Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
DE AUTO.
OOM BE RN AG.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2793. Zaterdag 3 December19QS.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7ys ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Vrienden, laat ons redelijk zijn
Is er in den weerzin waarmee in
deze dagen het grootste gedeelte der
menschheid de auto's en hunne berij
ders beschouwt, niet iets terug te vin-i
den van den afkeer van het nieuwe,
waarvan ook de eerste ^fietsers te lijden
hadden? Zeker, het moet erkent dat
de „stoomwagens" veel ongerief veroor
zaken er worden vaak ongelukken
veroorzaakt door al te woest rijden, en
de stofplaag waarmee deze mechanische
voertuigen ons bezoeken is hoogst on
aangenaam. Maar wie onzer zou de
spoorwegen willen afschaffen, omdat zij
af en toe aanleiding geven tot verschrik-
kelijke rampen. En is het eigenlijk niet i
waar wat voor eenigen tijd „de Auto"
schreef, dat de auto's bijzonder nadruk-
kelyk de aandacht hebben gevestigd
op de onpractische inrichting onzer we
gen dat de stof er vroeger ook al was
en dat de automobielisten waarlijk niet
de oorzaak (wel de aanleiding) zijn
van deze kwelling. Ze is zoo oud als
de weg naar Rome Slaat de oude ge-
scbiedbladen er maar eens op na.
Intu8schen, de automobilisten hebben
met de bestrijding, welke hun sport
ook van officieele zijde ondervindt, re
kening te houden en ze zitten dan ook
niet stil. Men heeft kunnen lezen, hoe
vóór eenige weken de Nederlandsche
Automobielclub, in samenwerking met
den Algemeen Nederlandschen Wiel-
rijdersbond en de Vereeniging tot be
vordering van het Vreemdelingenver
keer, door eene zeer demonstratieve
vertooning, getracht hebben de Eerste
Kamer te bewegen haar goedkeuring
te onthouden aan het door de Tweede
Kamer aangenomen wetsontwerp, waar
bij het den auto's verboden is in de
kom der gemeente met grootere snel
heid te rijden dan 10 K M. per uur.
Men heeft den volksvertegenwoordigers
aangetoond dat de auto dus werd ach
tergesteld bij ieder soort van vehikel,
de hondenkarren incluis, maar het
mocht niet baten. Alleen gaf de Mi
nister in de Kamer de verzekering,
dat gewaakt zal worden tegen de wil
lekeur van de zijde der Gemeentebe
sturen, die naar gevreesd wordt mis
bruik zouden maken van het zeer rek
baar begrip „bebouwde kom." En daarbij
bleef het
(16.
X.
Op dat tijdstip bevatte het kamp van
Boulogne 150.000 man infanterie en 50.000
man cavalerie, zoodat het na Parijs de
meeste bewoners had van alle Fransche
steden.
Het was in vieren verdeeld, ongeveer een
mijl breed en zeven mijl lang. Aan de
landzijde was het open, maar aan de zee
zijde afgezet door sterke batterijen met mor
tieren en kanonnen van ongeëvenaarde
grootte. Die batterijen stonden op den
rand van hooge klippendoordat zij zoo
hoog stonden reikten zij verder |en konden
zij de Engelsche schepen beschieten. Het
kamp zag er aardig uit, want de manschap
pen waren er al meer dan een jaar geweest
en hadden gedaan wat zij konden om bet
te versieren en te verfraaien. Door verschil
lende straten bereikten wij het hoofdkwar
tier. De keizer sliep in een dorpje, Pont
de Briques genaamd, ongeveer vier mijl
verder landwaarts, maar overdag was hij
in het kamp en daar werden ook d« zit
tingen van den krijgsraad gehouden. Zijn
ministers waren hier ook en de generaals,
die langs de kust verspreid waren, kwamen
-er om verslag uit te brengen en bevelen in
ontvangst te nemen. Voor die besprekingen
was een eenvoudig houten huis gebouwd,
bestaande uit één groote kamer en drie
kleine. De tent, die we van af de duinen
hadden gezien, diende voor wachtkamer
en zij, die een onderhoud met den keizer
Ondanks deze officieele oppositie,
welke ook in het buitenland bestaat,
rusten de automobilisten niet. Zij heb
ben zich internationaal verbonden, en
hielden in den afgeloopen herfst te
Parijs eene tentoonstelling betrekking
hebbende op de wegen en het eerste
internationale wegencongres.
