbaar. Ook kan men oorlog zeer goed ver gelijken bij een tweegevecht, een han deling die in de meeste beschaafde sta ten verboden is. Wat nu bestaanbaar, ja sinds lang onmisbaar is in de burgermaatschappij, dat moet en z «1 het ook worden in de wereldheerschappij. Het arbitrage-denk beeld van Hendrik IV, als we er dien naam aan geven mogen, is practisch uitvoerbaaraan dat denkbeeld behoort de toekomst: vrede door recht. Waar recht heerBchen zal ook in de wereld der volken, daar moet wel een macht wezen om het recht te handhaven, maar is de oorlog toch overbodig geworden en is vermindering van militaire lasten een natuurlijk gevolg van het bestaande. Met vrede of met ontwapening b e- g i n n e n, dat zal men nimmer; men zal er mee eindigen, als er eerst recht, dat wil zeggen algemeen, goed en vol ledig recht bestaat. De ware vrienden van den vrede hebben dunkt ons aan dit denk beeld vast te houden. De oude spreuk zegt: die vrede wil make oorlog. Wij zouden er voor in de plaats willen stellendie vrede wil, zorge dat er recht zij. iitaiteiiland. je dit gezegd zijn." i cut gezeg „Dank je voor je waarschuwing. Bij ge- Het spoorwegbestuur van Brussel heeft zich door een slimmen Italiaan laten beetnemen. Hij kwam met zijn vrouw uit Parijs, voorzièn van een groote reiskoffer, die hij daags nadien kwam afhalen. I Het was een man met een grooten baard. Hij zeide zijn verzendingsbiljet verloren te hebben, maar, daar hij, door nauwkeurig den inhoud op te geven, bewees de eigenaar van de kist tegenheid zal ik er aan denken. Maar jij lust toch ook wel een kippeboutje, he?" Bart begon te meesmuilen. „Ik wel". „Ik ook, zie je; en nu heb ik altijd ge hoord, dat je met een balletje gehakt en hierin een heel klein beetje rattekruid baas wordt, zelfs van den kwaadaardigsten hond. En nu jij weer Met een zachten stoot van den elleboog in de zijde van den mottige schoof Gilles de gelagkamer weder binnen. n. Zulk een drukbezochte kermis als dit jaar was er te Gravestein in tijden niet geweest, zoo hoorde men van een ieder. Twee groote mallemolens, een viertal wa feltjes en poffertjeskramen, een dito in zuur en eieren, voor de flauwhartigen van gemoed, weet u; benevens een paar rijen koek- en speelgoedkramen vulden drie zijden van het tamelijk ruime marktplein. Een vierde zijde werd ingenomen door de spellen. Een dikke dame, de dikke „heeren" laten zich gratis kijken, niet waar? een Spiegel des Geheims stonden zus terlijk naast een Schoone Galathée en een tweede Madame Lenormand; en naast al deze houten en linnen barakken met de sporen van langdurigen dienst op ieder onderdeel van het vervelooze, onooglijke karkas, verhief zich kleurrijk en fier, met een flinke gaanderij over de gansche breedte van het houten gebouw het wereldberoemde The&tre de Paris. Over gebrek aan belangstelling in 't geen hij te aanschouwen gaf, had monsieur Lazi niet te klagen, 't Was stellig voor zijn beurs een gelukkige inval geweest, toen hij het plan gevormd had „een kunstreis" te gaan maken door Noord-Brabant, want zijn te zijn, gaf men ze hem mee. Twee dagen later kwam een ander Italiaan, ditmaal zonder baard en voor zien van de noodige bewijsstukken, naar den koffer vragen. De bedienden schrokken en verhaal den wat er gebeurd was. Dan ben ik bestolenriep hij uit. Ik ken den dief. Had hij niet een grooten baard? De spoorwegmaatschappij was ver antwoordelijk en moest 2000 fr. ver goeding betalen voor de gestolen reis kist. Maar een paar dagen later werd 't bestuur verwittigd, dat de man met den baard en de man zonder baard een en dezelfde persoon is. Het parket deed opzoekingen en