el Land van Heosden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard
De Geldduivel.
Dr. J. P. HEIJE.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2822. Zaterdag 13 Maart1009.
FEUILLETON.
Land van alten/
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/* ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
„Morgen is mijn dichter jarig!"
mocht het Nederlandsche volk in
navolging van de Genestet (die het van
Beets getuigde) wel gezongen hebben
aan den vooravond van het Eeuwfeest
zijner geboorte. Want Heije is inder
daad niet slechts bij overlevering of
officieel decreet onze volksdichter.Schoon
zijn naam bij velen reeds vergeten is
of door hen nooit gekend werd, leven
zijn zangen nog in de harten en op
de lippen voort.
Meent gij van niet? Laten wij u
dan even de aanvangregels van eenige
zijn meest bekende gedichten voordra
gen
„O, schitterende kleuren van Neder-
landsch vlag."
„Heb je van de Zilveren Vloot wel
gehoord
„Klein Yogelijn op groenen tak".
„Een man, een Man, een woord, een
woord".
„Ferme jongens, stoere knapen".
„De kabels los, de zeilen op".
„De beste stuurlui staan aan wal".
En zoo zouden wij door kunnen
gaan, vooral met het aanhalen van op
gewekte en opwekkende zangen, waar
mede Heije zwakheid zocht te verster
ken, lamheid te verlevendigen, loom
heid te begeesteren en langzaamheid te
versnellen.
Heije was wel zeer echt een tijdge
noot van Potgieter O, wij weten het
wel, litteratoren, Heije kan niet in diens
schaduw staan, al behoorden beiden
tot de oprichters van „de Gids". Wij
trekken dan ook alleen een parallel
naar dien frisschen, wakkeren geest
welke beiden bezielde. Met bezorgdheid
is, zoo door den een als door den an
der, opgemerkt hoe Nederland indutte
op zijn historischen roem. Potgieter
schreef toen zijn „Rijksmuseum" waar
in hij ons de groote figuren der 17e
eeuw weer eens voor oogen stelde, tot
voorbeeld en navolging. Heije zocht en
vond een minder deftigen weg. Hij
greep het lied aan, den volkszang maak
te hij zich tot bondgenoot, en op die
wijze kregen wij een vriendschappelijke
ribbenstoot die wij wèl verdienden.
Heije moet gekend worden, schreven
WÖRlSHüFFFEt.
(3.
Hij lachte. „Maar Cilie, wat een vraag!
Natuurlijk heb ik je lief, jou dwaze, kleine
Muis. Straks in een donker hoekje krijg
je een kus. Ben je nu tevreden, liefste?"
Maar zelfs onder deze woorden zochten
zijn oogen in de zaal; hij liet ook de jonge
vrouw geen tijd om hem te antwoorden.
„Kijk, daar is Mevrouw Bürklin! Ha,
wat een prachtig toilet!"
„Dans eerst met haar, Hans!"
„Dat denk ik ook te doen."
Door de zaal ruischte een dame, wier
schoonheid aller oogen trok.
Zwart haar en zwarte oogen, klein en
sierlijk van gestalte, een hand als van een
twaalfjarig meisje, een lachje vol geest
en lieftalligheid ie gelijk, zoo presenteerde
zich de jonge weduwe, die de harten van
alle mannen tot zich trok. Mevrouw Bürklin
was reeds eenige malen op Moldt geweest
zij en de barones begroetten elkaar als oude
bekenden, en toen kwam de eerste dans,
waarin de slotheer met de schoone koningin
door de zaal vloog.
Slechts de helft der aanwezige gasten
danste te gelijk; de overigen stonden in
lange rijen bij elkaar. Hans Adam zag als
dronken in de oogen zijner dame.
„Wie nu vleugels had?" fluisterde hij,
alleen voor haar verstaanbaar, „en zich on
zichtbaar kon maken!"
„Bevalt h9t u bij mij zoo slecht, baron
Zijn arm omvatte haar vaster. „Alsof je
me niet verstond!" antwoordde hij.
„Ik versta u hoe langer hoe minder,
baron
Dat klonk bijna scherp, maar het ont
moedigde hem niet. „Misschien" antwoord
de heeren R. van der Veen en K. Vos
te Utrecht in hun dezer dagen versche
nen bloemlezing van Heije's gedichten.
Hij heeft gezongen en gedicht voor
ons volk, dat hem lief was, omdat hij
zich een telg van Dietschen stam ge
voelde. Oud-Hollandsche deugden wilde
hij bewareD, oud-Hollandsch roem laten
spreken tot negentiende-eeuwsche bur
gers, die zooveel misten van de kloek
heid en de rondheid hunner vaderen.
