el Land van Heusden en lllena, de Langstraat en de Bommelerwaard
Verdachtmaking.
THYRA.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 27OS. Zaterdag IS Januari. 190S.
FEUILLETON.
H£T LAND VAN
ALTEIU
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regtl
meer 77s ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Iemand beschuldigen van eenig wan
bedrijf, dat hij niet heeft begaan, met
't doel hem in moeielijkheden te bren
gen of hem te berooven van zijn goe
den naam, is voorzeker een zeer slechte
daad; men behoeft het woord „eerroof"
maar te noemen, om terstond de ge
dachte te wekken aan iets afschuwelijks.
Met een welgekozen woord noemt
meH het verdachtmaking. Het is een
eerroof, waarvan de pleger niet achter
haald kan worden, een laster, voor
welken hij, die er de schepper van is,
niet ter verantwoording kan worden
geroepen; een beleediging, die in
het verborgen is voorbereid en heime
lijk wordt toegebracht, een aanval,
tegen welken het vaak onmogelijk is,
zich te beveiligen of te verdedigen.
Er zijn menschen, bij wie het geloof
aan het goede uiterst zwak is. Bij de
beoordeeling van de daden hunner naas
ten tot een goedkeurende beschouwing
te besluiten, kan niet van hen verwacht
worden, zij zien er altijd iets meer
in, iets anders er achter, en merken
dit aan als een blijk van hun eigen
scherpzinnigheid. Inderdaad gaan zij er
trotsch op, dat men hun niet gemak
kelijk zand in de oogen strooit, dat zij
zich niet door den schijn misleiden
laten. Van die hooggeprezen offervaar
digheid en toewijding, en belangloos
heid, waarvan de oppervlakkige wereld
den mond vol heeft, daar gelooven zij
niet veel van. Leert niet de ervaring
van eiken dag, en op ieder uur van
dien dag, dat de zelfzucht het overheer-
schend beginsel is, de drijfveer waar
door alles in beweging wordt gezet?
En als men maar nauwkeurig acht geeft
op de daden der menschen, ze niet op
pervlakkig en met bevooroordeelden
blik overziet, maar tot den grond
doordringt, dan is hetzelfde egoïsme
overal aanwezig. Niet zelden ligt be
vordering van eigen belangen er zoo
dik op, dat wie niet willens en wetens
zich bedriegen laat, het wel ontdekken
moet.
Een geestesgesteldheid, waarvan der
gelijke redeneering getuigenis aflegt,
komt vaker voor dan men denken zou,
en wordt, door wrie er in verkeert, als
levenswijsheid beschouwd. Hij maakt
er een stelsel van en de omgang met
zijn medemenschen draagt er de sporen
van.
Is het wel te verwonderen, dat de
hier geschetste toestand des gemoeds
de bodem is, waarin verdachtmaking
welig tiert?
Maar tevens zal dan erkend moeten
worden, dat aan een oordeel, onder
dien invloed uitgebracht, geen waarde
is te hechten. Het kan niet juist zijn,
omdat het opwelt uit onzuivere bron.
En toch wil de stem der verdacht
making er bij ons zoo gereedelijk in.
Niet dat wij den eigenlijken laster
zouden willen aanmoedigen, dat zou ver
beneden ons zijn. Ook zullen wij ons
wel wachten, toegang te verleenen aan
de inblazingen van degenen, die ons
zouden willen beletten het waarlijk ach
tenswaardige te vereeren. Maar er
is zooveel valsch goud in omloopwij
zouden al heel onoplettende leerlingen
moeten zijn in de school der ondervin
ding, om dat niet te erkennen. Hoe vaak
zijn we niet gestuit op huichelarij en
schijnheiligheid, als edele gevoelens wer
den ten toon gesteld, misbruikt tot een
middel om stoffelijke voordeelen te be
halen, om een positie te verwerven in
de wereld, om een ander weg te drin
gen van de plaats, die men zelf verlang
de in te nemen Het kan ons dus geen
verrassing zijn, als wij worden gewaar
schuwd tegen de bedoelingen van per
sonen, wien wij geneigd zouden zijn ons
vertrouwen te schenken voorzichtigheid
is geen slechte leidsvrouw. Hoe menig-
werf hebben wij gezien, dat een offer,
uit voorgewende menschlievendheid ge
bracht, eigenlijk geheel overeenkwam
met het bekende spreekwoord, aan het
visschersleven ontleend, waarin het uit
werpen van een spiering de vangst van
een kabeljouw tot oogmerk heeft.
