Hel Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Trouw als goud. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 27IS. Woensdag 11 Maart1QOS. FEUILLETON. Het blijvend gedeelte. Urn VAN ALT^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege meer 71/s ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Zooals wij in ons vorig no. reeds in 't kort mededeelden, komt de zaak van het blijvend gedeelte weer opnieuw op het tapijt, daar door de tegenwoordige regeering is ingediend een wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 Fe bruari 1908 tot voorloopige vaststelling van het VlIIsie Hoofdstuk der Staats- begrooting voor 1908 en tijdelijke na dere regelen ter uitvoering van de artikelen 108 en 109 der Militiewet 1901. Wat nu, volgens het voorstel der regeering, met het blijvend gedeelte gebeuren zal, is niet voor ieder duide lijk; wij meenen daarom onze lezers te verplichten de strekking van het nieuwe ontwerp wat nader uiteen te zetten. Gelijk men weet, werd bij eene aan schrijving van den minister Van Rap- pard, van 12 Juli van het vorig jaar, de sterkte van het blijvend gedeelte bij de onbereden wapenen bepaald op niet meer dan 1973 man voor de eerste ploeg 1 December 1907—27 Maart 1908 en op slechts 19^9 man voor de tweede 27 Maart 25 Juli 1908. De minister deed dat in de ver onderstelling dat het ontwerp tot in perking van het blijvend gedeelte, toen bij de Kamer aanhangig, tijdig zou tot wet verheven zijn, zoodat met deze zwakke bezetting van het blijvend ge deelte zou kunnen worden volstaan. Ver wachting, die evenwel werd teleurge steld. Toen was dus de minister door zijne jegens Kroon en Kamers afgelegde belofte verplicht, de sterkte van het blijvend gedeelte, zooals die was in 1905 en 1906, te handhaven. Immers hij zou, volgens die toezegging, in de sterkte van het blijvend gedeelte geene verandering brengen, dan na overleg met en onder goedkeuring van de Sta ten-Generaal. Maar hoe zou nu de minister aan het oude blijvend gedeelte komen Het kleinere blijvend gedeelte was door eene loting, die in Juli 1907 plaats had, aangewezen, en naar veler meening was de bepaling der sterkte van het blijvend gedeelte door de aanschrijving van 12 Juli definitief. Wie vrijgeloot hadden, zoo werd beweerd had den een bepaald recht verkregen, om niet te worden ingelijfd. Nu bepleitte de minister daartegen over wel de meening, dat hij, ondanks de aanschrijving en de loting van Juli 1907, bevoegd bleef, een grooter aan- ROBERT BUCHANAN. (9 „Ik wou, dat u wat harder aanreedt!" zeide zij, half lachende, half Bchreiende. „Waarom zouden wij ons zoo haasten ging hij voort. „Als wij eenmaal op Lindsay zijn, gaat u van mij heen, en wat zal dan voortaan het leven voor mij zijn? Hebt u begrepen, wat ik zooeven tot u zeide Weet u nu, wie het is, die mij het leven tot een langen feestdag kan maken, wie mij gelukkig kan doen zijn?" „O om Godswil, Mr. Douglas, vraag dat niet 1" zeide zij gejaagd. „Ik ben door het onweer geheel van streek gebracht en het is niet mooi van u, om nu tot mij te spreken, zooals u doet." Hij liet haar hand los, greep de teugels en lelde de zweep over het paard. Geiurende het overige van de rit werd geen woord meer gesprokenmaar toen de sjees ten laatste stilhield voor de poort van Lintsay-Castle en Douglas zijn gezellin voozichtig uit het rijtuig getild had, keerde zij ich glimlachend tot hem. ,rk zal een stalknecht zenden, om uw paird op stal te brengen. U wilt zeker we zoo vriendelijk zijn even binnen te konen zeide zy. tal, dan het aanvankelijk vastgestelde voor het blijvend gedeelte onder de wapenen te roepen, doch die meening ging er bij de meesten niet in. Wie gelijk had, behoeft op het oogenblik niet nader te worden onderzocht. Want, ware ook de uitlegging die de njinister