Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Hommelerwaard. Een verloren zoon. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. Zaterdag 24 Augustus 1907. Van een uithangbord en levensbeschouwing. een FEUILLETON. LAüD van alten/- VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO, franco per post zonder prijsverhooging. Aizonder\ijke 2001 nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Eike ~egel meer 7Vs ct. Groote letters naar plaats irate. Advertentiën worden tot Dinsdag- avond ingewacht. Hoe het in iemands hoofd kan op komen, deze twee zaken zoo dicht in eikaars gezelschap te brengen, moet den lezer op het eerste gezicht raadselachtig voorkomen. Ik moet erkennen, dat de sprong van een alledaagsch ding, als een uithang bord, op zoo'n wifsgeerig iets, als een levensbeschouwing, veel lijkt op een acrobatischen luchtsprong; maar al lig gen twee punten ver van elkander, daarom is het toch niet altijd noodig, dat men den afstand springende aflegt bedaard wandelen is meestal veel aan bevelenswaardiger. Zoo heb ik, of liever zoo hebben mijne gedachten in het onderhavige ge val dan ook geen enkele huppeling gemaakt, maar zijn geleidelik van een uithangbord gekomen op een levensbe schouwing. Op een wandeling buiten de stad langs een vrij eenzamen binnenweg valt mijn oog op een gebouwtje, welks voorgevel zijn ouderdom verraadt door zijn scheef gezakte kozijnen. Boven de deur zie ik een verbleekt uithangbord van niet minder eerbied- waardigen leeftijd: de „artist", die het heeft geschilderd, ligt misschien wel al een halve eeuw onder de groene zoden, misschien nog langer. Wat de tijd, de regen en de zon van zijn kunstwerk nog niet hebben uitge- wischt, vertelt me, dat ik voor een derde- of vierderangs herbergje sta ik zie links een tonnetje, rechts een wijnflesch en in het midden een roemer, zooals onze voorvaderen bij feestelijkhe den plachten te gebruiken. Daaronder lees ik, hoewel met moeite te ontcijfe ren, de woorden Morgen vrij wijn." Hoe lang hebben die woorden daar reeds boven die deur gestaan Niet veel minder dan een eeuw, zou ik meenen. En hoevelen zouden er, eigenlijk en figuurlijk „ingeloopen" zijn? Dat zal niemand ons verradenook de gefopte niet, die bij het lezen van deze uitlokkende woorden geen mysti ficatie vermoedende, den volgenden dag zijn gratis glas wyn willende gaan „op nemen", verbijsterd wordt door de gui tige opmerking van den waard, dat „het nu vandaag is en niet morgen Wellicht zal de teleurgestelde door die opmerking voor het eerst tot de verrassende ontdekking komen, dat het, zoo geredenneerd, altijd vandwg is, 5) Zonder zich rekenschap te geven van 't gevoel, dat hem beheerschte, kon hij uren lang met droomerige blikken naar 't spel der wolken zitten turen, zonder dat 't hem verveelde, kon hij gansche morgens in ge zelschap van Dora en den kleinen Arnold doorbrengen, luisterende naar't gezang der vogels of naar de vriendelijke stem van Dora, als deze hem uit een mooi boek voorlas. „Wat een gezellige huismusch ben je toch!" riep Lucie dan ook op zekeren mor gen, toen zij haar broeder wederom op zijn gewone plaats in 't priëel naast het huis vond zitten. „Ik had me een geheel andere voorstelling van je gemaakt. Ik had gedacht, dat je ten minste in de eerste weken zoo goed als nooit thuis zoudt wezen, maar voortdurend de deur uit, nu hierheen, dan daarheen. Doch wat zie ik? Een enkel maal uitgezonderd, heb je zonder ons nog zoo goed als geen pas buiten het hek gedaan. Vindt je het hier dan zóó prettig en zóó gezellig „Ja, zusje. Zoo prettig en zoo gezellig vind ik het hier. De rust en de kalmte, welke hier heerschen, werken weldadig op mij. Ik zou kunnen wenschen, dat dit