En als men ons eens toefluistert, dat
de weldadigheid, het zich geven aan de
zorg voor anderen, de belanglooze werk
zaamheid, die we bij eenigen onzer be
kenden waarnemen, gebezigd worden
om een goeden naam te verwerven, die
de sleutel worden kan tot het verkrij
gen van voordeelen, ruimschoots opwe
gende tegen hetgeen is prijsgegeven,
ja, is er dan niet in ons een stem, die,
onder herinnering aan vroegere misvat
tingen, waarschuwt: Wees op uw hoede,
het kon wel eens waar zijn?
Hoe vaak gebeurt het niet op het
ruimer terrein van den staat, dat per
sonen op den voorgrond traden, geleid
door levendige begeerte om het algemeen
belang te dienen, terwijl later blijkt,
als zij gekomen zijn op de plaats waar
de door hun woord bezielde menigte
hen gebracht heeft, dat het hun er alleen
om te doen was, door datzelfde alge
meen belang gediend te worden En
EENK VERTELLING VAN MARIE CO LB AN.
(20.
„Stuur ze mij nal Er is geen tijd te
verliezen 1"
En hij is weg: hij hoort haar roepen
niet meer. Zijn boot schommelt zoo erg,
dat z.j bijna op haar kant staat.
Thyra vliegt naar huis. Haar vader is
er niet. Een van de arbeiders heeft Mag-
dalena een half uur geleden zien uitroeien,
en had er niet verder over nagedacht; zij
ging zoo dikwijls alleen uit.
Zij was op zee, daar was geen twijfel
aan. Niemand heeft haar zien thuiskomen,
en haar boot is weg.
In hetzelfde oogenblik komt haarvader.
Hij wist dadelijk raad, en een paar minu
ten daarna zat hij in een boot met twee
sterke roeiers. Geen woord, geen enkele
uitroep was er over zijne witte lippen ge
komen; hij wist slechts, dat zijn hartekind
alleen op zee was en er misschien blijven
zou evenals Frederik, zijn andere hartekind.
Thyre loopt angstig heen en weer. Dat
roekelooze kindl Zag zij dan het onweer
niet opkomen? Maar zij, Thyra, was ook
buiten geweest en had 't ook niet gezienzij
hadden beide dezelfde reden om het niet
te zien. Zij tuurt zich bijna blind, maar
er is geen boot te bespeuren, noch de zijne,
noch de hare. Waar zouden ze zijn op dit
oogenblik? Hij zou er wel komen, maar
zy? Hoe ligt slaat zulk een notedop van
een schuitje niet om. Leven en dood hangt
af van de genade van een rukwind. Daar
vloog een zwarte raaf opl Was dat een
voorteeken? De storm is nu zoo hevig,
dat zij niet kan blijven staan en op een
steen moet gaan zitten. Nu regent het.
Laat het regenen. Men denkt niet aan nat
worden als men siddert voor het leven
van hen die ons lief zijn. Ha! een don
derslag en nog een, gevolgd door een blau
wen bliksemstraal. Zij houdt hare handen
voor hare verblinde oogen. De donder rolt
nu van rots tot rots als had iedere berg
een stem gekregen. De angst jaagt haar
onder een rotsmuur, waar een soort van
holte een schuilplaats geeft. Hier zit zij
weer op een steen en staart naar buiten
in het onweer, haar rug tegen de rots, de
kin op haar knieën. Hare slapen kloppen,
zij ademt met moeite. Eerst was de zee
wit, nu is zij zwart als roet. Zwart zijn
ook hare gedachten. Zij houdt haar hoofd
tusschen beide handen en staart op de
zwarte zee.
„Als zij daar bleef, in de zwarte zee, dan
had ik hem voor mij alleen, dan had ik
rust en 's winters zouden wij wonen aan
het water, dat glinstert als goud!" Ja,ja
aan het water, dat glinstert als goud, daar
zou zij haar licht voor hem laten schijnen.
Daar zou zij al hare verborgen schatten
voor hem opgraven, het waren er vele 1
dé&r, d&Ar zou zij h&é,r vergeten, die in de
zwarte zee lag.
En zij drukte haar gezicht in haar schoot,
zij wilde de zwarte zee niet zien waarin
zij lag, die haar in den weg stond.
