Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
THYRA.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2095. Zaterdag 21 December1907.
EEN GELIJKENIS.
FEUILLETON.
land van alte#
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 et. Elke regtl
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Toen de mensch zou geschapen wor
den, sprak de engel der gerechtigheid
den wensch uit, dat het niet geschiede,
want hij zou onbillijk zijn jegens zijn
broeders, hard en wreed jegens de zwak
ken bij zou het recht vertreden en het
geweld doen zegevieren.
Nog was de klank dezer woorden niet
gestorven, of de engel des vredes riep
„hij zal het aardrijk drenken met het
bloed van zijn geslacht. Oorlog en twist
zullen heerschen op aarde en ik, des
vredes gezant, zal verzinken in droef
heid en geween".
Nauwelijks had deze gezwegen, of de
eDgel der waarheid sprak: „hij zal leu
gen brengen, och, worde hij niet ge
schapen
Toen verscheen de engel der barm
hartigheid, zeggende„ja toch want
als alle anderen hem verlaten, dan zal
ik hem zoeken.
„Als hij afwijkt van den vrede, van
de waarheid, wanneer hij de gerechtig
heid vertreedt, dan zullen juist de ge
volgen zijner dwaling hem tot inkeer
brengen en liefde zal hem verbeteren.
En deze liefde, welke ik den mensch
zal leeren betrachten, zal hem genezen."
Toen werd de mensch op aarde ge
plaatst, feilbaar en zwak, maar als het
kind eener hem nooit verlatende barm
hartigheid.
Ja, wel wordt het recht miskend.
Wat al wreedheid en hartvochtigheid
Hoe vaak verdringt geweld den eisch
der gerechtigheid! Volken zijn verne
derd door eerzuchtige en heerschzuchtige
staatslieden. Beginselen worden verloo
chend, karakters bezoedeld, eerlijkheid
en trouw als speelgoed behandeld. De
onschuld wordt belaagd en de laster
doet zijn duivelsch werk. O, engel der
gerechtigheid, wel moogt gij, schaamrood,
den blik afwenden.
't Is schijnbaar, vergeefs, dat velen
zich verbeteren. Als een zwarte scha
duw gaat hun misstap hen vooruit en
zij blijven uitgestootenen. De priesters
der gerechtigheid zijn menigmaal uit
geworpen, terwijl hare vijanden worden
gelauwerd.
En vele keeren moest ook de engel
des vredes droef te moede zijn aange
zicht bedekken, als het krijgsvuur ont
brandde, als zonen van hetzelfde huis
verdeeld werden. De bode des vredes
moest hot aanschouwen, dat er scheu
ring werd veroorzaakt tusschen wie bij
een behoorden, door verschil in mee
ning, door gemis aan onderlinge waar
deering. Hij moest het zien, dat kilheid
en harteloosheid en zelfzucht banden
verbraken of dat een onheilige vrede
zonden bestendigde. Om een nietigheid
soms werd de eendracht verstoord, ter
wijl hoogmoed of valsche schaamte be
lette, haar te herstellen, weigerend een
eerste woord te spreken, een hand der
j verzoening uit te steken of haar aan te
grijpen. Andermaalis het wonder, dat
deze goede bode vaak beschaamd op
steeg van de aarde?
En leugen en bedrog, huichelarij en
geveinsdheid, ja, alles wat een pijnlij
ken trek te voorschijn roept op het ge-
laat van den engel der waarheid, als
1 een giftige plant is het opgeschoten sinds
de dagen van ouds en het tiert welig
tot heden. Wat al onoprechtheid in ons
spreken en zwijgen, in ons doen en la
ten Hoe vaak is ons „ik kan niet" een
„ik wil niet". En door al deze droeve
feiten is het gebeurd, dat velen gingen
twijfelen aan de zegepraal van het goe
de op de wereld, dat niet weinigen ver
loren hun geloof, hun vertrouwen in
den mensch en dat zij gingen lachen,
als zij hoorden van karakter, van be-
ginseltrouw, van zieladel.
EENE VERTELLING VAN 1ARIE COLBAN.
(12.
„Wat meen ie? Spreek niet in raadsels.
Ik ben een geduldig man, maar alles heeft
zyn grenzen."
„Magdalena houdt van hem!" fluisterde
Tnyra, bijna onhoorbaar. En een steek door
haar hart verbood haar te zeggen: „en hij
houdt misschien van haar!"
„Magdalena! Narrifaa!" riep hij met een
onbeschrijfelijk komisch gezicht.