bestaan altijd mocht voortduren?" „Hoe is 't mogelijk?" „Verwondert je dit Denk dan eens aan en dat het eigenlijk nooit morgen wordt. Nu, zoo'n ontdekking kan voor een ambulant paraplu-koopman of voor een reizend negociant in postpapier, onge rekend de teleurstelling, die ermede gepaard gaat, eene eigenaardige bekoor lijkheid hebben en stof leveren tot min of meer philosophische overdenkingen. Ik, die er noch eigenlijk, noch figuur lijk ben ingeloopen, kom eveneens onder den indruk van de „diepe" beteekenis dier woorden en, terwijl ik mijns weegs ga, blijven mijn gedachten niet stil staan, doch dwalen van het uithangbord al verder, totdat, ze ten laatste zijn aangeland bij niets minder dan een levensbeschouwing. Wat is toch een levensbeschouwing.? Is dat een beschouwing van het leven Naar de beteekenis van de deelen, waar uit het woord is samengesteld, zou het dat moeten zijn. Maar volgens het spraakgebruik is het de wijzewaarop men het leven- beschouwt, of beter nog: de conclusie, waartoe een denkend mensch geraakt, als hij tracht een antwoord te vinden op deze vragenWat is het levenen waartoe dient het Reeds van oudsher heeft de mensch behoefte gevoeld deze beide vragen op een bevredigende wijze te beantwoorden tallooze wijsgeerige en on wijsgeerige antwoorden hebben korter of langer tijd de vragers tevreden gesteld, maar telkens weer kwam een gevoel van onvoldaan heid in 's menschen boezem binnenslui pen die onvoldaanheid werd twijfel en deze groeide aan tot de overtuiging, dat de vragen nog altijd vragen gebleven waren. In de practijk des levens evenwel doen de menschen gewoonlijk, alsof die vraagteekens niet bestaan ieder houdt er een levensbeschouwing op na en brengt hiermede zijn doen en laten zoo veel mogelijk in overeenstemming. Een dergelijk feit merken we op, op een geheel ander terrein. Vraag b.v. den grootsten geleerde op het gebied der natuurkunde, wat toch eigenlijk electriciteit is, en hij kan u slechts met hijpolhesen antwoorden doch dat belet het menschdom niet van die, in haar wezen onbekende, kracht een zoo veelzijdig gebruik te maken, dat de tijd, waarin wij leven, met alle recht de eeuw der electriciteit mag wor den genoemd. Laten we nu eens, door ons en an- derer werken streven te bestudeeren, trachten te ontdekken, welke levensbe schouwingen de meest „gangbare" zijn. het ruwe, woeste leven, dat ik achter mij heb. In jaren heb ik zoo goed als geen huiselijkheid gekend." „Ging je dan in Indië niet uit bij fa milies?" „Geen qaestie er van! De maatschappij ginds is niet gelijk aan deze hier. Hier kan iemand van fatsoenlijke afkomst, al draagt hij den groven rok, kennissen vinden, die hem ontvangen. Ginds is dit slechts bij ho )ge uitzondering het geval. Met de bur gerij komt de militair beneden den rang van officier daar bijna niet in aanraking, hij is beperkt tot de kazerne en de cantine, of hij moet het gezelschap zoeken der in- landsche bevolking, en dat „Welk een treurig, eenzelvig bestaan moet je daar d mal diejaren hebben voortgesleept klonk het zacht achter hem. Ontroerd keek Johan om. Met een oog vol medelijden en deelneming stond daar zijn stiefmoeder, gereed een wandeling te gaan doen. Eensklaps viel er, als 't ware, een sluiwer van zijn oogen. Thans begreep hij waarom hij niet naar andere genoegens haakte, waar om 't verblijf op Blijdenstein hem zoo aan lokte. Hij was blind geweest voor zijn eigen hart. Hij schrok. „Och, kom!" klonk het ruw. „Beklaag mij maar niet! Een soldaat is geen jonge juffrouw. Ik feoos dat leven immers zelf!" Den kleinen Arnold oppakkende, begon Johan het plein rond te hollen, zoodat het kind kraaide van pret. Over dien vreemden uitval verbaasd, keken de twee