lel Land van Neusden en Alleoa, de Langstraat en de Bommeierwaard, Het viertal van Potgieter. 9e eerste ei ie eeiip. Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden. No. 2819. Woensdag 3 Haart1909. FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00, franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77s ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. II. „IJver" staat nommer twee op het lijstje van onzen schrijver; no. 2 van het viertal, zonder hetwelk niets goeds gesticht, niets groots tot stand komt. Merkten we in ous eerste artikel op, dat de mensehen in Potgieters tijd misschien meer geduld hadden dan tegenwoordig, omdat ze 't zooveel drukker hebben dan voorheen, wat ijver betreft is dat anders. De menschen die tot den zelfden stam behooren, leggen gewoonlijk door alle tijden heen den zelfden ijver aan den dag, of anders natuurlijk het omgekeerde; want het eene volk is stellig veel ijveriger dan het andere. Het behoeft echter geen betoog dat wij ons hier met geen ver gelijkende studie van dien aard kunnen inlaten, maar meer het oog hebben op den afzonderlijken mensch in de maat schappij, zijn hoedanigheden, deugden en gebreken. Zooals het met de volken gaat, zoo is het trouwens ook met de menschen gesteld. De eene mensch is veel ijveriger dan de ander. Wij bedoelen daar nu niet mee, dat de eene mensch veel harder dan de ander werkt; want hard werken staat in tamelijk nauw verband met zijn lichamelijke gesteldheid. Wij be doelen dat de eene mensch werkt, omdat het beslist noodzakelijk is voor zijn levensonderhoud, dus eigenlijk onver schillig een ander weer met bepaalden tegenzin en stellig niet meer dan bepaald noodzakelijk is; nog weer een ander met blijkbaar genoegen, en een vierde omdat het voor hem een behoefte ge worden is en hij er heelemaal niet buiten kan. Eigenlijk hadden wij moeten beginnen met de menschen die niet behoeven te werken en het daarom ook niet doen, ofschoon ze in het volle genot van al hun krachten en vermogens zijn. Opmerkelijk is het, dat die niets doende menschen in den regel den schijn aannemen alsof ze het zeer druk hebben, ofschoon ze inderdaad steeds van het kastje naar den muur loopen maar het geeft veel stof tot denken, want het bewijst dat die menschen geen Zij hadden zich van de andere gasten afgezonderd en zaten nu in den tuin op een heerlijk koel plekje, onder hooge hoo rnen. Hij had zijn tuinstoel naast de hare geschoven, en daar zaten zij nu en spraken over iets, dat verliefden nooit moe zijn te bespreken, over liefde. Hij sprak met die tevredenheid en trots, eigen aan een jongen man, die sinds kort verloofd is. Zij antwoordde slechts met een blik, en toen hij daarin de taal der liefde las, drukte hij warm hare fijne, kleine hand. „Ja, bemind te worden is zoet en zalig," zeide zij en voegde er na een oogenblik stilte bij, „maar er is een groot verschil in de opvatting van den man en die van de vrouw in deze zaak. De man wil, dat de vrouw rein en ongerept zal zijn; hij eischt, dat hij de eerste is, die hare lippen kusthaar hart mag nooit geklopt hebben voor een anderen man. Neenhij moet wezen de eerste en de eenige." „Kom, nu beoordeel je ons mannen toch verkeerd, als je meent, dat wij zóó streng zijn." „Maar je weet toch zoo goed als ik, dat het juist zoo toegaat. Als gij mannen met eene vrouw wilt trouwen, kiest gij niet licht eene, die al verloofd is geweest met een ander. Niet alzoo met eene vrouw. Zij is er trotsch op te weten, dat zij de ver- korene is. Ten opzichte van de andere, die eene plaats in zijn hart gehad kan hebben, voelt zij slechts een zeker medelijden. Wij vrouwen hebben lief met meer grootmoe digheid, zoolang wij maar gelooven, dat gij ons lief hebt." „Nu, een man kan evengoed grootmoedig kans zien om altyd te ontkomen aan de vraag, die zich wel met onweerstaan bare macht aan hen