Het Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. SCHEIDISG. DE POSTILJON. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. Yo. 2665 Zaterdag 7 September FEUILLETON. :T ÜU3 VAK ALTESi VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden l.OO, franco per poet tonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1967. Adrertentiên ran 16 regels 50 et. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiên worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Namiddag de grint-weg, golvend als een wit lint, kronkelt zich door de groenbewaste duinen, hei-afstekend door gulden zonnenglans tegen het matgmen der boomen. De wind doet de bladeren suizen in eindelooze melo die van droef, steeds weer keerend wee- geklaag. Ontelbare tinten van donker en licht groen, van gond en zilverglans spiege len daar langs het pad, banen zich een weg door bet fijne, spitse naaldwerk der dennen of door bet zon verduisterend loot der boogereboomen.Soms verdwijnt bet helle zonnelicht, om eeD oogwenk later, met dartele speelschheid van toe vallige afwisseling des te sterker, met alles in-gloed zettenden, vuur vlammen- glans terug te keeren. Ook het ruischen der bladeren ver heft zich met grootere kracht of sterft weg als om „heen te gaan," doch komt terug, met vernieuwde hevigheid, met wilde, krachtige zielverrukkende melodie als van weemoed bezield. Het schijnt een Led te zijn van scheiding; een liefdeslied, aanzwellend met onstuimigheid of zoet-wegstervend in bevredigden lust: zonder rusten, on vermoeid gaan zij voort elkander als het ware te omarmen in onverbreekbaren band het is als fluisteren zij elkander de vleizoetste woordjes van eeuwige on vergankelijke min in bet oor; een seconde, een rukwind, zij worden van elkander „gescheiden" zij verwijderen zich als weemoedig toch komen zij weer terug en smelten ineen in vernieuwd geluk bg weerzien, en spelen dit gru- welijk spel van afscheid en weerzien, van hartbrekend verdriet en zielver rukkend geluk met langere of kortere tusschen poozen, met grooteren harts tocht of verzwakt verlangen opnieuw zonder moe te worden van afmattende hartskwelling, die verteert van smart en zaligvoelen. AvondLangzamerhand begint de zon, moe van het weggieten harer gulden stralen en oneindig verschiet ter kimme te nygen. Nieuwe tiDteo dringen door het ragfijne kantwerk der bladeren. Niet zoo hel steekt het zilveren lint van den weg meer tegen het groen af: roodgeel als gesmolten goud wordt de zou, hare onmiddellyke omgeving als bloedrood weerspiegelend op het groene zijdezachte mos. Vaal blauwer, matter wordt bet uitspansel en matter wordt net groen. De stilte i wordt dieper: de „scheiding" van het licht is aanstaandede vogels zingen niet meer, de wind gaat liggen, zachter j wordt de melodie van de blaadjes, de teers sUrieobe roach-melodie. De zon schynt te willen wijlen. Een laatste' wonder van natnnr, de bron van licht geeft een kleurenspel van goud met blauw en groen voor de scheiding daar is, voor zy gaat rusten in haar rozig bed aan de horizon. Scheiding. Lezer het is myns in ziens het meest smart-aandoende der abstractie begrippenhet meest ous men- schenverrtand pijnigende begrip. Gg hebt een vriend, een kennis, een bloed verwant by gaat weg, zelfs de troost op een eventueel weerzien bevredigt uw geest niet, verzacht niet de schrij nende scheidingssmart. Sta aan een sterfbed langzaam gaat de ademhaling lastiger, dieper wordt het ophalend beweeg der borstkas, im mer zwaarder gaat de ververscbing der luchtwegen, de oogen leken langzamer hand, nog een zucht, een rilling, weg scheiding. Volg dan dat lijk van hem of haar die U dierbaar was, volg bet naar zijne laatste rustplaats, zie de groeve, hoor dat knarrende geluid