en
Land van Heusden en Allena, de Langstraat
de Bommelerwaard,
De wet op kot Meifantract
OOm BERNAC.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No, 2812. Zaterdag 6 Februari
FEUILLETON.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1909,
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7Ys ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
II.
De mogelijkheid bestaat dat de dienst
bode door ziekte of ongeval ten uitkee-
ring krijgt uit het fonds en dan kan
het loon, voor den tijd van verhinde
ring, wel met 't bedrag der uitkeering
worden verrekend. Het wil ons voor
komen dat het dien weg uit moet en
dat op het nemen van verzekeringen
zooveel mogelijk moet worden aange
stuurd by het aangaan van dienstbe
trekkingen.
Dat men een dienstbode of knecht
geen loon zal afhouden, wanneer door
omstandigheden het werk gedurende
korten tijd niet wordt verricht, b.v. in
geval van ernstige ziekte of overlyden
van een der naaste bloedverwanten,
spreekt wel eenigszins vanzelf, maar
toch heeft de wetgever gemeend dit
nog uitdrukkelijk te moeten bepalen.
Zoo is het ook gesteld met het loon,
dat gewoonlijk wel op tijd wordt uit
betaald maar indien dit feitelijk niet
geschiedt, dan heeft de dienstbode, die
zelf geen schuld aan de vertraging had,
recht op verhooging. Die verhooging
begint na den derden verzuimdag en
bedraagt tot en met den achtsten werk
dag vijf pet. per dag en voor eiken
volgenden werkdag één pet., zonder
dat de verhooging ooit meer dan de
helft van het verschuldigde loon kan
bedragen. Heel practisch vinden wij
zulke bepalingen niet, om de eenvou
dige reden dat in dergelijke gevallen
aan de dienstbetrekking toch wel een
einde zal komen.
Is de dienstbode minderjarig, dan kan
de vader of voogd zich tegen de uit
betaling van het loon verzetten. In dit
geval mag alleen aan dezen de uitbe
taling geschieden.
Nog al in vele bijzonderheden daalt
de wet af, met betrekking tot verschil
lende dingen, waarover welgezinde men-
schen gewoonlyk geen ernstige quaestie
maken, zooals uitgaan, kerk- en cate-
chesatiebezoek, enz. Men moet zijn per
soneel in de gelegenheid stellen tot de
waarneming van godsdienstplichten en
om ontspanning van den arbeid te ge
nieten en men mag daarvoor geen loon
afhouden.
Wat den Zondagsarbeid betreft, dit
is een teer punt. In 't algemeen is de
dienstbode niet verplicht om te werken
op Zondag of dagen, welke daarmede
worden gelijk gesteld. Alleen het nood-
(33.
In een oogwenk zwaaide hij een zwaren
stoel boven zijn hoofd en rende woedend
op ons af. Wij schoten tegelijk op hem,
maar niets kon den doldriftigen man stuiten.
Terwijl het bloed uit zijn wonden spatte,
sloeg hij woest met zijn stoel om zich heen,
maar gelukkig ging zijn gezicht hem be
geven en zijn felle slag kwam met zoo'n
kracht op een hoek der tafel terecht, dat
deze in stukken brak. Toen sprong hij met
een woest gebrul op Savary toe, sleurde
hem tegen den grond, en had zijn hand
al aan zijn kin, voordat Gérard en ik zijn
armen iconden vastgrijpen. Wij waren alle
drie sterke mannen, maar hij even sterk
als wij allen te zamen, want hij maakte
zich telkens weer los en telkens pakten
wij hem weer beet. Maar hij had veel bloed
verloren en zijn reuzenkracht verminderde
met ieder oogenblik. Met bovenmenschelijke
inspanning kwam hij op de been, terwijl
wij drieën ons aan hem vastklemden, als
honden aan een beer. Toen, met een kreet
van woede en wanhoop, die luid door het
geheele kasteel weerklonk, zakte hij in el
kaar en viel als een groote, beweginglooze
massa op den vloer. Wij stonden hijgend
om hem heen, gereed om bij zijn eerste
beweging op hem te springenmaar het
was voorbij, hij was dood.
Savary leunde doodsbleek met de hand
tegen zijn zij gedrukt, tegen de tafel. Die
zakelijke werk in buis en bedrijf moet
worden gedaan maar het behoeft geen
betoog dat het begrip van noodzake
lijkheid een zeer rekbaar begrip is en
dat ook alweer veel moet aankomen
op de onderlinge welwillendheid. Bo
vendien kunnen de partijen, als ze dat
willen, omtrent den Zondagsarbeid bij
hun contract andere regelen stellen.
