Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard,
Een nieuw gebod?
Het Arbeidscontract voor de Dienstboden.
Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden.
No, 2G55 Zaterdag 3 Augustus,
FEUILLETON.
Und van alten/-
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1907.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
I.
Lang geleden, toen het jongste ont
werp van een wet op het arbeidscon
tract was ingediend, hebben wij de be
ginselen en hoofdbepalingen ervan ge
schetst. Nu de wet tot stand gekomen
is en hare invoering bij het ministerie
wordt voorbereid, komt het ons niet
noodzakelijk voor, nog eens het geheele
werk te bespreken. In vele opzichten
toch zouden wij dan in herhalingen
moeten vervallen. Maar de wet bevat
ook regelen, welke in nauwe betrekking
staan tot aangelegenheden van dage-
lijksch, practisch belaug, welke wet
eens aan eene bijzondere beschouwing
moge worden onderworpen. Wij bedoe
len de thans zoo goed als ongeregelde
verhouding tusschen meesters en mees
teressen en hun dienstboden, natuur
lijk zoowel mannelijke als vrouwelijke,
in 't algemeen allen die huiselijken en
persoonlijken arbeid tegen loon ver
richten.
Gemakshalve zullen wij intusschen
in ons overzicht alleen spreken van
meesteressen, daar onze lezers na het
vooropgezette weten wat dit beteekent.
Men zou zich bedriegen indien men
meende dat de nieuwe bepalingen een
algeheelen omkeer in den staat van
zaken teweeg zullen brengen. Men
blijft in vele opzichten zijn vrijheid
behouden en de tot dusver geldende
gebruiken en gewoonten zullen dus in
hoofdzaak wel behouden blijven zooals
de gewoonte om eene dienstbode mon
deling te huren, voor onbepa'dden tijd
of tot wederopzeggens toe, wat hetzelf
de is, en met bepaling alleen van den
tijd waarop het bedongen loon wordt
betaald.
Ook zal men wel, hoe gewenscht dit
ook ware, niet geheel kunnen breken
met de gewoonte van het geven van een
zoogeuaatnden godspenningin den
volksmond goospenningvan ouds een
bewijs dat de huur gesloten was, maar
hoegenaamd geen zekerheid biedende
dat het contract ook werkelijk zal
worden uitgevoerd. De wet hecht er
ook geen de minste waarde aan, maar
moet natuurlijk rekening houden met
de bestaande gewoonten en gebruiken
en heeft daarom de gewoonte van een
godspenning te geven, aangewend als
een middel om het lichtvaardig verbre-
Naar het Duitseh van MAX FREN.
Eene doodsehe, onheilspellende stilte
heerschte in Grottdorf. De fabrieken in
het dorp waren gesloten. De machines
stonden stil. Geen schoorsteen rookte. Alle
arbeiders hielden rustdag. Bijna niets dan
sombere gezichten zag men in het dorpje.
En geen wonderalle bewoners verdienden
hun brood bij den eigenaar der fabrieken,
en nu er niet gearbeid werd, werd bij de
meesten schraalhans keukenmeester.
En dit duurde nu al drie weken zoo.
Toen had de aanvoerder eene ophitsende
toespraak tot zijne medearbeiders gehouden,
door allen in gespannen verwachting aan
gehoord. Karl Berger, zoo heette hij, had
met nadruk verklaard, dat het voor de
arbeiders in Grottdorf anders en beter
moest worden. Waarom behoefden dezen
achter te staan bij de arbeiders in de ste
den? Verder had hij hen aangespoord tot
eene algemeene werkstaking, indien de
eigenaar der fabrieken, Reinhold Wegeling,
hunne rechtmatige eischen niet wilde in
willigen.
Deze echter vond de eischen der arbeiders
in het geheel niet rechtmatig en gaf niet
toe. De arbeiders ook niet zoo kwam
de staking tot stand.
Wel is waar, viel het niet te ontkennen,
dat dit voor den fabrikant zelf een zware
slag was. Hij had juist op dit oogenblik
groote bestellingen uit te voeren, en wan-
ken van de huur eenigszins tegen te
gaan. Daarom is bepaald dat, wanneer
j de huur binnen drie maanden weer
eindigt, het bedrag van den godspenning
i van het loon mag worden afgetrokken.
