Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Boimneierwaard.
De Geldduivel.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2847, Woensdag 9 Juni.
FEUILLETON.
1909.
Het Stationswerk.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7l/9 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Naar aanleiding van de lichtzinnige
wijze, waarop dikwijls over de gevaren
op zedelijk gebied, ook door de z.g.
groote pers, wordt gesproken en de
weinige sympathie welke nog in allerlei
kringen wordt aangetroffen voor de
beweging tegen den z.g. handel in blanke
slavinnen, vestigt de heer H. v. d. Moer
in een gedocumenteerd artikel over het
stationswerk in den Haag in de „Am
sterdammer" op deze schoone beweging
de aandacht.
Wij ontleenen er het volgende aan
Daar dit werk niet van plaatselijk
maar van algemeen belang is, komt het
mij voor, aldus de schrijver, dat het
ook de belangstelling van het groote
publiek waard is.
Vooral dunkt me dit het geval, daar
nog onlangs bleek, hoe zelfs een deel
der z.g. groote pers nog zoo geheel
onkundig is van het eigenlijk doel van
dit werk, namelijk het tegengaan van
den afschuwelijken handel in blanke
slavinnen.
Het bovenstaande, naar aanleiding
van het volgende:
In een onzer groote bladen werd ge
schreven, als gevolg van de mededeeling
van den minister van Justitie in de
Eerste Kamer, dat het zijn plan was
een wetsvoordeel in te dienen, tot ver
bod der bordeelen.
„Ware het niet doelmatiger en beter,
het Nederlandsche volk met die wel
daden (nl. snellere en betere rechtsbe-
deeling, enz.) aan zich te verplichten,
„vóór hij met argusoogen" ging snuf
felen in het strafwetboek, of er nog
niet wat „meer onzedelijkheid bestraft
kan worden".
Ik zou dezen overzichtschrijver eens
willen uitnoodigen, een bezoek in het
ziekenhuis te brengen op de zalen waar
de lijders aan geslachtsziekten liggen,
om hem het volle gewicht van het
houden dezer tirade te doen gevoelen
Onlangs werd in Chicago een echtpaar
achtervolgd, dat van hun verdiensten
met den handel in blanke slavinnen een
huis hadden laten bouwen van f 85.000.
Toen deze „brave menschen" be
speurden, dat zij kans hadden te worden
gevangen genomen, namen zij de wijk
S. WöRISHöFFFR.
(28.
Wolfram betaalde zijn rekening. „Dat
waren ze, Hans; maar nu zijn ze voorbij.
Ga je mee?"
„Neen, neen, in geen geval; maar je moet
hierblijven. Wat kunnen zoo'n paar vroo-
lijke avonden kosten I Hoogstens honderd
daalders."
„Waarmee ik wat beters weet te doen,
Hans! bedenk dat ik zuinig moet leven."
„Je bent een echte kniesoor geworden.
Als Hans Adam nu naar huis ging, moest
hij aan Cecilie alles vertellen dan kwamen
er tranen en flauwten, misschien min of
meer duidelijke verwij tingen, dan dreigden
er ophelderingen aangaande den bankdi
recteur, den strijd op leven en dood tegen
Erichs kniesoorige beschouwingen van recht
en geweten en zulke zaken schuift
een verstandig mensch zoo lang mogelijk
van zich af.
En de baron bleef in Frankfort, en zond
dagelijks een telegram naar huis, tot het
geld op was, en keerde toen terug in de
slechtst mogelijke stemming.
Ruth had hem den weg gemakkelijk
gemaakt: toen hij thuis kwam wist Cecilie
alles. Zij lag, nauwlijks ademend, als een
doode zoo bleek op haar rustbedhaar
blik vol vertwijfeling was schuw en angstig.
„Ach Hans, lieve Hans!"
En toen weende de ongelukkige vrouw,
iéts, waarvoor hij zoo bang was. „Hans,
hoe gaarne had ik dat ongelukkige geld
verloren, alles, alles, om jou het leven maar
dragelijk te maken!"
Hij boog zich diep over haar bleek ge
zicht. „Dat weet ik, Muis; maar je moet
je daarom niet zoo opwinden 1"
„Zie je wel, Cilie," riep Ruth, „Hans
Daar Parijs, bun prachtig ingericht huis
in den steek latend. Aldaar zetten ze
hun snood bedrijf voort.
De boeken, die in handen der dienaars
van het gerecht te Chicago vielen, toon
den aan, dat zij den handel dreven
onder een goed georganiseerd syndicaat.
