Hel Land van Heusden en Altena. de Langstraat en de Bommelerwaard. Gevaarlijke sprookjes. Een verloren zoon. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2057. Zaterdag ÏO Augustas FEUILLETON. U?« VAN ALTEN' VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 19Q7. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7Vs ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Er zijn een massa dingeD, die een gewoon mensch niet kan begrijpen. Als we bijvoorbeeld eens hadden uitgerekend, hoeveel duizend jaar het men8chdom heeft gewoond in huizen zonder glasruiten, dan zou het slot van onze berekening zich oplossen in deze woorden: „Hoe is het mogelijk, dat men er zoo lang buiten heefi gekundEn dit geldt niet enkel de glasruiten. Van den anderen kant overkomt het me ook meer dan eens, dat ik een uitroèp van verbazing niet kan inhou den, als ik bedenk, hoeveel eeuwen achtereen men heeft gebruik gemaakt van een of andere zaak, zonder de mogelijkheid te veronderstellen, dat men er zeer goed buiten kan, ja, dat het zelfs veel beter zou zijn, wanneer die zaak in 't geheel niet bestond. In dit opzicht is het menschdom waarlijk buitengewoon vasthoudend sommige ideeën schijnen er wel „inge roest." Een van die ingeroeste ideeën kan men met de volgende woorden weergeven „Sprookjes zijn de beste middelen om de fantasie der kinderen op te wekken en hun gemoed te veredelen." Het eerste wil ik niet tegenspraken, doch over die gemoedsveredeling door middel van sprookjes, is nog wel het een en ander in het midden te brengen. Stel u voor geachte lezer, dat ge den tijd gekomen acht, waarop door middel van het Bprookje een begin zal worden gemaakt aan de zedelijke vorming van uw vijfjarig Jantje. Ge zijt even vasthoudend als uw voorvaderenhet is dus zeer waar schijnlijk, dat ge evenals zij, de „be roemde" sprookjes van Moeder de Gans als aanvangsleerstof uitkiest./Is dit het geval, dan ligt het voor de hand, dat Klein Duimpje het eerst aan de beurt komt. „Er was eens een houthakker, die zeven kindertjes had"zoo zal wel ongeveer de inleiding zijn. En mag ik u nu eens zeggen, hoe zeer Jantjes kinderlijk gemoed door het aanhooren van dit sprookje is veredeld"? Hij zal niet kunnen nalaten zijn sym pathie te betuigen aan den kleinen luistervinkdie tegen het gebod zijner ouders in, stilletjes uit bed was gekro pen, zich onder de tafel had verborgen i) Met een doffe slag werden de portieren der rijtuigen dielitgeworpen. De stations chef gaf het teeken tot vertrek. Onder snerpend gefluit joeg de locomotief een breeden straal witten stoom de lucht in. De trein verliet Harderwijk. Hij had een nieuwe lading menschelijke colli's inge nomen, een troepje militairen van ver schillenden rang namelijk, enkele dagen te voren met het stoomschip Emma uit Oost- Indië teruggekeerd en thans met paspoort of met gagement uit den dienst ontslagen. 't Was een bont gezelschap, een staal kaart van gezichten, allen gebronsd door de zon der keerkringen, enkelen met het litteeken van een ldewanghouw op het voorhoofd, doch allen luide pratend, lachend en schertsend als menschen, die langen tijd een zwaren last hebben getorscht en hier van eensklaps zijn bevrijd. Ook twee on derofficieren bevonden zich onder het aan tal. Het expeditiekruis versierde beider borst. De jongste, een slanke, blonde man met een open, doch sterksprekend gelaat, was gedecoreerd met de Willemsorde. In een hoek der coupé 2de klasse neder- gevallen, had hij den blik met een pein zend lachje gewend naar buiten, naar de zandbergen, de heidevelden, en de dennen- bosschen, welke de trein in volle vaart pas seerde. en zoo de geheimen van