Op eens vloog zij verschrikt op. Vanwaar
kwamen die gedachten? Zij was toch niet
slecht. Hjj daarboven, die alles weet, wist
als we nu iemand, die verklaart aan
politieke onbaatzuchtigheid niet te ge
looven, ook nu weer dien ijver in een
ongunstig daglicht plaatst, die toewijding
verdacht maakt, zijn wij dan wel
genoegzaam van het verkeerde zijner
zienswijze overtuigd om er ons tegen
te verzetten
En zoo hebben zijn aanhitsingen vrij
spel, omdat zij in de vruchten onzer
levenservaringen aanknoopingspunten
ontmoeten. Zoo loopen ook wij groot
gevaar, het vertrouwen op het goede
in de daden en de bedoelingen der men
schen verloren te zien gaan. Zoo bestaat
er kans, dat wij ingelijfd worden in het
korps dergenen, die in verdachtmaking
hun vreugde vinden, een vreugde van,
helaas, niet zeer lustigen aard, die wij
wel zouden willen afstaan voor iets
meer opwekkends.
Er bestaat weing reden om ons te
verheugen, als de prikkel der verdacht
making gemakkelijk vat op ons krijgt,
en zij, die hem bezigen, zp het ook
onder voorwendsel dat zij ons voor mis
leiding willen vrijwaren, zijn onze vrien
den niet.
De menschheid moet vooruit, in ze
delijken zin vooral, en wij met haar.
Argwaan en wantrouwen zyn boeien,
die haar vlucht tegenhouden. Het geloof
in het goede is een zoo onmisbare drang
om tot het betere te komen, dat wij er
wel eenige kans, in ons vertrouwen
beschaamd te worden, voor over mogen
hebben.
Die weg opwaarts is een moeielijke
en wie hem bewandelt, staat bloot aan
vele struikelingen. Maar als men zou
willen ontkennen, dat er toch vorderin
gen worden gemaakt, omdat eenige van
de tochtgenooten niet verder komen, dan
dooft men ook den moed, dien wij allen
noodig hebben om te volharden.
Verdachtmaking werkt vooral daar
om zoo verderfelijk, omdat zij dat ge
loof ondermijnt, dat vertrouwen weg
drukt. Zij vervult in ons leven de droeve
Mefisto-rol en verlaagt ons tot mede
plichtigen in haar bedrijf.
Er komt nog dit bij dat zij, onder
den schijn van ons inzicht, te verbete
teren, ons verstand te verhelderen, ons
oordeel op te klaren, niet zelden juist
het tegendeel doet.
Het is een van de kwade dingen,
waaraan hier beneden ieder blootstaat.
De bacil der verdachtmaking zit in de
lucht. Zij daalt op u en dringt in u en
kan veel kwaad doen. Het best is een
voorbehoedmiddel te zoeken in verster
king van eigen zedelijke kracht. Bij ern-
ook, dat zij nooit slecht was geweestMaar
had zij niet dikwijls haat gevoeld tegen
het kind, héér kind? Zij had nooit be
grepen hoe men slecht kan zijn, nu begreep
zij het; want weer kwam die vreeselijke
gedachte. Zij wenschte wel niet, dat Mag-
dalena zou sterven, maar als ze sterven
moest, was zij met hem samen en dan
zou het zoo stil en rustig zijn, geen gezang,
geen gedachten! Ha! wat zei hij ook?
„Het was vooral den God in haar, dien
hij liefhad 1" Die God was de zang! Ja,
nu wenschte zij, dat het kind en haar
zang, en alles, daarbuiten bleef in de
zwarte zee!
Maar weer schrikte zij van zichzelve, en
nu was het ernst. In haar nood en wan
hoop staarde zij naar boven naar de denne-
toppen, nog hooger, naar de bergen, hooger,
naar de sneeuwtoppen, hooger, hooger
ja,'daar was hulp! Zij wist het wel, maar
zij had haar Helper niets te zeggen; zij
wist, dat Hij van haar verlangde, dat zij
zou smeeken om Magdalena's leven, maar
zij kon het niet, zij kon het nietl Toen
dacht zij aan haar vader. Als Magdalena
stierf, zou haar vader nooit meer vroolijk
zijn, hij zou in eens oud worden; het zou
nog erger zijn dan toen hij Frederik ver
loor, en zij herinnerde zich nog goed, hoe
hij toen getreurd had. En zij zelve? Zou
zij ooit vrede vinden? Zou het haar niet
altijd zijn, of haar wenschen het kind ge
dood hadden Ach, met haar was het toch
uit, hoe het ook ging. De staf was gebroken
over haar. Als zij dan niet heiden konden
leven, was het maar het best, dat zij zelve
stierf En nu wenschte zij, dat zij en niet
het kind zich in die gevaarlijke boot be
vond. Ja, zij wilde haar leven geven op-
stige zelfcritiek en zorgvuldige toetsing
onzer daden aan de beginselen van waar
heid en recht, rustig voortgaan. Dan
deert men ons weinig.
