et Land van ilensden en Altena, de Langstraat en de ttemmelerwaard. De Geldduivel. AANWIPPEN. Uitgever: L. JL VEERMAN, Heusden. No. 2845. Woensdag 2 Juni. 1909. FEUILLETON. LAND VAM ALTEN/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Meneer Koekoek komt eens even aanwippen. Meneer heeft niet al te veel om handen. Daarom wandelt hij nu en dan de slatuintjes eens om, en daar hij spoedig warm is, wi! hij wel eens even uitblazen. Hij behoort tot die menschen, die zich overal thuis gevoelen, babbelt heel gezellig en heeft tal van kennissen. Zooals gezegd, komt hij maar even uitblazen, neemt zelf een stoel, noodigt u uit om gerust aan 't werk te blijven en precies te doen alsof hij er niet was. Inmiddels infor meert hij belangstellend naar dit en dat en deelt met kwistige hand de jongste nieuwtjes uit. Ge kunt natuurlgk on mogelijk doen alsof hij inderdaad af wezig was, maar zijt wel verplicht om even belangstellend naar de welvaart der familie te informeeren, wat nieuwe mededeelingen en nieuwe vertrouwelijk heden uitlokt. Intusschen is meneer Koekoek al lang weer kalm geworden en peinst over het best gekozen tijdstip om op te stappen. Ge waart midden in het werk en verlangt van harte naar het gezegende oogenblik van vertrek van den man, die zich een beste vriend noemt en het ongetwijfeld ook is. Jam mer maar dat hij het op geene andere wijze weet uit te drukken dan door telkens even aan te wippen. Als hij weg is en de noodzakelijke zucht van verlichting geslaakt, beijvert ge u tot het werk terug te keeren, maar bemerkt tot uw onuitsprekelijke verbazing, dat ge „er uit" zijt. De aandacht is er niet meer bijde ge dachten willen niet komen of spelen krijgertje met de nieuwtjes van meneer Koekoek. Yervelende boel! Dat werk moet af! DéAr schiet het u op eens te binnen dat meneer Koekoek toch wel iets belangrijks verteld heeft, dat ge wel even aan uwe vrouw kondt mededeelen. Zoo gezegd zoo gedaan. Vrouw wordt behoorlijk op de hoogte gesteld en ont vangt het nieuws met een ongeloovig lachje. Ge gaat weer aan 'twerk; maar, geen tien minuten later komt vrouwlief u een contra-bezoek brengen en zegt: „Man, ik heb 't eens even aan onze meid gevraagd, die een zuster heeft, die dient bij die mevrouw daar meneer Koekoek 't over hadmaar er H'ëlllillÖFFEII. (26. Dat was de dag, waarop de hoop zoo lang gevestigd was, de verlangde dag van de doodstijding! Het had geen zegen ge bracht, het Bterfbed van den ouden man, zoo verlangend afgewacht, om eindelijk met de reeds lang uitgestoken hand te kunnen toegrijpen. De baron schreef aan den notaris die het testament had gemaakt, maar er kwam geen antwoord, maar na een oneindig lange week een brief uit Dornau. Erich schreef, dat hij als Ruth's voogd uitgenoodigd was de opening van het testament te Frankfort bij te wonen en dat men 't aan hem over liet zijn pupil mee te brengen of niet. Of dus Mejuffrouw Aszmann de reis met hem wilde doen? Ruth kwam met glinsterende oogen in haar zwagers kamer. „Geld, Hans, Geld verheug je! Nu kan je den handelsraad Lissauer voor altijd wegsturen!" Maar de baron scheen bij deze blijde woorden van Ruth eer verschrikt dan ver blijd. „Wat zeg je daar, Ruth?" Ze toonde hem den brief. „Overmorgen wordt ooms testament geopend, Hans! en dan moeten toch En toen verschrok ze. „Hans, moet jij daar niet bij zijn?" Ze waren beiden zeer bleek, toen ze elkaar aanzagen. Eerst na een lange pauze vroeg de baron: „zijn er voor mij geen brieven gekomen, Ruth?" Zij schudde 't hoofd. Ze kon bijna niet zeggen: neen Hans!" En als hij toen de kamer wilde verlaten, hield ze hem tegen. „Hans, of dat geld moet bepaald niemendal van waar wezen en ik wou het je toch even zeggen" Ge wordt min of meer