Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Boinmeierwaard, lei nieuwe M en nog wat. Een verloren soon. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2659, Saterdag 17 Augustus. 1007. FEUILLETON. land van alten/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77j ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Op gevaar af voor een dwaas te wor den aangezien, heb ik eeDS aan een dame gevraagd, of ze dit jaar nog een nieuwen hoed moest hebben, en toen ze bevestigend antwoordde, vulde ik mijn vraag aan met deze woorden „En voor wie koopt u uw nieuwen hoed?" Ik geloof werkelijk, dat ze mij op dat oogenblik in haar binnenste voor ontoerekenbaar verklaarde: ze keek me tenminste met medelijden aan en deed geen moeite om aan mijn weetgierig heid te voldoen. Ook na dien tijd is het mij nooit mogen gelukken een redelijk antwoord op die vraag te vinden. Daarom ben ik zoo vrij haar nog eens te steller en nu in een meer atgemeenen vorm „Voor wien koopt men eigenlijk een nieuwen hoed?" Het is buiten kijf, dat van de honderd menschen, zoowel mannen als vrouwen, minftens zeven-en-negentig zich een nieuw hoofddeksel aanschaffen, lang vóór het oude versleten is. Doen ze dit ook met hunne schoenen? O neen, het tegendeel is waar: deze moeten meestal nog dienst doen en welk een dienst! wanneer ze wegens invaliditeit reeds lang op de aschbelt hunne welverdiende rust moesten ge nieten. Maar de hoeden die worden op non-activiteit gesteld, wanneer ze nog minstens een heel jaar des eigenaars schedel zoowel tegen het branden der zonnestralen als tegen het onzachte neer komen der hagelkorrels zouden kunnen beschermen. Dit afdanken van een trouwen dienaar heeft zoowel door heeren als door dames plaats; doch hoe ongaarne ik mij den blaam van ongalantheid op den hals haal, de waarheid eischt van mij de verklaring, dat het vooral de dames zijn, die zich in dit opzicht schuldig maken aan verregaande ondankbaarheid en to taal gebrek aan erkentelijkheid voor bewezen diensten. En daar staat lijnrecht tegenover, ieder schoenmaker zal het met mij kun nen getuigen, al wenscht hij wellicht uit eerbied voor het schoone geslacht zijn getuigenis liever voor zich te hou den, dat het alweer de dames zijn, die op het punt van schoeisel blijk geven van zeer star conservatisme, en van de zolen harer sieilijke laarsjes gewoonlijk 3) Meteen pakte zij een kereltje van circa drie jaren op, dat aan de hand eener kin dermeid naderbij kwam. „Arnold, hier is nu broer Jean. Zeg dan „Dag, broer Jean!" Neen, niet wegkrui pen, niet verlegen zijn. Zeg nu„Dag, broer Jean". Schuw en achterdochtig keek het kereltje den baardigen soldaat met zijn groote oogen aan. „Tag, poer Jean!" volgde er toen. „Kom jij maar eens bij me. Of ben je bang van me? Neen, hè? Broer Jean deed nog nooit kindertjes kwaad, zelfs al waren ze zoo zwart als zijn laars en al waren het kindertjes van zijn vijand. Pak broer maar eens ferm in de bouten, vent, dan is de kennis in eens gemaakt". Was 't sympathie? Was het 't onuitge sproken bewustzijn van den knaap, dat van dien man geen kwaad was te vreezen Of was misschien het schitterende kruis de oorzaak? Wat maakt het uit? Voldoende is 't, wanneer wij zeggen, dat Arnold op eens de armpjes uitstak, en dat de groote broer hem oppakte en met een zwaai op zijn schouder zette. „Ziezoo! Daar zit hij, hè?" Met een gelukkig lachje op 't gelaat had de notaris dit tooneeltje aanschouwd. „Och, beste jongen, ik ben zoo blij, dat ik je weder hier bij me heb. Wat een kerel ben je ginds geworden! En de Willems orde, het ridderkruis, verdiend? Hoe en veel meer eischen, dan er met redelijk heid