Ten aanzien van inwonende of zoo
genaamde dag- en nachtdienstboden, is
het zeer noodzakelijk om te bedingen
dat zij in een ziekenfonds moeten deel
nemen, omdat te hunnen aanzien door
de wet wordt bepaald, dat, ingeval van
ziekte of ongeval, de meester voor eene
behoorlijke verpleging en geneeskundige
behandeling moet zorg dragen, wanneer
daarin niet op andere wijze wordt voor
zien. Wanneer de dienstbode b.v. bij
bloedverwanten kan komen, is het niet
noodig. Ook duurt de verplichting niet
langer dan tot het einde der dienstbe
trekking.
Maar wanneer eindigt de dienst nu,
wanneer deze voor onbepaalden tijd is
aangegaan De wet geeft aanleiding
om aan te nemen, dat zoodanige dienst
betrekking geacht wordt te zijn aan
gegaan voor den tijd die verloopt tus-
schen twee uitbetalingen van het loon.
In ieder geval is zes weken de langste
termijn, waarvan gedurende de eerste
vier weken de kosten der verpleging
voor rekening van den meester komen,
in 't algemeen ten minste, want de dienst
bode is voor alle kosten aansprakelijk
wanneer de ziekte of het ongeval een
gevolg is van opzet of onzedelijkheid.
In verband met het vroeger opgemerkte
is hier de opmerkipg niet overbodig, dat
gedurende de meer langdurige ziekte
geen loon door den meester verschul
digd is.
Yan deze regeling voorzien wij twee
gevolgen. Vooreerst zal men zich zoo
veel mogelijk gaan toeleggen op het
hiiren van dagdienstboden en in de
tweede plaats zullen zij, die dit niet
kunnen wel eene verzekering sluiten
tegen de geldelijke gevolgen, die uit
bedoelde verplichting voor hen moch
ten voortspruiten. Wij meenen dat
daarvoor reeds verschillende gelegen
heden bestaan.
Eene belangrijke bepaling is ook die
omtrent het geven van een getuigschrift,
bij het einde van den dienst. De dienst
bode is bevoegd om zulk een getuig
schrift te eischen omtrent den aard
van het verrichte werk en den tijd
gedurende welken de dienstbode in
krachtige armen hadden zich niet voor
niets om hem heen geslingerd.
„Ik heb een gevoel, alsof ik door een
beer omarmd geworden ben," zei hij. „Nu,
dat is weer een gevaarlijk man minder in
Frankrijk en de keizer heeft weer een vijand
verloren. Maar toch moet ik bekennen, dat
hij een dapper man was!"
„Wat zou hij een flink soldaat zijn ge
weest!" zei Gérard peinzend. „Wat een
kwartiermeester voor de huzaren van Ber-
chény! Hij moet toch wel dwaas zijn ge
weest, om zich tegen den wil van den kei
zer te verzetten
Ik was doodmoe en half versuft op de
rustbank gaan zitten, want zulke bloedige
tooneelen waren toen nog nieuw voor mij
en dit zou zelfs den meest geharde hebben
aangegrepen. Savary gaf ons wat cognac
uit zijn veldvleschdaarna haalde hij een
der gordijnen naar beneden en legde het
over de verminkte gedaante van mijn oom
Bercac.
„Wij kunnen hier verder niets doen,"
zei hij, „Ik moet nu teruggaan en zoo
gauw mogelijk bij den keizer verslag uit
brengen. Maar eerst zal ik beslag leggen op
deze papieren van Bernac, want er kunnen
er bij zijn, die betrekking hebben op deze
en andere samenzweringen. Onder deze
woorden nam hij een stapel papieren op,
die over de tafel verspreid lagen onder
anderen een brief, die vóór hem op den
lessenaar lag en dien hij klaarblijkelijk
juist voltooid had, toen Toussac binnen
kwam stuiven.
„Verduiveld wat hebben wij hier zei
Savary, hem inkijkend. „Ik geloof, dat
onze vriend Bernac ook nog een gevaarlijk
man was. „Beste Catulle, las hij, ik verzoek
je mij per ommegaande nog een fleschje
met hetzelde smakelooze vocht te zenden,
belrekkmg is geweest. Ook kan de dienst
bode vorderen dat in het getuigschrift
vermeld wordt op welke wijze de huur
geëindigd en de arbeid verricht is.
