et Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Boromelerwaard. De Geldduivel. Verzekering en pensioneering. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2834. Zaterdag 24 April. FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1909. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. De „Ned." zegt, dat het stelsel van onze ongevalllenwet fiasco heeft ge maakt. Op het stelsel terug te komen, en alleen nauwkeurig te bepalen, welke de verplichtingen van den werkgever zijn tegenover den arbeider, om dan den werkman op de eenvoudigste en meest praktische manier in Btaat te stellen den patroon tot naleving van die verplichtingen te dwingen, dat is iets, waaraan nu niet meer te denken valt. Gelijk van christelyk-historische zijde bij de behandeling van het ontwerp werd voorspeld -- eenmaal ingevoerd, komt men van het stelsel niet meer los. Niettemin kan veel worden verbeterd, en wij hopen, dat het tegenwoordige kabinet de wet in dier voege zal willen wijzigen, dat den werkgever de meest mogelijke vrijheid zal worden gegeven om de verantwoordelijkheid voor zijne verplichtingen tegenover den staat over te dragen aan particuliere maatschap pijen, en den dwang om zich aan te sluiten bij de rijksverzekeringsbank slechts dan op te leggen, wanneer een werkgever bij particuliere maatschap pijen niet terecht kan. Dat op die wijze de verzekering zelve veel goedkooper zal worden, een groot aantal ambtenaren vervallen kan, en de veiligheid voor den werkman er niet onder lijden zal, wordt vrijwel algemeen toegegeven door wie niet bevooroordeeld is. De vraag is echter, of voor landbouw en visscherij de ongevallenwet niet een andere richting zou behooren te volgen. Bij gewone bedrijven neemt men aan, dat de ondernemer datgene, wat hij voor ongevallen in het bedrijf te betalen heeft, op de gebruikers zal kunnen verhalen. En dat dit juist is, onder vinden vele gebruikers dagelijks, als zij hunne rekeningen vergelijken met wat zij eenige jaren geleden te betalen hadden. Maar anders is het bij visscherij en landbouw, vooral bij landbouw. De waarde van de landbouwproducten wordt bepaald door de wereldmarkt. Indien die producten te duur worden, bestelt de gebruiker zijn levensbehoeften elders. Men kan de producten voor binnen- landschen landbouw niet verhoogen boven zeker gemiddelde, zonder den landbouw zelf in gevaar te brengen. Het verdwijnen of ook maar het be- S. WÖRISHÖFFFR. (15. „Stil, daar komt Mijnheer 1" Maar Erich ging de menschen voorbij, zonder te blijven staan. Na een zwaren strijd, had hij thans zijn besluit genomen en was rustiger geworden. De verschuldigde som moest dadelijk uit het huis; hij kon den tweestrijd niet langer uithoudenneen, niet langer! Hoe had hij zoo lang kunnen dralen? En in deze stemming begroette hij den ouden heer, die ook in de vervlogen uren niet naar bed was geweest. „Alles is weg, Grootvaderveel meer dan ik dacht! Wij moeten geld opnemen om het te kunnen uithouden!" De oude heer steunde het hoofd met de handen. „Toen de brand, Erich, en nu het water! Als ik je nog maar helpen kon, mijn jongen! Als er nog maar een middel was om je uit de verlegenheid te redden. Maar er is geen uitzicht, geen enkele hoop. Integendeel, men kan aannemen dat ook Hans Adam zelf „Hans Adam heeft me van nacht gezegd, dat hij, als hij binnenkort een groot kapi taal ontving, me helpen zou, Grootvader! dat ging me recht door 'thart." De oogen van den oude glansden. „Wou hij u geld voorschieten? Erich! zie je, zoo zijn de Moldt's; altijd ridderlijk! goede, trouwe vrienden. Ik heb ze altijd zoo oprecht lief gehad!" Erich knikte. „Ik zei u reeds, het ging me recht door 'thart. Een tijd, waarin moeilijken van den landbouw is ook voor den werkman van onberekenbare schade. Hoe menig landbouwbedrijf