Hel Land van Heusdeo en Alleoa, de Langstraat en de Bommelerwaard. De Geldduivel. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2849* Uoeusday 10 Juni. 1909. FEUILLETON. land VAN ALTEN/ VOOR Dit blad yerschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. ÏÏ6t wetsontwero tot rOIOliM dor MlltOIl ste^n£ °°k n*et aanmoedigt om beschouwd worden als een middel ter er gebruik van te maken. voorkoming van armoede, werkt het van taini en zijne pclMeÉ. Geheel anders was het gesteld met I. koophuis, zooals het thans is ingericht, de armoede uiteraard in de hand. Het is dan ook te hopen dat de tegenwoordige regeering gelukkiger zal verbod is echter naar de meening der regeering niet voldoende gerechtvaar digd. Zij meent, en wij hopen het van harte, dat de misbruiken wel te keeren zijn. Zij beroept er zich op, dat men dit nog nooit eens ernstig beproefd heeft. Door publiciteit en contróle kan de zoogenaamde huizen van koop met recht van wederinkoop. Toen het Fran- sche wetboek van strafrecht hier nog Herhaaldelijkdoch te vergeefs, is van kracht was, konden die huizen, zijn dan hare voorgangster en er in UUw». beproefd eene behoorlijke wettelijke welke inderdaad vermomde banken van zal slagen om de door haar onderno-men, naar hare overtuiging, de men- regeling tot stand te brengen van de leening zijn, niet worden opgericht men regeling van de banken van Jee- schen wel dwingen om binnen de per- welbekende instelling der banken van zonder dat men gevaar liep van meijning tot stand te brengen, opdat par-1 k«o der billijkheid te blijven. Zy heeft bovendien nog andere overwegingen op haar besluit invloed laten oefenen. De gemeentelijke banken van leening, meent de regeering, zouden bij oprui ming van alle particuliere banken voor zoo omvangrijke behoeften komen te staan, dat zij op den langen duur daar aan niet zouden kunnen voldoen. Voor dezen grond is, naar wij meenen, niet veel te zeggen. Men zou natuurlijk moeten omzien naar middelen om aan dat bezwaar tegemoet te komenmaar het wil ons voorkomen dat die midde len wel te vinden zijn en de staat des noods daartoe zou moeten medewerken. Een tweede grond is, dat er een ongelijke strijd zou ontstaan tusschen de stille pandhuishouders, gesteund leening. Er is wel eene oude regeling, den strafrechter in aanraking te komenticuliere banken niet langer ongecon- die reeds dagteekent van 1826, maar maar toen er een nieuw wetboek van troleerd in het leven kunnen worden deze is hoogst gebrekkig. strafrecht kwam, dat niet m de zaak geroepen. De memorie van toelichting Bij die regeling is de noodzakelijk- voorzag, was er niets meer aan te doen.'op het wetsontwerp zegt dat, behou- heid aangenomen, om instellingen te Het ligt geheel in den aard der zaak, dens enkele gunstige uitzonderingen, hobbeu, die geld op onderpand voor- dat zulke huizen tot allerlei misbruiken j de pandjeshuizen woekerinstellingen ge- schieten, daardoor een hulpmiddel aan- aanleiding geven, om de zeer eenvou- worden zijn, die, onder den schijn van bieden in dringende benoodigdheden dige reden dat ze aan geene wettelijke de minder bevoorrechte hulpzoekenden en de beleeners voor den woeker be- regeling onderworpen zijn. Het beroep te helpen, hen uitzuigen en steeds kna- veiligenterwijl voorschriften werden van d^n houder van een huis met recht gen aan het overblijfsel van welvaart, gegeven omtrent inrichting en beheer, van wederinkoop, die zelt een zeer eerlijk zoodat althans de gewenschte éénheid man kan wezen, mag geen volkomen verkregen werd, waaraan het vroeger vrij beroep zijn. Voor den zoogenaam- geheel ontbrak. De zonder machtiging den koopprijs, die dan eigenlijk een der overheid opgerichte leenbanken leeningsom