van de wet en de daaruit voortvloei ende koninklijke besluiten gaf, volmaakt juist, en ging hij daarna de wet toe passen, om aan zijne afgelegde belofte te voldoen, dan bleef toch practisch bij verhooging van het blijvend ge deelte boven het in Juli 1907 vastge steld aantal, een groote hardheid be staan velen ruim 2000 man die er op gerekend hadden niet tot het blijvend gedeelte te behooren en dus naar huis te kunnen gaan, naar hunne zaken of in betrekking, zouden dan on verwachts tot militiedienst worden terug geroepen. Yoor de eerste ploeg van het blij vend gedeelte is toen de knoop door gehakt. De minister wist zich de handen zóó vrij te maken, dat hij voor de eerste ploeg met het aanvankelijk vast gestelde kleine gedeelte kon volstaan. Maar nu komt de oude moeilijkheid voor de tweede ploeg die 27 Maart in dienst moet treden, terüg. Het thans ingediende ontwerp is bestemd haar uit den weg te ruimen. De regeer in g stelt zich daarbij op het standpunt, dat de loting en de be paling van de sterkte van het blijvend gedeelte in Juli 1907 is geweest defi nitief in dien zin, dat slechts de wet, en niet de minister van oorlog, daarin verandering kan brengen. Toch acht zij versterking van het blijvend gedeelte absoluut noodzakelijk, omdat naar zij meent, met een blijvend gedeelte van slechts 1929 een eventueele mobilisatie niet kan worden verzekerd. „Het is een gebiedende eisch schrijft de mi nister van oorlog in de toelichting tot het ontwerp dat de voor dit doel noodige manschappen tot hun volle aan tal bij het corps aanwezig zijn op het oogenblik zelf, waarop het bevel tot mobilisatie wordt uitgevaardigd." En mitsdien wordt nu by het inge diende ontwerp aan den minister van oorlog de bevoegdheid gegeven, om in afwijking van de door minister Van Rappard vastgestelde sterkte, „alsnog" een aantal militieplicht'gen voor de tweede ploeg van het blijvend gedeelte onder de wapenen te roepen. Wordt dit ontwerp aangenomen, dan staat dus vast, dat de minister van oor log over het door hem noodzakelijk ge- Maar hij schudde ontkennend het hoofd. „Ik ga weer naar huis." „Maar toch niet, zonder eerst even bin nen gekomen te zijn U is toch niet bang voor Lady Bell? Geloof mij, zij zal de beleefdheid zelve zijn." „Ik ben niet bang voor niets en voor niemand. Maar het is hier mijn plaats niet." „Een man als de Laird van Douglas doet wat hem belieft te doen," liet zij hooren. „Nu, als het dan zijn moet, dan wensch ik u goeden nacht I en dank u wel." Zij strekte haar hand uit, en op het volgend oogenblik speet het haar, dat zij dit gedaan had, want hij greep met beide handen het kleine handje en bedekte het met kussen. „God zegen u, Miss Hetherington en goeden nacht 1" fluisterde hij en een oogen blik later was hij verdwenen. Een kort poosje bleef het meisje stilstaan. Zij was nu veilig en kon weer lachen over den man, die haar een korte wijle te voren zooveel vrees had ingeboezemd. „Mevrouw Douglas o' Douglas," zeide zij zacht en ironisch tot zichzelve, terwijl zij de breede treden van het bordes betrad, „de aangebedene van den Laird en de fiere bezitster van het bouwvallige huis, de ratelende sjees en de steilharige merrie I Wat zou mijn lieve nicht juichen, als zij haar profetie zoo gauw en zoo goed in vervulling kon zien gaanDe man is inderdaad een halve wilde daaraan heeft zij gelijk 1 En de gedachte van doorhem gekust te worden, doet mij huiveTen Maar niettemin, hij is bruikbaar en kan nuttig zijn alleen moet ik voor het vervolg trachten te voorkomen, dat op eenzame heiden intieme gesprekken kunnen worden achte vergroote blijvend gedeelte van 27 Maart tot 25 Juli zal kunnen be schikken. Tevens wordt in het ontwerp vastgesteld, dat de aanwijzing van de manschappen, die „alsnog" onder de wapenen zullen worden geroepen, ge schieden