„Lach niet, vader 1 Het woord liefde is
in de verste verte niet in hare gedachten
gekomen, maar 't is zoo: zij heeft hem lief."
„KinderfantasieënKinderkamerdwaas
heid!" Hij was nu ernstig. „Hoe kan mijn
verstandig meisje dat ernstig opnemen?
Iedere bakvisch heeft iemand met wien zij
dweept; doe alle kinderkamers open en
i zie of ik geen gelijk heb. Kom mij niet
meer aan boord met Narrifas en haar ver
liefdheid! Hij houdt van jou en daarmee
uit!»
„U kent de kunstenaars niet, vader. Van
daag denkt hij, dat hij mij liefheeft, mor
den is zij het; ik ben de werkelijkheid, zij
is het ideaal; in mij zocht hii eene vriendin,
zij zal zijn geliefde worden.'
„Maar jij?" En hij zag haar scherp
aan „jij houdt van hem, ik heb het al
lang gemerkt. Ik heb Frederik niet ver
geten, en ik heb gezien hoe geheel anders
je met Michael bent Mooi ben je altijd
geweest, maar sedert hij er is ben je sohit-
weer het beste, dat sliep en dood scheen,
wakker worden. Zij hoorden naar de ge
tuigenis der edelsten, die nooit wanhoop
ten, omdat de duisternis nooit hun oog
sloot voor een lichtstraal, welke even
min ontbrak en die deden opstaan en
wakker schudden, bezielden en opricht
ten. Ook ontbraken niet de priesters en
priesteressen, die uitgingen, niet om te
vonnissen, te vervloeken en te dreigen,
i maar om vol deernis, vol teederheid en
I geduld zich bewust van eigen zwak
heid en struikelingen te plaatsen
naast afgedwaalden en gevallenen en
daardoor menig gemoed ontsloten, menig
geweten aan het spreken brachten. Zóo
arbeidden en blijven werken de weldoen
de, zegenende engelen der barmhartig
heid.
De ongerechtigheid ontmaskeren zij.
Hangen strijd slaan zij gade. De leugen
doet hen toornen, doch zij zien ook de
werken van reinheid, van het streven
naar verzoening en vrede. Zij aanschou
wen evenzeer: buigen voor de eischen
van waarheid, trouw aan beginselen,
gaan op den koninklijken weg, zich aan
anderen onverdroten geven.
Maar gelukkig! Ook de engel der
barmhartigheid hield zijn woord. Want
als de menschelijke zwakheid ten top
punt was geklommen, als de hartstoch
ten woedden, als de demonen een scha
terlach aanhieven over den mensch, die
zoo gemakkelijk in hun handen viel,
dan zweefde de bode der liefde en der
ontferming over de aarde en het schuld
besef, de drang naar zelf herziening, ble
ken toch nog krachtiger te zijn dan
de geest des kwaads.
Dan stonden er op, die verkondigers
waren van menschen waarde en in veler
gemoed deden zij de rechte snaar tril
len. Leidslieden hunner tijdgenooten, wa
ren zij vertolkers van het goede, dat in
eiken mensch sluimert.
En zij, die den adel der menschelijke
natuur het best begrepen, omdat zij zelf
van hoogen adel waren, zij zijn het te
vens geweest, die de menschheid voort
stuwden. Zij lieten zich niet terneer
slaan door het ontmoedigende, dat hen
omringde, noch zich afschrikken van het
pogen om het verloren gewaande te be
houden. Er stonden op schrijvers, dich
ters, toonkunstenaars, mannen van het
levend woord, om in lied en tonen en
profetische taal uitdrukking te geven aan
de hoogste en meest verheven gedach
ten en wat zy schonken, deed in velen
tereud. Zulke veranderingen maakt alleen
de liefde. Ik doe niet veel aan machtspreu
ken, dat weet je Thyra, maar nu sal je er
een hooren. Magdalena is mij heel lief,
maar ik wil niet, dat zij jouw geluk in den
weg staat. Je kent mijwat ik gezegd heb,
dat heb ik gezegd. Als het is zooals je
zegt en ik zal je het pleizier doen, die
dwaasheden voor ernst op te nemen,
dan ga jij met hem alleen. Ik neem op my
om Narrifas te troosten."
„Dat zal misschien niet zoo makkelijk
zyn, als u denkt, vader!"
