el Land van
ensden en Allena, de Langstraat en de Bonimelerwaard.
Gezelligheid.
De Geldduivel.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2SOO. Zaterdag 24 Juli. 19Q9.
FEUILLETON.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77s ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Ieder houdt van gezelligheid.
Teder mensch heeft iu meerdere ol
mindere mate behoefte aan gezelligheid,
behoefte aan een behaaglijk plekje, waar
hij, door vertrouwden omringd, onge-
gedwongen zichzelf wezen kan.
De behaaglijkheid van dat plekje
hangt af van het oordeel van den per
soon, dien het betreft:
Enn schoenmaker zal zich niet aan
het hof, een prins zich niet in het
pothuis behaaglijk voelen. Zelfs onder
gelijkgesteldenwat de een gezellig
noemt, is dat niet voor den ander.
Er zijne menschen, die het behaag
lijk vinden in een kamer waar alle
meubels hun gewone plaats naar be-
hooren innemen, anderen, die hun begrip
toepassen als een kamer zonder over
hoop te liggen, toch al de teekenen
vertoont van in gebruik genomen te
zijn door een huisgezin, kranten en
boeken op tafel verspreid liggen, stoelen
naar willekeur verschoven. Om op dit
zelfde nog eens door te gaan sommige
huisvaders en -moeders vinden het eerst
recht gezellig als des avonds de kinderen
op bed zijn, het speelgoed opgeruimd
anderen wanneer ze, de huiskamer bin
nenstappend, de jeugd nog in vollen
fleur bezig zien.
Hoe behaaglijk de omgeving evenwel
ook zij, voor personen, die niet met
elkaar overweg kunnen, brengt ze geen
gezelligheid teweeg. Aan beide ver-
eischten moet voldaan worden. Welis
waar kan een van beiden overheerschen.
Wie herinnert zich niet een innemende
persoonlijkheid, die iedere omgeving
door kracht van vriendelijke eigen
schappen tot een brandpunt van ge
zelligheid maakte. Gelukkig zij, die
met zoo iemand naast zich, het leven
doorgaan. Meestal hebben deze naturen
een optimistische levensbeschouwing, een
gave om kleine verdrietelijkheden weg
te kunnen lacheD, een verkwikkende
veerkracht. De menschen, die een ver
blijdende sfeer van vertrouwelijkheid
en gezelligheid kunnen scheppen, kun
nen geen bekrompen blik hebben, ver
plaatsen zich in 't denken en handelen
S. WöRISHöFFFR.
(42.
Erich zuchtte ongeduldig. Als hij eerst
maar in de hoofdstad was.
Altijd greep van tijd tot tijd zijn hand
naar de portefeuille. Aan dat papier met
die afgebroken drie woorden hing veel
misschien dood of leven.
En hij beefde.
Nu moest zijn trein dit, dan wesr dat
station bereikt hebben't duurde nog maar
een half uur eer hij binnen kwam, om na
kort oponthoud verder te spoedennu nog
tien minuten. Het hek werd geopend en
met twee lange schreden stond Erich 't
eerst voor den beambte.
Terwijl deze het biljet onderzocht, boog
Erich zich diep naar hem toe. „Eén vraag,
Mijnheer I"
„Wat blief?"
„Zou u zich misschien toevallig herin
neren, of gisterenavond een mooie, jonge,
in diepen rouw gekleede dame, hier voor
denzelfden trein een biljet naar de hoofd
stad nam?"
De beambte lachte. „Het spijt me erg,"
zei hij, „maar gisteren had hier een ander
dienst."
Erich voelde hoe de half opgevatte hoop
weer ontvlood. Toen de deuren geopend
waren drong hij vooruit en nam een boek
plaats in een coupé.
Eindelijk in beweging!
Op het tweede station bengelde een pe
troleumlamp in den windde trein moest
vijf minuten oponthoud hebben en een
groot getal reizigers stroomde de eenvou
dige restauratiezaal binnen om iets te ge
bruiken. Erich zag uit het gesloten portier,
terwül zijn gedachten den trein vooruit vlo
gen. Wat gaf hij om 't gewoel aan een station!
vau andere personen, zelfs als dat in
strijd is met eigen overtuiging en in
zichten, begrijpen, raden, waar ieder
karakter behoefte aan heeft, aan een
woord van opwekking, van deelneming,
van lof of blaam Gelukkig het gezin,
waar zulk een moeder aan het hoofd
staat. De huiselijke gezelligheid is moei
lijk een deugd te noemen, 't is eerder
een vruchtbare grond voor de deugd om
op te wassen. Een grond, waar jonge kin
dernaturen vrijelijk uit kunnen groeien,
niet geklemd tusschen schoolsche be
grippen van „opvoedende" ouders, maar
geleid langs de milde karaktervolle
toegeeflgkheid van de wijze moeder
die weet dat jeugd moet groeien en
bloeien als een jonge plant, niet om-
knoopt door knellende banden, dan
wanneer het noodig mocht zijn.