Buitenland.
Volgens een nader bericht uit Boyer-
town (Pennsylvania) zijn er bij den
brand in den schouwburg 170 kinderen
en volwassenen gedood en ongeveer
100 gekwetst.
De ramp viel voor in den Roades-
schouwburg, waar een kindervoorstel
ling werd gegeven, ten bate van de
Lutheraansche St. Jans Zondagsschool.
Als eerste nummer van 't program,
natuurlijk een kinematograafvertooning.
Onder gejubel zagen de kinderen de
eerste beelden op 't scherm geprojec
teerd, toen, opeens, een ontploffing zich
deed hooren en een vlam van het toe
stel de hoogte inschoot. Een ontzag-
gelijke paniek volgde. Mannen, vrouwen
en kinderen stortten zich, als ver
dwaasd, naar de uitgangen. Er waren
er slechts twee: en in de openingen
was het gedrang zóó fel, dat de men
schen elkaar vertrapten. De kinderen
geraakten daarbij het eei3t onder den
voet. De meeste lijken waren dan ook
van kinderen onder de 15 jaar. Bij den
dollen ren naar de deuren werden de
petroleumlampan omgestooten, die op
verschillende plaatsen in de zaal waren
aangebracht. Er ontstond dus in de zaal
op verscheiden plaatsen brand. Boven
dien had de opeenhooping van men-
j schen op enkele punten der zaal ten
gevolge, dat daar de vloeren braken
en vele ongelukkigen in de gewelven
daaronder vielen. Nog geen vijf minu-
ten na de ontploffing was de tooneel-
zaal één vlammenzee. De vooi-stelling
was bijgewoond door ca. 700 personen,
van wie meer dan een derde dood of
gewond zijn.
De aanblik van den schouwburg nabij
de deuren was gruwelijk. De lichamen
van dood en en gekwetsten lagen daar
metershoog dooreen. Tal van personen
hebben getracht zich te redden door
van balkons of uit bovenramen te
springenenkelen moesten die wan
hoopsdaad met het leven boetenan
deren braken armen of beenen. De
j rouw in het stadje is algemeen. Bijna
alle gezinnen van Boyertown dat
een drieduizend zielen telt hebben
een of meer leden onder de slachtoffers.
gestoken en 24 personen, onder wie
10 kinderen, zijn öf levend verbrand
öf afgemaakt.
Het door de Gould's aangeteekende
appèl tegen de vonnissen, waartoe deze
moordenaars van juffrouw Levin zijn
veroordeeld, is door het betrokken rech
terlijk college geweigerd, met veroor
deeling van de Gould's in de kosten
van het appèl. Hiervan is aan de ver
oordeelden mededeeling gedaan.
Boven Macao, de Portugeesche be
zitting in de monding der Kanton-
rivier, heeft een hevige cycloon gewoed.
Vel® huizen en schepen zijn vernield
en tal van menschen zijn omgekomen.
Reeds zijn een groot aantal lijken ge
vonden. Het Chineesche janhagel
de stad Macao bestaat uit een Portu-
geezenwijk en een Chineezenwijk
maakte van de gelegenheid gebruik
om de woningen der Europeanen te
plunderen. Daarbij kwam bet tot ge
vechten, waarbij tal van personen ge
wond zijn.
Het ambtelijk onderzoek, ingesteld
naar aanleiding van het bloedbad, den
lOen Januari door een Bulgaarsche
bende in het patriarchistische dorp
Dragoklaris aangericht., heeft onver
kwikkelijke bijzonderheden aan 't licht
gebracht. Er zijn vijf huizen in brand
Volgens een bericht uit Teheran is
thans alles tusschen den Sjah van
Perzië en zijn Parlement weer in orde.
Nadat de vorst een onderhoud had
gehad met de diplomatieke vertegen
woordigers van Engeland en Rusland
te Teheran, ontving de Sjah een depu
tatie uit het parlement. Na veel heen
en weer praten, werd een fcmeele
vrede gesloten. De Sjah belooft (voor
den zooveelsten keerzich niet te zul
len verzetten tegep de bestraffing der
hoofdschuldigen aan den recenten staats
greep. Verder krijgen de hervormings-
gezinden in den lande meer vrijheid.