is, woidt een zeer hooge bestonden in strijd met de regeling en rente berekend en wij weten er voor de toen en nog lang daarna bij ons beelden van, dat die rente zoo bui van kracht zijnde Fransche strafwet tensporig hoog was, dat zij herinnerde bedreigde straf tegen degenen, die zonder aan de ergste woek^rtijden. Toch is machtiging eene dergelijke instelling het zeer goed mogelijk, dat de zooge- oprichtten of exploiteerden. Vele plaat sen hadden eene stedelijke instelling, soms een hoofdbank met eenige huizen van inbreng daarnevens, terwijl hier naamde kooper die rente zoo hoog m o e 8 t stellen, om zijne onderneming, waarvoor wellicht een groot bedrijfs kapitaal noodig was en die misschien en daar particuliere banken met wet- zonder voldoende middelen was opge- telijke autorisatie werden aangetroffen, richt, op den duur in stand te houden. De zoogenaamde stille pandjeshuizen! Het spreekt evenwel van zelf dat werden zoo goed mogelijk geweerd. j zulk duur leenen van sreld de positie Langzamerhand zijn er een grootvan den toch reeds vrij beklagenswaar- aantal van die instellingen verdwenen.digen pandjesmaker, niet verbetert, In 1860 waren er nog 34 gemeente- maar verergert. Toch zijn de huizen dat bij deze ongelukkigen nog te vin den is. In de eerste plaats vallen natuurlijk de gemeentelijke banken onder de te maken regeling, die onder de bestaande gebrekkige wetsbepalingen lijden. Het is b.v. een gebrek, dat de zoogenaamde staantijd te lang is (14 maanden). Daardoor wordt de rente, die misschiendoor het publiek, aan den eenen kant, met de opbrengst van het pand moet en de politie aan de andere zijde. lijke banken van leeningthans slechts 17. In hetzelfde jaar 1860 waren er 50 verpachte en erkende banken, waar van het getal vroeger nog veel grooter was, thans slechts 3. Is dat een gunstig verschijnsel? Helaas, het tegendeel is waar. Tegen de banken van leening zijn altijd vele bezwaren ingebracht, maar weinig kon men vermoeden dat zij nog eens hoogst gunstig zouden moeten worden beoor deeld, vergeleken bij in lateren tijd opgekomen instellingen, die er mede in concurrentie zijn getreden. Het staat toch vast, dat de uit den aard der zaak hooge rente, die bij de bank van leening wordt betaald, niet ontaardt in woeker en dat deze in- S. WttRISHöFFFR. (30. Adèle had nu haar gewone kalmte terug. Ze greep de lamp, gooide er de groene kap af en liet het licht op 't bed vallen. Midden op 'tdek lag een brief, gesloten en geadresseerd; de blikken van de gezel schapsjuffer hadden dadelijk de twee eenige woorden van 't adres gelezen „aan Adèle" toen verdween het papier in haar zak en nu eerst zag ze naar het bleeke, stille ge zicht in 't kussen. De hand, waarmee ze de lamp vasthield trilde. Allang was het zoo doorschijnend geweest, dat zachte lieve gezichtje, maar toch heden kwam daar iets anders, iets vreemds bij, iets, waardoor de ziel der gezelschaps juffer diep werd getroffen. Hoe koud dat voorhoofd, hoe onbewegelijk die arm dat was de dood. Bij de deur stonden de dienstboden. Een gefluister ging van mond tot mondgeween en dioevig gezucht drong door de stilte. Adèle zette de lamp op een tafel. „Wek den baron I" beval ze. „En gij, Fischer, laat dadelijk een bediende naar stad rijden om een dokter te halen." „Leeft dan mevrouw nog, juffrouw Malten?" „Doe wat ik u zeg!" Ópe dit oogenblik kwam Ruth op den drempel van de slaapkamer. Alle bedienden gingen achteruit, maar Adèle scheen zich rechter op te richtenze hield haar plaats naast het bed en wachtte zwijgend! „Wat is er gebeurd," riep Ruth; „om van koop zeer gezocht. Degene die er zijn goed brengt weet zeer goed dat de wettig erkende en goed georgani seerde bank van leening en het huis