Daarom was hij volksdichter en schreef
hij kinderverzen.
Onder de grootmeesters der kunst
behoorde hij niet, maar hij had de be
schikking over een gezonden humor;
als weinigen kende hij onze taal in
hare gespierdheid en zoetvloeiendheid
het volkskarakter had hij gepeild.
Met het volksleven in al zijne ver
scheidenheid kwam hij in innige aan
raking als geneesheer in het groote
Amsterdam. Als vertrouwde zijner zieken
leerde hij velen, rijken en armen, ken
nen, en sloeg hij een blik in hunne
harten. Zoo ontdekte hij hun geestelijke
nooden en rees in hem de begeerte:
zijn volk uit de laagte op te heffen en
te veredelen. Toch zou hij wellicht nooit
een zoo sterk moraal-dichter zijn ge
worden, als hij i iet uit eigen levens
ervaring den invloed van vroomheid
op het zedelijk gedrag had leeren
kennen. Want Heije was een zeer
religieus man, vroom van inborst, die
waarde hechtte aan het doen van goede
werken, en alle onwaarachtigheid en
geveinsdheid haatte. Niets verfoeide hij
hardgrondiger dan gebrek aan karakter,
flauwhartigheid, stilzitten. Zijn zinspreuk
was „Cor Carminis Cardo"'t hart
bronaar van 't lied".
Typisch voor zijn persoonlijkheid is
het opgewonden aandeel dat hij als
jonkman heeft genomen in den Tien-
daagschen Veldtocht.Toen te Amsterdam
bekend werd dat Brussel was opgestaan,
schreef Heije zijn „Wapenkreet", waarin
hij Holland ten strijde riep Zijn geest
drift werkte zoo aanstekelijk op zijne
Leiasche studievrienden, dat hij, volgens
Van Renesse, den stoot gaf aan het
oprichten der Vrij willige Jagercompag
nie van de Leidsche studenten.
Maar duidelijker nog komt de wensch
naar voren in de bijzonderheden, die
wij in een werkje vonden over zijn strijd
de hij„Op een andere ster, in een andere
wereld, waar minder wetsparagrafen en
minder zedelijke beschroomdheden zijn, zou
ik misschien gelukkiger zijn."
„Ge beoefent de sterrenkunde?"
„Ja Mevrouw, ik bestudeerde twee zwarte
sterren 1"
Anna lachte. „Wacht u voor valsche ge
volgtrekkingen één enkele dwaling gooit
het heele stelsel in de war."
„Maar nu is 't onze beurt, voegde zij er
snel bij.
Achter deze twee dansten Erich en Ruth.
„Mijnheer Wolfram" zei zacht het meisje,
weet u niet een plaats, waar schatten ver
borgen zijn? Kent u niet een tooversprook,
die den dwergen gebiedt in den nacht goud
en edelsteenen aan onzen haard te leggen
Ik kon zulk bruin koboldvolkje zoo goed
gebruiken."
Een vriendelijk lachje plooide Erichs
lippen.
„Welzoo, juffrouw Aszmann?" zei hij.
„En mag men u vragen, waartoe die ver
langde schatten gebruikt zouden worden
Ruth zuchtte. „Hans Adam heeft zorgen
fluisterde zij. „Zie maar, hoe bleek hij is
„O, daarvoor 1"
„Alles voor hemwat dacht u anders
„Niets, biets. Jammer dat ik geen
kennissen onder de dwergen heb."
„Dat weet men nog niet zoo zeker
Wonen er geen in de muren van Dornau,
mijnheer Wolfram
Het hart sloeg hem in de keel. Het was
onmogelijk haar mis te verstaan; hij moest
antwoorden.
„Geen een, Mejuffrouw 1"
„Jammerzei ze„ik had me dat alles
zoo mooi voorgesteld, Hans Adam zou
niet meer in 't geheim zuchten."
Hij keerde zich omkwam daar voor
zijn oogen een spook, dat hij al dikwijls
had meenen te zien, en welks bestaan hij
in rustige oogen blikken toch voor onmogelijk
had gehouden
„Wij zijn aan de beurt, mijnheer Wolfram."
De paren woelden en krioelden door
tegen de cholera, welke in 1832 schrik
en ontzetting onder de bevolking der
Sleutelstad verspreidde.