Het spreekt vanzelf, dat huiselijke
gezelligheid gekweekt moet worden. In
een gezin waar de huisgenooten ieder
hun afzonderlijk leven leiden, de heer
des huizes steeds in de sociëteit of in
vergaderzalen te vinden is, de moeder
op bezoek of niet thuis is, de kinderen
in alles opgaan behalve in elkander,
in zulk een centrifugaal gezin bestaat,
hoe groot overigens de mogelijkheid
ook ware tot een samenleven, weinig
kans op intieme gezelligheid. Men
zou zulk een gezin kunnen vergelij
ken met een uit elkaar gevallen boek,
dat, gebonden, een goed geheel kon
vormen.
Is dus een gezellige sfeer voorname
lijk van personen afhankelijk, de om
geving kan er ook veel aan af- of toe
doen. Een woniug waarin op bekrom
pen wijze orde en netheid worden toe
gepast, waar de huisgenooten zich moe
ten schikken naar de meubels, aan
comfort weinig, aan onderhoud van
huisraad alles wordt besteed, zulk een
omgeving zal een struikelblok blijven
tot ware gezelligheid. Een waarlijk
doodend element is evenwel een vol
slagen huiselijke wanorde, waar onzin
delijkheid, slordigheid en onregelmatig
heid de huishoudings-routinebeheerschen.
Soms ook is de omgeving niet de
factor, die de gezelligheid in de hand
moet werken, maar is zij hiervan het
surrogaab Zoo zoeken gesloten naturen,
<lie moei lijk kennis maken, vriendschap
Sommigen namen smartelijk afscheid,
anderen juichten om het wederzien, nog
anderen zagen met een verdrietelijk, ver
velend gezicht in 't rond.
De deur der wachtkamer tweede klasse,
werd geopend en een dame in rouwklee
deren kwam er uit. Erich zag, zonder het
te willen naar haar, toen sprong hij op,
als had hem een dolksteek getroffen.
Die dame was Adèle.
Instinctmatig greep Erich naar de deur
knop, als wilde hij uit de coupé springen,
om haar te grijpen, vast te houden, maar
dadelijk daarop gevoelde hij, dat dit niet
ging. Op dit kleine plaatsje was niet dade
lijk de politie bij de hand, en hoe kon eeD
vreemde dame verhinderd worden om ver
der te reizen; en als Adèle hem eenmaal
ontglipt was, dan zou zj alles begrtpen
hebben en het belangrijke document ver
nietigen. Daarop mocht hij het niet laten
aankomen.
Dat alles ging bliksemsnel door zijn
hootd, terwijl Adèle nog in 't gedrang scheen
te wachten. Met de hand aan de deurknop
hield Erich onafgewend haar slanke ge
stalte in 't oog, gereed om er uit te sprin
gen, als Adèle misschien in de wachtkamer
terug wilde keeren.
Nu klonk het eerste gelui, en de jonge
dame kwam langzaam naar den trein. In
de hand had zij een klein leder taschje; haar
bleek gezicht was ongesluierd. Ze wendde
zich nu met een vraag naar den conduc
teur.
Toen sloot zich met gedruisch de deur
van een andere coupé en de conducteur
kwam om de reiskaartjes in te vorderen.
Erich nam snel een daalder uit zijn por-
temonnaie en stopte dien den man onge
merkt in de hand. „Een woordje, goede
vriend!"
„Wat verlangt mijnheer?"
„Waarheen reist d£ dame, waarmee u
straks sprak?"
„Die zwarte? Naar de hooldstad."
„Goed, dan verzoek ik u de coupé waarin
de reizigster is op alle tusschenstations goed
in 't oog te houden en mij, als ze misschien
sluiten, vreemd aan de menschen door
het leven gaan, hun heil in de een
zaamheid. De menscbenomgang, die zij
derven, wordt, hun vergoed door de
stomme vrienden van hun kamer, of
door een of ander dier, waaraan ze zich
hechten. Zoo vindt een oude vrouw haar
gezelligheid in den aanblik van haar
goed onderhouden meubeltjes of in den
kanarie, die fluit, de poes, die spint,
en de bloempotjes, die voor haar raam
staan, vindt de eenzelvige geleerde dat
in zijn eigen studeerkamer, waar de
rijen boeken als beproefde vrienden hem
omringen.