Geen wonder, schreef de „Nederland
sche Sport," dat uit alle werelddeelen
een groot aantal deelnemers samen
stroomden. Want wegenverbetering in
verband met de gewijzigde vervoermid
delen van dezen tijd, is een eerste ver-
eisebte. De bestrijding van de stof
plaag is het onderwerp van den dag
en dient ernstig onder de oogen gezien
te worden. Wij wezen er al eens meer
op, dat de zoo gesmade automobiel, die,
dank zij den jansalie-geest en de trek
schuitbegrippen in regeeringskringeD,
hier te lande, tot een slakkengang van
10 K.M. gedoemd is binnen de be
bouwde kommen van de gemeenten,
eens zal blijken een weldoener der
menschheid te zijn geweest. Thans wordt
het nader aangetoond. „De Auto" heeft
reeds er de aandacht op gevestigd, dat
onze en andere wegen iets bevatten,
wal er niet op behoort, n.l. „stof".
Wel is waar was dit niet onbekend,
en werd er 's zomers geklaagd over
stof vóór er een auto bestond, doch
de menschen „slikten" het zonder mor
ren. Een windvlaag, een voorbij rol
lend rijtuig, werkten bij velen wat stof
naar binnen, doch men dacht waar
schijnlijk: zand schuurt de maag en
gewillig verslond men duizenden micro
ben en ziektekiemen, en er werd geen
aandacht aan geschonken of dit ook
nadeel aan de gezondheid kon toebren
gen.
Plotseling verschijnt de auto ten too-
neele, bestuift en bestinkt het mensch-
dom, doet dat worde erkend te
voren van het stof genieten en op
eens wordt het den wandelaar en an
deren te erg. Een ieder roept ach en
wee! De geneeskundigen wijzen op
ziektekiemen en in één keer wordt men
er zich van bewust, dat men al jaren
in mindere mate dat is waar
door al dat opdwarrelende stof aan
allerlei kwalen was blootgesteld. Dus
is het de verdienste van de auto, dat
zij door overdrijving op een gevaar
deed wijzen, waaraan wij onbewust al
eeuwen lang blootgesteld waren, en
dat oorzaak is geweest van ongeneese-
zochten, konden zich daar vervoegen. Een
sterke wacht van grenadiers voor den in
gang toonde aan, waar de keizer verblijf
hield en hier sprong mijn gids van zijn
paard en wenkte mij hetzelfde te doen.
Een officier van de wacht schreef onze
namen op en kwam terug, veigezeld van
generaal Duroc, een mager man van onge
veer veertig jaren, met stijve manieren en
een wantrouwende uitdrukking in zijn
oogen.
„Is u mijnheer de Laval vroeg hij met
een koelen glimlach.
Ik boog.
„De keizer wenscht zeer u te zien. Uw
diensten zijn niet langer noodig, luitenant."
„Ik ben persoonlijk verantwoordelijk voor
zijn behouden overkomst, generaal."
„Goed. U kunt binnenkomen, als u dat
liever doet." En hij ging ons vóór in de
groote tent, die geen ander meubilair had
dan een rij houten banken langs de kanten.
Hierop zaten verscheiden mannen in de
uniform der land- en zeemacht en talrijke
groepen stonden fluisterend met elkaar te
praten. Aan het eind was een deur, die
toegang gaf tot de keizerlijke raadkamer.
Telkens zag ik iemand in ambtsgewaad
naar die deur gaan en er zachtjes met zijn
nagel tegen krassen, waarop de deur oogen-
blikkelijk geopend werd, waarna hij be
scheiden door de opening gleed en de deur
zachtjes achter zich sloot. De geheele om
geving herinnerde meer aan het hof dan
aan een kampze ademde een ontzag en
eerbied, te opmerkelijker, waar zij zelfs
door deze ruwe soldaten en matrozen wer
den gevoeld. De keizer had mij van uit
de verte geducht toegeschenen, maar nu hij
dichtbij was, vond ik hem nog overweldi
gender.
„U behoeft niet bang te zijn, mijnheer
de Laval," sprak mijn geleidtr. „U zult
goed ontvangen worden."
lijke en slepende ziekten veroorzaakt
door de verspreide ziektekiemen. Door
de auto zqn wij dus in de 20ste eeuw
eindelijk gekomen tot het bewustzijn,
dat er „iets" gedaan moest worden om
de menschen tegen dat stof te bescher
men, en de „Ned. Sport" juicht dit
van harte toe. Alleen waarom sloeg
men den verkeerden weg in, en ver
wekte haat en ergernis tegen de uit
vinding, die de leemte deed gevoelen?