Heeft de dienstbode den dienst ver
laten op eene wijze die strijdig is met
de wet, dan mag de meester dit in het
getuigschrift vermelden.
Onrechtmatige weigering van het
getuigschrift of het afgeven van onware
getuigschriften kan aanleiding geven
tot eene vordering tot schadevergoeding
aan dengene die er door mocht zijn
benadeeld.
Wordt de dienst opgezegd, dan kan
men dit doen tegen eiken dag, mits
men den termijn van opzegging, die
noo;t langer is dan zes weken, in acht
neemt,
De termijn van opzegging is overigens
gelijk aan den tijd die verloopt tusschen
twee betalingen van het loon; bij week-
huur dus een week. Wanneer nu b.v.
een meisje Zaterdagavond haar loon
gehad heeft, dan kan mevrouw haar
wel bij die gelegenheid opzeggen, maar
behoeft het niet te doen. Zij kan het
ook b.v. 's Maandags doen; Maandag
daaraanvolgende is dan de dienst uit.
Omgekeerd geldt hetzelfde voor de
dienstbode.
Onmiddellijk of binnen den wekelijk-
schen termijn de betrekking doen ein
digen, mag men echter alleen dan,
wanneer er een dringende reden bestaat,
waarvan de wet eenige voorbeelden geeft.
Men kan b.v. eene dienstbode wegzen
den, wanneer zij een valsch getuigschrift
heeft vertoond, diefstal pleegt, dienst
weigert, totaal ongeschikt blijkt, enz.
Omgekeerd mag de dienstbode onmid
dellijk den dienst verlaten, b.v. wanneer
zij wordt mishandeld of beleedigd, het
loon niet op tijd wordt voldaan, enz.
Ook wanneer zij door ziekte of andere
oorzaken, zonder schuld buiten staat
geraakt om het werk te verrichten.
Nu is het toch wel geoorloofd om
onmiddellijk aan de betrekking een
einde te maken, maar dan moet men
eene schadeloosstelling betalen, die in
't algemeen zooveel bedraagt als het
loon gedurende den wettelijken termijn
van opzegging.
Dit zijn zoo ongeveer de voornaamste
voorschriften, die in het algemeen
voor ieder van belang kunnen wezen.
Over hunne doelmatigheid in de prac-
tijk zal men natuurlijk eerst na ver
loop van eenigen tijd kunnen oordee-
len.
Buitenland.
Dezer dagen is te Petersburg, door
toedoen van Stolypin, het voormalig
hoofd der geheime politie, Lopoesjin,
in hechtenis genomen.
Het voorspel voor de inhechtenisne
ming van Lopoesjin heeft, volgens den
correspondent van de Lokal-Anzeiger,
i een politieken achtergrond. Stolypin
J had den Tsaar gevraagd, den winter te
I Petersburg door te brengen. Daardoor
zou het vertrouwen van het buitenland
in Rusland toenemen en zouden de
kansen op een leening verbeteren. De
Tsaar wilde er niet van weten, omdat
1 de versterkte bescherming voor Peters
burg nog noodig was. Daarop stelde
Stolypin zich met de menschen in ver
binding, die sedert lang beweerden, dat
de onlusten werden uitgelokt. Stolypin
ontdekte nu Lopoesjin's gekonkel.
Het zou vaststaan, dat hij van de
aanslagen op Plehwe, grootvorst Sergej,
Bogdanowitsj en van den moord op
Gapon van te voren op de hoogte ge
steld was, maar niets heeft gedaan, om
ze te verhinderen.
Een half uur voor den moord op
Plehwe was diens moordenaar Sasonef
nog bij Lopoesjin.
Er moeten andere inhechtenisnemin
gen op handen zijn.
Men voorspelt, dat het proces tegen
Lopoesjin een van de opzienbarendste
rechtzaken zal worden.
De Times verneemt nog uit Peters
burg, dat Azof, volgens de socialisten,
ook de hand had in den aanslag op
Stolypin's villa heeft gehad. Er schijnt
weinig twijfel te bestaan, dat al de ter
roristische aanslagen van de acht laat
ste jaren zijn werk zijn geweest. Hij
heeft ook Onipko naar Sveaborg ge
zonden, om daar een muiterij aan te
stoken en de autocratie omver te wer
pen.
Ratsjofski, die van 1900 tot 1905 en
van 1906 tot 1908 geheim hoofdagent
te Parijs is geweest, was de betaalmees
ter van Azof. Ratsjofski kreeg 1,080,000
gulden in de eerste drie jaren, waarvan
hij elk jaar 60,000 gulden aan Azof af
stond. Azof was meestal te Petersburg,
waar hij telegrafisch de lastgevingen
van Ratsjofski kreeg.