zal naar de volgorde van de loting van Juli 1907. „Maar zult gij zeggen dan komt dus weer voor de tweede ploeg dezelfde practische hardheid te voor schijn, die de Kamer in het najaar zoo trof: een aantal manschappen, die ge rekend hadden, vrij te zullen zijn, wordt nu plotseling toch opgeroepen. Wat maakt het voor hen voor verschil, of zij worden opgeroepen krachtens een nader wetje, dan wel krachtens eene bevoegdheid, die de minister Van Rap pard meende reeds uit de militiewet te kunnen putten?" In waarheid is er voor die manschap pen dan ook geen vqrschil. Maar stelt u gerust. De regeerit.ig heeft dat ook zoo gevoeld. Vandaar dat zij bij het zelfde ontwerp een voorstel doet, om die hardheid zooveel mogelijk te voor komen. Krachtens de militiewet kunnen nl. voor het blijvend gedeelte slechts dan manschappen worden opgeroepen, wanneer er niet reeds uit andere oor zaken mannen genoeg zijn. En nu stelt art. 112 der militiewet de gelegenheid open aan militieplichtigen, die hun eer sten oefentijd hebben volbracht, om vrij willig „voor een door den minister van oorlog te bepalen tijd onder de wapenen te blijven of te kom a." Van die ge legenheid wordt weinig gebruik gemaakt, doch wat wil nu de regeering doen? Niets anders, dan dat vrijwillig ver blijf onder de wapenen aanlokkelijk makenDe regeering vraagt op de be grooting van oorlog f 264,000 aan, om uit die som prfmiën van f 120 uit te loven voor elk militieplichtige, die vrij willig van 27 Maart tot 25 Juli bij de onbereden korpsen onder de wapenen wil komen. Bij elkaar kan, wanneer de f 120 genoeg aantrekkingskracht bezitten, dus uit den nieuwen post een „vrijwillig gedeelte" worden verkregen van 2200 man. Met de 1929 man van het ingeperkte blijvend gedeelte zou dan de regeering dus over 4129 man beschikken, dat is ongeveer gelijk aan het blijvend gedeelte van 1905 en 1906. De bevoegdheid, bij het thans ingediende ontwerp aan den minister van oorlog toegedacht, om het blijvend gedeelte „alsnog" te vergrooten, kon dan buiten werking blijven. Wie eenmaal op vrij stelling gerekend had, werd niet verder lastig gevallen. En de mobilisatie ware voldoende verzekerd. De geheele zaak komt dus hierop neer, dat wij dit voorjaar, als het ont werp wet wordt, zullen hebben naast het blijvend- een vrijwillig gedeelte. Zij kost, wanneer de afwikkeling plaats heeft, gelijk de regeering verwacht, f 264,000. Buitenland. Vrijdagavond is te Antwerpen een vergadering gehouden van graanhande laars, waarin de noodzakelijkheid is er kend van de aanschaffing van vier ele vators, met een vermogen van 1000 ton per uur, welke het werk zullen doen van 1500 sjouwers en een bezuiniging zullen geven van 5 6000 francs per schip. In den loop dezer week zal een vergadering worden gehouden van alle belanghebbenden om de zaak verder te bespreken en over te gaan tot stich ting eener maatschappij met een kapi taal van 2 millioen francs. gevoerd." Zonder gedruisch te maken trad zij het kasteel binnen. Vroolijk lachen en zingen uit de dienst boden-vertrekken en keukens klonk haar tegen en in de salons werd gemusiceerd. Het feest was blijkbaar in vollen gang, en zij, wier taak het had behooren te zijn, om bij het ontvangen der gasten tegen woordig te zijn, en hen bezig te houden, stond daar nog altijd, klappertandende van de koude nachtlucht, in haar maar half gedroogde kleeren. Een lakei, die door de gang kwam loopen, zag haar en maakte aanstonds aanstalten, om de deur van de salon voor haar te openen. Maar zij wenkte hem toe, dat hij dit niet moest doen. „Ik ga naar mijn kamer, om mij te ver- kleeden," zeide zij, „zeg aan Lady Bell, dat ik terug ben. Zij ging de trap op naar haar kamer, waar prettig vuur in den haard brandde. Op haar kaptafel stonden twee lusters waarvan de kaarsen waren ontstoken