van koop feitelijk zaken zijn van de zelfde beteekenis; maar het zijn juist die wettelijkheid en de officieels orga nisatie, die hem hinderen. Hij komt niet graag voor de heeren en heeft liever te maken met de stille, ten allen tijde toegankelijke en een voudig ingerichte particuliere instel ling. Natuurlijk bedenkt hij niet, dat het den houder van het huis van we derinkoop om het maken van winst te doen is het is voor dezen een ge woon beroep en, terwijl de bank van leening tot, op zekere hoogte nog kan worden vergoed, honger en kan er dus minder op de voorwerpen gegeven wor den. Over 't algemeen is men er bij de gemeentelijke banken ook te weinig op bedacht om het publiek te gerieven, waardoor zij in de concurrentie met de huizen van koop noodzakelijk het onderspit moeten delven. Deze huizen toch stellen naar believen hunne voor waarden en die voorwaarden worden Ook voor dien grond kunnen wy niet veel voelen. Tegen zulk een strijd zou men naar onze meaning niet mo gen opzien. Wanneer een beroep uiter aard schadelijk werkt, afgescheiden van de personen, dan mag de wetgever er een einde aan maken. Hoe het zij, het stelsel dat de re geering gekozen heeft, bestaat hierin vrijheid zooveel mogelijk aan de ge in den regel vervat in zulke bewoor-meentelijke bankenvrijheid ook voor dingen, dat het niet zeer ontwikkelde particuliere banken, maar onder ge- fmbliek niet bemerkt hoe de vork eigen- j meintelijke contróle en waarborgen ijk in den steel zit. De eigenaar van tegen misleiding. het huis houdt niet zelden een winkel Niemand schroomt natuurlijk een win kel in te gaan. Hij beleent daar zijn goed en het wordt door d^n zooge- naamden kooper in dienzelfden winkel verkocht Hierbij komt het ontzaglijk bezwaar, Hoe de regeering dat stelsel uitwerkt, zien wij in een volgend en slotartikel. Rtiiienlaiid. Aardbevingen. De aardbeving in Frankrijk die aan- dat vele' pandhuiehoudera zich leenen vankelijk weinig of niets scheen te be- tot het aannemen van geatolen goed,dHld<f' een "mzalige schok, met meer, waardoor de misdaad in de hand ge- ^efde Sl0lhe vergeleken, werkt wordt. erger dan wat scha berokkend plaatsjes zijn tot ruïnes geworden. Heel Het absoluut verbod van particuliere zuiden langs de zee heeft getrild banken van leening, hetzij dan onder j en gebeefd, maar „aangekomen" is de dien naam of onder eenen anderen schudding in het arrondissement van naam vindt zeer vele voorstanders. Dit Aix. Vijf dorpen tusschen Aix en Salon Gods wil, waarom ziet ge me allen zoo treurig aan?" Nu had ze het bed bereikt, „CilieCilie 1" En toen begreep ze het. Met een angstkreet wierp ze zich voor het bed op de knieën. „Dood dood Beneden rolde de wagen vliegend over de plaats; toen klonken in de gang haastige schreden en Hans Adam kwam in de tamer, blijkbaar vreeselijk verschrikt, en zelf zoo bleek als een lijk. „Ruth", riep hij. „Juffrouw Malten is 't dan wezenlijk waar?" „O Hans! Hans! ze is dood!" De baron schoof zacht zijn schoonzuster op zij en boog zich over 't lijk. „Licht! licht!" Adèle hield de lamp omhoog, 't Was op dit oogenblik zoo stil, dat men het vallen vaa een speld gehoord zou hebben. En toen kreeg de baron de vreeselijke zekerheid; als gebroken zonk hij in den stoel voor 't bed. „Weet dan niemand, wanneer de arme stierf? Was er geen hulp bij de hand? Ik ben als krankzinnig!" Nu sprak de gezelschapsjuffer voor 't eerst nadat Ruth in de kamer was geko men. „Ik kan u geen inlichtingen geven, Mijn heer Juffrouw Aszmann zal alles wel nauw keuriger weten." „Jij, Ruth?" Maar het meisje antwoordde niet. Toen Hans Adam opstond en naar haar heen ging, vond hij een bezwijmde. De dikke blonde vlechten vielen los over zijn hand, het hoofd zonk