moet opdringen waartoe ben ik toch eigenlijk op de wereld geplaatstben ik nuttig voor mijn medemenschenvolbreng ik mijn deel aan de aardsche taak Het antwoord zal wel heel bedroevend luiden en nog bedroevender is het, dat dit ledige leven nog verdedigd wordt met de armzalige opmerking, dat men dan ten minste een ander niet in den weg staat, niet met anderen concurreert. Alsof er geen nuttige arbeid te vinden ware zonder concurrentie, geen bezigheid die nood zakelijk anderen een deel van het brood uit den mond neemt! Neen waarlijk, die verdediging van de ledigheid is niets dan een uitvlucht, om zijn gebrek aan ijver te bemantelen. Voor wie net ernstig wil, is passende en nuttige bezigheid in overvloed te vinden. En de onverschilligen en zij die het werk haten, zullen wij al evenmin onder de ijverige menschen kunnen rang schikken. Wij zijn overtuigd dat er vrij wat zyn die uitsluitend arbeiden omdat de noodzakelijkheid het eischt, maar tevens dat zij niet het beste werk zullen leveren en dan zal men ons toestemmen, dat zij toch eigenlijk het werk maar half verrichten. Het is niet genoeg dat wij arbeiden, wij moeten het ook zoo goed mogelijk doen, omdat wij alleen dhn ook werken aan onze eigene ont wikkeling en voor d» maatschappij zoo nuttig mogelijk zijn, en tevei s omdat wij dan van onzen arbe'd de vruchten zullen kunnen plukken waarvoor hij vatbaar is. Een betamelijke zelfzucht is zeker geoorloofd, zoo niet plichtmatig. En de mensch die het werk slechts noodgedwongen verricht en stellig niet meer zal doen dan hoog noodzakelijk is Deze mist elk spoor van ijver en het is zoo goed als zeker dat hij zijn werk slecht zal doen en daardoor de samenleving, zichzelf en zijn gezin be- nadeelen en niets kan gevoelen van den zegen, dien de arbeid zijnen vrien den schenkt. Ja, de arbeid moet ons een vriend wezen en zeer zeker is hij voor de zijnen een waar vriend, want hij leidt hunne ge lachten af van het min der goede en vestigt ze op 's levens beste deel; hij effent hunne paden, is in zijne liefde zijn. Buitendien zijn er in zijn leven zoovele verontschuldigende om standigheden. Dames zijn niet altijd even taktvol, weet ge, en de ridderlijkheid tegen over haar geslacht brengt den man soms tot eene verbintenis, waarmede het hart niets uittestaan heeft. Gij vrouwen staat aan zoo iets niet bloot. Gij kunt het voorwerp der bewondering en der liefde van vele mannen zijn en hen toch allen afwijzen, als uw hart niet getroffen is." „Ja, zoo is het. Gij wilt, dat andere mannen de vrouw zullen bewonderen, die gij liefhebt, maar haar hart moet volkomen onberoerd blijven, tot hij komt. Indien gij bemerkt, dat een van de velen iets meer geweest is dan een vriend, dan stelt gij niet veel prijs meer op hare liefde. Waarom kunnen er ook geen verzachtende omstan digheden in het leven eener vrouw zijn?" „Je zult misschien beter begrijpen wat ik bedoel, als ik je eens vertel wat een mijner vrienden een tijd geleden onder vonden heeft." „Een van je persoonlijke ondervindingen zou me meer interesseeren." „Men kan in zulke gevallen slecht over persoonlijke ervaringen spreken zonder zichzelf in een minder gunstig daglicht te plaatsen." „Dus je zoudt toch kunnen vertellen van persoonlijke ondervindingen?" „Ja, natuurlijk. Wat mijn vriend over kwam, dat overkomt ons allen op verschil lende wijzen en in meerdere of mindere mate." „Het is twee jaar geleden, dat hij zijne vacantie op eene badplaats doorbracht. In hetzelfde hotel als hij logeerde ook een aardig, ontwikkeld jong meisje en die twee zochten spoedig eikaars gezelschap. Daar men hen zooveel samen zag, begonnen de andere zomergasten te bepraten, dat zij verloofd zouden zijn, ofschoon zij in wer kelijkheid slechts goede vrienden waren. „Eens op een middag roeiden zij een inyl of tien ver het meer op. Zij kwamen een trooster by leed en zorg, een