Het hoofdkwartier was in Chicago,
de filialen in al de groote steden. Deze
filialen zorgen voor distributie d. w. z.
zenden vrouwen en meisjes verder net
land in.
Een meisje werd b.v. gekocht voor
veertig gulden. Verder werd zij verhan
deld voor f 400 soms wel voor f 1000.
Het huis Du Fas had alleen van Jan.
tot Oct, voor niet minder dan f 26.000
omgezet, en in het jaar 1907 voor
f500.000.
De agenten van deze nobele affaire
bereisden naar een vast plan, Frankrijk,
Hongarije, Italië, Cauida. Zij hielden
de wacht aan alle komende stoombooten
in Canada, zoowel als in de Vereenigde
Staten. Zij overzagen de passagiers,
spraken vriendelijk onervaren meisjes
aan en beloofden haar goede betrek
kingen. En daarna volgde misleiding,
slavernij, in het korteen hel op aarde.
Is het wonder, dat na zulke feiten,
de oogen van de verschillende autoritei-
tin eindelijk eens wat wijder worden
opengezet, en men het nut van een
internationale overeenkomst gaat inzien?
Gedurende vijf en twintig jaren heb
ben de „Union" en de vrouwenbond tot
Verhooging van het Zedelijk Bewustzijn
vrijwel aan doovemans deur geklopt!
Maar zullen die toestanden door het
Stationswerk beter worden
Men heeft boven kunnen lezen, hoe
de agenten van het syndicaat aan alle
booten bij aankomst aanwezig zijn.
Welnu, bij de aankomst der treinen
is dit eveneens het geval.
Men moet ze maar zien flaneeren,
vooral als er een trein uit het buiten
land gewacht wordt.
Schuifelend, onzeker, de hoed wat
schuins op het dikke hoofd, met meestal
kwabbige, bleeke wangen en gluiperigen
oogopslag.
Als men ééns zoo'n wezen heeft zien
rondsluipen, op prooi loerend, dan kan
men ze in de meeste gevallen dadelijk
herkennen.
denkt juist als ik; en we hebben nu toch,
onder welke benaming dan ook, het geld
gekregen. Dat is toch de hoofdzaak!"
„Natuurlijk. Cilie, natuurlijk," zei de
baron snel; „de zorg is nu voorbij!"
„Je moest opstaan," meende Ruth, „en
in de huiskamer komen. Het sneeuwt voor
't eerst en de wind werpt de vlokken
tegen de glasruiten, en daarenboven is
't zoo gezellig bij de warme kachel."
De barones schudde 't hoofd. „Ik kom
niet, Ruth. Adèle blijft bij me; jij en
Hans moeten elkaar maar vermaken. Hij
zal u wel wat voorlezen, denk ik."
„En misschien komt de bankdirecteur,"
voegde Ruth erbij„Hij moest je spreken,
Hans!"
Een hevige pijn vloog den baron door
't hoofd. „Was Willibald hier?" vraagde
hij ongerust.
„Al driemaal. Wat hebt ge met elkaar
„Niets! 't Was maar een bezoek."
Maar toen hij opstond ontzegden de
beenen den baron bijna den dienst. Hoe
lang zou 't nog mogelijk zijn den bedrogen
man te misleiden?
Er moest raad geschaft worden, 't kcstte
wat het wilde. En Hans Adam wist reeds
hoe. Hij dacht onophoudelijk na; hij zond
nog 't zelfde uur een knecht te paard naar
de stad, en liet vragen of de handelsraad
Lissauer reeds van zijn reis terug was.
Het antwoord was bevestigend De geld
man was met genoegen bereid den baron
den volgenden morgen te ontvangen.
Hans Adam lachte al weer. Hij hield
ervan een weinig den Mephisto te spelen
en had het dikwijls met goed gevolg ge
daan. Thans betrof het een slimme vos te
vangen; dat zou gelukken, al zouden alle
moeilijkheden zich ook tegen het plan op-
eenhoopen.
Als eenmaal de gedachten aan Willi-
balds onrustig gezicht uit zijn hart was
verbannen, dan kwam al het andere van
zelf.
Wat beteekent ook anderhalfjaar? Men
redt zich er door tot die korte tijd ver
streken is, en kan later uitrusten.
Maar talrijke malen zyn ze, ondanks
die herkenning toch zóó afgericht, en ze
weten zich in zulke gevallen zoo mees
terlijk schuil te houden tot op het
oogenblik van handelen, dat men wel
den door de practijk verkregen speurzin
eener Stationsdame moet hebben, om
den man op den juisten tijd zijn prooi
te kunnen ontrukken.