van te eischen is. Moeten we ons, lettende op zulke tegenstrijdigheden, maar neerleggen bij de verzuchting: „De mensch wandelt in raadselen hier op aarde"? Of zou er niet een eigenaardige be koorlijkheid van uitgaan, wanneer we deze menschelijke onbegrijpelijkheden wat dichter naar ons toehaalden om ze aan wat nauwkeuriger onderzoek te onderwerpen De vraag, wanneer en voor wien men nieuwe schoenen koopt, is gemakkelijk op te lossen. Men koopt nieuwe schoenen om er zelf gemak en nut van te hebben, en eerst dan, wanneer men ze noodig heeft. Maar nu die andere vraag! Wie durft hierop het zelfde antwoord geven Ik zelf' bloos bij de veronderstelling, dat de lezers van dit blad mij eens in mijn schuilhoek opzochten en mij deze vraag voorlegden. Maar dat is volstrekt niet noodig. Laat ieder onze.1, terwijl hij alleen is met zijn geweten, zich maar eens af vragen„Wanneer en voor wien koop ik een nieuwen hoed?" Dan zal hij zeer waarschijnlijk geen neiging in zich be speuren, ook nog eens te gaan informee- ren, hoe zijn buurman links en zijn buurvrouw rechts ten opzichte van deze kwestie staan. Want hij zal, wanneer hij zich goed in de vraag indenkt, alle aanleiding hebben om zijn eigen ijdelheid eens ducht'g onder handen te nemen, en geen lust gevoelen, die van een ander ook nog te gaan kapittelen. „Dus zou het koopen en dragen van een nieuwen hoed louter ijdelheid zijn Deze vraag uit den mond van een verontwaardigde lezeres en zelfs de verontwaardiging brengt me niet van mijn stuk. Dat het louter ijdelheid is, beweer ik niet, maar dat er meer dan vijf-en- negentig percent ijdelheid in het meng sel aanwezig is, daarvan ben ik stellig overtuigd. Waarop zich deze overtuiging ba seert Zie, ik kan me voorstellen, dat iemand graag een mooi behang in zijn huis kamer heeft, of een prachtige pendule op zijn schoorsteenmantelals je dage lijks tegen een ding aan moet kijken, dan is het prettig, wanneer het je waar je dit hebt verkregen, moet ik haar fijn weten, hoor. Begrijp je niet, dat ik trotsch op je ben? Maar veel doorgestaan, veel ellende geleden zeker? Natuurlijk Schud het hoofd maar niet. Ik voel dit toch wel. Dat kan niet anders." „Hebt u dan niet alles gedaan om mij die ellende te doen vergeten en mij n leven te veraangenamen? „Door het zenden van wat geld? Och, geld kan 't gemis van zooveel andere zaken niet vergoeden. Doch thans hebben wij je, Goddank! weer heelhuids hier. Van 't soldatenleven zul je stellig thans wel je bekomst hebben niet? Je gaat nu niet meer weg* We zoeken eene betrekking voor je. Ik ben daarvoor al naar den Haag ge weest „Dat zijn zaken van later zorg. Voorloo- pig wil ik alleen denken aan het heden, vader. Ik hoorde u nog met enkel woord reppen van uw tweede vrouw. Waar is die?" „Naar Arnhem, boodschappen doen. Tegen etenstijd komt zij t'huis. Dan zul je haar zien!" „Hazoo!" In gedachten voegde Jean er bij „Zij heeft vader en mij bij dit weer zien niet willen storen". „Kom, broer, geef Arnold nu terug aan de meid en ga mede. Dan zal ik je laten kijken hoe wij intusschen voor je gezorgd hebben", riep Lucie. Weldra waren broer en zuster boven op het ruime portaal. Lucie opende een deur. „Hier logeer je." Johan bleef op den drempel staan. „De kamer van mama". Met bijna eerbiedigen schroom trad hij het vertrek binnen. Blijkbaar door een denkende, liefderijke hand geschikt, waren in die ruimte tal van voorwerpen tezamen gebracht, betrekking schoonheidsgevoel bevredigt. Maar wanneer, behalve voor den spiegel, ziet iemand nu zijn eigen hoed Als ik dan ook, langs 's Heeren wegen wandelend, een dame zie loopen met een hoofddeksel, dat waarschijnlyk