is reeds nu, tengevolge van de concur rentie met buitenlandsche producten, ten onder gegaan. Hetzelfde geldt van den tuinbouw. Wij begrijpen daarom ten volle, dat land- en tuinbouwver- eenigingen het gevaar, dat hen bedreigt, beginnen in te zien, en door het op richten van onderlinge verzekerings maatschappijen aan de knellende banden en het dure beheer d r Rijksverzeke ringsbank pogen te ontkomen. Wij twijfelen er niet aan, of dit zal hun ook bij de wet gemakkelijk worden gemaakt. Indien dat geschiedt, zal niet slechts die regeling uit geldelijk oog punt voordeelig blijken, maar ook zal de landbouwende stand als zoodanig er bij winnen en in kracht vooruit gaan, en het bedrijf zich beter dan thans organiseeren. Is, aldus zegt het blad verder, bij ongevallen in het bedrijf de tusschen- komst van den wetgever allernoodza kelijkst, geheel anders staat het bij ziek teverzekering. Tegenover het dwingen van den werkman, door premiebetaling in zijn uit ziekte voortspruitende behoeften te voorzien, staan groote nadeelen, ook van moreelen aard. Wat vooral hindert is, dat die ar beiders ziekteverzekering alleen de ar beiders omvat, en dat de geldelijke steun want ook bij ziekteverzeke- ringsdwang betaalt de staat aanzien lijke sommen alleen aan een deel des volks ten goede komt, terwijl dui zenden, die in misschien nog benarder omstandigheden verkeeren daarvan wor den buitengesloten. Hierbij dient echter niet uit het oog te worden verloren, dat er ziekten zijn, wier schadelijke gevolgen, evenals die van bedrijfsongevallen, ten laste behoo ren te komen van het bedrijf. D&érom behoort d&drvoor de premie niet betaald te worden door den werk man, doch door den patroon. Het schijnt ons dan ook noodzakelijk toe, dat eenerzijds aangestuurd wordt op uitbreiding van de Ongevallenwet tot bedrijfsziekten, maar dat anderzijds de voorziening in de gevolgen van ziekte, gelijk tot dusver, verblijve aan de par ticulieren zelf. De wet hebbe dan, mede door het onder zekere voorwaarden toezeggen van finantieelen steun uit de openbare kas, de verbreiding der Hans Adam zonder groote verwachtingen is, waarin hij niet hoopt een aanmerkelijke som te zullen ontvangen, is er nooit! zijn onbekommerde, zorgelooze lichtzinnigheid is verbazend; maar hij voelt warm en hij gaat niemand, die ongelukkig is, zonder deelneming voorbij, dat heb ik heden gezien, en ik wil morgenmiddag dat geld op het slot brengen. Er moet eindelijk aan dat talmen en twijfelen een eind komen!" De oude heer verborg zijn gezicht in de handen. „Je hebt gelijk Erich," zei hij na een pauze, „het moet gebeuren. God helpe je dragen, mijn jongen. Ik zou met vreugd de rest mijner dagen voor je geven, dat weet je." „Spreek zoo niet, Grootvader, wij dragen den slag te zamen, en zullen ons er wel doorslaan. Goeden nacht!" „Goeden nacht, mijn jongen. En bedroef je niet te erg, hoor je; je kijkt au zoo ernstig, zoo treurig, kind I" En na elkaar de hand te hebben gedrukt, gingen ze slapen. De volgende morgen ging voor Erich om met allerlei bezigheden, maar 's namiddags liet hij het rijtuig in spannen om naar Moldt te rijden. 't Was toch een moeilijk oogenblik, toen hij het ijzeren kistje opensloot om de obligaties er uit te nemen. Twaalf duizend daalders, alles wat het bevatte, wat hij zelf als een toevlucht in den nood, als een reservefonds had beschouwd, alles moest hij thans weggeven. In een linnen zak lag op een andere plaats nog zoo wat duizend mark baar geld, dat was 't laatste, waarover hij kon be schikken. Voor hem op de sopha zat de oude. Met een onrustigen blik volgde hij elke bewe ging van den jongen man het kart kromp hem ineen, toen hij het ritselen van het papier hoorde, maar hij sprak geen woord; ziektefondsen in hunne doelmatige krin gen krachtig te