Ts de dienstbode te kwader trouw en
verlaat zij bijna onmiddellijk den dienst
dan baat de bepaling natuurlijk niets;
maar de wet kan ook niet in alle
gevallen voorzien.
Er staat tegenover dat de verbreking
der betrekking door de dienstbode, ook
j wel het gevolg kan zijn van de han
delingen der meesteres, en d&n is de
toepassing der bepaling niet van hard
heid vrij te pleiten.
De geheele wet bevat bepalingen,
waaraan men een meer zedelijke strek
king kan toekennen," zonder er een
direct wettelijk gevolg van te verwach
ten. Van dien aard is ook het voor
schrift dat minderjarige dienstboden de
machtiging van ouders of voogden noo-
dig hebben om zich bij iemand in dienst
te begeven. Het is licht te begrijpen, dat
het gunstig op de onderlinge verhouding
werken zou, indien het regel werd dat
de ouders ook tot de meesteres in be
trekking stonden doch wij vreezen dat
het in dit opzicht toch wel bij het oude
zal blijven, te meer omdat er eene be
paling in de wet is, die daar aanleiding
toe geeft. Immers, heeft men een min
derjarig persoon in dienst genomen,
zonder dat deze de vereischte machti
ging bekomen had en blijft de min
derjarige vier weken in haar betrekking,
dan wordt het zóó brschouwd, alsof zij
inderdaad de machtiging verkregen
had. Feitelijk komt het dus hierop
neer, dat een minderjarige, die vier
weken in dienst is, in alles wat op dien
dienst betrekking heeft als een meer
derjarig persoon beschouwd wordt en
dus met de meesteres met wettig ge
volg alles kan overeenkomen wat zij
wil, voor zoover de wet het toelaat.
Zoo kan b.v., indien zulk eene uit-
drukk'-lnke of stilzwijgende machtiging
verleend is, tusschen meesteres en dienst
bode worden overeengekomen dat, zoo
lang de laatste nog minderjarig is, een
gedeelte van het loon door de meesteres
zal worden geplaatst in de Rijkspost
spaarbank, of in eene andere spaarbank,
d;e aan zekere wettelijke eischen vol
doet en dus geacht kan worden soliede
te zijn. Op die wijze wordt zeer zeker
in iemands toekomstig belang gewerkt.
Men kan daarbij overeenkomen dat het
boekje zal kunnen worden opgezegd bij
neer dit niet op den bepaalden tijd ge
schiedde, liep hij gevaar groote sommen
te verliezen.
Toch besloot hij niet toe te geven. Hij
verklaarde de eischen der arbeiders voor
onrechtmatig, omdat zij opgezet waren door
Karl Berger, die allen aanleg had de booze
geest van het dorpje te worden.
En in dit besluit bleef hij volharden,
ook toen er een oproerig tooneel vóór zijne
woning plaats greep. Zelfs toen er steenen
tegen de ramen van zijn huis vlogen en
Berger in toomelooze woede den arm tegen
hem ophief.
Het was op dit oogenblik geweest, dat
Anna, Wegelings jonge vrouw, zich tusschen
de beide opgewonden mannen had gewor
pen, en zwaar was Bergers vuist op haar
hoofd neergekomen.
Een oogenblik had er eene doodelijke
stilte geheerscht. Toen had Wegeling zonder
een enkel woord zijn bewustelooze vrouw
naar hare kamer gebracht en de arbeiders
waren uiteengegaan.
Wegeling gaf geen ruchtbaarheid aan
het gebeurde. Maar hij ging in den trein
zitten, reed naar de hoofdstad der provincie
en trachtte nieuwe arbeiders te huren. De
toon zijner brieven was evenwel niet vroo-
lijk. De arbeiders uit de hoofdstad, zoo
schreef hij aan zijne vrouw en zijnen ad
ministrateur, weigerden naar Grottdorf te
gaan, wijl ze hunne stakende collega's niet
wilden tegenwerken in hunne bijna zekere
overwinning.
Dit was nu reeds drie weken geleden.
Wegeling was het zoeken in de hoofdstad
eindelijk moede; hij wilde het nu in de
residentie beproeven. Op de reis daarheen
moest hij Grottdorf passeeren. Daar wilde
hg even uitstappen, om zijne jonge vrouw
te omhelzen en uit haar bijzijn troost en
moed te putten. Morgen vroeg kon hij bij
het bereiken van den 21 jarigen leef
tijd, of op een vroegeren leeftijd, of bij
eerder huwelijk; maar indien het om
eene bepaalde reden wenschelijk mocht
wezen om het geld vóór dien tijd terug
te halen, dan kan de kantonrechter
daartoe toestemming verleenen.