Dat was een tijd van inspanning,
haast te zwaar voor den zwakgebouw-
den man. Slechts geestdrift en plichts
besef deden hem weerstand bieden aan
't dagen en nachten onafgebroken zwoe
gen. Hij heeft gewaagd en gewonnen
In die dagen wist men nog weinig van
de voorzorgsmaatregelen, die de heden-
daagsche wetenschap kent. "Wat Heije
met prof. Vrolik heeft gedaan, ging
gepaard met groot levensgevaar: zij
verrichtten de lijkopening bij het eerste
slachtoffer der ziekte. Drie gasthuizen
werden dagelijks bezocht, vervolgens
de kranken in zijn wijk. Heije was
armendokter waarbij menige raad
geving om reinheid en matigheid te
betrachten gegeven worden moest. Om
den anderen dag werd in 't wijklokaal
de wacht gehouden. De vrije nachten
sluimerde Heije geheel gekleed op een
canapé, om terstond gereed te zijn als
hij werd gehaald. Dat heeft deze man
met zijne teere gezondheid volgehouden,
drie maanden lang. Toen het gevaar
geweken was, schonk het Gemeente
bestuur hem een zilveren medaille. Zoo
ooit, dan was deze eer verdiend.
lliiitenlaiid.
De Kölnische Zeitung verneemt d.d.
10 dezer uit New-York:
Volgens een bericht uit Caracas, heeft
Frankrijk aan de Venezolaansclie re
geering medegedeeld, dat Castro binnen
kort naar Zuid-Amerika zou vertrekken,
en gevraagd, welke stappen Venezuela,
bij een poging van den vroegeren pre
sident om te landen, zou doen.
De regeering antwoordde, dat Castro
in geval van een landing in hechtenis
genomen zou worden.
Woensdag was men met het opruimen
van het puin in de Radbod-mijn bij
Hamm zoo ver gevorderd, dat men het
eerste lijk bereikte. Het was verschroeid,
ineengeschrompeld als een mummie en
niet te herkennen. Men zag nog een
tweede lijk onder steenen liggen.
Een rechter van instructie heeft Woens
dag met drie andere rechterlijke amb
tenaren de tweede galerij bezocht. Een
commissie uit de arbeiders was al den
vorigen avond in de mijn afgedaald.
elkaarer waren ver over de honderd per
sonen bijeen. Toen commandeerde de baron
een vlugge wals, en strekte zijn beide armen
naar zijn vrouw, en als hij haar thans teeder
aanzag, was dat niet geveinsd.
„Kom, Muis
Ze sidderde over haar geheele lichaam,
stond op en vloog weer als vroeger, met
hem. die zij liefhad, als een pijl voort.
„Sneller, nog sneller Hansdit is voor
geheel mijn leven 't laatst"
„Dwaasheid, Cilie, 't gaat prachtig
Hij voelde dat ze zwaar in zijn armen
hing, hij droeg haar bijna, maar toch kon
hij niet over zich krijgen haar te waar
schuwen. Arme kleine Muis Ze was zoo'n
goed liefderijk schepseltje; eens in een on
bewaakt oogenblik kustte hij haar.
„Hoe mooi ben je Cilie. Een echt
klein juweeltje
„Heb je me lief, Hans? Ik ben
jaloersch op allen, die je aanzien, die een
woord van je krijgen. Je hoort mij alleen!"
Hij lachte zorgeloos. Hans Adam dacht
altijd als hij groote plannen smeedde, over
't tegenwoordige heen.
„Barones," waarschuwde de gezelschaps
juffer. „Barones, om Godswil
Cecilia wees haar af. „Laat me, Adèle,
ik wil nu niet hooren."
Weer draaiden de pareneen paar minuten
klopte het hart der jonge vrouw in on
stuimige zaligheid. „Men kan alles, wat
men wil," had Hans Adam gezegd.
Alles?
Ze kon die wonderlijke hitte in de borst,
dat gebrek aan lucht nauwelijks verdragen.
Haar oogen waren gesloten.
„Hans ik stik
„We zullen ophouden, schat!"
„Roep Adèle, Hans."
De gezelschapsjuffer stond reeds bij haar.
Dat meisje met haar gesloten gezicht en
haar onhoorbaren tred scheen alles te zien
en aan alle plaatsen tegelijk te zijn. De
baron herademde toen hij haar zag.
„Juffrouw Malten I Wat zou er van ons
worden, zonder uw onvermoeide zorgen?
Te Toulon zijn verschillende vergrij
pen tegen de tucht gepleegd door de
koloniale troepen. Woensdagavond heb
ben soldaten een generaal uitgejouwd.
De minister van oorlog wil zich over
niets uitlaten voor hij officieel is inge
licht.