ryke bron van tal van goede gaven. Yoor hen die den menschel ij ken ar beid als een vriend, een zegen beschou wen, is hij weldra een behoefte ge worden. Ledige oogenblikken, dat wil zeggen absolute ledigheid met de daar aan noodzakelijk verbonden verveling, is hun een gruwel. Zij zullen zich trouwens al vrij spoedig niet meer ver velen, indien dit vroeger al het geval moge geweest zijn. Zij bezitten den waren i<ver, die allen en alles ten goeden komt. Intusschen, wij weten het immers uit een zeer wijzen mond, er is een ijver met en een zonder verstand en daar het gezond verstand bij alles on misbaar is, kunnen wij veilig at nnemen dat een ijver zonder verstand niet aan bevelenswaardig is. Yoore-Tst kan een mensch zeer goed te hard werken. Er zijn vrij wat men schen, die een bijzonder goed oog voor hun eigen belang meenen te hebben en daarom, behalve hun hoofdwerk, er alle mogelijke bijbaantjes op na hou- houden, alles tegelijk willen behande len en regelen en geen minuut onge bruikt lr.ten voorbijgaan, en ten slotte toch niet vooruitkomen. Hadden zij zich weten te matigen, hun versangen naar veel geld te ver dienen n misschien spoedig rijk te worden weten te beteugelen en de aan dacht meer gevestigd op de hoofdzaak, dan zouden zij hoogstwaarschijnlijk een stap nader tot hun doel gekomen zijn, dan thans het geval is. Maar ook de schoenmaker die zich bij zijn leest houdt, kan zeer go^d te hard werken en daardoor zijn lichaam benadeelen. Zijn al te vurige ijver zal zich later op hem wreken. Wij gelooven werkelijk dat zij er het best aan toe zijn, die hun werk met wezenlijk genoegen doen. Zij vol brengen blijmoedig hun plicht; als er gelegenheid toe bestaat dan zal het werk voor hen wel de gewenschte vruchten afwerpen, omdat zij er zeker de nooiige zorg aan besteden. Ook bij hen zal de boog wel eens gespan nen zijn maar zij bedenken toch dat dit niet steeds zoo wezen magzij er kennen dat matige rust, betamelijke ontspanning, afwisseling, levenseischen aan eene kleine, zonnige baai en besloten aan land te gaan en daar een uurtje te rusten. Terwijl hij bezig was de boot vast te maken, sprong zij op een grooten steen om van het uitzicht over de baai te ge nieten. Nog was hij niet klaar met zijn werk, toen hij plotseling met een forschen stoot terzijde werd geworpen Hij keek op en zag haar tot zijne groote verbazing voor zich staan, het gelaat zoo wit als het schuim der golven en met den eenen voet op den kop van eene slang. Die had daar waar schijnlijk zich liggen koesteren in de zon, en toen zij gestoord werd, zich tot den aanval gereed gemaakt. In zijne bedrijvig heid had de man niets gemerkt, maar het meisje had het gevaar gezien en was oogen- blikkelijk er op afgekomen, Het was een van de moedigste daden, waarvan ik ooit gehoord heb, en er is geen twijfel aan, of zij redde daarmee zijn leven. „Voor hij de slang dooden kon, had het dier zich reeds om haar been geslingerd maar zij hield zich prachtig, hoewel haar gezicht bleeker en bleeker werd. Het was een wonder, dat zij niet in zwijm viel. „Toen zij in het hotel teruggekeerd waren, waar de man het heldenfeit der jor. ge vrouw aan de andere gakten verhaalde, v ilde men haar eene hulde bereidenmaar lat sloeg zij ten stelligste af. „Hij was in werkelijkheid zeer met haar ingenomen en had daarenboven een groot gevoel van dankbaarheid tegenover het meisjetoch dacht hij er geen oogenblik aan zijne verbintenis te verbreken met die dame, dia hij beloofd had te huwen. Zij waren vrienden, dat wil zeggen, zoo goede vrienden als man en vrouw kunnen zijn zonder vsrloofd te wezen, en hij droomde ook van liets meer, voor het zoov ar kwam, dat zij el raar vaarwel moesten zi ggen. Tijdens een bal vertelde hij haar, dat hij een telegram gekregen had en Qaar huis terug moestzij moesten nu afscheid nemen in den vroegen morgen zou hij