Hel Land van (lensden en illeaa, de Langstraat en de Bommelerwaard. GOM BSftlM. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2SOS. Zaterdag 10 Januari. 1909. FEUILLETON. - UW9 VAN ALTEKi- VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO, franco per post zonder prijs verbooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7 V, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. T^nilfon TVi f n*e* me' voorbedachten rade, maar VlHLL/11 lil aJ zjj zyn gevolgen van domheid of „Hoeveel fouten hebt gij?" Dat was de vraag, die de jongens elkander deden, toen zij de gecorrigeerde 8cliriften van den onderwijzer hadden teruggekregen. Van den een was het cijfer veel hooger dan van den ander. Bij het laatste schaamden zij zich niet voor elkander, op het eerste verhieven zij zich ook niet. Fouten maken was zoo'n heel natuurlijke zaak. Verbeeld u! Een thema, een opstel zonder fouten. Maar dat is eenvoudig ondenkbaar! 't Vervelendste is, dat vader en moe der brommen, als dientengevolge de cijfers op het rapport gaan dalen en als daarom een of andere uitspanning niet mag genoten worden. Onder de jongens ziet men er elkan der weinig op aan. Of meester boos is, doet betrekkelijk weinig ter zake, want hij heeft in zijn jeugd even goed fou ten gemaakt. Men verbergt het ook niet, men houdt het voor elkander niet geheim, fouten maken hoort er zoo bij. Zoo gaat het onder de kinderen. Erger is het onder de knapen, als men een fout ontdekt in iemands gedrag jegens zijn medescholieren, een fout tegen wat de jongens fatsoenlijk noemen. Dat wordt wel degelijk hem aange rekend, daarvoor loopt hij de minach ting der anderen op, die daarin tekort komt. Die vleier b.v., die bij meester een wit voetje zoekt te bekomen, zoo heel lief doet om voor heel braaf te worden aangezien en dus niet te worden medegeteld, als er straf wordt uitge deeld, omdat meester dan denktneen, die brave jongen is er zeker niet aan schuldig, die vleier, men kan hem niet uitstaan en keert hem eenvoudig den rug toe, weigert hem te doen deel nemen aan het gemeenschappelijk spel. Die geniepigerd, die de regels van het spel zoekt te ontduiken, dus on eerlijk is; die flauwerd, die niet durft op te komen voor de gemeenschappe lijke rechteD en bij het verdedigen van het recht tegenover anderen als een haas afdruipt; die en nog meerdere fouten zijn den knapen een gruwel. Zij moeten niet gemaakt worden. Groote menschen maken ook fouteD. Niemand ontkomt daaraan. Geen men- schelijk werk is zonder. Men maakt ze wie dat doet, is al heel slecht onoplettendheid. Van het laatste mis schien nog het meest. Bij den arbeid dwalen de gedachten soms even eene andere richting uit, de hand mist even hare vastheid en het is geschied. Dwaas wie zegt: ik maak noot fou teD. Bekend is het verhaal van den kas sier, die, toen een man het kantoor weer binnentrad met de mededeeling, dat hij zooeven op het bureau een bankbiljet te veel had ontvangen, het- welk hij nu kwam terugbrengen, daarop dadelijk antwoordde: „Mijn vriend, dut1 is onmogelijk, op dit bureau wordt nooit een fout gemaakt". Wat kan één kleine fout, uit onop lettendheid begaan, dwaze gevolgen heb- benNiets aanstonds merkt men het op, er wordt voortgearbeid, maar later is men verplicht het geheel over te maken. In hoe menige handelszaak heeft men i uren, dagen gezocht om dien verkeerd of te veel of te weinig geboekten gul den terecht te brengen Wat heeft soms een enkel onduide lijk of verkeerd geschreven letter een onheil veroorzaakt! Vooral zij, die dagelijks hetzelfde werk te doen hebben, eere groote mate van routine daarin hebben verkregen, komen I zoo licht er toe een kleinigheid te ver geten of verkeerd te doen. Hoe velen, van wier nauwkeurigen arbeid het leven van tal van menschen afhangt, bestuur ders van machines, wachters bij de wissels op de spoorbanen