en over haar ledikant lag haar balkleedje uitgespreid, wachtende op zijn draagster. Haastig wierp zij hoed en mantel af en liep op het venster toe, dat zij opende. Met de ellebogen op de vensterbank ge leund keek zij naar buiten in den nacht. Wat kwam haar alles nu veel mooier voor, nu zij veilig was en onder dak I De maan, die zich eindelijk en ten laatste voor goed baan had gebroken door de wolken massa, bescheen in vollen luister het haar omringende landschap, zóó helder, dat het scheen, alsof de morgenstond reeds was aangebroken. Zij dacht aan den eenzamen man, die nu stellig op den terugweg was naar zyn verlaten huis op de heide, en Nu koning Alfonso, ondanks de waar schuwingen zijner ministers, toch naar Barcelona is gegaan, maakt men zich te Madrid zeer ongerust over dit besluit. Evenals hij bij een ramp de slachtoffers gaat troosten, acht hij het thans noodig bet door het terrorisme tot wanhoop gebrachte volk door zijn aanwezighe:d gerust te stellen, zich niet bekommerend om bedreigingen. En die zijn ernstig. Nog dezer dagen moet de Spaansche gezant te Bern aan den minister van buitenl. zaken hebben geseind dat anar chisten, te Genéve vergaderd, besloten hebben tot den dood van Koning Al fonso en zijn eersten minister. De re geering neemt dan ook buitengewone voorzorgsmaatregelen800 gendarmes zijn te Barcelona samengetrokken, de geheime politie is versterkt, de huizen in de straten welke de Koning zal door rijden zullen streng bewaakt worden. Inmiddels wordt te Barcelona de on tevredenheid aangekweekt.Zondaga vond heeft daar in het Volkshuis eene pro- trestmeeting plaats gehad tegen de veroordeeling van den republikeinschen oud-afgevaardigde Lerroux en de stap pen, door de Spaansche regeering bij de Fransche gedaan om hem te doen verbieden in de buurt der Spaansche grens te wonen. De aanvoerder der republikeinen in den Senaat zal de regeering daarover te gelegener tijd interpelleeren. Hij ried zijne partijge- nooten aan, zich tijdens 's Konings be zoek aan Barcelona van elke betooging te onthoudenwie zich desondanks tot eenige betooging liet verlokken, zou uit de partij worden gestooten. opnieuw huiverde zij. Snel trad zij terug in de kamer en was juist van plan haar venster te sluiten, toen aan haar deur werd geklopt. „Binnen!" riep zij. De deur werd geopend en een vrouw verscheen op den drempel. Het was de kamenier van Lady Bell. „Mylady heeft mij gezonden, om u te helpen bij het kleeden, Miss Hetherington," zeide zij, half familiaar, half eerbiedig, „en Mylady verzoekt u, niet lang weg te blijven. Effie sloot het venster en trad langzaam op haar kaptafel toe. „Help mij maar, Maggie," zei ze, „maar ik heb geen plan, om mij te haasten, voor alle Lady Bell's van de heele wereld niet." Zij deed haar japon uit en nam plaats op eeii stoel bij den haard, terwijl Maggie haar haar los maakte en dit begon te borstelen. Maggie Mitchell, die bij Lady Bell de plaats van kamenier bekleedde, achtte zich zelve geen gewone dienstbode van Castle Lindsay, want zij was een oud-gediende en kon al op heel wat dienstjaren bogen. Zij was een kort, knorrig menschje, van bij de dertig, met harde, van wilskracht getuigende trekken en een paar donkere oogen, die iemand door en door schenen te kunnen zien. „Het is geen mooie avond voor Hallo- ween," begon zij. „Niets anders dan kwade gezichten van binnen en gure wind vafi buiten. Wat is er toch tusschen u en Mylady gebeurd, Miss?" „Gebeurd? Zoo ver ik weet niets." „Nou, maar, ze is verschrikkelijk uit haar humeur en mijnheer de graaf is al net eender. Hij was erg boos, omdat Mylady In de Spaansche stad Prades zijn er bommen gesprongen in de huizen van burgemeester en gemeentesecretaris. De schade is grootongelukken gebeurden er niet bij. Volgens een bericht uit Peking heeft