En laat ons nu eens aan de hand van
het jongste verslag nagaan, wat er o.a.
alzoo in het afgeloopen jaar in den Haag
door de Stationsdames is verricht.
Het is wel iets opmerkelijks, dat,
waar voorheen de zorg der Stations
dames zich hoofdzakelijk bepaalde by
het werk op het perron, men nu her
haaldelijk haar hulp komt inroepen, in
gevallen waar zij door haar rijpe onder
vinding en opgedane menschenkennis
advies kan geven.
Bijvoorbeeld werd haar onlangs ge
vraagd een meisje van 14 jaar in een
onzer ziekenhuizen te bezoeken en toe
te spreken, dat reeds aan een ongenees
lijke geslachtsziekte leed, door een on
tuchtig leven, daartoe aangezet door
haar moeder.
Een meisje kwam schreiend aan het
station.
Zij was als hulp aangenomen in de
keuken van een klein hotel.
't Was een knap meisje en al heel
spoedig bleek het haar, dat het de be
doeling was haar tot kamermeisje te
maken.
Zij had beslist geweigerd en toen zij
daarop wilde vertrekken, weigerde men
haar haar geld en zelfs haar kleeren
te geven.
Door tu8scheDkom8t van de Stations-
dame kreeg ze haar goed terug.
Haar loon wilde men echter niet uit-
keeren.
Tevens kwam het uit, dat zich vrou-
welyke agenten van publieke huizen
in de keukens van hotels verburen, om
onder het dienstpersoneel hun slag te
kunnen slaan, liefst met meisjes uit
het buitenland.
Komen deze dan later als gebroken
naar lichaam en ziel in de ziekenhuizen
terecht, dan vertellen zij haar levens
geschiedenis aan de pleegzusters.
En nu een verheugend feit, dat in het
verslag wordt geconstateerd: „Door het
steeds bewaken der stations Staats- en
Hollandeche Spoor, door de R. K. Yer.
tot bescherming van Jonge Meisjes en
den Vrouwenbond tot Yerhooging van
j het Zedelijk Bewustzijn, is het aantal
plageurs dé&r zeer afgenomen. Maar
telkens vinden zij nieuwe wegen om
het wild te verschalken.
Laat ons een staaltje daarvan mee-
deelen
Eens kwam een der Stationsdames
aan de halte Leidsche Stoomtram. Een
boerenvrouw kwam haar vragen of de
roode, witte en zwarte insigne van de
dame nieuwe kleuren waren voor de
Geheelonthouding.
Het antwoord was, dat dit de kleuren
waren der Prot. Afd. Stationswerk.
„O, maar dat is hier heelemaal niet
noodig!" riep de vrouw üit. „Want
heel dikwijls staat hier een heer, die
kaartjes uitgeeft, waar men zich vervoe
gen kan om een betrekking te krijgen."
En wat bleek nu
Het was een bekend plageur.
Natuurlijk werd deze plaats sterk in
het oog gehouden en de heer ver
scheen met zijn kaartjes.
Twee heele dagen heeft de Stations
dame aldaar post gevat, steeds met den
ronselaar tegenover zich. Als zij ging eten
nam een andeie dame haar plaats in.
Tevens worden de meisjes en vrou
wen, die hulp wenschen, altijd het
treinpersoneel aanbevolen, met het ver
zoek om bij het verlaten van den trein
door den conducteur, de reizigsters aan
den na hem komenden confrater op te
dragen.
De medewerking van politie, stations-
en spoorwegpersoneel is voor ons werk
van zeer groote waarde.
Dat de Stationsdames ook vaak het
verzoek van angstige ouders krijgen,
die het spoor van hun naar den Haag
vertrokken dochters zoeken, om deze
op te sporen en dat daarom de bordeelen
vaak moeten worden doorzocht, spreekt
wel vanzelf in een stad als den Haag.
Zoo had een der dames reeds vijf
bordeelen bezocht en vond in het zesde
eindelijk het gezochte meisje, dat blijde
was aan een leven van ellende te wor
den onttrokken.
Zy is nu in een dienst en gedraagt
zich zeer goed.
Lissauer zou hem met veel genoegen ver
wachten.