vrouwen elka&r een oogen- blik zwijgend aan en haalden toen de schou ders op. Dat onderzoek schijnt op het eerste gezicht nogal uitgebreid te zullen wor den, doch bij nader inzien zal het ons blijken, dat we er tamelijk gauw mee klaar zijn. Het geval wil, dat de men schen op dit punt een zeer merkwaardige eensgezindheid aan den dag leggen, zoodat van de honderd individuen negen en negentig zoo niet met woorden, dan toch door hun doen en laten bewijzen, dat ze voor het levensraadsel dezelfde oplossingen hebben gevonden. Begin maar bij u zeiven, geachte lezer. Gij zijt ijverig in de weer, van den vroegen morgen tot den laten avond de arbeid uwer handen maakt uw brood zeker en uwe lafenis gewis. Maar antwoord eens oprecht: wat staat u bij al dat werken, bi) al dat ijveren, bij al die zekerheid, dat ge heden uw da- gelijksch brood moogt nuttigen, toch wel voor den geest? 't Is de dag van morgen. Ge hebt alle reden om tevreden te zijn met uw lot: uw gezondheid laat niets te wenschen over en als de avond daar is, dan kunt ge uw dagtaak neer leggen in het bewustzijn, dat ge dit deel van uw leven weer nuttig hebt besteed. Hoe komt het, dat dit bewust zijn u maar half voldaan doet zijn, dat ge uw avondrust maar half geniet Wat ontneemt u de helft van uw le vensgenot En wederom luidt het antwoord de dag van morgen. Ge ondervindt tegenspoed bij den arbeid allerlei omstandigheden hebben een deel van uwe krachtsinspanning ijdel en zonder vrucht doen zijnge legt u ter ru9te met een gevoel van onvoldaanheid over hetgeen ge dezen dag tot stand bracht. Wat is het, dat uwe zorgen nog zwaarder maakt, en u-belet uit te rusten van uwen, helaas niet geslaagden arbeid Ook ditmaal, ge moet bekennen, is het de gedachte aan, de zorg voor den dag van morgen. En zoo gaat het ook met ons. Nu is het hopen, dan vreezen; nu verlangen, dan weer bezorgd zijn, maar altijd, altijd zijn onze gedachten gericht op den dag van morgen. Geven we daarmede niet een duide lijk antwoord op de vraag: „Wat is het leven?" En nu sta ik in den geest weer te turen op de verweerde letters van dat uithangbord; ik meen den schalktchen waard te hooren lachen, als hij een een pas binnengekomen klant tracht duidelijk te maken, dat hot, altijd ran- daag en nooit morgen is; ik krijg een gewaarwording, alsof ik zelf zoo dwaas ben geweest naar binnen te gaan om een kosteloos glas druivennat te genie ten, want ik moet bekennen, dat ik, niet minder dan gij, waarde lezer, mijn denken en streven heb gericht op den dag van morgen. En 't zijn niet enkel teleurstellingen, die zoodoende ons deel zijn geworden 't is niet enkel het gratis glas wijn, dat ons is onthouden. Ons onverstandig haken naar, ons onberedeneerd bezorgdzijn voor, ons uitsluitend denken aan den dag van morgen, dat alles heeft voor ons de waarde van het heden op den achter grond gedrongen. En dit is jammer; want daarvoor hebben we den dag geëindigd met een te kort. Een te-kort aan levensvreugde, een te-kort aan tevredenheid, een te-kort aan dankbaarheid voor hetgeen het heden ons heeft aangeboden. ■Buitenland. Uit verschillende plaatsen in Frank rijk als: Avignon, Nimes, Grenoble enz., alsook uit Dresden, Kassei en Keulen worden zware onweders gemeld. Hier en daar is de bliksem ingeslagen, waardoor te Nimes een man, te Cer- neux-Paquinat bij Chaux de Fonds een jongeling en een meisje gedood, anderen gekwetst werden en branden ontstonden, Te Gras bij Aubenas is Zaterdag een 11 jarige jongen door den bliksem gedood en in Maurieme zijn verscheidene huizen ten gevolge van 't inslaan van den bliksem afgebrand. Eigenaardig is bet, dat voor het zware onweder het daar 's nachts gesneeuwd had, zoodat de hoogten 's ochtends wit