verkeeren in dat gevaar! Eén kleine fout, één kleine nalatigheid en zeer droef zijn de ge volgen. Droef, voor hen, die door zulk een fout schade lijden, het kind van de rekening worden, droef ook voor den onoplettende zeiven, die straf ontvangt, want in de maatschappij ziet men der gelijke fouten niet over het hoofd. Niemand, die niet in het werk, dat hij verricht, nu en dan fouten maakt. Enkele personen denken, als zij ze be drijven, daarover zeer lichtzinnig. „De abbuizen zijn in de wereld om gemaakt, te worden," zeggen zij met luchtig schouderophalen, of wel, als om zich te excuseeren „Abuizen zijn men- schelijk", of: „Ja, de abuizen zijn de wereld nog niet uit." Zoo poogt men zich met een grap er van af te maken. Misschien heeft (27. Het was een vaste gewoonte van den keizer om, als hij op één punt ongelijk had, het gesprek te wenden op iets, waarin hij gelijk had. Nu de eerste uitbarsting van woede voorbij was, ging hij aanval- lenderwijze te werk, want hij was altijd liefst aanvaller, in twistgesprekken zoowel als in den oorlog. „Ik heb Lenormands's rekening nagezien, Josephine," zei hij. „Weet je wel, hoeveel japonnen je het vorige jaar gehad hebt? Niet minder dan honderd veertig en daar onder waren er van 25.000 livres. Ik heb gehoord, dat je zes honderd japonnen in je kasten hebt hangen en dat verscheiden daarvan haast nooit gebruikt zijn. Mevrouw de Rémusat weet, dat het waar is, wat ik daar zeg. Zij kan het niet ontkennen." „Je hebt graag dat ik me goed kleed, Napoleon." „Ik wil die schandelijke verkwisting niet dulden. Ik kan twee regimenten kurassiers of een vloot fregatten hebben voor het geld, dat jij verspilt aan onnoozele zijden stoffen en bont. Het welslagen van een veldtocht kon er van afhangen. En, Josephine, wie heeft je toegestaan dat halssnoer van dia manten en saffieren van Lefèbre te koopen Ik heb de rekening gekregen en geweigerd ze te betalen. Als hij ze nogmaals zendt, zal ik hem tusschen twee rijen grenadiers naar de gevangenis laten brengen en je modiste zal met hem meegaan." de fout, door hen bedreven, geen ver reikende gevolgen, kan zij betrekkelijk gemakkelijk hersteld worden, maar zulke woorden geven toch het bewijs van gebrek aan liefde voor den arbeidhet hart is er niet bij. "Wie dat heeft, zal leedwezen gevoe-I len, een kleur krijgen, als er op ge wezen wordt, door meerdere of mindere, dat rondweg erkennen en zijn best doen het maken van fouten zooveel doen- j lijk te vermijden. Dat geschiedt het krachtigst door zich te dwingen met hoofd en hart bij den arbeid te zijn, dien hoog te waarderen, ook al zegt deze of gene, dat die taak niet veel om het lijf heeft of al trekt een ander er den neus voor op. Veel liefde voor het werk is een van de eerste voorwaarden voor het goed en zonder fouten te doen. Daarom dient ook op zijde gezet de meening, dat men arbeidt voor loon en dat, als er geld genoeg in kas was, de arbeid verzuimd kon worden wie het zóó aan ziet, verlaagt zich zeiven tot een slaaf, een loondienaar. Dan eerst begint de bedrevenheid hoe langer zoo meer te rijzen, als men er zich met de borst op toelegthet is een eer, dat, wat onze geest voortbrengt of dat wat de hand vervaardigt, accuraat werk te doen zijn. Aan een accuraat mensch wordt veel toevertrouwd met welgevallen ziet men hem bezig en weet, dat hij staat voor hetgeen hij op zich neemt. Wij kunnen geen hooger lofspraak voor den arbeider van hoogen en lagen rang danhij vervult met toewijding, accuraat zijn taak. Indien deze, om welke reden dan ook, een fout begaat, dan zal, waar hij zelf de kleur der schaamte voelt stijgen, de mensch, die het werk hem opdroeg, zeggen op vrien delijken toon: Kom, kom, zoo erg is het niet, abuizen zijn menschelijk en de beste goochelaar laat wel eens een I balletje vallen." Accuriat, nauwgezet; dat dient ook onze eigenschap te