meer heeft gekost dan mijn weekloon bedraagt, dan ben ik volstrekt niet jaloersch, en verheug ik mij van harte over den glimlach van geluk, die even onder dat hoofddeksel troont, maar toch kan ik niet nalaten mij zeiven af te vragen: „Wat zou die dame op dit oogenblik, in verband met dat kunst werk van kant, kunstbloemen, chenille en stukjes van een vogellijkje, wel ge voelen, wanneer ze bemerkt, dat een voorbijganger of -gangster er naar kijkt? En wanneer ze nu eens niemand tegen kwam, zou haar geluk dan wel vol komen wezen Want alleen het idee een prachtstuk van een hoed op te hebben, is niet voldoende: hg moet ook gezien warden. Dit blijk o.a. daaruit, dat vele dames, wanneer ze zoo tusschen licht en donker even een boodschap gaan doen, meestal een „tusschenbeiden-hoed" op zetten om den nieuwen nog wat te sparen. Ten slotte blijft er nog ruimte over voor deze mogelijkheid men koopt en draagt een nieuwen hoed, opdat een ander er het mooie gezicht van hebbe Dit lijkt op het eerste gezicht niet onaardig, maar niemand acht bij zich zeiven zooveel onbaatzuchtige naasten liefde waii8chijnlijk. Neen, als we oprecht willen zijn, komen we tot de slotsom, dat het grootste genot zit in het bewust zijn, dat men wegens zijn kostbaar hoofdtooisel door anderen bewonderd wordt. En is dit iets anders dan ijdelheid? Was het nu nog een goedkoope en tegelijk onschuldige ijdelheid, dan zou het niet zoo moeielijk zijn, zich in stille berusting er bij neer te leggen, gedachtig aan de woorden van Salomo, die ons leert, dat alles ijdelheid is maarhoewel geen enkele hoed meer behoefde te kosten dan twee kwar tjes of een gulden, zijn er weinig dames tevreden, wanneer de hare minder heeft gekost dan tien- of twintigmaal dat bedrag. Ja, er worden dameshoeden verkocht voor zoo'n schandelijk hoogen prijs, dat een burgermensch er op zijn vijf tigste jaar een lijfrente voor zou kun nen koopen, die hem zijn leven lang hebbende op zijn jeugd; ginds bij 't raam de leuningstoel, waarin zijn moeder de laatste uren haars levens had doorge bracht; daarvóór het tafeltje, waaraan zij placht te zitten werken, en op dat tafeltje de boeken, waarin hij voorheen het liefste bladerde. Peinzend nam hij Tennysons gedichten op. Wat had hij zich dikwerf verdiept in de lotgevallen van Ginevra en Lancelot, in de legende van de Heilige Graal en van de ridders dir Ronde Tafel! „Dit alles heeft onze stiefmoeder aldus geschikt," merkte Lucie op. „Ook het por tret van mama deed zij hier ophangen. Op deze kamer had niemand anders recht dan de oudste zoon, zeide zij." „Mijn zusje behoef ik dus zeker niet te bedanken. Niet zij deed dus de aanwijzingen, die onze stiefmoeder, een vreemde hier toch, noodig had?" „Als een vreemde moet je haar niet beschouwen, broer. Reeds vijf jaar is zij voor mij de liefste tweede moeder, die ik zou kunnen wenschen. Je kent haar alleen uit haar brieven; beoordeelen kun je haar dus maar ten deele. Doch wacht slechts; zoodra je haar eenmaal hebt ontmoet, zul je wel van haar leeren houden. En is dit onverhoopt het geval niet, toon haar dit dan toch nimmer. Dat verdient ze niet." „Is ze goed en lief voorvader? Ja? Houdt zij van hem? Veel zelfs? Dan is dit voor mij immers voldoende. Alleen zul je begrijpen, dat ik haar „mevrouw" noem; niet waar? Vind je dit vreemd? Vader zal dit stellig zeer natuurlijk vin den." „Stellig, Johan! Vader vindt dit in allen deele natuurlijk." De notaris was zijn kinderen onopge merkt gevolgd en had de laatste woorden gehoord. tien gulden per week verzekerde. Bovendien worden voor het versie ren der hoeden jaarlijks millioen nut tige vogels vermoord, vele daarvan