der touwen die over de rol loopen om de kist in zyn graf te laten, hoor die drie doffe slagen die de evenzoovele scheppen zand ver oorzaken die op .ie kist worden gewor pen, voel ze als evpnzoovele slagen op het harte, keer terug, slait uw deur eu nu, als gij ter ruste gaat is dat laatste overblijfsel vau hem of haar die gij liefhad buitengesloten, is van U geschei den zal nooit meer komen. Scheiding: in een menscbenleven ook als in bet bovenstaande in de na tuur. Als die zon even verwijlt boven den horizon, om dan te gaan op dat scheidingsmoment heb ik gevoeld, een machtigen druk, het was scheidinger scheen stilte te zyn op dat groote evene ment van het weggaan. Scheiding wie zich door den dood gescheiden gevoelt van dengene dien hij liefhad treurig. Men kan zich de scheiding zoo moeilijk indeuken maar als zij komt. scheiding, dan is zij zoo wreed. Gelukkig in de eerote plaats als wij vry zijn van den aanklacht dat wij de omstandigheden die tot scheiding aanleiding gaven niet door onze han delwijze schiepen. Gelukkig de scheiding zij wordt door weerzien gevolgd een weerzien dat des te hartelijker en gelukkiger is naarmate de scheiding wreed is ge weest. Muiten land. Te Win ter burg bij Kreuxnach is een ontzettend ongeluk gebeurd. Zestien schoolkindereu lieten zich op een kar vau een hoogte afrollen en verloren daarbjj da macht over het voertuig. De kar sloeg om tegen een hek dat bezweek en plofte in een beek in de diepte. Elf kinderen werden zwaar, ten deele ho peloos, gewond. Een ander onheil gebeurde te Grün- linghansen bij Neuss. Daar zonk een sleepboot, na een aanvaring met een andere boot, zoo snel, dat acht men- schen er het leven bij lietende vrouw van den kapitein, de machinist en zes kinderen. Woensdag werd nit Berlijn gemeld: Er is tusschen Rehfelde en Straus- berg, bij Berlyn, door kwaadwilligheid, een sneltrein ontspoord, waarna een paar wagens in brand geraakte. Een machinist en acht reizigers zyn licht gekwetst. Voor het vatten van den man, die het spoorwegongeluk heeft veroorzaakt, is door de overheid een belooning van 2000 mk. uitgeloofd. Te Strausberg, de filaata waarbij het ongeluk is gebeurd, oopen geruchten dat er verscheidene daders de hand in het spel hebben ge had die een anarchistischen aanslag op hooggeplaatste Russische reizigers in den zin hadden. Maar er waren niet van die reizigers in den trein. Ook heeft men geen stellig houvast voor deze geruchten. De daders schijnen met spoorwegwerk goed vertrouwd te zijn geweest. Uit de losse spoorstaven waren over een afstand van 15 M. alle schroe ven getrokken. De eetwagen van den trein is geheel verbrand, eveneens het rijtuig 2de klasse achter dien wagen. Het is een wonder dat, bij den omvang dien de ramp had, niemand zwaar gewond werd. Alle ge wonden wonen in Berlyn of den om trek. Een aantal huismoeders van liet 17d# arrondissement van Parijs hebben een verzoekschrift gericht tot president Fal- lières, ten gunste van de toepassing der doodstraf op den kindermoordennar Sol- eill&nd. In den Boven-Harz en op den Broeken heeft het eergisteren aanhoudend ge sneeuwd. Te Port Ben Irm&ne bij Constantine zyn verscheidene gebouwen, o. <t. twee moskeeën. door een aardschok vernield. Een jong meisje is er bij omgekomen. Een bericht nit Athabasca Eanding via Winnipeg meldt, dat de Dnchess of Bedfort, het schip van de Engelsch- Amerikaausche Pool-expeditie, vergaan is. Mikkelsen, de leider van de expe ditie, Liffingwel, een Ameiikaansch geoloog, en een derde hebben in Fe bruari het schip met voorraden voor 60 dagen verlaten om naar het Noorden te gaan, waar naar hun meening land te vinden was; 70 dagen lang waren zy voortgegaan, toen een van hen op een hondenslede omkeerde. Waarschijn- lijk