zijn, waar we een 1 groot werk aan ouszelven hebben te vervullen. Dat werk, hoe verschillend ook de maatschappelijke positie zij, welk deel ons ook te doen is gegeven in dat groote raderwerk der maatschappij, is l voor allen hetzelfde, nl. om te leven j naar wat 's harten drang gebiedt, zich- zelven te vormen tot een, wiens bestaan in de woorden „zedelijke reinheid" en „reine liefde" het best beschreven kan worden. Niemand, die maar eenigszins met de ziel heeft geluisterd, zal kunnen ontkennen, dat dit net levensdoel is, dat allen voor oogen staat. Maar in het streven daarnaar is men door onoplettendheid o, zoo vaak on trouw. Onoplettendheid is de zwakheid van haast ieder. Men doet niet met voorbedachten rade slechte dingen och, neen, daarvoor is men veel te goed, maar men laat gedachteloos zich een oogenblik beheerschen door het zinnelijk streven, door den prikkel van hoogmoed of ijdelheid, men luistert een oogenblik naar den zang eener sirene en men begaat een fout, men doet dat, groote werk, dat leven heet, niet goed. Op- pervlakkigen, luchthartigen zeggen „Och, niemand is zonder zonde; wat doet het er dus eigenlijk toe, dat men zoo nu en dan zoo'n fout maakt maar zoo is da taal van den ernstigen mensch niet. Hem doet het leed, als in een on bewaakt oogenblik deze of gene neiging van lageren aard hem te machtig is gewordendan kan hij in stilte zich zoo verlegen en beschroomd gevoelen en zal niet pogen op eenige wijze zijne zwakheid te vergoelijken. Juist die herinnering aan zijne fouten leert hem nauwlettend, accuraat te zijn en zooveel mogelijk die zwakheden te vermijden. Zeker, niet geheel zonder struikelen wordt de weg betreden, maar bij ernstig pogen wordt het fouten maken steeds minder en wie zulk een ernstig strevende omgeven, zullen met bewondering tot hem opzien, als tot een, die zichzelven steeds meer over wint. Bultenlamd. Verscheiden Fransche kamerleden der linkerzijde hebben besloten, een voor stel in te dienen, bepalende dat de doodstraf slechts zal mogen worden toegepast ingeval op zijn minst twee derde der juryleden, dus acht van de twaalf, zich er voor verklaren. Ondertusschen schijnen verscheidene kamerleden, die voor het behoud der doodstraf gestemd hebben, op het oogen blik met de vier te Béthune gevallen hoofden reeds bijna genoeg te hebben en eenigszin ongerust op te zien tegen de uitwerking van eenige waarschijnlijk nog binnen zeer kort te verwachten terechtstellingen, waarom deze zullen voorstellen om excecuties niet meer in Hoe hevig de vlagen van woede van den keizer ook waren, zij duurden nooit lang. De eigenaardige, stuiptrekkende beweging van zijn rechteram, een zeker teeken van opwinding, hield langzamerhand op en nadat hij eenigen tijd naar de papieren van de Méneval had gekeken die in j deze herrie als een machine had zitten schrijven ging hij met een glimlach op de lippen en met een gelaat, waarvan ade wolken verdwenen waren, naar den haard. „Jij hebt geen enkele verontschuldiging voor je verkwisting, Josephine," zei hij, zijn hand op haar schouder leggend. „Dia manten en mooie japonnen zijn heel nood zakelijk voor leelijke vrouwen om hen aan trekkelijk te maken, maar daarvoor heb jij ze niet noodig. Je hadt geen mooie japonnen, toen ik je het eerst zag in de Rue Chautereine en toch heb ik mij tot geen vrouw ter wereld zoo aangetrokken gevoeld. Waarom maak je me toch zoo boos, Josephine, en laat je me onaardige dingen zeggen? Rijd nu terug naar Pont de Briques, kleintje, en pas op, datje geen kou vat." „Je komt toch op mij n receptie, Napoleon vroeg Josephine, wier bitterste wrok oogen- blikkelijk scheen te verdwijnen bij de eerste vriendelijke aanraking van zijn hand. Zij hield haar zakdoek nog voor haar oogen, maar dat was hoofdzakelijk geloof ik, om de uitwerking van haar tranen op haar wangen te verbergep. „Ja zeker, it