Laat in den middag bestelde Ruth het
rijtuig, om naar de stad te rijden. Ze had
verscheiden boodschappen te doen en was
tijdens de afwezigheid van den baron niet
van huis geweest; nu stond ze in haar net
donkergrijs met pels afgezet costume, frisch
als een roos, in Cecilie's kamer en trok
haar handschoenen aan.
„Heb je misschien nog wat voor me te
doen, Cilie?"
De barones bracht den zakdoek aan haar
lippen. „Wil je mijn poeders in de apo
theek nog eens bestellen, Ruth Of wil ik
den knecht zenden?"
„Neen, geef het recept maar hierik rijd
er toch voorbij."
Cecilie's witte doorschijnende vingers ga
ven haar het recept. „Blijf niet te lang weg,
lieveling," verzocht ze met onvasten stem.
„Voel je je dan zoo zwak, Cilie? Wil ik
het rijtuig liever wegzenden?"
„Neen, neen, ga maar!"
Ruth verliet de kamer en de barones
lag bewegenloos met gevouwen handen te
bed. De sneeuw knarste onder de wielen;
nu klonk het laatste geluidnu was 't ver
dwenen. De wijd geopende oogen van de
jonge vrouw staarden doelloos in de verte.
Een zachte, voorzichtige hand opende de
deur. Adèle zette zich met haar breiwerk
aan 't raam.
„Wil ik voorlezen, Mevrouw?"
Cecilie rilde, alsof ze de koorts had.
„Hebt ge den bijbel daar, lieve Adèle?"
De gezelschapsjuffer keek plotseling op.
„Vergeef me, Mevrouw! ik verstond
u niet."
„Hebt ge daar den bijbel?"
Dat was op eenigszins beslisteD toon ge
sproken, en scheen elke tegenspraak af te
snijden. Adèle nam het boek en legde 't
voor zich op de tafel.
„Welk kapittel, Mevrouw?"
„Lees den honderd-drie-en -veertigsten
psalm."
Toen sloot Cecilie de oogenhaar handen
lagen gevouwen op 't dek.
„Heer hoor mijn gebed, neig de ooren
tot mijn smeekingen: verhoor mij naar
uwe gerechtigheid.
En ga niet in 't' gelicht met uwen
knechtwant niemand die leeft zal voor
uw aangezicht rechtvaardig zijn.
Want de vijand vervolgt mijne ziel,
hij treedt mijn leven ter aarde, hij legt
mij in duisternis, als degenen die overlang
dood zijn.
Daarom wordt mijn geest overstelpt in
mij, mijn hart is ontzet in mij."
Adèle schoof het boek weg; haar gezicht
was veranderd, doodsbleek. Zulke din
gen op een Novemberdag, als de wind de
sneeuw teg-n de ramen werpt en geen ge-
ruisch tot ons doordringt als alles in de
natuur aan den dood herinnert.
Cecilie lachte treurig. „Zijt ge bang voor
den dood, Adèle?"
„Wie is niet bang voor hem, Mevrouw.
Zijn naam reeds vervult onze ziel met na-
meloozen schrik."
„De dood is een vriend, een verlosser,"
zei de barones nauwlijks verstaanbaar; „het
leven maakt ons bang."
„Zal ik verder lezen, Mevrouw?"
„Nog een paar verzen."
Adèle sprong op. Een diepe zucht van
haar meesteres deed haar eensklaps ophou
den; de bijbel vloog in den hoek.
„Schrei, niet, Mevrouw! dat komt van
die vreeselijke, altijd aan zonde en straf
herinnerende woorden. Zal ik u iets voor
spelen of een roman lezen? Er is weer wat
nieuws gekomen!"
Cecilie schudde 't hoofd. „Neen, Adèle,
neen! o ik ben doodsbedroefd, op mijn
hoofd is een zware slag gevallen
„Mevrouw, u spreekt in de koorts!"
De barones greep met haar heete handen
de rechterhand van 'tjonge meisje. „Waarom
zou ik 't verzwijgen, Adèle? Alles komt toch
gauw aan 't licht! Mijn oude oom heeft mij
onterfd; Ruth krijgt het gansche vermogen."
„Ruth?"
De gezelschapsjuffrouw schreeuwde het
bijna uit; een bliksem van doodelijke haat
schoot uit de zwarte oogen.
Herhaaldelijk kwam het voor, dat
meisjes uit den vreemde aan de stations
kwamen, om in betrekking te gaan,
meestal in hötels.
Wanneer het bleek, dat de zaak ver
dacht was, waren zij steeds bereid de
aangenomen betrekking in den s'eek te
laten, dankbaar dat zij bijtijds werden
gewaarschuwd
En zoo zouden wij kunnen voortgaan.