Maar hetzij menschen of omgeving
alleen den drang naar gezelligheid moe-
ton voeden, een feit is het, dat de drang
bestaat.
Wij denken hierbij aan het beeld,
dat Schopenhauer van de menschelijke
behoefte aan gezelligheid geeft.
Een troep stekelvarkens, door de kou
godrongen, schuilden bij elkaar om
warm te worden. Toen ze evenwel dicht
bij elkaar kwamen, staken hun de we-
derkeerige prikkels, die hen uit elkander
dreven. De behoefte naar warmte deed
hen evenwel weer naar elkander toa-
kruipen. Maar weer herhaalde zich het
steken met de prikkels wat hen weer
uiteenjoeg. Eindelijk werd bevonden,
dat een matige verwijdering, die hen
geen prikkels deed voelen, en toch wat
warmte gaf, het beste voldeed.
Menschen zoeken warmte van men
schen, hoe vaak men ook wederzijds
wordt teleurgesteld, hoe vaak de ont
moeting ook pijn en verdriet baart.
Men ergert zich, men steekt en prikt
onderling, men wendt zich een oogen-
blik van elkaar af, om na korter
of langer tijd toch weer warmte,
gezelligheid te zoeken.
ëisiUeieSanid.
Misschien wel vooral om het nieuwe
Perzische bewind te doen voelen, dat
het rekening dient te houden met de
verlangens en wenschen van Rusland
en Engeland, zijn de laatste dagen op
nieuw enkele vertoogen tot de regee
ring van den Sjah gericht.
Zoo meldt de correspondent te Pe
tersburg van de Londensche Times, dat
de Russische regeering aan het nieuwe
zou willen uitstappen, onmiddellijk een
wenk te geven."
De conducteur lachte vertrouwelijk. „Ik
geloof, dat wij het veel eenvoudiger kunnen
maken", fluisterde hij.
„Hoe dan?"
„In haar coupé is nog een plaats open;
ga daar zitten, Mijnheer!"
Hij schudde 't hoofd, ,,'t Is niet zooals u
veronderstelt, conducteur; die dame mag in
geen geval weten, dat ik in de nabijheid ben".
De beambte greep met een geheel ver
anderd gezicht naar zijn dienstpet. „Ha zoo
Mijnheer is een geheime agent?"
„Denk dat maar, goede vriend!"
,,'t Zal aan mij niet liggen".
De trein kwam langzaam in beweging
en Erich zonk rustiger in zijn kussen,
't Scheen hem thans dat hij zijn doel nabij
washij durfde hopen nu weldra de schoone
misdadigster onder vier oogen te hebben.
En dan dan
Hij ademde dieper. Ze zou hem niet
ontkomen, al moest hij hemel en aarde be
wegen.
Aan ieder station kwam de conducteur
aan het portier. „Alles in orde, Mijnheer
En Erich knikte. Hij zelf zag ook onaf
gebroken toe, hij hoorde en spiedde als
kon Adèle door 't raampje wegvliegen als
een vogel, dien men dan wel boven in de
lucht ziet, maar waar 't den mensch on
mogelijk is hem te volgen.
Erich begreep niet waarom Adèle een
nacht en een dag op een onbeduidend
plaatsje aan den spoorweg vertoefd had.
Ze moest daar vrienden bezitten of ze zocht
een nieuwe betrekking. Godlof dat ze zich
volkomen veilig waande en aan geen ver
volging dacht.
't Was diepe nacht, toen de trein bij 't
verlichte station aankwam.
De conducteur opende de deuren. „Allen
uitstappen!"
Erich bleef op een wenk van den conduc
teur tot op het laatst zitten. Hij zag dat
Adèle een pakjesdrager aannam, haar goede
ren-biljet overgaf en toen naar den uitgang
ging-
bewind te Teheran heeft meegedeeld,
dat, tenzij het laatste waarborgen geeft
voor de bescherming van kooplieden
die het Perzisch gebied aan de Rus
sische grens bereizen, welke kooplieden
sinds eenigen tijd worden beroofd en
gemolesteerd door bandelooze stammen,
Rusland zelf de bescherming dier grens-
kooplieden zal ter hand nemen.