zal komen. Onze rijtuigen volgen straks. Geleid de dames naar haar rijtuig, Constant. Heb je bevel gegeven tot de inscheping der troepen, Berthier Kom hier, Talleyrand, ik zal je zeggen welke plannen ik koester omtrent de toekomst van Spanje en Portugal. Mijnheer de Laval, u kunt de keizerin naar Pont de Briques vergezellen, waar ik u op de receptie zal vinden." XV. Pont de Briques is maar een klein dorp en door de plotselinge komst van het hof, dat er eenige weken zou blijven, was het propvol met bezoekers. Het zou veel een voudiger zijn geweest, als het hof naar Boulogne was gegaan, waar meer geschikte gebouwen waren en alles beter op zoo'n ontvangst was ingericht, maar Napoleon had Pont Briques gezegd en dus bleef het er bij. Het woord „onmogelijk" mocht niet gebruikt worden door hen, die zijn wenschen hadden uit te voeren. Een heirleger van koks en lakeien vestigde zich dus in het plaatsje, en toen kwamen de hoogwaardig- heidsbekleeders van het keizerrijk, daarna de dames van het hof en vervolgens hun bewonderaars uit het kamp. Voor de keizerin was een kasteel ingericht. De anderen lo geerden in kleine buitentjes of waar zij maar konden en verlangden vurig naar het oogenblik, dat hen de gemakken van Versailles of Fontaineblau zou hergeven. De keizerin was zoo vriendelijk geweest mij een plaats in haar rijtuig aan te bieden zij scheen het tooneel, dat zij juist had doorgemaakt, geheel vergeten, praatte tot aan het dorp toe aan één stuk door en deed mij honderd vragen over mijzelt en mijn aangelegenheden, want vriendelijke belangstelling in het doen en laten van haar omgeving was een harer meest ken merkende eigenschappen.Zij stelde bijzonder veel belang in Eugénie en daar dit een onderwerp was, waarover ik ook gaarne uitweidde, eindigde ik met een geestdriftige beschouwing te geven, onder korte uitroepen van sympathie der keizerin en een onder drukt gegichel van mevrouw de Rémusat. „Maar u moet haar stellig aan het hof brengen," riep de goede vrouw uit. „Zoo'n toonbeeld van schoonheid en deugd moet niet in dat Engelsche dorp verborgen blij ven. Heeft u den keizer al over haar gesproken „Hij wist er alles van, Majesteit." „Hij weet altijd alles. O, hij is zoo'n buitengewoon manU heeft gehoord, wat hij van die diamanten en saffieren zei. Letèbre heeft mij zijn woord gegeven, dat hij het niemand zou zeggen, en dat ik hem op mijn gemak zou afbetalen, en u ziet, dat de keizer toch op de hoogte was. Maar wat zei de keizer, mijnheer de Laval?" „Hij zei, dat mijn huwelijk zijn zaak was." Josephine schudde haar hoofd en zuchtte diep. „Maar dat is een ernstig geval, mijnheer de Laval. Hij is in staat een der dames aan het hof uit te kiezen en u binnen een week met haar te laten trouwen. Over dat punt valt met hem niet te praten. Hij heeft op die manier al heel wat vreemde huwe lijken gesloten. Maar voor ik naar Parijs terugkeer, zal ik met den keizer spreken en zien, wat ik voor u doen kan." Ik was nog bezig haar te danken voor haar belangstelling en medegevoel, toen het rijtuig de oprijlaan inreed en stil hield voor den ingang van het kasteel, waar een groep lakeien in roode livrei en de beren mutsen van de schildwachten der Garde aanduidden, dat hier het keizerlijk hoofd kwartier gevestigd was. De keizerin en haar hofdame haastten zich naar haar ka mers om zich voor den avond te kleeden, terwijl ik dadelijk naar het salon geleid werd, waar de gasten zich reeds begonnen te verzamelen. Het was een groote, vier kante zaal, zoo eenvoudig gemeubeld als het openbaar te doen plaats hebben. Omtrent de verdienste van den beul lezen we, dat hij 6000 frank per jaar ontvangt, onverschillig of hij geroepen wordt tot feitelijke uitoefening van zijn ambt of niet. In de laatste paar jaar heeft hij traktement opgestreken zonder er iets anders voor te doen dan nu en dan de