wrevelig over het nieuwe oponthoud en bedenkt niet, dat ge even te voren op dezelfde wijs gehandeld hebt en dat meneer Koekoek van alles de schuld heeft. Hoe 't zij, uw werk vlot niet meer; ge zijt afge leid wordt eindelijk humeurig, begint te knoeien en uw dag is voor dit maal bedorven. Ondertusschen wipte meneer Koekoek op dezelfde manier aan bij zes of zeveD „vrienden", om er ten slotte bij één koffie te blijven drinken. Ook heeft hij een bezoek gebracht bij den kruidenier van zijn vrouw, om te vragen waar de pruimedanten toch blijvenbij zijn schoenmaker, om te informeeren of zijn laarzen „haast" klaar zijn, en bij den slager, om zich gerecommandeerd te houden als er eens een lekkere lever op kan overschieten. Vervolgens gaat hij voor de tweede maal koffie drinken, ditmaal bij zijn vrouw en gaat daarna, zeer over zijn ochtend voldaan, aan zijn krantje. Meneer Koekoek heeft tijd in over vloed en 't hindert hem niemendal, wanneer hij nu en dan de slatuintjes eens omwandelt, wat nog al vaak gebeurt. Dat ook een mensch, wiens portemonnaie goed gevuld is, wel een beter gebruik van zijn tijd kan maken, komt niet eens bij hem op en hij zal dat zelf moeten verantwoorden. Toch is het verwonderlijk dat zijn geweten hem nooit eens plaagt, wanneer hij, rustig bij zijn vrouw aan de koffietafel zittende, zijn gedachten over de „ge bruikte" morgenuren laat gaan: die uren, waarin hij, totaal noodeloos, bij zooveel en zooveel menschen aanwipte, om den een te vervelen, den ander van zijn werk af te houden, een derde het humeur voor den heelen dag te bederven. Hp ziet er zelfs geen been in om den tijd van een armen schoen maker te stelen en hem over een paar laarzen, die gelapt moeten worden, een kwartier aan den praaat te houden O, die Koekoeken toch! Eeuwig leggen ze hun eieren in 't nest van een anderen vogel. Waarom blijven ze niet thuis, in plaats van overal aan te wippen Hun tijd moge goedkoop we zen, de onze is vrij duur. jou of mij behoort, is dat niet hetzelfde?" „In je hart, ja," antwoordde hij. „Maar of misschien 't Was vroeg in den voormiddag, en de rechtbank van het stadje was nog niet geopend; de baron liet zijn paard zadelen en reed er heen om op de plaats zelve iets naders te hooren. Een stekende pijn voelde hij in de slapenhij had grooten lust om met de heele wereld te vechten. In de kanselarei van de rechtbank vernam hij dat de oproeping alleen den landheer van Dornau betrof; bij zelf was niet op geroepen. Maar hoe dan ook, hij wilde zelf alles onderzoeken en als 't noodig was een protest inleveren en de zaak tot het uiterste drijven. In elk geval was't noodig, dadelijk naar Frankfort te gaan. Op den weg van de rechtbank naar 't hotel ontmoette hij Willibald. Zijn gezicht viel als een steen op Hans Adams hart, Ook dat nog „Goed, dat ik je tref," zei de bankdi recteur beklemd„ik zou je anders nog heden geschreven hebben." „Om 't geld, Willibald „Ja, helaas! In de volgende week wor den de gehuurde afdeelingen nagezien, Hans! Je maakt toch zeker dat het geld er is?" „Natuurlijk, de oude Aszmann is gestor ven en morgen ga ik voor de opening van het testament naar Frankfort." Op Willibald's gezicht kwam weer wat kleur. „God zij geloofd!" riep hij uit. „Ik heb den laatsten nacht geen oog meer toe gedaan, uit vrees, dat je het geld niet zoudt kunnen geven." „Dwaasheid! zoo'n sommetje!" „Ja, dat zeg je welmaar anderen noe men het een vermogen 1" En toen vroeg hij„ga met me mee, Hans; 't is de verjaardag van Mies; ze heeft al zoo lang verlangd je een zelf ge bakken taart voor te zetten, en je te toonen, hoe gelukkig ze is." De baron wendde het hoofd af. „Voor Meneer Koekoek is waarschijnlijk nog familie van onze nieuwe dienst bode. Zij