„Je maakt mij nog dol, meidl Maar ik
zal niet kwaad op je worden, niet op jou;
het zou voor het eerst zijnl Maar een ding
zeg ik je: als je hem bedankt, den zoon
van de vriendin mijner jeugd, dan doe je
je vader misschien meer pun en verdriet
dan hem; hij is jong en zal het overwin
nen; ik zal het niet meer overwinnen. Ik
zou er dan twee hebben om naar te ver
langen, mijn Prins en mijn vagebond. Ik
zal hem bij je sturen, dan kan hij zijn
eigen zaak bepleiten."
„Neen, neen, vader, nu niet! Ik moet
ten minste tijd hebben er over te denken
riep Thyra verschrikt.
„Nu, tijd zal je hebben, maar je wilt mij
geen verdriet doen, wel?"
En hij streek haar over het haar terwijl
hij heenging en zag haar smeekend aan
met zijn goedige, bedroefde oogen, die de
zelfde taal spraken als haar nart, en als
het maar gee taan had tusschen haar vader
verdriet te doen of het kind, zou haar be
sluit spoedig genomen zijn, hoewel niet
gemakkelijk, want het was toch haar kind,
maar och! altijd dat mes door haar ziel:
„Als zij het toen was!"
Wij kennen die engelen.
Hun namen en beeltenissen gaan nim
mer verloren. Zij leven voort in dank
bare harten. Maar wij denken ook aan
de „stillen in den lande". Zij werken niet
op 's levens drukke markt, maar in de
verborgenheid van een bescheiden ar
beidsveld, doch zij doen het met trouw
en belangeloos. Daarom een eerbiedige
gedachte aan hen gewijd, genoemden en
onbekenden, die, zonder zucht naar roem
en zonder hoop op vereeuwiging van
hun naam, het leven aan anderer belan
gen hebben geschonken. Van hen moe
ten wij leeren niet te verliezen ons ver
trouwen in de toekomst, njoit de oogen
te sluiten voor alles, wat getuigt van we
zenlijke grootheid, van een warm ge
moed. In uren van moedeloosheid den
blik gericht op hen, die groot waren en
groote dingen wrochten.
Bedenken wij toch, dat ook zij, die de
arm der gerechtigheid met schande brand
merkt en van wie de bravemenschen
zich afwenden, menschen zijn, met wie
wij gemeen hebben dezelfde gezindheden,
hartstochten, dezelfde deugden misschien.
Zullen wij verachten of meegevoel
toonen? Verstooten of hunner ons aan
trekken? Vonnissen of pogen te redden?
Wij ook dragen onzichtbare ketenen,
welke ieder oogen blik ons kunnen mee-
sleepen in den jammer.
Nog altijd zat zij op dezelfde plaats waar
haar vader haar verlaten had, en er ging
één uur voorbij en twee uren, en nog kon
zij het niet eens worden met haar oproerig
hart, dat om leven riep, en nog altijd kon
zij de 30 jaar niet vergeten en de koningin,
die in haar vinger beet, en vooral niet
zijn blik toen hij luisterde naar het vreemde
gezang.
Het was haar niet mogelijk Michael te
zien dien dag, en eindelijk besloot zij hem
een briefje te schrijven, waarin zij hem
verzocht de mooie herfstdagen te gebruiken
voor een studietocht. Het antwoord, ast
hij gevraagd had, kon zij hem nog niet
geven. Wat zou zij over 10 jaar zijn? Een
oude vrouw, terwijl hij nog in de kracht
van zijn leven was. En hij woonde in
Rome, waar de vrouwen de schoonste zijn
van de geheele wereld. Zou zij met haar
kunnen wedijveren? Onmogelijk. Zij was
te veel in zich zelve gekeerd, te weinig
schitterend. Vuur en hartstocht woonden
er in haar; maar ze had geen taal om ze
te vertolken. Hij had haar in het bezit
vaa die taal gedachtde zang, en nu moest
hij zich gewennen aan die smartelijke te
leurstelling, die zij hem geheel buiten haar
schuld had berokkend. De natuur heeft
een eigenaardige tot rust brengende kracht,
die kiacht moest hij nu beproeven.
Na ontvangst van dit briefje, ging Mi
chael dadelijk op weg, en bleef meer dagen
uit dan men verlangd had.
Wij gebruiken zijne afwezigheid om een
blik op zijn verleden te slaan.
VIII.
De moeder werd al vroeg weduwe met
een troep kinderen, die allen met ietageni-
In de menschelijke natuur liggen on
zichtbare vatbaarheden, een verborgen
fonds van betere stemmingen en aandoe
ningen. Laat ons er nimmer blind voor
worden, dan bewaren wy defrischheid
en de diepte onzer liefde.