Laat ons allen, zoo eindigt de schrij
ver, voor zoover wij kunnen, niet alleen
sympathie voelenmaar tegelijkertijd
sympathie bewijzendoor Ld te worden
of bijdragen te scheuken voor het Sta
tionswerk. (O. B.)
ISuiileidaail.
Prins Kropothin heeft een uitgebreid
materiaal nopens den tegenwoordigen
toestand van Rusland ter beschikking
gesteld van de Daily News. De door
Kropotkin verzamelde gegevens berus
ten hoofdzakelijk op Doema-debatten,
ambtelijke statistieken en verslagen van
rechtbanken. De Daily News maakt
er een en ander van openbaar, waaraan
we het volgende ontleenen.
De gevangenissen in geheel Rusland
zijn overvol en het aantal gevangenen
is steeds stijgend. In 1905 was de ge
middelde dagelijksche bevolking der
gevangenissen 85,000. In 1906 steeg dat
cijfer tot 111,000, in 1907 tot 138,000,
iu 1908 tot 170,000, terwijl het op 1
Februari 1909 was gestegen tot 181.137.
In enkele gevangenissen bedraagt het
aantal opgeslotenen drie of vier maal
het normale cijfer. Er heerscht. gebrek
aan alles. De gevangenis te Kiëf, die
.gebouwd is voor 200 personen, bevat
er 2000. Het ziekenhuis, dat gebouwd
is voor 95 personen, bevat 339 zieke
gevangenen. In de gevangenis te Kiëf
deden zich in den loop van het vorige
jaar 2188 gevallen van typhus voor.
Gevallen van mishandeling der ge
vangenen zijn zeer talrijk. Dikwijls wor
den de gevangenen geslagen, om hun
bekentenissen af te persen, vaak ook
zoogenaamd tot handhaving van de
tucht. Ln de gevangenis te Moskou
het geval is bij een onderzoek aan 't
licht gekomen weigerde een man,
die later onschuldig bleek, een donker
vertrek binnen te gaan. Zijn bewakers
sloegen hem daarop met geweerkolven
op het hoofd, op de maag, overal. Op
't laatst werd de gemartelde wild en
„Dat is een schandaal, Mevrouw, een on
vergeeflijke misdaad!"
Cecilie liet het hoofd zwaar in het kussen
zinken. „Ik weet het niet," zei ze zuchtend,
misschien was de bedoeling goed; de ster
vende man meende, dat hij goed deed. Maar
het heeft me zwaar, ontzettend zwaar ge
troffen!"
En toen de gezelschapsjuffer zweeg, voegde
ze erbij„Ik heb mijn man geen kind ge
schonken; zijn naam sterft om mijnentwil
uit, ik was, van 't eerste jaar van ons hu
welijk af, ziek, hem een last, een hinder
paal altijd. Nu wordt ook het vermogen
dat mij zou toebehooren, hem ontnomen.
Dat is de laatste, zwaarste slag."
Adèle beelde. „Hoe koud is het!" fluis
terde zij onwillekeurig.
Dat komt door de opwinding. Mij is 't,
alsof ik ijs in mijn aderen had. O, Adèle,
Adèle, kon ik toch wat rustiger worden!"
„Juffrouw Aszmann heeft geen hart," zei
de gezelschapsjuffer; „zij kan schertsen en
lachen; van morgen straalden haar oogen
van vreugde."
„Omdat zij van al het geld vrij willig af
stand doet. De baron zal geheel over de
erfenis beschikken, alsof die hem in persoon
was toegekomen mijn zuster denkt altijd
voor zich zelf het laagste."
Adèle beet zich op de lippen. „Dan is
alles goed," zei ze op veranderden harden
toon.
„Alles," klonk als een zucht uit het kus
sen. „Maar die verschrikkelijke onrust, die
vrees, ik kan ze nog niet bedwingen."
De gezelschapsjuffer liet het raamgordijn
wat zakken en stak een lamp aan. Zal ik
u voorlezen, Mevrouw
„Nu niet, Adèle. Laat me een uurtje al
leen. Mijn hart is zoo bezwaard! Ik zou
wel wat willen slapen."
Zonder een woord verliet de gezelschaps
juffer de kamer, aan den minsten wenk
gehoorzamend. Op haar bleek gezicht lag
een hartstochtelijke niet te verbergen haat.
ROMAN VAN
Wordt vervolgd.y