werkt anders wel, maar men moet niet vragen op wat manier. Koekoekje, zoo zullen we haar nu maar noemen, loopt eigenlijk het vuur uit haar sloffenjammer maar dat ze zoo slecht opschiet. Al weet ze met wiskunstige zekerheid dat de melkboer gebeld heeft, toch gaat ze eerst kijken of 't wel waar is, sloft dan terug om een melkkan te halen, brengt vervol gens de melk binnen om het geld te halen, betaalt het geld, komt terug om te vragen of er ook nog karnemelk moet wezen, doet de boodschap aan den boer en sloft eindelijk terug naar de keuken. Als Koekoekje naar boven of wel naar beneden moet, gaat ze vast en zeker met leege handen, al kon ze en passant zes of zeven voorwerpen mee nemen. Ze sloft veel liever tien of twin tigmaal de trappen op en af, vermorst haar kostbaren tijd, verveelt ons door 's avonds laat nog te ploeteren, als 't bij andere menschen al lang rustig is en gaat vervolgens nog op dezelfde manier haar boodschappen doen als meneer Koekoek zijn vrienden bezoekt zoodat wij nog op haar moeten wach ten als 't rustuur reeds geslagen heeft en zij ons kregelig en humeurig vindt en gereed om den dag met een standje te besluiten. Dkt is het Koekoeksche aanwipsy- steera, dat veel meer belijders en be oefenaars vindt, dan men oppervlakkig gezien wel zou meenen. Al die Koekoeken, en 't is een heele familie, zijn doodgoede menschen maar ze willen hun tijd besteden zoo 't hun belieft en gaan hun werellschen drie hoek. Hun eerbied voor den tijd en de wenschen van anderen gaan niet bijster hoog. Als ze ons wat vertellen willen, zetten ze, precies als Koekoekje, de handen in de zij en dwingen ons een lang verhaal aan te hooren, al zou de sneltrein op ons wachten. 't Is een ongelukkig iets, een ander noodeloos op te houden, zijn aandacht van het werk af te leiden, aan zijn geest met onbeteekenende praatjes eeD andere richting te geven. 't Is een even ongelukkig iets, zijn vijf minuten, Willibald," antwoordde hij „en alleen om je niet te weigeren." Ze gingen samen naar het huisje onder de groene wijnranken, en werden door de dames zoo hartelijk mogelijk ontvangen. Hans Adam moest den kelder en de keuken zien, hij moest door den tuin loopen, alles werd hem getoond en hijzelf als deschep- pir van al dat geluk geprezen. Daar stond zelfs een stalletje. Willibald had het zelf getimmerd en daarin blaatte een geit, verderop scharrelden kippen in een hok van ijzerdraad, en als Mevrouw Mies er voor knielde, kwamen ze om uit haar hand het voedsel aan te nemen. Zooveel geluk zooveel vreugde Telkens viel er wat nieuws te bewonderen. Willi bald had werkelijk ook een duivenhok ge timmerd. En toen troonden ze hun gast mee naar het beschaduwde, gezellige hoekje, waar de oude gesneden stoel stond. Hans Adam moest taart eten en chocolade drinken. Mevrouw Mies straalde van geluk, omdat ze hem in haar huisje nu eens gastvrij ontvangen mocht. „Weet u, wat ik erg graag wou, Baron „Nu, Mevrouw?" „Ik wou u graag een groot, een heel groot offer brengen, als dank voor alles, wat wij door u genieten." Ook Willibalds oude moeder stemde daar hartelijk mee in. „Ja, ja, Baron, mochten we toch nog eens in de gelegenheid komen u onze erkentelijkheid te toonen, door een groot offer." Hans Adam voelde de snelle slagen van zijn hart. „Niet zulke woorden!" zei hij bijna haastig. „Ik ben wat bijgeloovig, dames! We mogen 'tlot niet tarten!" En toen stond hij op om heen te gaan. 