zelfs levend gevild om de huidjes en de veertjes hun schoonen glans te doen behouden. Zou iemand, met dit feit voor oogen, nog den moed hebben te spreken van eene onschuldige ijdelheid Maar mijn opstel dreigt lang te worden en het ander nieuws heeft ook zijn eischen. Daarom eindig ik, en wel voor ditmaal met eene vertrouwe lijke mededeeling vooral aan mijne ge achte lezeressen: ik heb me vast voor genomen voortaan eerst dan een nieuwen hoed aan te schaffen, als de oude wer kelijk versleten is; en tevens bij het koopen zoo min mogelijk te rade te gaan met mijne ijdelheid. liuitenland. Het lijkt of er in Rusland nooit orde zal komen in den chaos. Ge kunt geen blad inzien, of ge vindt er een gausche reeks van moorden en diefstallen in tal van plaatsen, die er schier het da gelij ksche menu vormen. De lezer gaat er langzamerhand aan wennen „alsof het er zoo bij hoort." Thans geeft de St. Petersburger Zei- tung weer een lange lijst van misdrij ven. Te Lodz is de kassier ran een fabriek door gewapende bandieten overvallen en van 10.000 roebel beroofd. In de zelfde plaats werd een wever in zijn woning met zijn dochters vermoord. Te Jekaterinodar is een formeele vecht partij gehouden tusschen dieven en vreedzame burgers, waarbij een aantal dieven het leven moesten laten, maar ook de noodige burgers wonden oplie pen. Te Jekaterinoslaw drongen vier bandieten in een wagon van de Katha- rinen-lijn, om den kassier van de Rus sische bank voor buitenlandsche handel, die een aanzienlijk bedrag aan geld bij zich had, te berooven. Soldaten wisten nog tijdig den ranslag te verijdelen, maar de arme kassier schoot er het leven bij in. In Orel drong een aantal gewapende mannen het raadhuis binnen en beroofden de gemeentekas En zoo zouden we kunnen doorgaan, heel het uitgebreide Russische Rijk door. Het land verkeert in een toestand van anarchie, waaraan, gelijk we zei den, men bijna went, maar die er niet minder treurig om is. En de regeering? Haar optreden is weifelend. Er is geen vastheid in haar „U zult over mijn houding tegenover mijn stiefmoeder tevreden zijn, vader." „Hieraan twijfel ik geen seconde, Johan. Weet je wat je doet? Ga haar straks van den tram halen. Dan kun je ongestoord met haar kennis maken." „Dat is een ideel Dat is best! Haar por tret beneden gelijkt zeker? Dan zal ik haar wel herkennen ook." IH „U zijt ongetwijfeld mevrouw Van Berg? Ik ben Johan." Met deze woorden begroette de jonge man een paar uur later een dame, die even te voren te Oosterbeek den tram verlaten en den weg naar Blijdenstein ingeslagen had. „U meneer Van Berg? Ik zou u, eerlijk gesproken, nooit hebben herkend. U gelijkt volstrekt niet op het beeld, dat ik mij van u had gemaakt," klonk het toen in ge broken Hollandsch. „De baard en de vreemde uniform zijn zijn hiervan stellig de schuld. Laat ik dit van u overnemen; dan wandelen wij samen naar huis, als u goedvindt." Tevens ontlastte Johan zijn stiefmoeder van een paar pakjes, welke zij uit Arnhem had medegebracht. „Zij heeft een lieve stem, en een vrien delijk, innemend gelaat. Komt haar inborst overeen met haar uiterlijk, dan begrijp ik, dat Lucie van haar houd en dat vader haar getrouwd heeft," dacht Johan. „Wat een knap mooi mensch," mijmerde mevrouw intusschen met een schuinen blik naar haar geleider. „Natuurlijk hebt u thuis allen in volmaakten welstand wedergevon- den. Waren uw vader en uw zuster niet innig verblijd u terug te zien?" vroeg zij toen. „Innig verheugd, mevrouw? In het ou- optreden en geen consequentie in haar gedragslijn. Nu eens is baar houding tegenover de elementen van onrust zeer toegevend, dan weer treedt ze in eens