En de Engelsche regeering heeft,
door haar vertegenwoordiger te Tehe
ran, laten klagen over de wanorde en
onrust in Sjiras. Zij dringt aan op het
ontslag van den plaatselijken gouver
neur, Asaf-ed-Dowlé, die onwillig of
onbekwaam is om de orde te hand
haven.
Uit een en ander valt wel af te lei
den, dat het nieuwe bewind te Tehe
ran zich voor allerlei moeilijkheden
gesteld ziet.
Zoo is er b.v. een regiment van
royalistisch gezinde troepen, dat de
wapens nog niet heeft neergelegd. Dat
is het z.g. Silakori-regiment, welks
vroegere aanvoerder, Bahadoer Jeng,
de wijk heeft genomen in de Russische
legatie. De nieuwe Perzische regeering
dringt er nu bij den Russischen zaak
gelastigde te Teheran op aan, dat deze
zijn invloed late gelden bij Bahadoer
Jeng om van laatstgenoemde te ver
krijgen, dat hij zijn vroegere soldaten
overhaalt, de wapens neer te leggen.
De correspondent te Teheran van de
Daily Telegraph heeft het ook over de
soldaten van het Silakori-regiment. Hij
beweert, dat de stoutmoedigsten van
deze lieden en ook vele soldaten van
de ongeregelde vrijwilligers van den
vorigen Sjah zich beginnen aan te slui
ten bij royalistische Baktiaren, die
met kanonnen gewapend zich nog
altijd handhaven ten noorden van Sal-
tanetabad.
Een en ander leidt seinde de Daily
Telegraph-man tot wantrouwen en
vrees bij de inwoners van Teheran. Ook
het pessimisme van vele buitenlanders
in de Perzische hoofdstad draagt er toe
bij, daar de stemming minder hoopvol
te maken. Dan heerscht er eenige op
winding in Teheran over berichten,
omtrent welker juistheid overigens geen
zekerheid bestaat, dat n.l. de Russen
hun garnizoenen in Tabris en Kaswin
vergrooten.
De onlusten in llarokko.
De berichten uit Melilla bevestigen,
dat er danig gevochten is en dat de
Eerst toen ze uit het gebouw was, wis
selde hij met den conducteur een snellen
groet en ijlde haar na om haar niet weer
uit het oog te verliezen. Nu of nooit
Adèle stond naast een rijtuig en betaalde
den pakjesdrager, die haar goed bracht.
„Naar het Union-hotel", beval ze.
Toen hielp de man haar in het rijtuig
en sloot het portier.
De wielen zetten zich in beweging.
Het volgende rijtuig kwam vooruit. Erich
stond er dadelijk bij. „Union-hötelge krijgt
een goed drinkgeld, als ge steeds achter die
wagen blijft".
De koetsier floot zachtjes. „Dat kan ik
best!" mompelde hij; een mooie vogel, die
zwarte
Erich's hart sloeg als een hamer. Als 't
gelukte achter haar onbemerkt het hótel
te bereiken, dan was alles gewonnen.
De wagens reden door verscheidene stra
ten, dan hield de eeiste stil en een kellner
spoedde zich reeds naar voren, om het por
tier te openen. Adèle ging binnen, terwijl
Erich met zijn koetsier afrekende.
„Is 'tzoo genoeg, vriendje?"
„Dank u. Als mijnheer weer eens iets te
doen heeft 1" En een ferme zweepslag ein
digde den zin.
Erich ging naar de portiersloge, vast be
sloten den strijd nu in eens geheel uit te
vechten. Hij verging bijna van ongeduld.
„Welk nummer heeft die dame in 't
zwart
„Een en twintig om u te dienen't Was
ongelukkig 't laatste nummer op de étage".
,,'t Is goed, ik dank u".
Erich ijlde de trappen op en gaf den
bediende zijn kaartje. „Vraag belet bij de
dame op no. 21."
De bediende klopte. Na een „binnen"
stond Adèle voor den spiegel en streek haar
haar glad. Ze had nauwelijks tijd gehad
haar hoed en mantel af te doen; nu zag
ze over haar schouder naar de deur. „Nu
„Een heer verlangt Mejuffrouw te spreken."