Ook kan met onderlinge toestemming
worden bepaald dat de dienstbode
en dit ziet zoowel op meerder- als op
minderjarigen, in eenig fonds zal moe
ten deelnemen. Zoolang de ziektever
zekering niet van Rijkswege is inge
voerd zal dit waarschijnlijk wel een
ziekenfonds wezen, en dit is dan ook
aan te raden, omdat, zooals wij aan
stonds zullen opmerken, ingeval van
ziekte van een inwonende dienstbode,
de meesteres een bijzondere verplich
ting heeft.
De meesteres moet namelijk, ingeval
van ziekte of ongeval, voor behoorlijke
verpleging en geneeskundige behande
ling zorgen, wanneer daarvoor niet
op andere wijze gezorgd wordt. De be
doeling toch is te bewerken, dat nie
mand aan zijn lot wordt overgelaten.
Echter is het, geene verplichting om
de verpleging bij zich aan huis te doen
plaats hebben en zullen er ook wel ge
vallen zijn waarin dit onmogelijk is.
De verplichting duurt intusschen niet
langer dan zes weken, of korter, naar
mate de dienstbetrekking duurt; ter
wijl de kosten niet langer dan geduren
de vier weken ten laste van de meeste
res komen. Het loon is niet gedurende
al dien tijd verschuldigd dit staat er
dus tegenover. Duurt de verpleging
langer dan vier weken, dan moet in
de kosten op andere wijze worden
voorzien, en heeft de meesteres ze be
taald, dan kan het meerdere, zooals de
wet het uitdrukt, op de dienstbode
worden verhaald een bepaling waar
van wij weinig practiscne toepassing
kunnen verwachten.
Zooals wij zooeven opmerkten, is het
loon niet voortdurend verschuldigd in
geval van ziek realleen m tar gedurende
een betrekkelijk korten tijd, waarvan
de duur aan het overl- g tusschen par
tijen of in geval van verschil aan den
rechter wordt overgelaten een beginsel
dat wij minder gelukkig achten.
In 't algemeen is geen loon verschul
digd wanneer het werk door eigen
schuld of door kwaadwillig verzuim,
niet verricht wordt. Is ziekte of ongeval
er de oorzaak van, dan zal het wel vaak
voorkomen dat de zieke eene uitkeering
krijgt uit een fonds, in welk geval het
loon met het bedrag der uitkeering
verminderd wordt.
Intusschen mag het loon van de
dienstbode niet worden ingehouden
wanneer zij het werk niet kon verrich
ten als een gevolg van omstandigheden
van haar wil onafhankelijk. Men denke
b.v. aan gevallen van ernstige ziekte,
overlijden en begrafenis of huwelijk
van de naaste bloedverwanten, die op
betrekkelijk grooten afstand wonen, zoo
dat een korte afwezigheid alleszins ge
wettigd is.
Slot volgt)
Buitenland.
Te Glaucester heeft in een beesten
spel een leeuw zijn oppasser doodge
beten.
De wali van Monastir meldt, dat
van een 25 man sterke bende, die te
Casa Gastorba verscheen, 14 Grieken
werden gedood en 11 gevangen geno
men.
In de dorpon Kastratz en Loechnitza
zijn van een bende 40 man gedood en
9 gevangen genomen.
Nieuwe telegrammen uit Seres in
Macedonië stellen den toestand als on
rustbarend voor. Na het jongste bloed-
blad zouden nog 100 Grieken vermoord
zijn. Tot de vermoorden behoorden vele
van de aanzienlijkste ingezetenen en
ook verscheidene priesters. De inhech
tenisnemingen duren voort en de ge
vangenen moeten op schandalige manier
worden mishandeld. De consuls van
Oostenrijk en Italië, die de gevangenen
hebben bezocht, hebben, naar men ver
zekert, op hunne lichamen de sporen
der ondergane mishandeling gezien.
De bevolking van de gansche streek,
zoo lezen we in een telegram uit Athene,
is geterroriseerd, zoowel door de Turk-
sche troepen als door ongeregelde ben
den, die onder Turksch commando
worden gevormd. Een van die benden,
bestaande uit Basji Boezoeks en aan
gevoerd door den roover Pardo, is de
schrik geworden van het distiict, waar
zij naar willekeur schattingen opleggen.