De Sjah verkreeg als tegenconcessie,
dat eenige bladen zullen worden op
geheven, dat niet meer in de moskeeën
tegen de regeering zal worden betoogd
en gepreekt en dat zijn civiele lijst ver
hoogd wordt met 300,000 roebel 'sjaars.
Uit Marrakesj (Marokko) werd Zon
dag gemeld:
Gisteren werd er in alle moskeeën
een brief van Moelei Hafid voorgelezen,
waarbij deinwonersuitgenoodigd werden
hem in Sjaoeiate volgen en voornamelijk
den Franschen den heilig°n oorlog aan
te doen. Ook werd in dien brief de
hoop uitgedrukt, dat Casablanca en
Medioena spoedig weder in de handen
j der Marokkanen zouden vallen. Geen
I enkele christen zal blijven heet het
verder wij zullen rustig onze heilige
wet kunnen ten uitvoer leggen.
Omroepers liepen de straten door
en noodigden de inwoners uit den sultan
in den heiligen oorlog te volgen.
De troepen uit het kamp van Moelei
Hafid hebben Elkenacer ontruimd en
dat vader zijn lieveling zou kunnen be
houden. Maar zijn leven te willen geven,
dat offer is te licht, het wordt niet aan
genomen daarbovenen zij zat hier immers
heel veilig op haar steen. Narrifas was in
gevaar.
Een ondraaglijke angst jaagt haar uit
het hol. Het was koud daarbinnen; het
is ook koud daarbuiten, waar zij geen stap
voor zich uit kan ziende regen hult alles
in zijn vochtigen sluier.
De ongelukkige, die den steeds toene-
menden storm niet opmerkt, den stroomen
den regen niet voelt, staakt op eens de
vlucht van hare gedachtenzij weet op
eens wat er daarboven van haar gevraagd
wordt, en uit haar gemartelde borst wringt
zich de uitroep los:
„Zoo neem hem Heere, neem hem als
prijs voor haar!"
Zij zette zich neder onder een pijnboom
de regen had misschien opgehouden, zij
wist het niet. Het was een ouden den,
met een kalen stam maar met een prach
tige kroon. Zoo zou ook haar leven zijn,
altijd in de schaduw en kaal als die den,
maar die had zijn kroon gered. Zij had
geen kroon te reddenzij was nu zoo arm
zij had hem weggegeven.
„Denk, dat gij den Heer uwe geloften
houdt."
Met dat oude woord kan niet gespot
worden. Zij had hare gelofte gedaan, en
wist, dat zij die moest houden, maar het
leven lag voor haar als een woestijn, alles
was grauw op grauw. Wee degene, die de
liefde kent, en zijn leven moet uitleven
zonder haar; zij zag hem voor zich, den
langen levensweg, dien zij alleen moet vol
gen; zij zag hem en zij mat zijne lengte!
Maar Magdalena is nog in gevaar in
gevaar omdat zij onwillig is in het beta
len van hare schuld! Hij, de strenge daar
boven, geeft zulk een prijs niet gemakke
lijk weg. Hij wil een blijden gever. En zij
zal een blijde geefster zijn 1 De smart maakt
den mensch goed of slecht. Haar zal zij
goed maken. Zij heeft zich tot nu toe al
tijd verbeeld goed te zijn. Wij denken allen,
dat wij goed zijn, dat gaat vanzelf zoo,
meenen wij. Maar het g<at niet vanzelf,
eerst als wij beproefd worden, weten wij,
of wij goed zijn.
Als God hen beiden redt, dan zal zij
goed wordenDat was hare tweede gelofte
en de voornaamste. En zij, de trotsche,
de zelfbewuste, wordt op eens goed, want
uit haar borst dringt zich de ootmoedige
uitroep
„Zij is het toch, die hij liefheeft, haar
zal hij liefhebben het lanast en het he-»t,."
Zij zeide het moedig. Dat zwaard door
haar ziel kon niet weggenomen worden,
laat het snijden! Op een weinig pijn meer
of minder komt het niet aanEn zij wil
van een woestijn niet meer weten. Zij heeft
immers haar vader. Van nu af zal zij nog
meer voor hem zijn; zij zal den tijd voor
bereiden, dat hij Narrifas zal moeten mis
sen. Gelukkig degene, die iemand heeft
om voor te leven! Zij zal moedigen tróuw
zijn. De slag, die haar ter aarde velde, zal
haar tot ridder slaan!
Het onweer schijnt haar toe van toon
veranderd te zijn; het is niet dreigend
meer, en in een geheel andere stemming
zoekt zij weer hare schuilplaats in het
hol op.
(Wordt vervolgd.)