el Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Borameiertvaard. Het viertal van Potgieter. Een weldaad? Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2818. Zaterdag 27 FebruariÏOOO FEUILLETON. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 6 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7Vs ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. I. Geduld, ijver, ernst, orde; ziedaar een edel viertal, waaraan Potgieter terecht hooge waarde toekende. In één zijner werken zegt Potgieter namelijk het volgende: „De zaak vóór alles!" het gelde op de werkplaats als in den winkel: „doe maar één ding tegelijk, en dat ééDe met al uwe macht; het waarborgt niet enkel de welvaart op het kantoor, het is evenzeer een vereischte om te slagen in elke studie, voor de balie als aan het ziekbed, in de kerk als op het kussen des bewinds. Geduld en ijver, ernst en orde het viertal moge er straf uitzien er wordt zonder deze niets goeds gesticht, er komt zonder deze niets groots tot stand. Wij willen daarom het viertal eens wat nader beschouwen „Geduld," daarvan is de wereldmarkt vrij slecht voorzien en daar bestaat ook alle aanleiding toe. Wij hebben veel haast, en met hen die ons omringen en met ons meeleven, is dat precies hetzelfde. Het begint om zoo te zeggen al aan de wieg. Reeds de eerstelevens verrichtingen moeten vlug van de hand gaan en nauwelijks heeft het kind de eerste schreden op den levensweg ge zet, of het komt in aanraking met allerlei zaken en neemt allerlei begrip pen in zich op, die al dadelijk op een rijperen leeftijd wijzen en het levens tempo versnellen. Van spelen komt weinig meer. Het is de school en nog eens de school, in alle vormen en ge daanten, die alles in beslag neemt lessen en extra-lessen, een cursus in dit en dat. Er wordt ontzettend veel haast gemaakt om de hersenen toch maar vol te krijgen. Later komen de examens, om bij sommigen het halve leven te worden voortgezet. En zóó gaat het in één stuk doorin de werk plaats, op het kantoor, in den winkel, in alle mogelijke zaken en bedrijven, bij alle denkbare verrichtingen. In al ons denken, spreken en handelen, bij alle onze wenschen, plannen en voor uitzichten maken wij haast en loopen wij hard, omdat de geheele wereld hard loopt en zich snel beweegt. Niet dat wij altijd zulk een haast hebben. Och neenmaar wij malcen haast; dat is nu eenmaal gewoonte ge worden. Wij maken haast, zelfs dan, wanneer wij weten dat die spoed ons niets baten zal en niettegenstaande de stellige wetenschap, dat wij nu en dan zullen moeten struikelen en vallen, en daardoor weder ten achter zullen ge- Eene voorname dame reed op zekeren dag door het dal; haar rijtuig werd ge trokken door twee Arabische paarden en twee lakeien in blauwe livrei stonden ach terop. Die dame was zeer zijk en had ook een goed medelijdend hart. Een arm vrouwtje, dat blootvoets op den- zelfden weg voortstrompelde, tuimelde bijna in eene greppel bij hare poging om gauw genoeg uit te wijken voor de hoogopvlie gende stofwolken en vurige paarden. Zij had een door de zon verbrand gelaat en was in een lompen gehuld. Op den rug droeg zij twee kinderen; het kleintje in een zak en één, dat wat grooter was, klemde zich met zijne bloote armpjes en beentjes aan haar vastaan hare rokken hingen nog twee kleine peuzels, wier magere ge zichtjes blauw waren van de boschbessen, waarmede zij hun middagmaal hadden gedaan. Toen de voorname dame dit troepje zag, liet zij stilhouden, en daar de koetsier de paarden niet onmiddellijk tot staan kon brengen, moest zij een eindje teruggaan om de arme luidies te kunnen aanspreken. De vrouw keek even verbaasd op, toen raken; daargelaten nog de vraag, of wij er zonder kneozmgen of gebroken ledematen zulleu