Op de tentoonstelling was veel belang
rijks te zien. Natuurlijk was onze
A.N.W.B. op waardige wijze vertegen
woordigd, met wegwijzers, waarschu
wingsborden, foto's van de motorwals,
brochures over stofbestrijding en wegen
verbetering, reproducties van stofdeel
tjes, duizenden keeren vergrooteen
atlas waarin aangegeven zijn de weg
wijzers en waarschuwingsborden iu ons
land, enz. enz. Ook andere landen
bleven niet achter. Frankrijk zelf vooral
en Italië lieten veel bezienswaardigs
zien en Rusland zond o.a. een bord
waarop het Hollandsche woord „klinker"
voorkomt. Klaarblijkelijk was dit een
naam, gegeven aan een weg, die in
Rusland in 1885 bestraat werd met
klinkers, volgens aangegeven Neder-
landsch systeem.
In Rusland was het destijds iets
nieuws en dus werden deze soort wegen
aangeduid met den naam „klinker".
Een cinematograaf toonde de werk
wijzen en de aanwending der verschil
lende materialen aan, welke om en in
Parijs gebezigd worden tot wegenaan
leg en verbetering. En zoo was er veel
te zien en te leeren.
Toch is de hoofdstrekking van deze
tentoonstelling het voornaamste. D. w. z.
geheel bekeerd tot automobielminnaar
hebben de artikelen van de „Ned.
Sport" en „de Auto" ons niet, maar, er
zit toch wel veel waars inde auto's
produceeren geen stof, ze werpen haar
slechts op. Het is niet hun schuld, dat
het zonniglachende zomerlandschap plot
seling in grijze triestheid verdwijnt,
wanneer zij er doorheen rijden. Als
daar eens een einde aan kon worden
gemaakt (en de proeven duren voort!)
dan geloven wij, dat menigeen een
heele boel vriendelijker zou kijken. Dan
rest nog alleen de benzinestank, maar
wellicht stoken ze tegen dien tijd een
heerlijken motor-eau-de-cologne, zoodat
de auto's een welriekend spoor van
boschviooltjes- of rozengeur achter zich
laten, waar ze ons passeerei.
Daarom herhalen wij
Vrienden, laat ons redelijk zijn
Oefent geduld Er wordt aan gewerkt
„Z. N. en Adv."
Buitenland.
Woensdag werd te Graaf-Reynet(Kaap-
kolonie) het gedenkteeken, gewijd aan
de nagedachtenis van commandant
Scheepers en de anderen, die na den
Zuid-Afrikaanschen oorlog, als opstan
delingen werden ter dood gebracht,
onthuld. Generaal Grobler hield een
toespraak, waarin hij hen herdacht. Van
sympathie getuigende brieven van den
Kaapschen minister Sauer en van den
gewezen president Steyn weerden voor-
1 gelezen. De laatste zeide in zijn brief,
dat wat Scheeper ook gedaan heeft, het
geschiedde op last van zijn meederen.
Heeft hij iets gedaan, dat tegen de
wetten van den oorlog indruischte, dan
was hij, Steyn verantwoordelijk daar
voor, maar, voorzoover Steyn wist, was
er niets tegen die wetten gehandeld.
Over den staatsgreep in Haïti lezen
we 't volgende:
Het is niet eens noodig geweest, dat
generaal Simon met zijn insurgenten
zich vertoonde voor Port-au-Prince. De
inwoners van Port-au-Prince zijn in
opstand gekomenze hebben de regeer
ders van het kussen gejaagd en een
voorloopig bewind ingesteld met get e-
raal Legitime als president. Of dit nu
beteekent, dat Legitime ook moet wor
den beschouwd als een der gegadigden
voor het presidentschap, en dus zal
optreden als mededinger van de gene
raals Simon, Fouchard en Firmin, valt
nog niet te beslissen.
Maar wèl schijnt vast te staan, dat
de ster van president Alexis voorgoed
is ondergegaan.
Woensdag heeft president Alexis de
vlucht genomen. Het blijkt dat hij eerst
op het laatste oogenblik toegegeven
heeft aan den aandrang van zijne om
geving en verschillende gezanten, om
de wijk te nemen. Woensdagavond pre
cies om 5 uur verkondigden 21 schoten,
dat de president zijn paleis verliet. Hij
steeg in een rijtuig en werd al dadelijk
met verschillende kreten ontvangen.