Toen Azof in November 11. bij Lo
poesjin kwam, dreigde hij dezen neer
te schieten, indien hij Azof's werke
lijke rol aan de revolutionairen verried.
De geheimzinnige verdwijning van Lo
poesjin's dochter in Londen in het na
jaar van 1907 wordt ook aan de ma
chinaties van de Russische geheime
politie toegeschreven en is mogelijk ook
het werk van Azof geweest.
Aan het hoofd van die betaalde agen
ten moeten partijen van de linkerzijde
dat ik drie jaar geleden van je gehad heb.
Ik bedoel het aftreksel van amandelen, dat
geen sporen nalaat. Ik heb het om bijzon
dere redenen in den loop der volgende
week noodig en verzoek je dus er niet mee
te talmen. Gij kunt er op aan, dat ik, als
het noodig is, altijd je voorspraak bij den
keizer zal zijn."
„Geadresseerd aan een apotheker te
Amiens," zei Savary, den brief omdraaiend.
„Dus behalve de rest ook nog een giftmenger.
Ik zou wel eens willen weten, voor wien
dit aftreksel van amandelen, dat geen sporen
nalaat, bestemd was."
„Dat zou ik ook wel eens willen weten,"
zei ik.
Hij was en bleef toch mijn oom en hij
was dood, dus waarom zou ik spieken
Maar dat het voor mij had moeten dienen,
stond ontwijfelbaar bij mij vast.
XVII.
Generaal Savary reed regelrecht naar
Pont de Briques, om aan den keizer verslag
te doen, terwijl Gérard met mij naar mijn
kamer terugging om een glas wijn te drinken.
Ik had verwacht, dat mijn nicht Sibylle
daar zou zijn, maar tot mijn groote ver
bazing was zij er niet; ook had zij geen
boodschap achtergelaten om te zeggen, waar
zij heen gegaan was.
Toen ik den volgenden morgen bij het
aanbreken van den dag ontwaakte, zag ik
een stalmeester van den keizer met zijn
hand op mijn schouder voor mijn bed staan.
„De keizer wenscht u te spreken, mijn
heer de Laval," zei hij.
„Waar
„Te Pont te Briques."
Ik wist, dat stiptheid een eerste vereischte
was voor hen, die in zijn dienst wilden
vooruitkomen. Binnen tien minuten zat ik
in den zadel en in een half uur was ik op
het kasteel. Ik werd boven gelaten in een
kamer, waar de keizer en Josephine zich
bevonden zij lag op de sofa en hij liep
met groote stappen de kamer op en neer.
Hij rook sterk naar eau de cologne, waaruit
ik afleidde, dat hij pas uit zijn bad kwam.
Hij was in een uitstekend humeur en dien
tengevolge Josephine ook, zoodat, toen ik
werd aangediend, zich twee lachende ge
zichten naar mij toekeerden. Het was bijna
niet te gelooven, dat deze man, met de
vriendelijke, welmeenende uitdrukking in
zijn oogen, dezelfde was, die den vorigen
avond als een wervelwind door de ontvang
kamer was gestoven en waar hij ging,
betraande wangen en neergeslagen oogen
had achtergelaten.
„U is uw loopbaan als adjudant uitste
kend begonnen," zei de keizer„Savary
heeft mij verteld, wat er is voorgevallen
en het had onmogelijk beter geregeld kun
nen worden. Ik heb geen tijd over zulke
dingen te denken, maar mijn vrouw zal
geruster slapen, nu zij weet, dat Toussac
uit den weg is geruimd."
„Ja, hij was een verschrikkelijk mensch",
riep de keizerin uit, „en Georges Cadoual
ook. Zij waren beiden verschrikkelijk."
„Ik heb een goed gesternte, Josephine,"
zei Napoleon, terwijl hij haar een tikje op
haar wang gaf. „Ik zie mijn weg voor mij
liggen, en ik weet precies, wat ik doen
moet. Niets kan mij deeren, voordat mijn
taak volbracht is. De Arabieren gelooven
aan een noodlot en de Arabieren hebben
gelijk."
„Maar waarom maak je dan plannen,
Napoleon, als alles toch door het noodlot
wordt beschikt?"
„Omdat het beschikt is, dat ik plannen
zou maken, gansje. Zie je niet in,, dat het
in de eerste en de tweede Doema ge
staan hebben.