zal men van h« t overige gezelschap nooit meer iets vernemen. Het commité van de moleuaarsver- eeniging van België, te Brussel verga derd, heeft de volgende telegrammen aan den minister van binnenlandsche zaken verzonden „Wij veroorlooven ons uwe aandacht in te roepen op de ernstige gevolgen die den huidigen toestand in de haven van Antwerpen na zich dreigt te slee- pen voor de ny verheid der maalderij en voor de voeding van het land." Reeds zitten verscheidene kleine mo lens zonder tarwe. Sommige molens hebben nog wat voorraad, doch die zal ook spoedig uitgeput zyn. Rrinditirhtlsstz te Astwrrprs. Maakten wij in ons vorig no. reeds van enkele branden te Antwerpen mel ding, thans moeten deze met verschei dene brandstichtingen, gesticht door werkstakers of kwaadwilligen, die niets met de staking te maken hebben doch van de gelegenheid gebruik maken om hun vernielzucht bot te vieren en wel licht te plunderen, aangevuld worden. Op de Entrepotplaats maakten Dins dagavond de woestaards zich meester van een wagen met hooi geladen en staken hem in braudde brandweer was echter spoedig het vuur meester/ Om half zeven werd een wagen met katoenbalen in brand gestoken; om half 8 werd de brandweer geroepen naar de Londenstraat, waar men een wagen in brand gestoken hadom 8 ure 20 werd een brand ontdekt in de houtstapels achter de droge dokken, men heeft hier bevonden dat over een der stapels een hoeveelheid petroleum uitgegoten wasom 8 ure 25 nieuwe oproeping van de brandweer om een brand te komen uitdoovsn op de Waal- scheka&i waar brand was in een hou ten loods van de Nieuwe Werknatie; ten 9 ure 20 had men de houtstapels onder een hangar (een overdekte berg- 1) I Wie hij was? Wel, de jager van den heer Quartel, een groot Vlaamse h grondeigenaar, een vlugge, vlotte vent met een paar hel dere, schrandere kijkers, een kin, cue, forach en breed, van wilskracht en vastberaden heid sprak, in één woord een man, die bij rijn heer hoog stond aangeschreven en die dit in elk opzicht ook verdiende. Als wii met hem kennismaken zit hij voor de deur van zyn huisje op het plein achter het buiten, dat de heer Quartel on der Burgerhoudt bewoont; hij maakt ge weren schoon, Een paar jachthonden, prachtstukken, echt ras, want meneer kan t betalen; liggen aan zijn roeten. Voor hem staat een tafeltje, waarop lappen, bor stels, een pompstok en een deschje olie. Blijkbaar heeft hij schik in zijn werk. want hij fluit een zacht deuntje, en tel kens wanneer hij een slot of een loop schoon heeft, houdt hij het stuk tegen 't licht, bekijkt het terdege van alle kanten of er niet hier of daar een kleinigheid is ver geten en legt het dan, zoo behoed raam alsof het kraakporselein was, op een lap. Vervolgens xomt een korte, houten pijp voor den dag. wordt even vuur ge maakt. een paar maal ferm aangetrokken en Bank tijgt met nieuwen moed aan den arbeid. ..Koest, Bruun! Koest, jongen! Straks, hoor! D« baas hseft hst nu nog te druk." Een der honden is namelijk opgestaan en heeft met een vragende uitdrukking in de goedige oogen een poot op zijn knie gelegd. Maar Bruun wordt niet „koest" De door den jager weggeschoven poot wordt nog maals opgeheven. „Alloo. koest zeg ik! Of scheelt er wat aan? Heb ie dorst soms, is je bak leeg Ja, zoo is het Arm dier, kon ie ook maar spreken, hè? Wacht, dan zal de baas je eens vlug helpen." Even daarna lapt Bruun naar hartelust aan een vollen bak, zoo versch uit de pomp, en staat zijn verzorger met de handen in de zijden vol welbehagen naar hem te kijken. „Wat had hij een dorst he? En kom je nu bedanken 1 Da's braaf. Zoo, nu is 't mooi geweest Stil nu!" Reeds was Evert weer gezeten, toen zyn heer naar hem toe kwam, een korte, go drongen figuur met een wijnkleurig ge zicht „Zeg eens, Evert" Daar stond deze al met de hakken bijeen in kaarsrechte, militaire houding. »Zeg eens. Jij komt toch uit die contrijen. Ken jy soms iets van Brabant, zulle? Van Noord-Brabant naên ik?" „Noord-Brabant meneer? Dat ia moei lijk te zeggen. Noord-Brabant is een heele lap grond. En zoolang ik niet weet waar meneer bedoelt „Ken jij daar dan soms „ievarens" een dorp, dat Casteren heet?" ..Casteren Nooit hooren noemen zelfs.