't Was hem, als ware hem een spook ver schenen en moest hij vluchten, opdat de knokkelige handen van dat spook hem niet grepen. „Een offer," dacht hij altijd weer, „een offer!" werk te doen naar de methode van „kom ik er vandaag niet, dan kom ik er morgen wel", nutteloos heen en weer te draven en met leege handen te loo pen als er bergen te verzetten zijn. Neem me niet kwalek, maar al die koekoeken op twee beenen zijn dag dieven, die de kunst niet beoefenen om van het leven te maken wat er van te maken is. Als ze dat overal aanwippen, dat doelloos heen en weer draven konden nalaten en heel fatsoen lijk hun eieren in hun eigen nest wil den leggen, dan zouden ze niet alleen ons niet vervelen en 't humeur niet bederven, daargelaten nog de stoffelijke schade die nun vriendelijkheid ons ver oorzaakt, maar ze zouden er zelf ook wat beter aan toe zijn. In plaats van iets van het leven te maken, liefst zoo veel mogelijk zelfs, begraven ze het. Maar het leven is een schat, en schat ten begraaft men nietevenmin als talenten die men aanwendt om er an dere talenten bij te winnen. Wat nu weer niet zeggen wil dat een mensch de slatuintjes niet eens zou mogen omwandelen ol niet eens voor zijn plezier de trap zou mogen oploo- penmaar laat hij 't dan als 't u blieft doen als hij overigens niemendal te doen heeft eu zonder ieder dien hij ontmoet een poosje bij de knoopen van zijn jas te houden. Buitenland. De man, die in het Schneeloch bij den Bloksberg aangevallen en van zijn geld beroofd is, (zie ons vorig no.) is bezweken. Hij bleek te zijn Karl Frie- drich, directeur van de electrische fa briek te Steglitz bij Berlijn. Woensdag %was hij met zijne vrouw op den Bloksberg aangekomen en had daar in het hotel op den top overnacht. Donderdag maakte het paar zich ge reed, om den berg af te dalen naar II- senburg. Voor hen uit liep een jonge man, blijkbaar ook een toerist, die ech ter, toen Friedrich en zjjne vrouw het Schneeloch naderden, plotseling ver dween. Zonder kwaad vermoeden, wan delde het echtpaar voort. Vlak bij het Schneeloch werden uit eeu hinderlaag op eens drie schoten gelost, en Frie drich zakte zwaar gekwetst ineen. Me vrouw Friedrich liep, om hulp roepende, naar het hotel terug. De aanrander had zich intusschen op den hulpeloozen Waarom was toch dat vervloekte woord gesproken? Toen de baron thuis kwam, ontmoette hij Ruth in de voorkamer, zeker niet toe vallig, dacht hij. „Nu, Hans, ben je- niet opgeroepen Zwijgend schudde hij 't hoofd en wilde haar voorbij gaan, maar ze hield hem vasr. „Hans, ik heb alles mooi overlegd fluister de zij. „Ja, jij!" zei hij. „Maar „Er is geen maar. „Kijk, als Cilie de helft van 't geld had geërfd, dan konden je schuldeischers er beslag op gelegd hebben, niet waar? Maar nu, nu 't mij alleen is toegewezen, zoo als 't schijnt, kunnen wij er vrij over beschikken. Is dat niet veel beter?" „Dat kan moeilijk!" wierp hij tegen. Zij scheen te schrikken. Hans, je hebt toch geen halt millioen schuld?" Voor de tweede maal op dezen dag voelde hij een stekende pijn in "t hart. Ruth, wat denk je wel?" „Nu", lachte zij, „wees dan toch vroolijk, Hans!" „Kind," zei hij, „kind, je vergeet de hoofd zaak. Je bent onmondig en kan dus over 'tgeld niet beschikken." Een donker rood vloog over 't lieve ge zichtje. „Nog anderhalf jaar!" riep ze. „Maar Woliram zal te vinden zijn." De baron haalde de schouders op. „Weet Cecilie reeds dat hij je geschreven heeft?" „Nog geen woordIs 't niet beter haar al die onrust zoo lang mogelijk te sparen „Zeker, zeker! ik wou je dat juist ver zoeken. Zeg haar voorloopig niets Ruthl" „En je wilt naar Frankfort?" vorschte zij. Hij zag uit het raam. In zijn binnenste stormde het hevig. „Moet ik niet?" zei hij op onverschilligen toon. „Ik vind van niet, HansHet testament bevat zonder twijfel voor jou een beleedi- ging. Denk je ook niet?" „Ik wil er heen!" riep hy plotseling. gewonde geworpen en hem van zijne portefeuille met 1800 mk. beroofd. Hij liep op een draf naar het station Ilsen- burg, nam