vond hem, gelogeerd op een rijke kamer van de Zuidlaan, waar hij herkend werd als zekere Jozef Coco, een bandiet van de ergste soort. De Parijsche correspondent van de Daily Express discht een sensationeel verhaal op, dat afkomstig heet van iemand van het Duitsche hof, over een strafoefening die de keizer over prins Frederik Hendrik van Pruisen, oudsten zoon van prins Albert van Pruisen, heeft gehouden. Prins Frederik Hendrik was op 28- jarigen leeftijd kolonel van het 1ste re giment Brandenburgsche garde-dragon ders geworden. Hij ging door voor het vroomste lid van het keizerlijk huis. Maar kortgeleden kwamen er ziekelijke neigingen van hem aan het licht. „Toen de Keizer den aard van de tegen den prins ingebrachte beschuldigingen ver nomen had, liet hij zijn jongen neef ten paleize komen, en verrichte hij in tegenwoordigheid van verscheidene an dere leden van het keizerlijke huis en een groep hooggeplaatste officieren, per soonlijk de degradatie. „De Keizer rukte de ridderorden en onderscheidingsteekenen van 's prinsen borst als teeken van degradatie en uit storting uit het leger en gaf hem een paar stevige oorvijgen. „Prins Frederik Hendrik barstte in tranen los, verliet het paleis zonder iets te zeggen, reed ijlings naar zijne woning en vertrok denzelfden avond 1 naar Egypte, waar hij nu ergens op een afgelegen plaats moet wonen. „De Keizer heeft last gegeven, om zijns neefs naam nooit meer in zijn j tegenwoordigheid te noemen, en de po litie heeft bevel om den prins uit het Duitsche gebied te zetten als hij er tracht terug te komen. „Kort voor zijn ongenade was prins Frederik Hendrik benoemd tot groot meester van de Johannieterorde en deze benoeming moest bij keizei lijk besluit vernietigd worden. Prins Joachim Al- bert, Frederik Hendrik's jongere broe der, is verleden jaar in moeielijkheden geraakt, toen hij de tooneelspeelster juffrouw Sulzer wilde trouwen. (De Kei zer heeft hem daarvoor tijdelijk naar Duitsch Zuidwest-Afrika gedetacheerd.) „Prins Frederik Hendrik is nu 32 jaar. Hij heeft een fortuin van 18 millioen gulden van zijn vader geërfd, behalve groote landgoederen en een prachtig paleis in de Wilhelmstrasse te Berlijn". Dinsdag was het vier jaar geleden dat koning Alexander en koningin Draga vermoord werden. In de Markus- kerk waar zij bijgezet zijn, werd voor hun zielsrust een mis opgedragen. Op de twee graven lagen tallooze kransen en een groote menigte vulde de kerk. Bijna alle bladen te Belgrado schrijven over het drama van 1903, enkele ver zwijgen daarbij niet, dat de konings moord voor Servië niets goeds heeft opgeleverd. Volgens een bericht uit Pretoria deelde Botha het besluit mede, dat de wet op den mijnarbeid niet weer in werking zal worden gesteld; de Chi- neezen keeren onmiddellijk na afloop van de contracten naar hun land terug. Botha gelooft zeker, dat er genoeg Kaffers te krijgeu zullen zijn. tent vormde, als 't ware, het middelpunt van de kermis. Avond aan avond liep het de geheele week schier storm om een plaats. I Zoo werd het Zondag, de laatste dag der kermis, en ter eere van dezen besloot de directeur een extra-buitengewone gala-voor stelling te geven. Met de muziek voorop en de lieve straatjeugd, dansende en sprin gende om hem heen, was hij deze dien morgen reeds vóór kerktijd tot zelfs in de geringste achterbuurten gaan bekend maken. De geschilderde voordoeken, waarop Sig- nora Speltrini op het ijzerdraad prijkte, benevens Simson met zijn gewichten, waren ontrold en gaveD het kijkgrage publiek een voorproefje van al 't mooie, dat binnen zou te zien wezen. Paljas had een schoon, linnen pak aangetrokken