-' Zoo, nooit hooren noemen Da's spy tig. Da> nou toch spijtig, want ziede, ik ik had er een beetje op gespeculeerd, dat je Maar dan maakte gy er maar ken nis mee, want daar zulde toch naar toe motten." Evert wist niet wat hy hoorde. „Ik, meneer „Ja, gii, Evert." Evert keek zijn heer even aan, keek toen even naar den grond en zeide toen „Dan zal ik maar zeggen, dat het best is." „Van een oom van me, witte, heb ik daar een paar bunders hei „georven," met een jachtbuis er op en *t recht van de jacht op wel een duizend bunders grond er bij, hout en wei en hei, kortom van alles. „Hazoo, meneer 1 Hazoo! Jacht dus en veel wild mogeluk ook?" „Dat kan wel. Nu was ik voornemens om, als de jacht opengaat, daar eens een week of drie vier te gaan kijken. Maar het huis is oud en rot en bouwvallig en moet opgeknapt worden. Van de streek ken ik niks en dus „Ik ben er. geloof ik, al achter, meneer," viel Evert znn heer in de rede. „Zou je denken? Dat sou dan toch al bezunder gauw zyn." „Nu moet ik daar voor u eens poolshoogte gaan nemen; is 't zoo niet?" „Juust! Dit was, doch ik zoo, het beste. Aan den opziener van de jacht, dien mijn oom daar had; in jaren is er zoo goed als niet gejaagd, dus zal er ook wel zat wild zijn; aan dien opziener dan, zeg ik, Stapels heet de man heb ik al een dag of wat gelejen laten weten, dat hij je daar bij iemand behoorlijk onder dak moet zien te brengen, en dan doe jij ginds maar net, zooals ik dit van je gewoon btn. en geef je oogen eens ferm den kost. Van vrimd volk ben ik niet graag afhankelijk dit weet je benjy daar eenmaal goed thuis, dan hebben we Later, als ik zelf kom, niemand noodig. Dit begrijp je zeker ook?" „Dit eigenlyk nog het beste, meneer. Wie zorgt er. wou ik vragen, zoolang voor de honden ?-' „Voor d'onden? Dat kan de koetsier beet doen, zou ik zeggen, of andera een van de jongens." „En wanneer moet ik weg?" Ze klonk vry stroef en kortaf, die vraag. „Veel zin schijn je er niet in te hebben, in dat uitstapje." Bank hief net hoofd op. „Zin is de vraag hier niet, meneer. U commandeert, en ik voer uit. Zoo behoort het ook zou ik zeggen." „Neen, neen, Bankzoo moet jij 't hier niet opnemen. *t Is een post van vertrou wen, dien ik je opdraag. Dit voel je toch, he?" „Zeker, meneer: en dit vertrouwen zal ik ook niet beschamen. Daarop knot n rekenen." „Zoodra ik van Stapels bericht krijg, dat hij logies voor je heeft gevonden, kun je gaan; en neem maar een geweer mede, want snippen zyn daar ginds hoor ik, een „Snippen „En eenden." Meneer Quartel begon te lachen. „Kyk zyn hart nu eens open gaan I" „Drommels, meneer, dat zal waar zijn! Snippen en eenden, zegt u. Dan is 't daar te Casteren nog zoo kwaad niet." „Dat zon ik ook zoo zeggen, Evert. -Bonjour." Meneer Quartel stapte weder naar huis, en Bank nam weer plaats voor zyn poetstafel. ,,'t Is toch aardig, maar al meer heb ik dit opgemerkt by die rijkelui. Nooit, nooit in der eeuwigheid hebben se genoeg. Altijd kan er nog meer bij. Daar nu bij meneer plaats) aan de Aziadok, in brand ge stoken. De brandweer kon eerst na een aar werkens, het vuur meester worden. Woensdagmiddag werd brand gesticht in de bergplaatsen van hout in de Fernanduspolder. nabij het hontdok, in het Noorden der stad. Om»tr*-»t« half 5 beweert men een tro*-p j-mge