daar een kaartje en vertrok met den trein naar Wernigerode. Kort nadat men den gewonde naar het ziekenhuis te Ilsenburg had over gebracht, is hij daar overleden. Een man, die verdacht werd, den moord gepleegd te hebben en daarom in hechtenis genomen was, is kort daarna weer in vrijheid gesteld. Men heeft den heelen Bloksberg met politie honden afgezocht. Pierola, de sedert jaren vermaarde Peruaansche opstandeling, heeft te Lima met een groep aanhangers een aanslag op het regeeringspaleis uitgevoerd. Hij maakte zich van den president Legnia meester en bracht hem naar een open baar plein, om hem tot afstand te dwingen. Maar de troepen, die de re geering trouw waren gebleven, verlos ten den President en schoten op de menigte. Er werden ruim 40 menschen gedood. Men meldt nu, dat de revolutionaire beweging gesmoord is. De staking onder de zeelieden te Marseille breidt zich uit met de aan komst van elk nieuw schip. Naar het heet, is het aantal stakers thans reeds geklommen tot 2500 man. De staking doet natuurlijk haren in vloed ook reeds gelden op den arbeid der dokwerkers. Het werk aan de kaden wordt reeds belangrijk minder. Door de regeering zijn een aantal schepen in dienst gesteld ter verzekering van de overzeesche postverbindingen. Te Marseille zijn 200 matrozen van de oorlogsvloot aangekomen, die over twee of drie paketbooten verdeeld zullen worden. Met die booten zullen dan de voor Algiers en Tunis bestemde reizi gers, die ten gevolge van de staking te Marseille opgehouden zijn, naar hun land vertrekken. De vakvereeniging van bij de marine ingeschreven zeelui te Toulon heeft met een kleine meederheid besloten, om niet aan de staking mee te doen. Tardivel, de inbreker, die in de zaak van Steinheil betrokken zou zijn, maar zijne onschuld staande houdt, had zich dezer dagen tegen iemand, die niet genoemd wordt, laten ontvallen, dat hij bang was, dat de politie een sleutel zou vinden, dien hij in een valies in een hotel te Versailles had achterge- „Ik moet me op de plaats zelf overtuigen of het mogelijk is te p ro testeer enGa je met me mee, Ruth Zij schudde het hoofd. „Wolfram is ge heel vertrouwbaar, Hans!" „Zonder twijfel Maar ik wil de zaken met eigen oogen klaar doorzien." Cecilie hoorde van de bijzonderheden niets; de baron zei haar slechts dat hij te Frankfort inlichtingen wilde inwinnen, en toen vertrok hij. Maar gedurende dezen nachtelijken tocht door het herfstachtige land sloot hij toch geen oog; de koorts woelde door zijn bloed. Stijf en onbewe gelijk zag hij in de duisternis. Aan het station te Frankfort kwam Erich hem plotseling tegemoet. Deze scheen een weinig verrast dat hij hem hier vond. „Jij hier, Adam vroeg hij verbaasd. De baron had den vriend zijner jeugd niet zoo hartelijk gegroet als anders. „He," riep hij, „je wist dus al, dat ik niet op geroepen ben om de opening van het tes tament bij te wonen?" „Ja, dat wist ik." „Zoo, zoonu dat alles zal wel ge schikt worden. Ga je mee?" Wolfram zag met een open gezicht in het verschrikkelijk bleeke gelaat van den baron. „Waarom spreek je op zoo'n vijan- digen toon, Hans?" De lippen van den baron beefden. „Vijan dig," herhaalde hij. „Onzin; hoe kom je daaraan „Nu, als ik me vergis, des te beter. Laat ons toch voor alles zorgen, dat we ook niet in persoonlijke oneenigheid komen." „Daar toch de zakelijke volop voorhan den zijn, wil je zeggen. Maar we zullen goed toezien, eer er een besluit wordt ge nomen." Dezelfde droschke bracht de twee heeren naar het hotel: onderweg werd weinig ge sproken. Erich zag heel bleekhij zag er uit als iemand, wien een groot verdriet heeft getroffen. 1IEIIVSBMI ROMAN VAN Wordt vervolgd

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1