afreizen. „Zij liet hem spreken, antwoordde af en toe slechts met een enkel woord. Hij was zijn, waaraan ook voldaan moet wor den, even goed als aan de noodzake lijkheid om te arbeiden, en dat, door aan alle eischen zoo goed mogelyk te voldoen, die levensharmonie ontstaat, waarin alleen de ware ijver bestaanbaar is, omdat alleen op die wijze duurzaam heid mogelijk is. Die '8 morgens al bij het opstaan en het kleeden zijn dagverdeeling maakt, het eten zoo snel mogelijk binnenslokt, daarna berekent dat hij wel in drie minuten naar 't spoor kan hollen en dus nog vijf minuten over heeft en zoakt wat hij in dien tusschentyd nog zoo kunnen doendie zóó den gan- schen dag en het gansche leven door vliegt, zich elke minuut rust, elke be tamelijke ontspanning ontzegt, maar als een noodzakelijk gevolg daarvan, dan ook veel te weinig nadenkt, telkens te laat komt, telkens iets verknoeit of half doet, mag een mensch wezen voor wie de arbeid tot een onmisbare behoefte geworden is, wij zouden hem een slaaf van den arbeid noemenmaar een slaaf heeft de arbeid niet lief; en daarom zouden wij hem ook geen ijverig mensch heeten, maar wel iemand met een onverstandigen, overdreven ijver, die niet past in het viertal en niet aanbe velenswaardig is. Laat ons matig zijn in alles, dètn houden wij het juiste midden. Wordt vervolgd) lluifenlami. De crisis in het Oasten. Volgens de Corriere delle Puglie, die te Bari wordt uitgegeven, zou Monte negro tienduizend man te Preston sa mengetrokken hebben. Vorst Nicolaas zou de troepen hebben geïnspecteerd en hen aangespoord hebben te strijden voor de Slavische zaak, daar ze konden rekenen oj) Rusland's hulp. Eiken dag, zegt het blad, komen er ministers te Prestan, die oorlogszuchtige redevoe ringen houden. Vrijdag is een schildwacht voor het arsenaal te Weenen dood op zijn post gevonden. Naar aanleiding daarvan hebben er praatjes geloopen, dat hij door Servische agenten vermoord zou zijn. Van ambtswege is daarop bekend gemaakt, dat de soldaat zelfmoord ge pleegd heeft. eenigszins pijnlijk getroffen, dat zij zijn vertrek zoo onverschillig opnam, en opstaan de reikte hij haar de hand, zeggende „laat ons nu afscheid nemen." „Hij had nauwelijks uitgesproken, toen zij de armen om zijn hals sloeg en bitter begon te schreien. „Hij was een en al verbazing, want het was nooit in hem opgekomen, dat zij zulke gevoelens voor hem koesterde, en hij be proefde op allerlei manieren haar tot kalmte te brengen. Het was misschien laf en slecht van hemmaar het was hem niet moge lijk haar te vertellen, dat hij niet vrij meer was. Hij sprak woorden van sympathie, wischte haar de tranen uit de oogen, kuste haar, en toen zij elkaar verlieten, geloofde hij werkelijk, dat hij haar liefhad. Zij wisselden een twintigtal brieven, en toen hield hij op met schrijven. Dit was al wat hij kon doen hij had niet den moed haar de waarheid mede te deelen." De dame in den tuinstoel had met span ning het lange verhaal van haren verloofde aangehoord. Toen hij ophield, slaakte zij een zucht. „Ben je heel zeker, dat het een vriend van je was, die dit alles beleefde, wat je mij verteld hebt Is het niet eene persoon lijke herinnering?" zeide zij. „Neen, ik ben niet de held van mijn verhaalmaar ik heb het den armen man zoo vaak hooren vertellen, dat ik er als 't ware in meeleef. Hij trok zich het geval sterk aan." „Zeide hij je nooit den naam van het meisje?" „Neen, dat deed hij niet; dat zou ook zeer onkiesch geweest zijn." „Veroordeel je het optreden van het meisje?" „Of ik het veroordeel Ik weet het waar lijk niet; ik ben het daaromtrent nooit met mijzelf eens geworden." „Maar je zoudt toch geen waarde hech ten aan hare lietde?" „Och, het moet niet aangenaam voor eene De Engelsche gezant te Belgrado heeft Zaterdag een bezoek gebracht aan den Serviscben minister van buiten- landsche zaken, en een