De Fransche gezant nam naast hem
plaats en moest, om hem te bescher
men, hem de Fransche vlag om de
schouders werpen, want het langs den
weg opgestelde volk nam een weinig
welwillende houding aan. Op de plaats
van inscheping wachtte den gewezen
president het ergste. Daar vielen schan-
„Hoe weet u dat?"
„Door generaal Duroc's manieren. Als
aan zoo'n naar hof de keizer een glimlach
voor je over heeft, is iedereen je goedge
zind, zelfs die lakei in zijn rood fluweelen
jas. Maar als de keizer zijn wenkbrauwen
fronst, behoef je maar te kijken naar het
gezicht van den man, die het keizerlijk
zilver omwascht, om er die toornige uit
drukking op weerkaatst te zien. En het
ergste is, dat een man met een eenvoudig
gezond verstand er nooit achterkomt, waar
aan hij dien glimlach of die boosheid te
danken heeft. Daarom draag ik liever de
epauletten van een luitenant en rijd op een
flink paard naast mijn eskadron, terwijl
mijn sabel tegen mijn sporen klettert, dan
dat ik Tallyrands paleis in de Rue Saint
Florentin bezat met zijn inkomen van
100.000 livres."
Ik vroeg me nog af, of de huzaar gelijk
kon hebben en of de glimlach, waarmee
Duroc me verwelkomd had, kon beteeke-
nen, dat de keizer gunstig jegens mij ge
stemd was, toen een zeer lange en knappe
jonge man in een schitterende uniform op
me toekwam. Ondanks zijn veranderde
kleeding herkende ik hem dadelijk als ge
neraal Savary, die den vorigen avond de
onderneming had geleid.
„Zoo, mijnheer de Laval," zei hij, ter
wijl hij me vroolijk de hand drukte, „u
heeft natuurlijk gehoord, dat Toussac ons
ontsnapt is. Hem hadden we eigenlijk
willen vangen, want de andere is klaar
blijkelijk niets dan een misleid droomer.
Maar we zullen hem nog wel krijgen en,
maar dit blijft tusschen ons tot zoo
lang zullen wij den keizer streng bewaken,
want men moet niet te licht denken over
Toussac."
Het was mij, alsof ik nog zijn grooten
groven duim op miin kin voelde, toen ik
antwoordde, dat ik hem bijzonder gevaar
lijk vond.
„De keizer zal u straks ontvangen," sprak
Savary. Hij heeft het vanmorgen erg druk,
maar verzocht mij u te zeggen, dat u een
onderhoud met hem zult hebben." Hij
glimlachte en liep door.
„De zaken gaan hoe langer hoe beter voor
u staan," fluisterde Gérard.
„Er zijn hier verscheidene die er heel
wat voor over zouden hebben, om zoo door
Savary te worden toegesproken als u. De
keizer zal stellig iets voor u doen. Maar
pas op, mijn vriend, daar komt mijnheer
Talleyrand zelf aan."
Een zonderling uitziend man kwam naar
ons toestrom pelen, 't Was iemand van onge
veer 50 jaar, met breede schouders en borst,
maar hij liep zeer krom, want hij was aan
één been mank. Hij liep langzaam, leunend
op een stok met zilveren knop en zijn een
voudig, zwart costuum en zwart zijden
kousei zagen er bijzonder stemmig uit
tusschen de hem omringende, schitterende
uniformen. Maar niettegenstaande zijn een
voudige kleeding, drukte zijn scherpzinnig
gelaat groot gezag uit en, terwijl hij de
tent doorliep, gingen allen buigend en
groetend voor hem uit den weg.
„Mijnheer de Laval?" zei hij, terwijl hij
voor me bleef staan en zijn koude, grijze
oogen over mij heen liet gaan. Ik boog,
eenigszins koel, wat ik deelde mijn vaders
afschuw voor dezen mijneedigen staatsman
maar zijn manieren waren zoo vriendelijk
en innemend, dat ik er bijna niet tegen
bestand was.
„Ik heb uw neef de Rohan heel goed
gekend," zei hij. „Wij hebben veel on
deugende streken uitgehaald, toen de wereld
nog niet zoo ernstig was als tegenwoordig.
Ik geloof, dat u familie is van kardinaal
de Montmorency de Laval, ook een oud
vriend van mij. U wilt den keizer uw
diensten aanbieden?"
delijke tooneelen voor. Vrouwen, in
hevige woede ontstoken, verbraken het
cordon der troepen en schreeuwden hem
de grofste beleedigingen toeande
ren verzetten zich met handen en voe
ten tegen de soldaten, die den gewe
zen president trachtten te beschermen.