galg te smeren. Toch is het niet geheel onverschillig uit finan cieel oogpunt voor den beul, of hij dikwijls geroepen wordt. Hij ontvangt namelijk behalve het vaste traktement nog een uitkeeriug, die men galgegeld zou kunnen noemen. En dat galgegeld is niet zoo weinig, 8000 frank per jaar. Voor die 8000 frank moet de heer Deibier zorgen dat de guillotine in orde is. De kosten van bewaring en onderhoud van de guillotine zullen naar het ons voorkomt, zeker geen 8000 frank per jaar bedragen. Vooral niet wanneer de guillotine niet gebruikt wordt; immers het vervoer van de plaats der terechtstelling komt ook voor rekening van den scherprechter, en in zooverre is elk gratiobesluit een be sparing voor den heer Deibier. De kosten van het vervoerder guillotine komen niet ten laste van den scherprechter. Het vervoer op den trein is vrij. Maar het vervoer van het station naar de plaats der terechtstelling komt voor zijn reke ning. Hij krijgt verder reis- en verblijf kosten als hij buiten Parijs moet op treden. Recht op pensioen heeft de beul niet, maar feitelijk hebben vroegere scherprechters, als zij oud waren ge worden, wel een vaste uitkeeriug gehad van staatswege, en de beulsweduwen heeft de staat vroeger evenmin onver zorgd gelaten. Het ambt van beulsknecht is natuur lijk minder voordeelig dan dat van scherprechter. De eerste knecht verdient 4000 frank, de tweede 3000 frank, de derde en vierde zijn nog maar kort bij het vak en verdienen wat minder. De Duitsche student Racke, die op den tweeden Kerstdag te Maintz zijn vader en drie zusters heeft vermoord, heeft in de gevangenis, op verzoek van den officier van justitie, uitvoerig op papier gezet hoe hij tot zijn misdrijf was gekomen, hoe hij het had voorbe reid en hoe uitgevoerd. Meer dan eens komt in het stuk de verzekering voor, dat hij met voorbedachten rade den moord heeft gepleegd en bereid is er op het schavot voor te boeten. Hij ver langt dat de wet in haar volle scherpte op hem zal worden toegepast. Binnen kort wordt hij naar het krankzinnigen gesticht te Giessen overgebracht, waar Heidelbergsche psychiaters hem zullen onderzoeken. de zitkamer van een landheer. In de groote kamer, die in het. midden was, kwamen verscheiden kleinere kamers uit, waarin speeltafeltjes klaar stonden en de doorgan gen waren met een Oostersche stof gedra peerd. Een aantal dames en heeren waren aanwezig, de eerste in de hooge avond toiletten, die de keizer in de mode had gebracht, van de laatsten ongeveer een gelijk aantal in zwart hofcostuum en in uniform. Er was een rijkdom van heldere kleuren en elegante toiletten, want in weer wil van zijn zuinigheids-betoogen, ging de keizer erg te keer tegen iedere dame, die zich niet zoo kleedde, dat zij zijn schitte rend hof eer aandeed. 1 geen bekenden te zullen vindenmaar ik werd aan niijn mouw getrokken en, toen ik mij omkeerde, keek ik in het gele, on doorgrondelijke gezicht van mijn oom Ber- nac. Hij drukte met valsche hartelijkheid mijn hand, die hij greep, zonder dat ik haar uitstak. „Beste Louis," zei hij, „de hoop jou te ontmoeten heeft mij van Grosbois naar hier gebracht, ofschoon je begrijpt, dat ik, daar ik zoover van Parijs woon, deze ge legenheid om me aan het hof te vertoonen, niet kon laten voorbijgaan. Toch kan ik je verzekeren, dat ik voornamelijk aan jou heb gedacht. Ik heb gehoord, dat je aller vriendelijkst door den keizer bent ont vangen en dat je in zijn bijzonderen dienst bent getreden. Ik had met hem over je gesproken en hem goed doen inzien, dat, als hij je goed behandelt, hij waarschijnlijk ook nog andere jonge uitgewekenen in zijn dienst zou lokken." EUWSBIA» Een herinnering aan het Keizerrijk van Napoleon I. i Bij mijn binnenkomst had ik mij in een hoekje teruggetrokken, daar ik bang was {Wordt vervolgd

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1