bevorderen. Hetzelfde moet, dunkt ons, gelden voor de invaliditeit. Men heeft invali diteit en ouderdom op ééne lijn ge steld, en daarvoor moge iets te zeggen zijnmen kan beweren, dat ouderdom ook is invaliditeit, dat ouderdomspen- sioneering of verzekering tegen ouder dom eigenlijk minder noodig zijn, dan hulp bij invaliditeitsverzekering, en dat invaliditeit cp hoogen leeftijd krachtens wettelijk vermoeden mag worden on dersteld. Maar juist, dit eene, groote verschd, gewone invaliditeit, of krachtens wet telijk vermoeden onderstelde invalidi teit, eischt een geheel verschillende behandeling van beide onderwerpen. Leeftijd is een gemakkelijk vast te stellen feit; daarom kan hij gemakke lijk als grondslag voor eene blijvende uitkeering worden aangenomen. Maar by invaliditeit is juist het omgekeerde het geval. De ondervinding heeft ge leerd, dat met niets méér geknoeid kan worden en ook inderdaad geknoeid wordt, dan met de invaliditeitsverkla- ring. De door den minister Yeegens meegedeelde uitkomsten der invalidi teitsverzekering in Duitschland zijn in waaiheid afschrikwekkend en men zal goed doen met zich niet op dit ijs te begeven, alvorens de noodige maatre gelen te hebben genomen tegen ver drinking. Ook bij invaliditeit zal moeten wor den onderscheiden tusschen invalidi teit als gevolg van bedrijf, en invalidi teit als gevolg van ziekelyken aanleg. RtilleiiSassd. Woensdag heeft in Frankrijk een geweldige brand gewoed. Even ten Noorden van Parijs, tusschen Saint-Ouen en Saint-Denis, ligt een groot terrein van de Noorderspoorweg maatschappij. Daar is de opslagplaats van petroleum, olie en andere brand bare vloeistoffen. De gebouwen, loodsen, barakken, beslaan vier hektare, 40,000 M2. Dat heele terrein stond toen in brand. Aan redden viel niet te denken. De opslagplaats ligt gelukkig aan alle kanten vrij, zoodat de brandweer zonder veel moeite den brand tot het terrein beperken kon. Het zal wel eenige dagen duren voordat da vlammen zullen heb ben uitgewoed. Op honderd meter af stand van het vuur was de temperatuur nog meer dan 50 graden Celsius, 's Och tends om 10 uur kwam de brand aan. alleen bij 't afscheid hield hij de hand van zijn kleinzoon lang vast. „Erich, als ik uit liefde voor jou dwaalde, als het beter, barmhartiger geweest ware je van 't begin af alles te laten weten, mijn arme jongen, kan je me dan mijn dwaling met een oprecht hart vergeven De landheer drukte geroerd de bevende buitengewoon koude hand van den ouden man. „Spreek niet van vergeven, Groot vader en laat ons toch het verlies van dat geld zoo zwaar niet opnemen, alsof er een lief mensch gestorven wasanderen hebben in dezen ongelukkigen nacht nog veel meer verloren." „Dat is waar; maar „Neen, Grootvader! geen maar. Willen we afspreken, dat we van deze zaak nooit meer zullen spreken Werkelijk nooit De oude sloeg in de hem toegestoken hand, „nooit!" bevestigde hij. „Laat het heengaan't Is toch maar een dood metaal dat we verliezen, en geen hart, geen leven. We willen 'tvergeten!" Buiten reed het rijtuig voor, en Erich nam zijn hoed. „Tot ziens Grootvader! Moet ik Hans Adam van u groeten „Dank hem van mij duizend maal voor het goede woord, dat hij van nacht tot je zei. En dan mijn jongen, blijf van me houden, hoor je?" Hij stak zijn armen uit. „Mijn eenige, mijn laatste geluk!" „Wat windt u zich toch op. Grootvader, uw voorhoofd gloeit. Kan ik werkelijk gerust weggaan?" „Zeker, zeker! God zij met je Het rijtuig reed weg en nog uit het raampje zag Erich het bleeke gezicht van den oude, die hem na keek. De hand ver hief zich tot een groet, toen hadden de rollende wielen het erf verlaten. Op Moldt stond voor het portaal de Het noordwestelijk deel van Parijs was weldra in rook gehuld. Bij tienduizenden trokken de Parij zenaars uit