waren. In Savoye, Prades, bij Keulen enz. heeft de oogst veel te lijden gehad. Te Hamburg hebben de seismogra- i fische toestellen aanwijzing gdaan van een geweldigen aardschok, die op 80U0 K.M. afstand moet hebben plaats ge vonden. Sommige Duitsche bladen op peren de veronderstelling dat Sumatra het eiland zou zijn waar de uitbarsting heeft plaats gevonden. Natuurlijk is dit niet meer dan een veronderstelling. In den laatsten tijd hebben de seismo- grafische toestellen herhaaldelijk aan wijzing gedaan van aardbevingen, zon der dat men er verder iets van hoorde. Waarschijnlijk was 't dan een onder zeesche vulkaan uitbarsting. En dit kan ook nu zeer wel het geval zijn. Maandag heeft bij Rijssel een ont zettend ongeluk plaats gehad, dat waar schijnlijk het leven zal kosten aan vijftien werklieden. „Gaat Arnold met mama meê wandelen vroeg Dora toen. „Niet tantelen; jijjen met boer!" riep de kleuter lachend uit. Nog peinzende over Johan's zonderlinge woorden, zoo geheel in strijd met zijn ge wone wijze van spreken, verliet Dora dus onverzeld het buiten. IV 't Was een goddelijke morgen. Een flauw zuchtje speelde door het loover en temperde de hitte. Met volle teugen ademde Dora de heerlijke zomerlucht in. Aan het kleine voorval op 't plein dacht zij reeds niet meer. Zij luisterde naar 't vogelenkoor, dat in 't kreupelhout zijn lied had aangeheven. In tijden had zij zich niet zoo opgewekt geroeid als heden. Met droomerigen blik wandelde zij voort. Eensklaps echter, ze was nog maar enkele honderde schreden van Blij denstein verwijderdbleef zij als door den bliksem getroffen staan. De armen vielen haar slap langs het lichaam. Ze slaakte een gesmoor- den gil. Uit een zijpad was een heer op haar toegetreden en had met een spottend lachje den hoed voor haar afgenomen. „Bonjour, Dora Price!" De jonge vrouw blikte den spreker vol afgrijzen aan. „Ik zie tot mijn genoegen, dat je mij herkend hebt, Dora," vervolgde de vreem deling in 't Fransch. Op hare ontroering scheen hij geen acht te geven. „Al dagen loop ik hier rond, loerende op een gelegenheid om je onder vier oogen te spreken." Mevrouw van Berg had haar tegenwoor digheid van geest ten deele herkregen. „Wat wilt ge van mij? Hebt ge mij nog niet rampzalig genoeg gemaakt? Ik heb niets met u uit te staan. Ik ken u niet meer. Laat mij voorbij." „Drommels, mevrouwtje! Dat klinkt korte f en bits, en dat tegen Pierre Stock, een goed vriend van voorheen! Hartelijk is anders; maar in vredesnaam! Ondank is 's werelds loon. Wat ik van u wil, vraagt ge! Dat is in drie woorden gezegd. Ik heb een reisje willen maken door Hol land; maar, onnadenkend als altijd'heb ik te weinig geld medegenomen. Nu weet ik bijna zeker, dat gij „Ik heb geen geld." „Och, komMevrouw van Berg, de echt- genoote van den rijken notaris, de eige nares van een zoo mooi buiten zou geen geld hebben! Dit weet ik wel beter." „Ik geef u geen geld." „Dat is ondankbaar. Indertijd gaf ik het u toch wèl." „Tot welken prijs, o, mijn God!" „Dit is hier de vraag niet. Morgen brengt ge mij te Arnhem in de Ster, waar ik lo geer, met klokslag twee uur persoonlijk duizend gulden, of uw brieven aan mij, en daaronder bevinden zich hoogst merk waardige epistels; zijn reeds denzelfden avond bij je lieven man." „Hebt ge die brieven dan bewaard?" „Natuurlijk! Wat dacht je?" „Ellendeling!" „Dat is een groot woord, maar 't zegt weinig. Je hebt mij goed verstaan hè? Morgen om twee uur persoonlijk duizend gulden of Wie komt daar ginds aan „Genadige hemel!" Een geweldig gebouw van 7 verdie pingen, dat moest dienen als graan- magazijn is plotseling ingestort. 