aiaomen. En toch wordt er, volgens Potgieter, met wiens gevoelen wij gaarne instem men, zonder geduld niets goeds gesticht. Als we dat zoo letterlijk hadden op te vatten, zou er tegenwoordig zeker al heel weinig goeds tot stand worden gebracht want hoe kan men verwach ten, dat er tegenwoordig nog veel ge duldige menschen zullen zijn, waar alles haast en dringt en men overal tijd te kort komt? Een tijdperk van zenuw achtigheid en zenuwleven is allerminst geschikt onv kalme en bedachtzame menschen te vormen. Gelukkig komt nog wel veel goeds tot stand en zijn er dan ook nog wel menschen te vinden die niet steeds te hard van stal loopen, om niet meer voort te kunnen, wanneer ze nog niet eens de helft van den weg hebben be reikt. En, ook gelukkig, behoeft het geduld bij den mensch nu juist niet te bestaan in de taak van poes, die uren lang in elkander gedoken zit, om op een rat te loeren en niet heengaat voor ze haar vijand heeft. Anders zou geduld wel eens in stijfhoofdigheid kunnen ont aarden en dat behoort allerminst het geval te zijn. Zonder geduld wordt niets goeds ge sticht; maarwy moeten ons doordringen van de groote waarheid, dat hetgeen door den menschelijken arbeid wordt tot stand gebracht, het product is der gezamenlijke werkkrachten. Er zijn tal- looze dingen die veel tijd veretschen ja er zijn er, die zelfs niet door één menschengeslacht volkomen afgewerkt kunnen worden. En daarom zal het geduld wel in de eerste plaats daarin bestaan, dat wij niet altijd terstond naar de resultaten vragen en uitslui tend op den uitslag letten. Op ons particulier arbeidsveld mogen we dat kunnen doen, op het algemeene is het stellig anders; en daarom moeten wij ons in geduld oefenen en ons zei ven dwingen om, wel met ijver, maar bedaard voort te weven aan de taak, die wij op ons hebben genomen of die op onze schouders is gelegd. In 't algemeen staat het vast dat ons werk beter zal zijn, ons streven meer dere vruchten zal dragen, wanneer wij nooit, aan iets beginnen zonder overzicht en berekening, nooit handelen zonder overleg, nooit springen van den hak op den tak of vliegen van het eene naar het andere. Geduld bestaat ook daarin, dat wij ons, zonder tot moedeloosheid of on verschilligheid te vervallen, weten te plooien en te sch'kken naar de omstan- zij de deftige dame zag aankomen, doch maakte er verder niet veel van. „Wel, waar gaat ge heen vroeg Me vrouw X. „Naar huis." „Waar woont ge?" „Daar beneden," antwoordde de vrouw, terwijl zij met haren elleboog naar een steenachtig, met struikgewas begroeid ravijn wees, dat op zij van den grooten weg lag. „Waar zijt ge dan heen geweest?" „Naar mijn aardappelland." „Waar is dat „O, een uurtje hier vandanik heb een akker gehuurd voor een jaar om aardap pelen te bouwen." „Zijn dat uwe kinderen?" ,,'k Zou 't wel denken „Waarom sjouwt ge er zoo meê? Dat jongentje kan toch wel loopen „Neen, Mevrouw, dat kan niet loopen, omdat het gebrekkige voetjes heeffc: het heeft stuipen gehad." Nu zag de dame de misvormde voetjes van het jongetje en bemerkte, dat ook de beide andere kinderen gebrekkig liepen. „Maar wat doet ge toch met uwe kinderen, dat zij zoo ongelukkig zijn?" riep zij ont steld uit. „Niets, en daar komt het juist door. Omdat menschen van ons slag geen tijd hebben op hen te letten, worden ze zóó. Ik moet werken." „Zijt ge dan alleen bij deze kleintjes?" „Neenthuis heb ik nog twee grootere, dfgheden waarin wij geplaatst zijn. Hoe ijverig en talentvol wij misschien ook wezen mogen, staat het toch vast dat niemand wel vaart, zonder datgene wat wij gewoon zijn geluk te noemen, met andere woorden, dat ons welslagen altijd ten deele zal afhangen van de menschen met wie wij te doen hebben, van de gebeurtenissen, van den tijd