De revolutionnaire beweging onder
de Armeniërs in het Wilajet Wan moet
op onrustbare wijze toenemen. De ad
junct van den wali, een Armeniër, heeft
telegrafisch zijn ontslag gevraagd, daar
hij zich tengevolge van dreigbrieven
van Armenische revolutionnairen op
zijn post niet meer veilig voelt. De
adjunct van den kaimakam van Gerasj,
eveneens een Armeniër, is op straat
haar zijn; dat was de inhoud van zijn
laatsten brief.
Anna ligt achterover in een leuningstoel
en staart droomend voor zich uit. Zij denkt
aan den brief van haren man en verheugt
zich op zijne komst.
Het is avond. Zij hoort niet, hoe de deur
behoedzaam geopend wordt en de keuken
meid de kamer binnentreedt. Eerst als deze
zachtjes hoest, kijkt zij op.
„O, ben jij het Marie? Al klaar met je
inkoopen?"
„Ja, Mevrouw."
„Hoe ziet het er in het dorp uit?"
„Daar heeft Gods hand iemand zijn
rechtmatige straf toebedeeld."
Anna ziet haar vragend aan.
„Ik begrijp je niet, Marie."
„Och, de vrouw van Berger, dien slechten
kerel, die al dit onheil gesticht heeft, heeft
de typhus gekregen. Daar zit me nu Karl
Berger bij zijne doodzieke vrouw en twee
wurmen van kinderen zich de haren uit
het hoofd te trekken, omdat hij van zie
ken oppassen niet het minste begrip heeft.
Nu eens vloekt en scheldt hij, dat men er
akelig van wordt, en dan weêr kust hij
onstuimig de arme kleinen en smeekt luide,
dat God toch de moeder zijner kinderen
sparen mag. Men zou bijna medelijden
krijgen met den man, als het niet zoo'n
door-en-door slechte kerel was, maar
„Op dit punt zijn niet alle menschen
het met je eens," valt Anna haar kalm in
de rede.
Marie is uit haar humeur.
„Nu jaroept zij gebelgd. „Dit begrij
pen wij best. Maar u zijt ook veel te goed
voor de wereld. Heeft Berger u niet ge
slagen, en nog spreekt u hem voor."
Anna is opgestaan.
„Marie," vraagt zij, „waar is Berger nu
„Nu? Ik denk in Hochberg. Hij moet
daarheen zijn gegaan om te beproeven, of
er daar niet eene verpleegster voor zijne
zieke vrouw te krijgen was. Hij heeft er
nog eene zuster wonen."
„En wie is er nu bij zijne vrouw en
kinderen?"
„Wie? wel niemand natuurlijk. Iedereen
is bang de ziekte te krijgen, en bovendien
mogen velen Berger niet lijden."
Anna heeft reeds een doek omgeslagen.
„Marie", zegt zij kalm, „pak zoo vlug
als je kunt, een mand met eetwaren in,
doe er ook een paar flesschen wijn en bier
bij en ga dan meê."
„Meê? Waarheen, Mevrouw, als ik vra
gen mag?"
„Wel, natuurlijk naar Berger."
„Voor geen geld ter wereld, Mevrouw."
Anna blijft kalm.
„Goed. Ik kan natuurlijk niemand dwin
gen een medemensch te gaan helpen, die
aan een besmettelijke ziekte lijdt. Geef mij
de mand, dan ga ik alleen."
Marie is stom van verwondering.
„Neen," roept zij, „daar komt niets van
inl Als oude dienstbode mag ik dit nooit
toestaan. U wilt naar een huis, waar de
typhus heerscht. En dan nog wel naar
dien Berger, dien slechten kerel, die den
duivel in zijn lijf heeft. Als de deugniet
u nu weêr eens slaat?"
„Dat zijn mijn zaken, zou ik denken.
En nu, geen praatjes meer. Pak mij dade
lijk de mand in, en daarmeê uit."
De besliste toon van Anna mist zijne
uitwerking ditmaal niet.
Het duurt dan ook niet lang, of beiden
gaan de dorpsstraat door, naar de woning
van Berger.
Anna is kalm en stil; een glimlach vol
ziele vrede zweeft om haren fijnen mond.