langdurig on derhoud met hem gehad. Het verluidt, dat het bezoek in verband moet staan met plannen tot een tusschenkomst van Engelsche zijde, om de tusschen Oos- tenrijk-Hongarije en Servië hangende geschillen iangs vreedzameu weg tot een oplossing te brengen. Het Fremdenblatt schreef Zaterdag naar aanleiding van de onderteekening van het Turksch-Oostenrijksche proto col De dag van heden zal in de geschie denis van Oostenrijk-Hongarije en van Europa's Oosten worden geboekt als een belangrijke dag, als een dag waarop oude rekeningen vereffend zijn, een ge vaarlijk misverstand is uit den weg ge ruimd en een nieuw tijdperk van vrede en vriendschap tusschen Oostenrijk- Hongarije en Turkije is geopend. Dit gelukkige resultaat hebben wij te dan ken aan het feit dat wij ons, zonder iemand te bedreigen, steeds gehouden hebben aan het program dat de grond slag is geweest van onze politiek in Bosnië, het program welks duidelijke inhoud den vrede tot einddoel had. Het thans tot stand gekomen vergelijk biedt ons en Turkije aanzienlijke voor- deelen. De twee partijen eindigen hun twist tot hun wederzijdsche tevreden heid. Van heden af zijn Turkije en wij verbonden door de herinnering aan een werk des vredes, dat wij gemeen schappelijk hebben volbracht, en een goed voorbeeld dat we aldus aan Europa, hebben gegeven. De Londensche correspondent van de N. R. Ct. seint: De crisis in het steenkolenbedrijf schijnt een ernstiger karakter aan te nemen, zoowel in Schotland als in de Engelsche en in de Walessche steen- kolendistricten. Ongeveer honderddui zend Schotsche steenkolenwerkers heb ben Maandag de mededeeling ontvan gen, dat de loonen met 6'./4 pet. moe ten worden verlaagd. Ettelijke steen kolenmijnen in Wales, Monmouthshire en elders hebben bekend gemaakt, dat de mijnen gesloten zullen worden, waar door honderden arbeiders in het steen kolenbedrijf buiten werk komen. De Tweede Kamer van den Zweed- schen Rijksdag heeft zich Zaterdag een stemmig voor de afschaffing van de dame zijn om later in haar leven aan zulke dingen herinnerd te worden. Maar het kon overigens zijn, dat zij slechts ééns zoover ging, en wij mannen mogen dan waarlijk ons oordeel wel thuis houden. Indien ik haar echter liefhad, zooals ik jou liefheb, dan zou ik haar kunnen vergeven." Zij nam zijne hand in de hare en drukte die innig. „Weet je dus zeker dat je den naam der jonge dame niet kent?" vroeg zij nog eens. „Ja, heel zeker," zeide hij en moest lachen om haar herhaald gevraag. „Mijn vriend vertelde mij dien nooit, hoewel ik er hem wel eens naar vroeg. Maar waarom dring je er zoo op aan, om hem te weten „Omdat Zij aarzelde een oogenblik „omdat ik dat meisje was." „Jij Hij liet hare hand los. „O, wordt niet boos," vroeg zij smeekend. „Je hebt toch zoo even gezegd, dat men eene vrouw niet mocht veroordeelen om zoo iets uit haar vroeger leven." Hij stond op en deed eenige schreden. Zij volgde hem en legde hare hand op zijn schouder. „Je zei, dat je het mij zou kunnen ver geven," sprak zij zacht. „Ach, ik had een onbegrensd vertrouwen in je. Nooit had ik kunnen denken, dat jij waart als andere meisjes." „Maar ik houd van je, hoewel je mijzelf bekend hebt, dat je anderen bemind hebt voor mij, en ik ben bereid je zevenmaal zeventig keer te vergeven, als je maar van me wilt houdenen dan zal je mij toch wel vergeven dat ik één keer liefgehad heb. voordat ik jou leerde kennen." „Het komt zoo onverwacht," sprak hi „Mijn vertrouwen in je is geschokt. 1 moet eerst aan het denkbeeld geweune dat je een ander man liefgehad hebt. J ken je te goed om niet te begrijpen hot groot je hartstocht moest zijn om je z te kunnen vergeten." „Maar dat is nu alles dood en begrav. in het verleden. Laat ods nu alleen denken aan het heden, waarvan onze liefde de ziel is." Noxir het Deensch. 7

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1