en tal van andere dingen. Nooit zal het geluk zich naar den wil der stervelingen plooien en daarom zullen wij verstandig "nan- delen door, zonder onzen ijver te doen verflauwen, zonder onze redelijke ver wachtingen prijs te geven, alles als geluk te beschouwen wat van den levensoogst veilig in de schuren wordt opgeborgen. En een eerste plicht :s het zeker wel om heel veel geduld te hebben tegenover onze medemenschen. Yan hen die aan onze zorgen of ons toezicht zijn toevertrouwd, van hen die in on dergeschiktheid tegenover ons staan, zullen wij, zonder een onuitputtelijk geduld, wel heel weinig terecht bren gen. Laat ons bij alle hunne onvolmaakt heden, hunne fouten en gebreken, hunne verkeerde neigingen en tekortkomingen, toch altijd bedenken dat wij zelf van die gebreken niet vrij zijn en dat, tegenover iedere schaduwzijde, een licht punt staat, dat onze opmerkzaamheid niet mag ontgaan. Zóó zijn liefde en waardeering, van het geduld inderdaad elementen. Alleen met ons zeiven, waarde vrien den en vriendinnen, moeten wij heusch niet al te veel geduld hebben. Bij ons zei ven zijn we zoo licht geneigd om alles van don beften kant te bezien. Hoe driftig we ook zijn, driftkopje wordt toch maar zelden driftig op zijn eigen kopje. Echt menschelijk, maar daarom toch niet goed te keuren! Het geduld is als een vat met olie, dat we altijd dadelijk bij de hand moe ten hebben, als de golven van ons be staan een beetje onstuimig beginnen te werken. Door die olie kalmeeren ze wel en dan gaat, alsof er geen storm gierde, geen baren zweepten, het scheefje wel weer, statig en kalm, op het rechte doel af naar de veilige haven. (Hordt vervolgd) wacht te Potsdam is met bijzonder ge voelige instrumenten een tweemaal per dag optredende rijzing van de aard korst van ong. 20 c.M. geconstateerd. Maar nu wordt uit Kimberley aan de Engelsche bladen geseind, dat aan het Kimberley'sche observatorium juist over hetzelfde verschijnsel sinds jaren onderzoekingen en metingen zijn ver richt. Ook daar was een periodieke rijzing (van iets meer dan 20 c.M.) ge constateerd. De rijzing treedt in Z.-Afrika echter ééns en niet tweemaal per dag op. De geleerden te Kimberley hebben de verklaring nog niet gevonden maar zij vermoeden dat hier een invloed werkzaam is, die van de zon uitgaat. Btuitesilaml. De Frar.sche geleerde Camille Flam- marion heeft in een dezer dagen ge- publiceerden brief bekend gemaakt, dat het onderzoek naar het bestaan van bewegingsverschijnselen in de vaste aardkorst, welke in zekeren zin verge lijkbaar zouden zijn met de eb- en vloed beweging in de zeeën, een positief re sultaat hebben gehad. Aan de sterren maar dat helpt niet veel. Het meisje is blind en de jongen is een arme slokker." „Een „Wel een arme slokker, een onnoozele bloed, zal ik maar zeggenhij kan niets." Mevrouw X. had meermalen de handen ineengeslagen en nu begon zij luid te jam meren over zoo groote ellende, terwijl de vrouw haar onverschillig aankeek, alsof zij niet begreep, waarover eigenlij k te klagen was. „En uw man vroeg de dame verder. „O, die h?eft eerder wat van ons noodig, dan wij van hem Hij ligt een dagreis hier vandaan in eene houthakkershut en kan niet sterven." „Van ouderdom „Neen hoor, wat dat aangaat, zou hij nog lang kunnen levenhij heeft de brande wijnziekte, zegt de dokter. Hij schreeuwt alsof zijne handen worden afgehakt, als hij niet eiken dag zijn borrel krijgt. De men schen zeggen, dat hij maar in vredesnaam moet drinken, zoodat er een eind aan komt. Maar ik geef hem geen drank, ik wil hem niet vergiftigenen de paar stuivers, die ik hem wekelijks kan sturen, zijn niet eens genoeg voor zijn eten." Mevrouw X was sprakeloos van verba- zing. „En gij verdient dus het brood voor de geheele