met roode knoopen, als soepborden zoo groot. Monsieur Lazi droeg, ook zeker ter eere van de gala-voorstel ling, een zwarten rok, benevens een paar gewasschen glacétjes en een hoogen hoed; en zelfs de blaasbuben, of, zooals de directeur ze n<>emde, de kapel, hadden de schonkige ledematen in een oude Duit sche uniform gehuld. De lichten waren aangestoken, en nadat monsieur Lazi de „kapel" verzocht had te geven, wat hij noemde „een stikkie mesiek", en de kerels op hun gedeukte en gebutste instrumenten begonnen waren een leven te maken als een oordeel, was het niet te verwonderen, dat zich weldra een talrijke schaar lachende, pratende, rookende en koekknabbelende kermisgasten voor de gaanderij begon te verdringen. „Komaan, monsieur Paljas! Ik hoop, dat je je zondagsdutje nu gedaa* hebt, en dat je het geachte publiek, 't welk hier voor je staat, nu eens zult komen staan te ver- tellen wat hier binnen is te zien," begon de directeur met een door de vele „schaep- In een artikol van G. Davenay in de Figaro wordt beweerd, dat Johan Orth nog in leven is I Zooals men weet, verdween aartsher tog Johan Nepomuk Salvator zoon van Leopold II, groothertog van Tos- kane en van Marie Antoinette der beide Siciliën 1891 van het Oostenrijksche hof. Daarna lie p het gerucht, dat hij in de nieuwe wereld rondzwierf onder den naam van Johan Orth, maar men hoorde zoo langen tijd niets meer van hem, dat men algemeen aannam dat de aartshertog ergens in Zuid-Amerika den dood gevonden had. Onlangs, schrijft de Figaro, kwam een boek van haar medewerker Garzon, getiteld „Johan Orth" licht in de duis ternis verspreiden. De auteur verze kerde er o. a. in, dat Johan Orth in 1900 nog in leven was. Den 6en Juni 11. nu kwamdr.Quin- tana, zoon van den vroegeren president der Argentijnsche republiek, uit Bue nos Ayres te Parijs aan en hij vertelde den heer Gaizon, dat Johan Orth, ko mende uit een der La Plata-havens, zich aan boord bevond van de Araguaya, die den volgenden dag Cherbourg zou aandoen. En Zaterdag 11., zoo verzekert de heer j Davenay, werd de heer Garzon aan het station Saint-Lazare te Parijs door dr. Quintana aan den aartshertog voorge- mannetjes", dien middag genoten, wel wat schorre stem, en met een tikje tegen het veelkleurige gordijn, dat den ingang van dit heiligdom der kunst voor het oog van de toeschouwers voorloopig nog verborgen hield. „Daarbinnen In een wip was Pali as bij genoemd gor dijn, lichtte een tip er van op, keek even naar binnen en kwam met de handen in de zakken naar zijn baas terug. „Daar is niks te zien." I „Niks?" „Nu ja, wat banken, heel mooie banken, maar ze zijn een beetje hard, want de veeren zijn erin vergeten; en een partijtje lampen, heel mooie lampen, doch 't katoentje is wat kort't branden is dus ook maar zoo'n beetje; en verder is er „Nu, vorder is er „Verder is er niks te zien. Niemendal.—- Laat je niet bedotten, menschenHoudt je centen in je zak! Daarbinnen valt niks te zien,'^ besloot Paljas. „Paljas, je maakt mijn the&tre te schande! Daar! Dat is voor jou!" Paljas dook ineen, en des directeurs hand kwam met volle kracht tegen het beschot terecht. „Da's jou hand maar!" schaterde Paljas. Het publiek gilde en brulde van pret. Wat een leepe vogel was die Paljas! Wat was hij grappig! Dien vent moesten zij binnen ook eens zien. Het slot was dus, dat de tent wederom volliep, en dat het in de cassette aan 't bureau, waarachter madame Lazi in 't volle besef harer waar digheid de kaartjes uitgaf, als 't ware kwartjes en tienstuiverstukken regende. IVI MU I I DOOR (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1907 | | pagina 1