vader en moe der op een verachtelijke manier trachtte te weten te komen. Uw Jantje juicht van harte, als hij uit uw mond verneemt, hoe de kleine schelm, in het huis van den Wilde man door diens vrouw gastvrij ont vangen, van deze gastvrijheid een zeer laaghartig gebruik maakte, door des nachts de mutsjes zijner broertjes en de hoofddekseltjes van de zeven kin deren van het reuzenpaar heimelijk te verwisselen. En ik durf 't bezweren, dat uw zoontje het hoogst aangenaam zal vin den, als ge hem vertelt, dat de reus, even daarna in de slaapkamer treden de, met veel appetijt zijn eigen doch tertjes op at, terwijl de verraderlijke kleine man, met zijn schelmachtige oogjes op een kiertje, zich hield, alsof hij den slaap der onschuld sliep, en ten slotte zal de vijfjarige toehoorder opgetogen zijn, wanneer het hem dui delijk wordt, hue die zelfde sluwe rak ker daags daarna het schoeisel van den slapenden reus wist te bemachtigen en zich met een paar gestolen laarzen een groot fortuin verwierf. Kortom, Jantje is door het aanhooren van dit enkele sprookje reeds zoo hoog moreel ge stemd, en tot zulk een adeldom des gemoeds opgevoerd, dat hij voortaan onbewust veel respect zal hebben voor luistervinken, dieven en verraderlijke schelmen. Daarna komt „De Gelaarsde Kat" aan de beurt en de hoofdindruk is weer: een verheerlijking van bedrog en diefstal. „Hoe is het mogelijk," roep ik uit, „dat het menschdom zulke gevaarlijke sprookjes eeuwen achtereen bij de op voeding van kinderen heeft gebruikt, zonder te bedenken, hoeveel kwaad daardoor kan worden gesticht!" Nu zal deze of gene mij wellicht vragen, waarom ik juist de sprookjes van Moeder de Gans tot uitgangspunt heb gekozen. Hebben we dan niet Andersen Hebben we niet Orimm? Zeker, maar voor de meeste kinderen is het zeer gewenscht, dat vader of meester de Gebroeders Grimm zoo gauw mogelijk achter slot en grendel weg bergt en daar zoo lang mogelijk laat blijven. Wie dat zonder onderzoek niet ge looft, omdat de sprookjes van Grimm „toch zoo'n goeden klank hebben," Zijn reisgenoot, blijkbaar iemand, die een jaar of vijf, zes ouder was dan hij, liet hem een tijdlang rustig mijmeren. Toen knikte hij hem op de knie. „Een mooi land, dat van Jou." „Niet waar?" „Prachtig. Had ik hier ergens in de buurt een portret hangen, dan zou ik medelij den hebben met 't ding." „Och, wij doen het er mede en zijn er best mede content". „Dat is te begrijpen. Hier woont je fa milie immers?" „Juist. Ik hoop ze vandaag nog te zien." „Ben je daarom in zulke feestelijke stem ming?" „Misschien wel! Wat zal ik je zeggen? Had ik mijn eigen zin gedaan, dan was ik stilletjes in de Oost gebleven. Ik vond het daar nog zoo slecht niet. Maar thuis drong men zoo sterk aan op 't nemen van mijn paspoort, dat ik ten slotte heb toe gegeven." „Verlangden zij zoo hartelijk naar je? Wel vriend dat is een gelukwensch waard. Dat kan niet iedereen je nazeggen, denk ik. Je zult het daar zeker dan ook wel naar gemaakt hebben." „Drommels! Daar mankeert heel wat aan. Eerst een paar jaar student gespeeld, een bom geld stukgeslagen, beren gemaakt van belang, daarop standjes gezocht met den ouden heer, omdat deze naar mijn zin nóg niet genoeg afschoof, en ten slotte met een dollen kop dienst genomen als koloniaal, 't zijn anders niet precies de middelen om „Waarom was je zoo stom? Als soldaat naar Indië, is „Ik begrijp al wat er volgen zal. Voor iemand, die aan een zekere weelde gewoon was, is dat geen hapje. Maar moet ze maar eens een voor een met aandacht lezen en zich na het lezen deze vraag voorleggen: „Door welke daden gelukt het d n heldvan H verhaalzijn doel te hereikenV