De ambtelijke bevestiging van een
op Moelai Hafid gepleegden moord
aanslag, veroorzaakte in de kringen der
Europeanen en die der inboorlingen te
Tandzjer groote verbazing. De daad
werd gepleegd door een dweper en is
de eerste van dien aard in de geschie
denis van Marokko zij wordt beschouwd
als een bewijs voor den toestand van
anarchie, welke nog in het land heerscht.
Men voelt het, dat, ware de aanslag
gelukt, het land aan een omwenteling
ten prooi zou zijn gevallen.
Uit verschillende deelen van Beieren
worden hevige sneeuwstormen gemeld,
die het spoorwegverkeer in de war heb
ben gestuurd. De lijn MunchenRe
gensburg is bij Neufahrn dooreen sneeuw-
bank versperd, zoodat de treinen van
en naar Berlijn een omweg overlngol-
stadt moeten maken. Er zijn soldaten
uitgezonden, om ruim baan te maken.
Op de lijn AugsburgWeilheim zat,
volgens een bericht van Woensdag,
sedert den vorigen avond een trein in
de sneeuw vast. In het Beiersche Woud
staat alle verkeer stil. De exprestrein
van Weenen naar Oostende, die over
Passau en Regensburg gaat, heeft een
grooten omweg over Salzburg, Munchen
en Ansbach moeten maken. Op sommige
buurtspoorwegen is het heele verkeer
gestremd.
Opnieuw komt telegrafisch bericht
uit Addis Abeba over den foestand van
den Negus van Abessinië. Het heet,
dat het met den vorst hard achteruit
gaat. Te Debra Libanos zijn bijna alle
voorname stamhoofden uit het rijk van
den Negus bijeengekomen vermoe
delijk om over de opvolging te beraad
slagen. Al deze stamhoofden zijn ver
gezeld van een gewapend geleide. De
artillerie van den Negus is van Addis
Abeba naar Debra Libanos vertrokken.
Deze artillerie, welke zich naar Debra
Libanos heeft op weg begeven, wordt
aangevoerd door Sitaurai Apte Giorgis.
De toestand is niet enkel gespannen,
maar er schijnt al te zijn gevochten
ook.
Blijkens een bericht van gisteren uit
Dsjiboeti, zijn dicht bij Ankober een
broer van de Keizerin, Ras Wolli, en
Ras Michael, de vader van den vermoe-
delijken troonopvolger, met elkaar slaags
geweest. De overige stamhoofden zijn
het nog niet met zichzelf eens gewor
den over de te volgen gedragslijn.
Uit Verviers wordt gemeld, dat het
riviertje de Ruyff buiten zijne oevers
is getreden en den spoordijk tusschen
noodlot mij hersenen heeft gegeven om
plannen te maken Ik zie nooit minder
dan twee jaar vooruit en den geheelen
morgen ben ik bezig geweest met te be
sluiten wat er in den herfst en winter van
1807 zal gebeuren. A propos, die knappe
nicht van u heeft dat zaakje netjes opge
knapt. Zij is eigenlijk een veel te flink
meisje om zich te vergooien aan zoo'n we
zen als Lucien Lesage, die nu al een week
niets anders doet dan om genade roepen.
Vindt u het ook niet jammer?"
Ik gaf hem groot gelijk.
„Zoo zijn vrouwen nu altijd idealisten,
droomers zijn het, die zich door haar gril
len en verbeelding laten meesleepen. Zoo'n
armzalig schepsel als Lesage verheffen zij
tot een held, omdat hij een ovaal gezicht
en kalverachtige oogen heeft. Denkt u, dat,
als zij hem in zijn ware gedaante zag, zij
een afschuw van hem zou krijgen
„Daar ben ik zeker van, Sire. Hoe weinig
ik mijn nicht ook ken, toch ben ik er
zeker van, dat niemand diepere minach
ting kan koesteren voor lafhartigheid of
laagheid."
„U spreekt met vuur, mijnheer de Laval.
U voelt u toch zelf niet al te zeer aange
trokken tot uw schoone nicht?"
„Sire, ik heb u al gezegd, dat
„Ja, ja, maar zij is aan de overzijde van
het Kanaal en sinds dien tijd is er veel
gebeurd."
Constant was de kamer binnengekomen.
„Hij is hier, Sire."
„Heel goed. Wij zullen naar de aangren
zende kamer gaan. Josephine, jij gaat ook
mee, want deze zaak gaat jou meer aan
dan mij."
Een herinnering aan het Keizerrijk van
Napoleon I.
(Slot volgt.)