Het eind was, dat de soldaten vuur ga
ven, waardoor 20 personen gedood wer
den en de menigte terugweek. Toen
ging Nord Alexis met zijn gevolg in
een sloep, terwijl de Haïtische, Fran
sche en Amerikaansche oorlogsschepen
saluutschoten losten ter eere van den
gevallen president. Op het oogenblik'
dat Alexis scheep ging trachtte een
vrouw hem een messteek in de zijde
toe te brengen, maar dat mislukte. Een
man gelakte het met een vuistslag den
president licht aan den hals te ver
wonden. De muitelingen maakten zich
verder meester van een achtergelaten
koffer, braken dien open en eigenden
zich een som van 10,000 dollars in goud
en 20,000 in papier toe.
Het schijnt wel alleen aan den heer
Carteron. den Franschen gezant, te dan
ken te zijn, dat Alexis heelhuids is
kunnen ontkomen.
Nog is men in New-York niet gena
derd tot de uiterstmogelijke hoogte-
grens der torenhuizen, of reeds gaat
men het daar zoeken in een andere
richting, namelijk onder den grond.
De New-Yorksche architect Hazlitt
heeft de plannen ontworpen voor een
gebouw, dat zal komen te staan aan
Broadway, en dat zoowel een toren-huis
als een kelderhuis zal worden. Het
krijgt n.l. 6 verdiepingen onder den
grond, waarbij nog 32 verdiepingen
(of „vloeren" zooals tegenwoordig door
sommigen wordt geschreven) boven den
grond moeten worden geteld. De kosten
worden begroot op een kleine acht en
een half millioen gulden. Noch onder
den grond noch boven den grond zal
bij den bouw gebruik worden gemaakt
van hout. Zooveel te meer zullen staal
(9000 a 10,000 ton) en 3teen (12,000.000
stuks) als materiaal worden gebezigd.
Het volgend jaar wordt in New-York
een nieuwe bouwverordening van kracht,
welke voor toren-huizen een maximum
hoogte vaststelt. Men houdt het er voor,
dat dit voor de New-Yorksche archi
tecten een aansporing zal zijn om het
voortaan meer dan tot dusver onder
den grond te gaan zoeken.
Het bouwen van huizen met onder-
grondsche verdiepingen is in sommige
Amerikaansche steden reeds in zwang.
Vooral in Chieago en in San Francisco
wonen vele Chineezen in huizen met
verdiepingen onder den grond.
„Daarom ben ik uit Engeland gekomen,
mijnheer."
„En dadelijk na uw aankomst heeft u
al een avontuurtje gehad, naar ik vernomen
heb. Ik heb gehoord van den waardigen
agent, de twee Jacobijnen en de eenzame
hut. Nu, u heeft gezien aan welke gevaren
de keizer bloststaat 5 moge het voor u een
spoorslag zijn hem daarom met ijver te
dienen. Waar is uw oom, mijnheer Bernac
„Op het kasteel Grosbois."
„Kent u hem goed
„Ik heb hem gisteren voor het eerst ge
zien."
„Hij is den keizer van groot nut, maar
maar hij boog zich voorover en fluisterde
mij in, „voor u is eervoller werk wegge
legd, mijnheer de Laval," en meteen buiging
draaide hij zich om en hinkte de tent
weer door.
„Nu, mijn vriend, men heeft bepaald
groote dingen met u voor," sprak de huzaren
luitenant. „Ik verzeker u, dat Talleyrand
niet kwistig is met zijn glimlachjes en
buigingen. Hij weet wat hij doet, en ik
voorzie nog, dat ik u om uw voorspraak
zal moeten verzoeken, om den rang van
kapitein in dezen Engelschen veldtocht.
Kijk, de krijgsraad is afgeloopen."
Bij die woorden werd de deur aan 't
einde der groote tent geopend en een groep
mannen kwam er uit, gekleed in donker
blauwe jassen met galon, bestaande uit
gouden eikenbladen, die de maarschalken
van het keizerrijk kenmerkten. Op één
na hadden zij allen nauwelijks den middel
baren leeftijd bereikt, want door het vele
oorloogen werd te snel bevordering gemaakt.
Zij droegen hun gebogen steek onder den
arm en begonnen, op hun zwaard geleund
en in een kring staande, druk met elkaar
te praten.
Een herinnering aan het Keizerrijk van
Napoleon I.
Wordt vervolgd).