op met een strengheid en een hardheid, die verbazing wekken. Het lijkt wel of zich in de onzekere gedga lijn der regeering gansch het weifi karakter van den Tsaar weerspi Zoolang diens persoonlijke in vloer zoo overwegend op den gang der s zaken doet gelden, zoolang is er verandering ten goede in de Russaische regeeringstaktiek te wachten. Wat ook 1e betreuren is, is dat de regeering feitelijk geen onderscheid maakt tus schen de politieke drijvers, die met het verwekken van oproer een staatkundig doel najagen, en de gewetenlooze on ruststokers, wien het slechts te doen is om uit de crisis waarin het lan< vei keert, munt te slaan ten eigen deele. De laagst staande expor van laatstgenoemde rubriek zijn wei tallooze bandieten, waarvan het ii land tegenwoordig niet minder krioelt dan in Macedonië. Die bandieten be derven het voor de go«den, die het wel meenen met het volk en als dan eens de dag van afrekening komt, dan wordt al wat maar de gewone orde van zaken verbreekt achter slot en grendel gezet of. verbannen, zonder dat al te nauwlettend toegezien wordt op het geen de betrokkene eigenlijk op zijn kerfstok heeft. Op die manier zuchten er al heel wat van Ruslands ontwikkelde klasse achter de zware kerkemuren de gevangenissen in Rusland zijn tegen woordig voller dan ooit! wie den toch werkelijk zulk een ie bejegening niet verdiende. Volgens een Engelsch blad zê coni's dradeloos telegrafische verbinding tusschen Engeland en Canada omtrent den 12en September voor het publiek opengesteld worden. Den 22en dezer vertrekt Marconi naar Canada. Het station te Clifton in Ierland is dat bij Kaap Breton in Cai wel tegen 't eind dezer rr maar reeds is er, naar 't he< tende verbinding verkregen Prins Yi, neef van den Keizer van Korea, die ter dood veroordeeld werd, omdat hij naar den Haag is geweest met 't voornemen in de vredesconferen tie de onafhankelijkheid van zijn land te bepleiten, heeft verklaard, dat hij er niet aan denkt naar Korea terug te keeren om zijn hoofd aan den beul te geven, maar in de Vereen. Staten denkt te blijven, om daar in het belang van zijn land werkzaam te zijn, overtuigd derlijke huis ben ik ontvanger op een wijze, die mijn stoutste verwachting...-ver heeft overtroffen. Ik verkeer no Ier den indruk. Toen het mij kwam zelfs op het gezicht van mijn broertje een lach." In '1 d .r no. verscheen een dankbaar li<_:_ - „Am en ik zijn al de beste maatjes van de wereld. Hij vertelde mij dat zijn mama was weggegaan. Hij vond dit heel onaar dig van haar, en ik was dit grif me eens." „Bij dat eerste wederzien kon ik goed gemist worden, meneer Van Ber „Noem mij Johan als 't u belieft." „Nu reeds? Dit zal voor mij moeilijk vallen. Ben ik niet geheel een vreemde voor u?" „De vrouw, die mij ginds in In zulke lieve brieven schreef, die mij, der bij mijn thuiskomst zulk een aar verrassing bereidde, die mijn ka; i vu un met tal van souvenirs uit mijn vreemde? Laat ik u terstond zeggen hoe onze wederzijdsche verhouding begrijp. U zijt de tweede vrouw mijns vaders. Den mcedernaam u geven kan ik nietdaarvoor is 't verschil in leeftijd tusschen ons te gering. U bij den voornaam aanspreken zou niet gepast zijn. Mevrouw is u dus voor mij, Johan ben ik voor u. Och, maak nu geen tegenwerpingen. Waartoe een stijf heid en een gedwongenheid in 't leven geroepen, die niemand zouden bevredigen lie kleine Arnold heeft tusschen ons een natuurlijken band doen ontstaan Ha, ziet u wel? Thans heb ik u gevangen. Kom, reik mij maar de hand ten teeken, dat u 't met mij eens zijt. Ik ben koppig en geef toch niet toe." (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1907 | | pagina 1