En in negentig van de honderd ge vallen zal het antwoord luiden Sluw heid.leugenbedrog, en wat dies meer zij! En Andersen Och, vele verhaaltjes van dezen schrij ver zijn zonder twijfel zeer boeiend en worden graag door de kleinen aan gehoord. Maar is dit alleen voldoende om ons de zekerheid te verschaffen, dat we hun werkelijk een dienst be wijzen door hunne hersentjes te vullen met zooveel onzinnige onmogelijkheden? „Maar wat wilt ge dan?" hoor ik vragen„een opvoeding louter met feiten, feiten en nog eens feiten Ei, zou de lezer waarlijk meenen, dat ik nooit het roerende verhaaltje van den onnavolgbarcn Dickers heb gelezen, dat den titel draagt van „Slechte tijden" Stel u gerustook ik ben ervan overtuigd, dat een kind niet alleen leeft van feiten, van d.-oge feiten. Maar wat dan Zie hier mijn antwoord. Kies of verzin zulke verhaaltjes, als werkelijk kunnen gebeuren. Maak ze zoo boeiend, zoo spannend, zoo aan trekkelijk als ge maar eenigszins kunt, dochhlijf op den bodem der werke lijkheid. Dan zult ge duizenden gelegenheden krijgen om te werken aan de zedelijke veredeling van de kinderziel, duizenden gelegenheden het kind ontvankelijk te maken voor het goede en schoone. Dan zult ge den kleine niet blootstellen aan het groote gevaar, dat hij, door het aanhooren van slechte sprookjes, een welgevallen leert hebben in hetgeen de sprookjeshelden weten te bereiken door listige geslepenheid en laaghartig be drog. Dan zult ge werkelijk kans hebben, het gemoed van uw vijfjarig Jantje te veredelen hebben in verschillende staten van de Noordamerikaansche Unie, vooral in Minnesota, Iowa en Wisconsin, hevige wervelstormen gewoed. Tegelijkertijd traden wolkbreuken en hagelslag op. Aan het teveldestaand gewas werd veel schade toegebracht: ook valt het ver lies van eenige menschenlevens te be treuren. ltuitenland. Bij Boom in België is dezer dagen de bliksem in een huis ingeslagen zon der veel stoffelijke schade aan te rich ten, maar twee kinderen, die samen in een bed sliepen, hebben de spraak en het gehoor verloren. In den nacht van 6 op 7 Augustus „Waren de duiten op? Was 't nood dwang?" „Toch niet! Dat lieve leventje aan de academie had ik nog best een tijdlang kuDnen voortzetten. Ik was eenige zoon; en mijn vader zou mijn beren ten slotte toch wel betaald hebben. Maar Johan van Berg is, zooals je weet, een koppige kerel! Wat gebeurde er? Op zekeren morgen, verbeeld je! Ik lag nog rustig en wel in mijn mandje, kwam een oom van mij op mijn kast, nam een stoel en begon me daarop doodkalm te vertellen, dat ik eeo gemeene kerel was, dat ik niet alleen schulden maakte, maar dat ik zelfs geld had opgenomen bij de joden, Wè&r was 't! De kerels hadden mij ongenadig te pakken genomen bovendien; en dat ik op deze manier heel mooi op weg was, niet alleen mijn vader maar ook mijn eenige zuster Lucie, toenmaals een kind van een jaar of twaalf, doodarm te maken. Mijn vader had dus in overleg met hem, heel vriendelijk van hem, he? besloten mij te laten thuiskomen. Op die manier studeeren leidde toch tot niets, en zoo nog heel wat vijven en zessen meer. Die tijding op mijn nuchtere maag, 'twas om er koud van te worden. Ik was er eerst kapot van. Toen begon ik na te den ken. Dus geen student meerGesjeesd van de academie. Op den koop toe uitgeschol den voor een gemeenen kerel. Dan moest het ook maar van stonden af aan voor goed uit zijn. „Jan", redeneerde ik bij mij zelf, Jan, je hebt zoolang oesters ge geten en champagne gedronken, dat je het nu best een tijdlang kunt stellen met wat rijst en een beetje schoon water. Jij gaat naar de Oost." „Duivels! Wat zeiden zij thuis wel?" „Dat