familie?" riep zij eindelijk uit. „Als ik gezond ben, kan ik er God lof en dank voor zeggen." „En daarbij de groote afstand tusschen uw huis en uw werk Te Milaan zijn, volgens de Daily Chronicle, vier Italianen gevangen ge nomen, die voor twaalf millioen lire aan valsche banknoten, versch van de drukpers, bij zich hadden. Die zouden te Londen en New York aan den man worden gebracht. Volgens een bericht uit Petersburg is Donderdag in de Doema de inter pellatie over de zaak-Azof behandeld. Het huis was sterk bezet en de tribu nes waren overvol. De rapporteur, graaf Bobrinski, stelde voor de interpellatie der kadetten toe te laten en die der sociaal-democraten te weigeren. De eerste spreker was de sociaal-democraat Pe- trosofkj. Hij zeide, dat de gansche po litiek der regeering gegrond was op het provocatie-stelsel. Nadat twee sprekers van de uiterste rechterzijde het woord hadden gevoerd en de afgevaardigde Pergament de interpellatie der kadetten had toegelicht, nam Stolypin het woord. Hij zeide, dat de aan de interpellatie ten grondslag gelegde feiten in strijd waren met het feitenmateriaal, waarover de regeering beschikt. Uit het revolu- tionnaire kamp, zoo ging Stolypin voort, werden en worden nog steeds beschul digingen tegen de regeering geslingerd. Verwacht van mij geen verdedigingen of verontschuldiging. Azof is een ge wone politie-agent, wien thans door de revolutionnairen een reeks misdaden wordt toegeschreven, in 't bijzonder de moord op den gouverneur van Oefa en die op Plehwe. Maar Azof's positie was vóór 1906 onder de revolutionnairen nog niet invloedrijk. Hij heeft dus bij de genoemde aanslagen geen rol kun nen spelen. Eerst in 1906 werd hij de vertegenwoordiger van het centrale comité. Sinds zijn alle aanslagen van het centrale comité mislukt of aan 't licht gebracht. Het gerucht van den zoogenaamden aanslag op den Tsaar in 1908 was door de revolutionnaire cen trale comité verzonnen. De door de Matin openbaar gemaakte onthullingen van Bakai bewijzen juist het tegendeel van hetgeen de schrijver er mee wilde bewijzen. Bakai was indertijd uit den dienst der politieke politie te Warschau ontslagen, onder verdenking van zich aan afpersingen te hebben schuldig ge- „Het zou ook niet kwaad zijn, als die wat korter wasmaar 's avonds rust men des te beter." „Vrouwtje, vrouwtje," riep de dame uit, „dit is de grootste ellende, die ik ooit tus schen hemel en aarde gezien hebEn ver hindert uw ongelukkige toestand u niet te slapen „Dat zou wel schikkenmaar de kleine kinderen houden je soms wakker. Wat zal ik daaraan doen? Wie kan die kinderen veranderen? Toen wij zoo klein waren, hebben we zeker óók geschreeuwd en op gespeeld. ,,'t Is vreeselijk!" riep mevrouw X. uit. „Hier hebt ge vijf gulden, vrouwtje, koop daar wijn en vleesch voor. Gij zijt diepte beklagen, arme zielVaarwel Daarop steeg zij, geholpen door den lakei, in het rijtuig, dat toen weldra voortrolde. De arme vrouw kocht wijn en vleesch voor het ontvangen geld, en terwijl zij hier mede haren honger en dien van hare kin deren stilde, viel haar allerlei in, waarover zij vroeger nooit zoo had nagedacht. „Wat hebben rijke menschen, die eiken dag zóó kunnen eten, het goed't Is toch wel waar, dat ik erg ongelukkig benl Ik heb eigenlijk een leven vol ellende, en wat geeft het, dat ik me afsloof? Het zal mijn kinderen wel nooit beter gaanWaarvoor leven wij arme tobbers Met zulke gedachten vergalde zij zich het genot van den goeden maaltijd, die maakt. (Uitroepeu van verontwaardiging in de banken van het centrum.) Dadelijk na zijn ontslag was hij naar de revo lutionnairen overgeloopen. Boertsef (de revolutionnair die veel gedaan heeft om Azof aan de kaak te stellen) was indertijd in Engeland tot 12 maanden