Naar aanleiding van deze incidenten,
heeft generaal Ferron een groot aantal
arreststraffen aan officieren opgelegd.
Een groot gedeelte van het 4e en 8e
koloniale regiment was geconsigneerd.
Donderdagavond keerde de generaal
naar de kazerne terug, om te weten te
komen wie de plegers van de begane
ongepastheden zijn. Daar de wachtpost
niet de verschuldigde eerbewijzen ver
richtte, deelde de generaal nog meer
straffen uit.
Vier Polen hebben te Newark, in den
Amerikaanschen staat New Jersey, een
R. K. priester, alsmede de huishoud
ster die een der mannen vasthield, in
de pastorie doodgeschoten. Naar 't schij nt
is er daar een kerkelijke strijd onder
de Polen.
Uit Pest meldt men aan de Neue
Freie Presse: In de buurt van Grosz-
Beckskerek werd dezer dagen bij de
begrafenis van een welgestelden boer
een begrafenismaal gehouden, waaraan
vijftig menschen deelnamen. Veertig er
van werden zwaar beschonken, en van
die veertig zijn er dertien, onder wie
een weduwe, na enkele uren gestorven.
De toestand van twintig is heel ernstig.
Men denkt, dat de gedronken brandewijn
vergiftigd was. Er wordt een onderzoek
ingesteld.
Hoewel het meerendeel der bericht
gevers de zaken in het Oosten thans
hoopvol inziet, zijn er enkelen die nog
steeds pessimistisch blij ven. Zoode Ween-
sche correspondent der Berliner Lokal-
Anzeiger. Volgens berichten uit goede
bron, zoo zegt hij, staan de zaken thans
zoo, dat men met negen-en-negentig pro
cent waarschijnlijkheid aannemen moet,
dat Oostenrijk-Hongarije reeds in de
eerstvolgende dagen een beslissenden di
plomatieken stap zal doen, en het zal dan
in de laatste dagen van Maart of begin
April tot het uitbreken van vijandelijk
heden komen. Voorzoover bekend is,
zal Oostenrijk-Hongarije alle korpsen
aan de grenzen en ook eenige in Bo-
hemen mobiliseeren. De meening, dat
een oorlog onvermijdelijk is, is vooral
versterkt na den terugkeer van aarts
hertog Frans Ferdinand. Deze zal in
waarlijk ik ben u veel verplicht
Een rilling ging door de slanke gestalte
van het meisje; zij sloeg de oogen neer
als om een geheim te verbergen, maar over
de bevende lippen kwam geen woord.
„Breng me naar binnen, Adèle," zuchtte
de barones. „En jij, Hans, ga naar de gasten,
dans, wees vroolijk, laat niemand iets
merken."
Hij aarzelde. „Maar schat je ziet er
slecht uit."
„Ga, GaIk wil het."
„Juffrouw Malten, ik vertrouw u de zorg
voor mijn vrouw."
„Zeer goed, baron."
Hans Adam vlijde zacht de half onmach
tige in de armen van het jonge meisje
daarbij raakte de hand toevallig de hare
aan hij bukte zich om op ridderlijke manier
de bevende vingertoppen te kussen. Dui
zendmaal dank, juffrouw Malten!"
Toen opende hij een zijdeur en wenkte
een bediende.
„Roep de kamenier, Fischer
De lakei verdween, en terwijl Hans Adam
de deur weder sloot, zakte de barones on
machtig ineen. De gezelschapsjuffer kon
nog juist snel genoeg toegrijpen om het
lichte lichaam op een rustbed te leggen.
Eer de lakei met de kamenier terug
kwam, bracht Adèle, alleen met de be
zwijmde, haar eigen hand aan de heete,
brandende lippen. Zij kuste harstochtelijk
de plaats, waar de mond van den baron
even vroeger een seconde had gerusthaar
borst zwol en kromp in een met moeilijk
ingehouden zuchten.
Toen de baron in de zaal terugkeerde,
kwam Ruth met een angstig gezicht hem
tegemoet. „Is Cecilie ziek?" vraagde ze
haastig. „Zal ik naar haar toe gaan
Hij schudde het hoofd. „Laat dat maar,
kleine, juffrouw Malten is bij haar, Cilie
zelf verzocht me geen stoornis te veroor
zaken."
Ruth zag hem aan. „Juffrouw Malten is
bij haar" herhaalde ze. „Daarmee schijnt
oor u alles gezegd te zijn, Hans; waarom
geval van oorlog het bevel voeren over
de Oostenrijksche troepen. Dat de oorlog
onvermijdelijk is, zou men ook opma
ken uit het heele optreden van den
chef van den generalen staf der infan
terie, von Hötzendorff, die een intimus
van den aartshertog-troonopvolger is.