's Middags was een ploeg werklieden in het reusachtige, in aanbouw zijnde huis bezig, toen een ontzettend gekraak zich deed hooren. Een aantal van hen kon zich, door in allerijl de vlucht te nemen, in veiligheid brengen, maar een twaalftal werklieden werden door de achtereenvolgens instortende ver diepingsvloeren van gewapend cement, bedolven. Onmiddellijk kwamen brand weerlieden uit alle dorpjes in den om trek toesnellen, en uit Rijssel kwam een reddingsbrigade met ladders op dagen, waarop onverwijld het wegrui men van het puin begondaar de thans alleenstaande muren zichtbaar wankelden, besloot men ze omver te halen, daar er toch geen kwestie van was, dat één der twaalf ongelukkigen nog zou leven, na onder een zoo ont zaglijke massa materiaal te zijn begra ven. Er zijn reeds 13 lijken te voor schijn gehaald. Reeds eerder waren drie werklieden te voorschijn gebracht, die zoo vreeselijk verminkt waren, dat huu dood ieder oogenblik kon worden verwacht, waardoor het aantal slacht offers dus tot 16 klimt. Als oorzaak van de ramp wordt op gegeven, dat men een tiental dagen geleden de laatste vloeren van gewa pend cement had gelegd, volgens ge bruik geschoord, om het gelegenheid te geven, geheel te verharden. Volgens sommigen moet dit schoren een twin tigtal dagen duren. Maar reeds Maandag nam men de steunbalken weg, het slecht verharde cement bezweek, de bovenste vloer stortte in, en sleepte zoo, met een stuk muur, alle andere vloeren mee. Te Darmsheim, een welvarend dorp bij Stuttgart, heeft een brand 80 huizen vernield, o.a. bet postkantoor en de pastorie, en ook den kerktoren. Ook is er veel van den opgeborgen oogst ver loren gegaan; het meeste daarvan was onverzekerd. Men schat de schade op een millioen mark. Te New York is een Armeniër, ze kere Monoog Curezbin, in hechtenis genomen, die verdacht wordt van me deplichtigheid aan den recenten mooi d op den Armeenschen koopman Tavas- jian. Wel ontkent deze man, betrok ken te zijn geweest bij die misdaad, maar hij gaf toch toe, te behooren tot de Armeensche geheime boeven oreani- satie in de Ver. Staten, de Hoentsjakist Society. Uit 's mans verklaringen bleek nog, dat hem in 1904 bevolen was, een moord aanslag te plegen op den sultan van Turkije. Bij het nemen van proeven met bommen en ontplofbare stoffen te Waukegan, in Illinois, vond een onge- „Uw man? Kom, blijf nu bedaard. An ders maakt ge de zaak nog erger flan ze is. Houd u flink en stel mij voor als een kennis uit vroeger dagen. Pas ophoor! Geen kunsten!" vervolgde Stock op drei genden toon, toen hij zag dat Dora aar zelde. „Ik ben benieuwd kennis te maken met den domoor, dien je zoo netjes hebt weten in te pakken." Half radeloos, gehoorzaamde de ongeluk kige vrouw aan haar pij niger en stelde hem voor aan haar niets kwaads vermoedenden echtgenoot.. Het drietal wandelde op. Stock, vol komen een man, van de wereld, toetreiust met beschaafde manieren en m^t een-"dmt van verschillende soort, die hij met de meeste bereidwilligheid ten beste gaf, had den notaris weldra zoo geheel voor zich ingenomen, dat deze hem uitnoodigde te blijven koffie drinken. „Loop jij dan vooruit, vrouwtje, en zorg voor een goed déjeuner; niet waar? O, mijnheer Stock, geen plichtpleeingen of verontschuldigingen, als 't u belieft. On-L-r de goede eigenschappen der GNderseh-iu behoort ook de gastvrijheid. Ga mede. dan zal ik u intusschen mijn nieuwe broeikas sen eens laten zien. Houdt u van bloe. men? Ja? Kijk, dat treft dan al bijzonder goed." „Mijn God, wat zal hiervan het einde zijn? Ik was zeker te gelukkig!" kreunde Dora, terwijl zij zich half beseffeloos van ellende, huiswaarts begaf om aan 't ver langen van haar echtgenoot te voldoen. (Wordt v EIW1KUD

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1907 | | pagina 1