om het schouwspel te zien. De politie had veel moeite, het publiek op een afstand te houden. Waar het een enkele maal aan de opdringende menigte gelukte, het cordon te verbreken, kwam de brandweer de politie te hulp. De spuiten werden dan even, als grof geschut der openbare orde, op de menschen gericht. Tegen een modernen brandspuitstraal is de meest weetgierige menigte niet bestand. Er zijn naar de laatste berichten een vijftal personen gekwetst door den brand. Dat had ook anders kunnen loopen. Op het terrein waren eenige honderden arbeiders aan het werk. Een der werk lieden, die in een spoorwagen bezig was, vertelt, dat hij hoorde schreeuwen. Hij keek om, zag enkel wat rook, maar bijna op hetzelfde oogenblik zag hij de vlammen van alle kanten opspringen. De arbeiders konden het vuur nog juist ontloopen. De oorzaak van den brand is vermoe delijk het vuur van een locomotief. Een machinist was bezig, de asch en de sintels onder den ketel weg te halen. Waarschijnlijk heeft die gloeiende massa den met brandbaar vocht doordrenkten bodem in brand gestoken en hebben de vlammen zich langs den grond naar de gebouwen gericht. Re staatsgreep In Turkffe. De correspondent van de Daily Te legraph seinde Woensdag uit Konstan- tinopel, dat de officieren uit Saloniki weigeren, met eenige afgezanten uit Stamboel te onderhandelen, onverschil lig door wien zij gezonden zijn. Zij antwoordden weer Breng ons het hoofd van den Sultan, dan is alles in orde! Zoo oordeelen wel niet de meeste Stam- boelers, maar zonder twijfel neemt het aantal Turken, die den afstand of de afzetting van den Sultan als den eenigen uitweg uit de crisis beschouwen, toe. De ministers van oorlog en van marine hebben officieren op de oorlogsbodems in den Bosporus geplaatst, ten einde te waken tegen roekelooze daden, waar toe de bemanning zou kunnen overgaan. De Daily Mail verneemt uit Saloniki, dat er geruchten over ernstige onlusten in Albanië loopen. De Albaniërs zou den er over twisten, of de Jongturken uit Saloniki zuiver op de graat zijn dan wel enkel erop uit zijn, van de crisis ten eigen bate partij te trekken. Het laat thans geen twijfel meer, of de jong-Turken hebben gewonnen spel en hun eischen zullen, althans in hoofd zaak, ingewilligd worden. Het leger wordt, volgens de jongste berichten, buiten Konstantinopel gehouden, om equipage van den handelsraad, en toen Erich de trap opging, ontmoette hij den door lakeien vergezelden geldman. Er werd een koele groet gewisseld, en toen wilde de landheer de kamer van den baron op zoeken, als Ruth hem plotseling te gemoed trad. Het jonge meisje kwam uit het kleine salon en hield met de rechterhand haar zakdoek tegen haar lippen gedrukt. In haar oogen stonden tranen. „Mij nheer Wolfram, goddank dat u komt Met een blijde kreet riep ze het uit en stak hem beide handen toe. „Hebt ge eenige oogen blikken voor me over?" „Dadelijk, als u wilt, Mejuffrouw Asz- mann." „O, ik dank u!" Ze opende de deur van de bibliotheek en ging hem voor. „Mijn ziel verlangde naar u, Mijnheer Wolfram; ik dacht de laatste uren alleen aan u, en dat u me helpen zou." Ruth weende; ze liet het toe, dat Wolfram haar beide handen vasthield, en zuchtte „Hoe ongelukkig ben ik!" Tot nu toe had hij gezwegen om den storm in zijn ziel met geweld te onder drukken het beven zijner stem had hem kunnen verraden. Nu kuste hij de kleine gevangen hand. „Wat is u overkomen, Juffrouw Asz- mann? Zeg me alles; ik ben uw voogden zal u bijstaan, als 't noodig is." „Dat wist ik wel! En toch!het betreft eigenlijk een gewetensvraag. U moet voor me beslissen, Mijnheer Wolfram; u vertrouw ik als niemand anders!" Hij kuste weer zwijgend haar hand. „Nu, ik ben verlangend Ruth's schuchter, vriendelijk gezichtje kleurde zich purperrood. „De handelsraad