dwangarbeid veroordeeld en uit Zwitserland uitgewezen. Als derde aanklager der regeering was de vroegere politie-chef Lopoechin opgetreden, die aan Londensche revolutionnairen de verzekering had gegeven dat Azof po litie-agent was. De regeering kon Lo- poechin's trouweloos gedrag onmogelijk verschoonen. Maar ook aan Lopoechin was niets bekend van zoogenaamde misdaden van Azof. Daaruit volgt in de eerste plaats, dat er op't oogenblik geen gronden aanwezig zijn, om staat- beambten van misdadige handelingen te betichten. In de tweede plaats moet ik tot de treurige, doch onvermijdelijke gevolgtrekking komen, dat, zoolang er een revolutionnair terrorisme heerscht, ook een spionnendienst vanwege de politie moet zijn. Maar de regeering zal, zoolang ik aan haar hoofd sta, nooit provocatie toepassen. Het gansche po- litiestelsel, dat in den strijd met het terrorisme opgaat, is slechts een mid del om een rustig leven en lustigen arbeid mogelijk te maken. Het gansche volksleven moet opnieuw worden op gebouwd. De regeering bouwt den stei ger, die bij het optrekken van het ge bouw noodig is, maar onze tegenstan ders houwen daar woedend op in om hem te doen instorten. Mijne heeren, de steiger zal onvermijdelijk eens moe ten vallen en wellicht ons onder zijn puin begraven. Maar moge het eerst dan geschieden, als het nieuwe gebouw van het vrije Rusland achter den stei ger zichtbaar is, vrij in den zin van bevrijd van armoede, onwetendheid en rechteloosheid en trouw aan zijn Kei zer. (Daverende toejuichingen rechts en in het centrum.) Die tijd zal komen, in weerwil van alle onthullingen, want aan onze zijde is niet alleen de kracht maar ook het recht. (Toejuichingen rechts en in het centrum.) De rechtbank te Wiesbaden beeft - Paul Becker, uit Dotzheim, wegens zwen del in het beroep van huwelijksbemid delaar tot twee jaar gevangenisstraf ver oordeeld. Er werden bij hem ongeveer 13,000 brieven van cliënten en tusschen de 300 en 400 portretten in beslagge nomen. Het inkomen, dat Becker als huwelijksbemiddelaar had, werd geschat op ten minste 15,000 mark in 't jaar. Veischeidene portretten van dames had hij van fotografen betrokken. Of er wel ooit een huwelijk doorzijn bemiddeling is tot stand gekomen, schijnt zéér twij felachtig. Als Becker de „voorschotten" binnen had, liet hij gewoonlijk niemen dal meer van zich hooren. Te Hamburg is Woensdagavond, tij dens het laden van de Kaiserin Auguste zeker niet zoo spoedig zou worden herhaald. De rijke dame gevoelde zich daarentegen den geheelen dag gelukkig in het bewustzijn van zoo goedhartig en weldadig te zijn geweest. Heden schepte zij nog eens zoo veel behagen als anders in de soirée te haren huize, na gezien te hebben hoezeer zij bevoorrecht was boven anderen. „Als men de grootste ellende zoo berus tend en gelaten kan dragen als die arme dagloonersvrouw doet, hoeveel te dankbaar der en blij der moesten dan zij wezen, die zooveel meer van het leven kunnen ge nieten 1" dacht zij. „Kom, ik wil mijn weg opgewekt vervolgen nu gevoel ik pas, hoe gelukkig ik eigenlijk ben." En nu is de vraagWie van de beide vrouwen, die elkaar op den straatweg ont moetten, heeft de grootste weldaad verricht Wie heeft de andere wezenlijk goed gedaan De rijke dame met haar moedeloosheid verwekkend medelijden en hare vluchtige aalmoes of de arme vrouw met hare een voudige heldhaftigheid, zooals die zoo dik wijls in de volksklasse te vinden is? De armen beseffen wel de moeite en zor gen van hun bestaan maar het gevoel van ellende, troostelooze ellende, komt zelden bij hen op. En wie hen niet werkelijk helpen „wil of kan," die valle hen dan ook niet lastig met misplaatst medelijden. Naar het Duitsch.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1