Wie alleen ziet naar de oppervlakte,
zal dikwerf het betere niet ontdekken,
maar het teed're oog, dat niet verwijlt
bij de soms troebele oppervlakte, doch
daaronder en naar binnen ziet, bemerkt
niet slechts het goede, dat leeft, maar
wekt tevens leven, dat sluimerde, 's Men
schen natuur is vatbaar voor het lage
en voor het edele en niets wekt het
hooge krachtiger op in haar dan eene
haar tegemoetkomende genegenheid.
Als wij trekken ontwaren der sluime
rende verwantschap met het betere, dan
wanhoopt het mededoogen niet meer en
de liefde komt van haar aarzeling terug
en als de engelen van gerechtigheid, van
vrede en waarheid, schaamtevol, ten he
mel varen, dan komt de barmhartigheid
om te behouden.
Buitenland.
Eergisteren heeft te Brussel terecht
gestaan voor de rechtbank voorcorrec-
tioneele zaken, Loyson, de dief uit wraak,
die de Banque de Bruxelles bestolen
heeft voor 326,425 frank en 13 centi
mes, benevens zijn echtgenooteen twee
andere personen, verdacht van heling.
Men kent het verhaal. De zoon van
Loyson had indertijd de bank bestolen.
Zoon Loyson had het gestolen geld
teruggegeven, de bank had best kun
nen voorkomen dat de justitie in dezen
diefstal werd gemoeid, maar de bank
heeft er de justitie bijgehaald.
Vader Toyson was zeer ontsticht over
deze hartelooze manier van doen en
besloot zich op de bank te wreken. Hij
stal de bank een groot bedrag af en
liet het door verschillende menschen
verstoppen, o.a. had zijn dochter 200,000
frank bij een buurmeisje gegeven, die
ze in den tuin begraven had. Maar ook
een tramconducteur en een touwslager
hebben geld gekregen om te verbergen.
De oude heer Loyson kreeg na twee
dagen spijt van zyn daad en 1 October
1.1. heeft hij alles aangegeven aan de
justitie. Het geld is op 1500 frank na
teruggevonden. Ongelukkig in deze ge
schiedenis is, dat de verstoppers, die
nooit zooveel geld bij elkaar hadden
gezien, hebben getracht toen de politie
bij hen kwam, minder terug te geven
dan zij ontvangen hadden. De een had
bankpapier in zijn schoenzool genaaid,
een ander had wat in den kelder ver
stopt.
Loyson is altijd een voortreffelijk be
ambte van de bank geweest. Hij is niet
sterk van hoofd. Zijn heele daad is
eigenlijk een dwaasheid. Bedoeling om
zich te verrijken heeft er bij hem eigen
lijk niet bestaan.
De vrouw van Loyson en de twee
anderen helers zijn meer schuldig dan hij.
De rechtbank heeft Loyson veroor
deeld tot 1 jaar gevangenisstraf en 26
frank boete, zijn vrouw tot 2 maanden
voorwaardelijk, den touwslager tot 2
jaren gevangenis en den tramconduc
teur tot 2 maanden voorwaardelijk.
Tegen Sacco, den te Elberfeld ont
maskerden hongerkunstenaar, is een
vervo'ging wegens oplichting ingesteld.
De onbetrouwbare bewaker, die hem
de zoetigheid uit ejn auto maat verschafte,
zal wegens medeplichtigheid in de zaak
betrokken worden. Een ander waker
ontdekte het bedrog.
Zoover men kan nagaan, had de be
waker aan Sacco in de laatste twee
weken 48 maal versnaperingen in zijn
kooi toegestopt. Toen Sacco ontmaskerd
werd, had hij dertig dagen in zijn kooi
gezeten. De „hongerkuur" had 47 dagen
moeten duren, een dag langer dan zijne
vasten te Keulen.
Behalve de strafrechterlijke vervol
ging, zijn er nog twee burgerlijke pro
cessen te wachten. De impressario van
Sacco, een Keulenaar, eischt, ondanks
de ontdekking van het bedrog, van de
directie van den schouwburg, waar Sacco
te kijk was, volgens de oorspronkelijke
overeenkomst een derde van de entrées
op De directie wil al het geld echter,
na aftrek van de onkosten, voor de
armen bestemmen, omdat de menschen,
wien het van rechtswege toekomt, de
betalers van het intreegeld, hunne aan
spraken erop niet kunnen bewijzen.