mannen in de buurt te hebben sieu wegloopen, die petroleum over de stapels hont gegoten en die in brand gestoken hadden. Kort daarna sloegen de vlam men aan alle kanten nit en snelde de brandweer te hulp, maar aan blusschen viel niet te denken, daar de felle g'ned de blusschers steeds terugdreef. Politie en schutterij zetten het terrein af. ter wijl afdeelingen infanterie en genie troepen de brandweer ijverig hielpen om te trachten het vuur zijn prooi te betwisten. Nauwelijks hadden zij sU|*l8 planken weggeruimd eu op een afstand neergelegd of ook daar sloegen de vlam men uit en wat vaak met levensgevaar scheen gered, werd mede door bet ver nielend element verteerd. Reeds te 6 uur woedde het vuur over een uitgestrektheid van tien hectaren, waar voor 2 millioen francs hout lag opgeslagen en stonden veertien groote loodsen in vlam. Maar nog heviger werd het, toen tegen 10 uur een felle Oosten wind opstak en de vlammenzee verder dreef. Torenhoog loeiden de vlammen op, den hemel in een rossen gloed zet tende, die tot op grooten afstand te zien was, zoo sterk, dat er in onze omstreken van meening waren, dat in het Zuiden van ons land een brand woedde. Den ganechen nacht duurde het vuur voort, steeds nieuw voedsel vindend. Donderdagmorgen kreeg de hvi 1- weer hulp uit Gent en Brussel, om l.»t de biandweerlieden van Antwerpen, na 48 uren onafgebroken wdrkens zich niet meer konden staande houden. Sedert Woensdagmiddag 12 uur hadden zy negen branden uitgemaakt, die door Kwaadwilligen waren aangestoken. Des middags om 12 ure had het vuur zijne grootste uitbreiding bereikt Heel het terrein in de Ferdinandus polder, eene oppervlakte van 60.000 vierk. mfeter, was ééne vuurzee. Tus schen de houtstatie, ten zuiden, en den vestingwal, ten noorden, woedde de vlammenzee met eene nooit geziene kracht. Alle daar liggende stapels wer den een prooi der vlammen. Tegen 2 ure des namiddags was men den brand in zooverre meester, dat het nog wel hevig woedende vuur geen gevaar voor uitbreiding meer opleverde, •p dat oogenblik stonden nog 10 sta pels hout oenevens een paar gebouwen in lichtelaaie. De gebouwen welke in vlammen opgingen waren: een houtzagerij, ina- ook weer," mompelde Evert. „E»-n jachtveld heeft hy, zoo groot, dat hij het met zyn korte beentjes in geen week kan „aftrappen," al loopt hij dagelijks tien, twaalf uur aan één stuk. Wild heeft hij net zooveel, als hij maar wil. Alleen geen eenden: maar om die kwèk, kwèk geeft hij toch niet. Daarmede kan één mensch toch tevreden zijn, zou ik zoo zeggen. Maar jawel! Een oom sterft er van 'mhij erft nog meer terrein, ra**t een huis nog wel er op, en een opzichter, en nu heeft geen rust of duar, voordat hij ook daarop eens een week of wat heeft rond gestapt. Hij maakt een hoop kosten. tr»-»-ft handenvol geld uit, en voor hoelang? Nu. laat ik eens zeggen, voor een jaar; dan is „het raar'- er weer af, en kijkt hij naar het heele ding niet meer om. Maar met al die gekheid moet ik daarvoor toch van bonk en Doch laat ik niet mopperen. Toen ik als gegageerd sergeant kwam uit „Janstinje" en waarachtig niet wist wat ik zou beginnen, heeft meneer hier me een baantje gegeven, zoo een;g. too mooi, dat het als met een schaartje voor me geknipt was, en dit toch maar louter op recommandatie, omdat ik een goed schutter was, en dan nu ja; maar wat is dat omdat ik luitenant Sievere, een vriend van meneer hier, eens tusschen een sink of wat Atjehere heb uitgehaald, die zin in hem hadden. Wat een scheef gezicht trok die eene, toen ik hem een „watjekouw" gaf. Al *t mooi was er in eens af, en veel had hij toch waarachtig niet te missen, die schooier." -v «1IIHÜIUD (Wordt

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1907 | | pagina 1