En vooral daarom denkt men, dat een
oorlog moeilijk uit kan blijven, omdat
men wel inziet dat het ten slotte tot
een conflict tusschen Rusland en Oos
tenrijk-Hongarije moet komen over de
hegemonie op den Balkanen men is
van oordeel, dat voor die beslissing het
huidige tijdstip zeer geschikt is. Alle
toebereidselen tot een snelle mobilisatie
zijn reeds getroffen.
Een reusachtig uurwerk, waarschijnlijk
het grootste ter wereld, wordt tegen
woordig te Neufchütel gemaakt voor het
hoofdpostkantoor te Algiers. De wijzer
plaat heeft een middellijn van niet
minder dan 6.5 meter, en de uurcijfers
zijn 1.1 meter hoog. De minuutstreepjes
staan 34 centimeters van elkaar, en de
uurcijfers dus 1.70 meter.
Vreemde lekkernijen. Een mede
werker van de Gill Bias vertelt, dat er
in Frankrijk vrij veel hagedissen, jonge
krokodillen en slangen worden gegeten.
Jaarlijks komen er een 5000 gewone
hagedissen aan de markt. De vraag naar
salamanders is grooter: daar worden er
jaarlijks wel 8000 van verorberd. Jonge,
malsche hagedissen gelden zoowat vier
francs het stukoude, taaie doen maar
vijftig centimes. Voor slangen wordt
ook een aardig prijsje gemaakt, voor
de beste soort wordt evenveel betaald
als voor een kalkoen. De meeste vraag
is er naar adders; die schijnen een
bijzondere lekkernij te zijn. Jonge kro
kodillen zijn ook zeer in trek, maar
er komen er slechts weinig aan de
markt, misschien honderd in een jaar.
De vraag naar kikkerboutjes schijnt af
te nemen. Maar slakken blijven in de
kleine volksrestaurants zeer in trek.
Volgens berichten uit Nieuw-Zeeland
is de Nganruhoe sedert Dinsdagochtend
aan het vuur spuwen. De lava stroomt
van den krater af. Aan den voet van
de Ruapehu schijnen nieuwe warme
fonteinen ontstaan te zijn. De omtrek
is mijlen ver met een dunne ascblaag
bedekt.
De luchtballon, waaruit de twee Fran-
sche luchtschippers Zondag in de Schelde
bij Batb bijna den dood vonden, is
schat ge toch dat wezen zoo hoog Ik ver
afschuw haar."
De baron lachte. „Ik heb aan die jonge
dame geen oogenblik gedacht, kleine Ruth
Cilie is aan haar gewoon en houdt van
haar voila tout!"
„Ik kan haar niet lijden!" hield Ruth
vol. „Haar handen zijn altijd zoo koud als
een slangenhuiddat is een slecht teeken
„Denkt ge! O wee; en ik heb vóór vijf
minuten die verachte hand gekust!"
„Hans! jij?"
En Ruth zag er uit of er iets ontzettends
was gebeurd. „Jij
Hij nam haar hoofd tusschen zijn handen
en liefkoosde haar zoo als men een kindje
doet. „Praat toch niet over juffrouw Malten,"
zei hij; „wat scheelt ze ons? kom, we
willen dansen."
„Neen, neen, Hans lieve hemel ik vergat
het voornaamsteer is een heer voor u."
De baron beet zich op de lippen. „Ken
je hem, Ruth
„Neen maar hier is zijn kaartje."
„Willibald riep bij den eersten blik de
baron, „Willibald mijn lieve, oude jongen
waar vind ik hem
En hij stormde door het gewoel heen
om den vriend te zoeken. Weinige oogen-
blikken later had hij hem opgemerkt en
begroette hem zoo hartelijk mogelijk. „Wat-
ben ik blij, WillibaldNu laat ik je niet
zoo gauw weer gaan
„Hoholachte de andere, een aange
name, mannelijke verschijning van zoowat
dertig jaar. „Morgen moet ik mijn betrek
king aanvaarden, Hans, die jij me door je
invloed verschaft hebt, God vergelde je 't.
Ik ben directeur geworden van de bank-
firma in de stad."
Baron Moldt schudde hem krachtig de
hand. „Dan feliciteer ik je, Willibald Dat
is nu eens een echt blijde tijding. Kom,
we willen op je welzijn een flesch madera
drinken l"
ROMAN VAN
Wordt vervolgd.)