als levenloos achterover. Ruth was buiten kennis. De baron en Adèle droegen haar naar de sopha; men wreef haar handen en haar hoofd met eau de cologne, maar nog was ze niet bij kennis gekomen, toen een uur later de dokter kwam en nu zulke krachtige opwekkingsmiddelen aanwendde, dat een siddering haar lichaam doorliep en lang zaam de zinnen uit hun diepen slaap ont waakten. Alle deuren werden gesloten. De man van de wetenschap liet de gordijnen open schuiven en de lamp uit doen nu viel het heldere daglicht op het bed en de stille ge daante van de doode. Ruth lag zuchtend op de sopha, d9 baron gaf den dokter de noodige hulp, en op eenigen afstand stond Adèle. Zij wasbleek als een schim. Op haar gezicht lag een harde, onverzoenlijke uitdrukking. Nu was haar pas geschreven, maar zoo geheel alleen zou ze toch de lijdende partij niet zijn. Er was nog veel, dat eerst ter sprake moest komen. „De dood is sedert negen uui ingetreden," zei de dokter; „tusschen elf en twaalf uur 's avonds dus. Was Mevrouw om dien tijd geheel alleen?" „Ja." Ruth had dit woord zacht gesproken. „Omstreeks half elf was ik nog bij haar. Mijn arme zuster wilde niemand zien." „Was dat altijd haar gewoonte?" „Volstrekt niet," zei Adèle haastig. „Ik bleef eiken avond bij haar tot ze sliepdat kunnen alle dienstboden bevestigen." „Goed. Waarom gebeurde dit dan gisteren ook niet?" „Omdat Mejuffrouw Aszmann andere be velen gaf. Op welken grond weet ik vol strekt niet." Ruth hief eensklaps het hoofd van het kussen. „Mijn zuster wilde volstrekt alleen blijven," riep ze; „is 'tniet genoeg om dat te weten?" De dokter trok de schouders op, „was de gestorvene meer lijdend dan gewoonlijk vroeg hijwanneer heeft ze voor 't laatst een poeder ingenomen „Ik zelf gaf haar die even na tien uur." „Dat is onmogelijk", riep Adèle; er waren geen poeders meer. De Knecht zou van morgen naar de apotheek gezond en worden." „Ik zelf ben daar geweest!" riep Ruth. „Mag ik de poeders zien vroeg de dokter. Allen zochten, maar te vergeefs; er was geen spoor van een doosje of papiertje. De nog overige vijf poeders waren verdwenen. De dokter schudde 't hoofd. „Dat is vreemd," zei hy„dus gij zelf zijt naar de apotheek geweest, mejuffrouw?" „Ja" Ruth stond op; ze zag nu den een dan den ander aan. „Wat beduidt dat alles?" vroeg ze hijgend; „is het een verhoor dat men met doet?" ,,'t Is noodzakelij kom de zaak te doorzien," zei de dokter. „Mevrouw schijnt geen na tuurlijken dood gestorven te zijn." Een kreet van de gezelschapsjuffer verbrak de stilte. „Ik dacht het al!" riep Adèle. „U, juffrouw Malten?" „Ja, ik. De gestorvene had me lief, ze vertrouwde me elke gedachte. Waarom dan ben ik gisteren van haar afgehouden?" „Omdat zij zelf het verlangde, riep Ruth. O mijn God! mijn Godl dit schepsel wil me voor een giftmengster uitmaken „Dit schepsel 1" herhaalde Adèle. „U hebt me van den eereten dag van mijn hierzijn af gehaat, mejuffrouw Aszmann; U zocht me te benadeelen en me uit de gunst van mevrouw te verdringen, waar het u mogelijk was." Ruth's oogeri schoten bliksemen. „En al heb ik nooit van U gehouden, juffrouw Malten, en al heb ik gezocht U uit dit huis te verdrijven, zijt ge daarom dan vrij me voor een moordenares te houden?" „Heb ik dat gedaan vroeg met een spottend schouderophalen de gezelschaps juffer. „Heb ik zoo'n woord gesproken of deed U zelf het mejuffrouw Aszmann?" De baron strekte den arm uit. ,,'t Is hier de plaats niet voor zulke woordenwisselin gen," zei hij zoo rustig, als zijn eigen aan doening hem dat toeliet. „Overigens zal zijn vrijwel verwoest: Caint Cannat, Lambesc, Rognes, Vernègues en Eguilles, d.w.z een vierhoek, noordelijk van Mar seille en de Etang de Berre, het water, dat