Marie bromt in zichzelf.
door een revolutionnair gedood, toen
hij zich van den konak naar zijn wo
ning wilde begeven.
Reuter meldt uit Konstantinopel, dat
de Porte van hare gezanten bij de groote
mogendheden kennis heeft gekregen,
dat deze beloofd hebben krachtige ver-
toogen in te zullen dienen bij de Griek-
sche regeering, tot steun van de jongsle
Turksche nota over de bedrijvigheid
van Grieksche benden in Macedonië.
Volgens een telegram uit Helsingfors
heeft de Tsaar de bekrachtiging gewei
gerd van de meeste bosluiten van den
Finschen Landdag. Door deze weige
ring vinden de geruchten over een op
handen zijnden staatsgreep nieuw voed
sel. De ontevredenheid onder het volk
neemt toe.
Woensdag is te Berlijn het stoffelijk
overschot ter aarde besteld van een
der slachtoffers van den geheimzinni-
gen steker. De begrafenis vond plaats
op het Weissenseekerkhof. De belang
stelling van de zijde van het publiek
was ontzaglijk.
Inmiddels zijn er weer nieuwe be
richten over pogingen tot aanranding
van meisjes. In het bosch bij Köpenick
werden drie kinderen lastig gevallen
door een kerel. De man slaagde niet
in zijn boos opzet, en ontsnapte.
Men vraagt zich af, of men hier te
doen heeft gehad met den pleger der
vorige aanslagen.
De president van de Russische recht
bank, die de zaak behandelen moet
tegen de 23 revolutionnairen, die be
schuldigd zijn van samenzwering tegen
den Tsaar, Stolypin en grootvorst Niko-
laas, heeft van den grootvorst een brief
gekregen, waarvan het slot aldus luidt:
„Bedenk, dat tegen dezulken, die zich
schuldig maken aan samenzwering tegen
den Tsaar of elk ander lid der keizer
lijke familie, slechts één straf kan wor
den uitgesproken, en die straf is de
doodstraf."
Naar de Daily Chronicle uit Chicago
verneemt, zou de stad daar voor 17
millioen doUar opgelicht zijn, doordat
de som, waarvoor de stad de tram van
de maatschappij die haar dreef over
nam, met dat bedrag te hoog geschat
was.
Er zijn nu ook vier Engelsche oor
logsschepen en twee kruisers in Belfast
aangekomen. Maar, zoo heet het, dit
staat niet in verband met de staking
van dokwerkers en vrachtrijders, noch
met de oproerigheid onder de konstabel
macht.
Berger bewoont een klein huisje. Eene
lamp brandt droevig in eene der kamers.
Op de deel vinden zij de beide kinderen,
een jongen en een meisje, vier en zes
jaren oud.
De jongen houdt zich bezig met knik
kers in een doosje te tellen, het meisje
slaapt, met het hoofdje tegen een der stoe
len geleund.
Uit de slaapkamer dringt het gekreun
der zieke tot Anna door.
Zonder vrees treedt zij binnen, op den
voet gevolgd door Marie. Anna legt hoed
en doek af; dan gaat zij aan het werk.
Bewusteloos, in éene hevige koorts, ligt
de kranke te bed. Op een stoel er voor
staat een waschkom met een paar doeken
en eenige stukken ijs er in, waarvan de
bedoeling Anna duidelijk is. Zij schikt de
kussens gemakkelijk, legt koude omslagen
op het hoofd en de borst der zieke en
strijkt het verwarde haar uit het van koorts
hitte gloeiend gelaat.
Dan gaat zij naar de kinderen. De vuile
gezichtjes en handjes worden gewasschen,
ondanks het verzet der kleinen, die de
beide vreemde vrouwen verwonderd aan
staren. In eene kast heeft Marie schoone
schortjes ontdekt. Deze doet zij de gewas
schen en gekamde kinderen voor. Daarna
zetten zij zich allen aan tafel. Marie haalt
uit de mand brood en boter, eieren, ham
en worst te voorschijn. Met verwondering
kijken de kleinen naar al deze heerlijk
heden. Zij laten het zich goed smaken,
terwijl hunne oogjes van vreugde stralen.
Maar nog helderder stralen Anna's oogen
bij het geluk der kleinen. Doch alles gaat
stil in zijn werk. Anna loopt aanhoudend
heen en weêr, om de ij somslagen te ver
nieuwen.
iiimm
(Slot volgt.)