Als een electrischen schok ging dit het
jonge meisje door de leden; Adèle werd
eerst erg bleek, toen gloeiend rood.
moed en doodsverachting zoowel aan
Marokkaansche als aan Spaansche zijde
zeer groot geweest zijn. De Mooren
moeten wel 6000 man sterk zijn geweest
tegenover 2000 Spanjaarden. De meeste
Spaansche gewonden zijn getroffen in
het hoofd en in de borit. Het was er
den Mooren vooral om te doen de
Spaansche kanonnen te veroveren, maar
dat lukte niet. De Spanjaarden, hoewel
aanvankelijk tenminste in den nacht
van Zondag op Maandag overrompeld,
hielden zich kranig. Gelijk gemeld,
moeten de Mooren zeer zware verliezen
hebben geleden, maar het juiste cijfer
is niet bekend. De Mooren waren er
bijna in geslaagd een kanon te bemach
tigen, maar kapitein Guiloche snelde
ter hulp. Het werd een gevecht van
man tegen man, waarbij Guiloche sneu
velde. Ook kapitein Arrayo, die op zijn
beurt ter hulp snelde, viel door een
kogel in den hals. Het kanon bleef
intusschen in Spaansche handen, de
Mooren bemachtigden alleen zeventien
muilezels. Bij één kanon vond men later
achttien lijken van Mooren. De Mooren
hebben blijk gegeven niet alleen van
zeldzame onverschrokkenheid, maar ook
van groote taktische bekwaamheden.
Herhaaldelijk trachtten zij de Spanjaar
den door schijn-aanvallen op onderge
schikte punten in de war te brengen
en de aandacht der verdedigers af te
leiden van den hoofdaanval, die blijk
baar tegen het hoofdkwartier van gene
raal Marina gericht was.
De Mooren, die niet van plan schijnen
het hoofd in den schoot te leggen,
moeten nog versterkingen hebben ge
kregen. Maar ook de Spanjaarden zen
den in allerijl versterkingen naar Ma
rokko. De Spaansche regeering is be
sloten haar gezag in het Rif-gebied te
handhaven met alle middelen die haar
ten dienste staan.
De gisting in het Rif-gebied is groot.
Uit de omgeving van Ceuta en Alhu-
cemas komen berichten van groote ver
gaderingen van veldarbeiders, die naar
Melilla willen gaan.
In latere berichten lezen we, dat de
commandant van Alhucemas meldt dat
de stamhoofden in de buurt 5000 Ka-
bylen hebben samengetrokken en zich
bij een andere krijgsmacht hebbeD aan
gesloten, om een nieuwen aanval te
doen op de Spaansche stellingen.
De Italiaansche stoomboot Castelaccia
is te Melilla door een Spaansche kan-
noneerboot opgebracht onder verden-
„Een heer?"
Zou 't mogelijk de baron zijn
Haar gedachten verwaï den zich. Geef
hier het kaartje."
En toen bracht een haastige blik de
ontgoocheling. Wolfram Hoe kwam die
hier? Wat kon zijn doel zijn?
„Zeg Mijnheer, dat ik niemand ontvang."
De bediende verliet de kamer om zijn
boodschap over te brengen.
„Ga nogmaals naar de dame en vraag
om een kort gehoorde zaak kan niet uit
gesteld worden".
Toen volgde hij den bediende op den
voet en stond, toen Adèle boos haar „neen"
herhaalde, onmiddellijk achter hem in de
deur.
„Vergeef me, dat ik u overval Juffrouw
Malten; ik moet u juist hier, en juist op
dit oogenblik spreken."
„Dat is ongehoord!" riep de gezelschaps
juffer.
„Dat schijnt maar zoo, Mejuffrouwmaar
zelfs als ik me op dit oogenblik aan een
onbescheidenheid schuldig maakte, zoo is
toch mijn handelwijze door de omstandig
heden geboden."
Hij gaf den kellner een wenk de kamer
te verlaten en sloot de deur.
„Ik kom, zooals van zelf spreektniet in
een aangelegenheid, die mezelf betreft, Me
juffrouw, maar voor mijn pupil."
Adèle zag hem spottend in 't gezicht.
„Is dat dan niet uw eigen aangelegenheid,
Mijnheer Wolfram? Ik geloofde het vast,
ofschoon de teederste gevoelens dikwijls
zoo dikwijls gekwetst worden."
„Het trof hem pijnlijk, maar hij bleef
uiterlijk kalm. „Laat ons niet van mij spre
ken, maar van Mejuffrouw Aszmann," zei
hij op beslisten toon. „Zij is onverwachts
op uw aanklacht, zooals u weet, gevangen
genomen."
„Hal"
Een straal van triomf schoot uit de zwarte
oogen. Gevangen! Haar vijandin gevangen
ROMAN VAN
(Wordt vervolgd).