na nauwe geul daar vrij breed in het land invreet. Saint-Cannat telt 1200 inwoners en ligt op enkele kilometers van Aix. De kerk is er vol scheuren, maar staat toch nog, de toren is zijn tep kwijt. Men heeft er een tiental dooden gevon den en een twintigtal gekwetsten. Ge lukkig waren de meeste menschen nog niet naar beddat scheelde minder dan een uur; anders zouden er honderden dood zijn. De menschen huizen er nu in tenten, evenals te Rognes, een plaatsje van evenveel inwoners, dat nog erger dan Saint-Cannat heeft geleden. Lambesc is een cantons-hoofd met ongeveer 2500 inwoners. Daar is minder stoffelijke schade geleden, maar men had er vijftien dooden en ook meer gekwetsten dan elders. Het ziekenhuis had nèt den top van zijn voorgevel verloren, tot verbijstering van die er krank lagen, toen er dooden en ge kwetsten werden binnengedragen. Ver nègues, een dorp van tweehonderd in woners, heeft geen enkel huis meer. Ook Eguilles heeft zeer groote schade gehad, maar geen menschen hebben daar iets gekregen. Het is zeker, dat deze aardbeving den aardplooi heeft gevolgd, welke zich uitstrekt van de Alpen tot de Pyreneeën en die aan het einde van het tertiaire tijdperk is gevormd. Een compagnie geniesoldaten is naar de meest geteisterde plaatsen gezonden om hulp te verleenen. De golvende bewegingen waren het krachtigst op den rechteroever van de Rhöne. Er is ook te Privas een schok gevoeld. Te St. Cannat kampeeren de inwoners buiten de stad. De geleden varliezen worden op 1,000,000 frs. geschat. Te Lambesc, in de wijk Castelias, is er voor meer dan 1,000,000 frs. schade aangericht. De straten zijn volkomen versperd door de puinhoopen. De weg van Lambesc naar Rognes is geheel gescheurd. In het arsenaal te Toulon hadden de aardschokken een ernstige uitwerking. Verscheidene schepen zijn in de haven kom aan den grond geraakt. Te Canet (Oost-Pyreneeëu) is de zee plotseling hoog geworden. Persoonlijke ongelukken hebben niet plaats gehad, doch de stoffelijke scb& is van beteekenis. Talrijke onweersbuien, met hagel- en regenstormen, hebben een veel grooter zich geheel deze ongelukkige zaak wel op klaren; dat de dokter in^zijn vermoeden dwaalt houd ik voor zeker." Een eigenaardig lachje van den dokter was alles, wat deze antwoordde. „Ik kan ongelukkig niet vergunnen, de verdere be handeling van het lij k voort te zetten," zei hij „De kamer moet gesloten worden en nie mand mag er in komen." „Maar, dokter," riep de baron toornig. „U vergeet, waar ge zijt!" De dokter nam zijn hoed. „Volstrekt niet," antwoordde hij„maar de wet geldt voor allen gelijk. Binnen twee uur ben ik met een anderen geneesheer hier." „En kan dat me niet bespaard worden riep Hans Adam. „Onmogelijk." Na deze laatste woorden werd niets meer gezegd. De baron nam, nadat allen er uit waren gegaan, de sleutel van de kamer en de dokter reed dadelijk naar de stad terug. In de gang raakte Ruth den arm van haar zwager aan. „Hans geloof jij van mij, dat ik dat ik Hij haalde zijn hand door 't haar, een beweging, die hij bij groote gemoedsaan doening gewoon was. „Dat zal zich wel op klaren," zei hij,,'t Is dwaasheid daaraan te denken. Waarom zou jij dat gedaan hebben Zij schudde het hoofd. „Dat vraag ik je niet, Hans. Maar jij kan me toch niet tot zoo iets afschuwelijks in staat houden?" „Dwaasheid! die Malten en jij hebben een afkeer van elkaar, daarom zegt ze woor den, waarvan ze zelf niets geloofd. Men moet zooiets niet op een goudschaaltje na wegen I" „Maar, Hans, jij Hij opende de deur van de bibliotheek en liet haar binnen treden. „De dienstboden behoeven van ons gesprek niets te hooren, Ruth." (Wordt vervolgd). ROMAN VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1