Het tweede geding zal aangespannen
worden door Sacco's ontmaskeraar. De
hongerkunstenaar had namelijk 5000
mk. uitgeloofd aan dengene, die kon
bewijzen, dat hij voedsel gebruikte. De
vraag is, of Sacco goed voor dat geld is.
Toen Sacco uit zijn kooi werd ge
haald, was hij zeer uitgeput. Hij werd
in dekens gerold en met sen rijtuig
naar het huis van zijn zwager gebracht.
Sacco verdedigt zich met te zeggen, dat
hij de versnaperingen alleen maar als
middel tegen den hoest heeft gebruikt,
gelijk men hem vroeger, met toestem
ming van de directie van den schouw
burg, ook een middel tegen kiesjrijn
had toegediend.
Met dat al, is 's mans roem natuur
lijk naar de maan en zal hij óf een
ander beroep moeten kiezen of zyn naam
weer moeten veranderen.
Volgens een telegram uit Rome is
er te Avellino en Salerno in de Cam-
pagna een hevige aardschok gevoeld.
aals op de wereld waren gekomen; zH was
overigens een zeer gewoon menschenkind,
maar eene schoone gave was haar bij hare
geboorte geschonken: het talent van lief
hebben; en nooit is het groote levenswoord
arbeid en liefde, dieper opgevat dan door
die eenvoudige vrouw. Zoo groeiden ze op
om haar heen, de flinke kleinen, en toen
de flinke kleinen tot flinke jonge men
schen waren geworden, had hare liefde haar
tot zieneres gemaakt. Voordat zij zelf wisten,
dat er iets groots in hen stak, wist zij het,
en ze was eerzuchtig voor hen, zij die voor
zich zelf niet eerzuchtiger was dan een
musch. De fabel zegt, dat de adelaar moeder
hare jongen in de zon laat kijken, om
hunne krachten te beproeven. Van fabels
en dergelijken wist zij niet, maar hunne
krachten moesten beproefd wordenzij zou
hen niet sparen, opdat zij flinke menschen
werden! En in de zon kijken zouden zij.
De zon was hun schitterende toekomst.
Maar om het zoo ver te brengen moest
er hard gewerkt worden, en nu werd er
in dat wonderlyke huis gewerkt, dat het
•en aard had, onder zang en vroolijkheid,
onder lachen en tranen. De eene zoon was
musicus, en als de anderen raasden, speelde
hij ze weer tot rust, en ieder, die verdriet
had, ging er mee naar moeder, die voor
alles raad wist ten minste het huismid
deltje en dat is nog niet het slechtste
het verdriet met hen te deelen. Zij werd
dan ook vergood door hare kinderen en
daardoor kwam er in het onbemiddelde j
hoewel geenszins armoedige gezin, die warmeJ
admosfeer, die geen gelijkmatige maar ener- j
gieke en edele karakters vormt.
De nog betrekkelijk jonge vrouw werd
wyzer en wijzer. Er kwam een dag, dat
zij begreep, dat de koorts van het gevoels
leven verteert, en den mensch zijn wil
ontneemt, en nu werd zij dokter voor alle
soorten van koortsen; zy wilde haar kin
deren gezond hebben naar lichaam en ziel,
want gezondheid is rust, kracht; handelen
moesten zij, niet hun eigen ziel door een
microscoop bekijken, niet luisteren naar
het kloppen van het domme hart, in een
tijd, dat er gewerkt moest worden. Zij
begreep ook, dat niet wat eene moeder
zegt, maar wat zij doet, indruk op de kin
deren maakt, en daarom werkte zij in de
eerste plaats, en was de eerste om zich
zelve te verloochenen. Hoeveel nachten
zij haar slaap gegeven had om oude broeken
nieuw te maken, aan hoeveel maaltijden
zij te kort kwam, om al die monden te
kunnen verzadigen, hebben alleen deengelen
verteld, zij zeker niet. Degene van de
kinderen, die er het slechtst aan toe was,
was altijd de bevoordeelde, en de anderen
vonden dat geheel in den haak. en de be
voordeelde was al van zijn kindsheid af
de student geweest, de wildebras, die in
de rechten moest studeeren en deze studie
haatte. Zij kon 's nachts niet slapen van
angst, dat zijn leven in zijn woede over
het recht in het fiord zou eindigen, daar
waar het het d'
En haar vre.
zijns vaders doo'
hem geweest,
smart, hoewel
was, die wel
de vader was
achtige natuu
hy een godhe
ilIDWüBliD