kun je begrijpen! Daar was Leiden De bekende professor Ronald Ross te Liverpool zegt in de Times, dat de Engelsch-Indische regeering schuld heeft aan het woeden van de pest in Engelsch-Indië. Ofschoon de pest twee jaar lang hevig in Hongkong heerschte voor ze zich te Bombay vertoonde, napi de Indische regeeri'ng geen passende maatregelen om de ziekte te weren en haar, Indië binnengeslopen, te ontdek ken en te bestrijden. Toen de pest in 1906 in het land was, liet men haar maanden lang stil haar gang gaan. Daarna bleek men onvoorbereid en be streed men haar met halve maatrege len Sedert dien heeft men zich wel in gespannen om de ziekte te keeren, maar 'tvalt te betwijfelen of de po gingen altijd wel goed geleid werden. Over 't geheel, zegt prof. Ross, heeft Engelsch-Indië geen behoorlijk inge- richten gezondheidsdienst. In de be strijding van malaria heeft de regee ring de laatste jaren ook niet zooveel gedaan, als er in andere landen tegen geschied is. De Amerikaansche ontdekkingsrei ziger Wellman heeft van Spitsbergen over Hammerfest aan de Parijsche Ma- tin geseind dat zijn bestuurbare ballon America gevuld is met waterstofgas van uitstekende kwaliteit en dat hij zich gereed maakt om, ondanks het voortdurende ongunstige weer zijn luchtreis naar de Noordpool te aan vaarden. Sedert 14 dagen heeft hij proeven genomen en hij denkt tusschen de helft en het eind dezer maand te vertrekken. Dinsdagmiddag is te Cetinje, in Mon tenegro, een sterke, golvende aardbe ving van korten duur waargenomen. Te Lyon is een zwerm sprinkhanen neergestreken. Bij manden vol werden ze opgeschept. Men maakt uit de komst van deze zeldzame gasten op, dat er groote hitte in aantocht is. Van 15 Juli tot 4 Augustus zijn te Samara, naar een telegram uit Peters burg meldt, 35 personen door cholera aangetast; 10 hunner zijn overleden. Te Petersburg worden de noodige voor zorgsmaatregelen tegen een cholera- epidemie genomen. in last. Dat zou niet en dat mocht niet. De oude heer zou zich liever bekrimpen. Maar Johan gaf niet toe en 'tslot was, dat hij marcheerde naar Harderwijk." „Je waart, ik herhaal het, wel gek!" „Dit hebben mij almeer lui gezegd. Maar dit staat nog te bezien. Van die zes jaar in Indië ben ik geen haar slechter gewor den. Aan de academie, dit voelde ik toen reeds, zou er toch niet veel van mij zijn terechtgekomen. Dat blokken op 't Corpus Juris en de pandecten was mij op den langen duur bepaald toch te taai geworden." „Wat begin je nu?" „Dat is in een paar woorden verteld. Mijn vader, die weduwnaar was, is tijdens mijn verblijf in Indië gehuwd met een zekere juffrouw Dora Price, een Fransche dame, te oordeelen naar haar brieven, een heel lieve vrouw. Met deze, alsmede met mijn klein broertje Arnoldwant 't huis gezin is intusschen met één vermeerderd; ga ik nu kennis maken. Ik houd de familie een maand of wat gezelschap, tot de zomer voorbij is, stap dan op een mooien morgen weder naar Harderwijk, neem er nog voor zes jaar bij en trek opnieuw naar 't warme land. Je begrijpt, dat ze thuis in dien tijd al lang weder hun bekomst heb ben gekregen van zoo'n leeglooper als ik, en dat ze mij met plezier weer zien op hoepelen." „Terug naar Indië? Heere, bewaar me! Kun je dan hier geen baantje krijgen?" „Een baantje? Burgemeester van een af gebrand dorp, bedoel je? Dank je ver schrikkelijk. Neen Molé! Den soldatenrok heb ik eenmaal lief gekregen. Ik leg dien niet meer af. Op mijn zeven en twintigste jaar ga ik in de burgermaatschappij niet meer zoeken naar een betrekking. Als sol- Ofschoon de laatste dagen weinig wordt vernomen omtrent de gebeurte nissen, die zich afspelen om en