Lissauer heeft om mijn hand gevraagd," zei ze half verstaanbaar. onnoodige opwinding te voorkomen. Het leger wacht buiten de hoofdstad den uitslag der onderhandelingen af, doch staat klaar om op het eerste tee- ken de stad binnen te rukken. Zoodra mocht blijken, dat men te Konstanti nopel niet van zins mocht zijn de hoofdschuldigen aan de jongste troe belen uit te leveren, zullen de troepen bevel krijgen de stad binnen te trek ken en alle verraders levend of dood te pakken. Het moet reeds vastgesteld zijn, wie de voornaamste schuldigen zijn. De te Belgroda verschijnende Stam pa maakt het verslag openbaar van een onderhoud met den vroegeren Turk- schen staatsraad en tegenwoordigen uit gever der Jong-Turksche Jeni Gazeta, Zia bei. Deze noemde als hoofdaanleg ger van het oproer in Konstantinopel den vroegeren moefti van Saloniki Hakki efFendi. Nader wordt gemeld, dat reeds een voorloopige schikking is getroffen op de volgende grondslagen Het grootste deel van het tegenwoor dige garnizoen wordt weggezonden en vervangen door troepen uit Saloniki. In de hoofdstad blijven verder 600 gendarmes uit Saloniki, die voor den veiligheidsdienst zorgen. Alle troepen zullen een nieuwen eed afleggen. De regeering neemt da verantwoor delijkheid op zich voor de onderwer ping van het garnizoen. De vloot wordt voor oefendienst bui ten de haven gezonden. De Jongturken weten even goed als de Sultan zelf dat, zoolang de Sultan de grondwet getrouw blijft, zijn afzet ting niet zonder burgeroorlog zal kun nen geschieden. Het aantal der in de vorige week vermoorde jong-Turksche officieren wordt thans opgegeven als 262. Acht hunner werden vlak voor het paleis doodgeschoten. Volgens een bericht "it Alep zijn 400 misdadigers uit de vesting van Pa- jar ontvlucht; zij hebben vervolgens Eirkhan overrompeld, dat zij plunder den en waar zij een groot aantal in woners vermoorden. Vervolgens begaven zij zich naar Antioche, waar zij zich aan roof en moord, in het bijzonder jegens de Armeniërs, overgaven. De plaatse lijke overheidspersonen beschikken niet over voldoende macht om hen meester te worden. Telegrammen der consuls melden, dat er 19 dezer moordpartijen te Markyri- kan hebben plaats gehad, onafhanke lijk van die te Antioche. Eerstgenoemde „En ge gaaft hem, hoop ik, dadelijk zijn congé, niet waar?" Ruth knikte; „dat deed ik, maar was dat wel goed Deze man heeft het lot van Hans Adam in handen. Hij dreigde." „Weet de baron wat tusschen u en den handelsraad voorvalt?" „Hij was er bij tegenwoordig." „En?" „Hij zweeg. Hans Adam denkt in zijn hart, dat ik dit offer moet brengen, al spreekt hij het niet uit. De handelsraad zei, dat hij uitstel wilde geven ik be grijp het niet heelemaal en dat hij juist nu een ander veel grooter riddergoed had gekocht. Van het bezit van Moldt, van geweldige maatregels wilde hij afzien, als ik zijn aanzoek aannam. Wat moet er nu gebeuren, Mijnheer Wolfram? O, ik dacht met zoo'n verlangen aan u! Al mijn wen- schen riepen om u!" Zij borst zwol hooger, krachtiger, maar toch waren het zeer gemengde gevoelens, die hem bestormden. Ruth had behoefte aan een vaderlijken vriend, aan een goeden raadsman, dat begreep hij. „Een offer? juffrouw Aszmann?" zei hij met doffe stem; „dacht gij daaraan?" „Moet ik niet? Ben ik niet een erg slecht, zelfzuchtig schepsel, als ik het ongeluk over de mijnen laat komen, zonder ze te helpen „Dat geloof ik nooitwilt ge uw heele toekomst ellendig maken, om den baron uitstel te geven Hans Adam en ik zijn vrienden; ik schat zijn goede zijden heel hoog, maar dat hij ooit zal leeren rondko men, dat geloof ik nooit. Als gij hem en uw zuster dit ongehoorde offer gebracht hadt, zoo zou 't na eenigen tijd toch nut teloos zijn." ROMAN VAN (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1