Japan Vrijdag een ultimatum aan China gezonden in zake het in beslag nemen van de stoomboot Tatsoemaroe, waarin het eischte: teruggaaf van de stoomboot met lading; de betaling van een volle schadeloosstelling; het aanbieden van verontschuldigingen voor het neerhalen van de Japansche vlag. Op dit laatste dwangbevel is van Chineesche zijde geantwoord en wel met bekwameü spoed. Blijkens een Reu- ter-telegram heeft de regeering te Pe king alvast gedaan, wat onder de ge geven omstandigheden geen geld kostte. Zij heeft haar diep leedwezen uitgesproken over het feit, dat de Ja pansche vlag was neergehaald, en be loofde, de daarvoor verantwoordelijke ambtenaren te zullen laten straffen. Over de vrijlating van schip en lading zou zij nog nader bericht zenden. Men mag het er voor houden, dat de diplomaten te Peking ook wel ge neigd zeuden zijn geweest, de vrijlating van Tatsoemaroe en wapenen toe te staan, maar het aangehouden vaartuig ligt voor Kanton aan de ketting en. moge ook al het bevel tot vrijlating afkomen uit Peking, dat bevel kan niet worden uitgevoerd zonder de medewer king van de regeeringspersouen in de provincie Kwantoeng. En de onderkoning dier provincie die zetelt te Kanton, wil niet. Met het sturen van deftige brieven uit Peking is deze onderkoning niet dade lijk tot rede te brengen. Zulke onder koningen van de zuidelij ke prov inciën zoo ver van Peking I zijn machtige heeren zij hou ien er niet van dat inmenging van uit Peking al te ver gaat. Ën te Kanton stormt het. De vereeniging voor „zelfbestuur aan Kan ton" organiseert overal in die stad reusachtige volksbijeenkorasten, waar wordt geprotesteerd tegen de vrijlating der Tatsoe-Maroe. De leiders dier ver gaderingen betoogen, dat de aanhou ding en meevoering van 'tsmokkelschip geheel in overeenstemming was met bestaande internationale verdragen, welke China heeft aangegaan. In het antwoord van China is alzoo wel voldaan aan één der drie gestelde eischen. De beide andere: vrijlating van schip met lading en betaling eener schadeloosstelling zijn door China noch ingewilligd, noch werd in beginsel toegegeven, dat zij zullen worden inge willigd. China heeft enkel beloofd „in zake de quaestie betreffende inbeslagneming en u in dat vreeselijke weer buiten waren en toen Mylady thuiskwam, met de heeren, en u er niet bij waart, was mijnheer nog boozer." „Dan zal het in de salon ook niet prettig toegaan, als alle menschen zoo zuur kijken." „O, het gaat nu alweer wat beter. Mr. Arthur heeft Lady Bell, naar het schijnt, een beetje opgemonterd en is met haarde rijen langs gegaan. Maar over u is Mylady nog niet al te best te spreken." „Wie zijn er al zoo, Maggie?" „O, een heele boel menschen. Bij ons beneden, is het stampvol; alle pachters met hunne vrouwen zijn present; en iü de salons zijn alle heeren en dames uit den omtrek bij elkaar. De Graaf lijkt wel een koninkje in hun midden." „En wat doen ze dan? Ik meen in de salons." „Niet veel bijzonders, Miss. Ik nam zoo even juist een kijkje, toen Mylady mij riep, om u te gaan helpen, maar de men-chen zaten allen stil op hun stoelen en praatten met elkaar, als zacht blatende schaapjes. Hoort u datriep zij eensklaps, toen het geluid van pianospel vernomen werd.'„Dat is Lady Bell, die speelt. Ik herken het dadelijk. Misschien is zij weer een beetje opgevroolijkt door Mr. Arthur. O, maar u ziel er allerliefst uit," viel zij zichzelf in de rede, terwijl zij het meisje van top tot teen monsterde, „dat kostuumpje staat u heel goed en die satijnen schoentjes kleuren er best bij. Als nu maar de boos heid niet terugkomt bij Laddy Bell." Effie lachte en haalde haar schouders op; toen knikte zij Maggie vroolijk toe. Naar het Engelsch VAN Wordt vervolgd

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1908 | | pagina 1