in Se oel, valt daaruit nog geenszins op te maken, dat de rust in de Koreaansche hoofdstad weer geheel is hersteld, en dat het verzet tegen het Japansch ge zag in Korea' reeds gebroken is. De New York Herald heeft daarover nu eenige nadere bijzonderheden ont vangen uit Seoel. Aan het gevecht bij de Westerpoort (bekend als het bloed bad te Seoel) is deelgenomen door 1200 man Koreaansche troepen. Van dezen zijn 500 er in geslaagd te ontsnappen en het bergachtig terrein te bereiken om de hoofdstad. Gedood werden elf officieren en 96 minderen. Het aantal gekwetsten beliep meer dan honderd, terwijl 516 man werden gevangen ge nomen. Men neemt aan, dat de ca. vijfhon derd ontsnapte soldaten uitstekend voorzien zijn van wapenen en ammu nitie, en dat zij zullen pogen, zich aan te sluiten bij de muitende garnizoenen in Noord-Korea. Over het bloedbad zelf wordt nog gemeld, dat naar het gerucht gaat ook tal van Koreaansche burgers zijn doodgeslagen. Zaterdag werden de laatste lijken der verslagenen van het exercitieterrein weggebracht. Twintig daarvan bleven onherkend. Wel de minst-benijdenswaardige man in Korea is de nieuwe keizer. Deze schijn-keizer wordt in zijn paleis be waakt en in gestrenge afzondering ge houden. Noch met zijn vader, noch met anderen mag hij gemeenschap on derhouden. In New York zijn Maandag weer twee alleischandelijkste geweldplegin gen bedreven acn kinderen. De slacht offers waren een meisje van zes en een kind van twee jaar. De bevolking der wereldstad is bui ten zichzelve van opwinding en ver bittering over deze misdaden, waaraan maar geen eind wil komen. De politie autoriteiten hebben gevraagd om aan stelling van nog 500 agenten, speciaal belast met het waken voor de veilig heid van kinderen en meisjes. De Etna is weer in werking. In den rook, die uit den krater opstijgt, ziet men een gloed van vlammen, terwijl onderaardsch gerommel wordt gehoord. Men verwacht eerstdaags een uitbars ting- Te Lissabon had eergisteren eene ontploffing plaats in de woning van een kopersmid, die met de vervaardi ging van ontplofbare stoffen bezig was. Vier personen werden daardoor zwaar daat kan er nog iets van me terecht komen. Dit voel ik. Was ik in Indië gebleven, dan had ik 't volgende jaar mijn officiers examen kunnen doen. Nu zal dit, als God belieft, een paar jaar later gebeuren. Hierop is mij ten minste uitzicht gegeven." „Enfin! Je moet het zelf weten, 'tls je eigen zaak. Maar ik Nog op den huidLen dag vloek ik het uur, waarop ik dienst nam als koloniaal. Voordat ik tot dezen stap ooit weder kwam, schoot ik me liever dood." „De kans van mij dood te schieten geef ik liever aan een Atjeher. Dan heeft die vent er nog plezier van. Hij is er fel ge noeg op. Je zelve van kant doen kun je bovendien maar ééns en dus „Lach jij maar! Ik meen het in vollen ernst. Is me dat een leven daarginds ,,'tls waar. Men moet er een beetje lief hebberij voor hebben." „Liefhebberij Die heb ik voor den dienst nooi{ gehad. Bij mij bestond dan wel dege lijk nooddwang. Op zekeren dag kwam ik tot mijn schrik tot de ontdekking, dat ik nog precies één heel bankbiljet van 500 francs rijk was. Twee jaren tevoren met een heel aardig fortuin doch zonder eenige ondervinding van de wereld te Parijs ge komen. was ik gevallen in handen van een troepje jongelui," Molé noemde enkele namen„die veel geld verteerden en mij de vermaken der hoofdstad tot in al hun bizonderheden leerden kennen, maar die mij tevens in betrekkelijk korten tijd doodarm maakten. Ik geloof, achteraf be schouwd, dat zij mij heel aardig hebben geplunderd. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1907 | | pagina 1