el Land van lleusden en Allena. de Langstraat en de tioinmelerwaard.
Hat Blonde Hieltje
De toestand der Christen-Armeniërs.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No, 2805. Woensdag 11 Aug,
FEUILLETON.
T
iMJö VAN ALTEN/'
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1909,
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7Vs ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Onder dezen titel schrijft Pascal
Asdurian in de „Algem. Rundschau"
het volgende over dit op het oogen-
blik hoogst actueele onderwerp:
„Nauwelijks meende de Christelijke
bevolking van het Turksche rijk, dat
thans nu een grondwet was ingesteld,
voor haar een tijd van vreugde en geluk
was aangebroken, ofdeijselijk-gruwzame
moord-partijen. te Adana en in andere
door Christen-Armeniërs bewoonde ste
den en dorpen gepleegd, hebben haar
en de geheele wereld er van overtuigd,
dat alles slechts een droom was. De
nieuwe regeering, overal met groote
instemming ontvangen, had wel veel
in Konstantinopel, doch in 't geheel
niets bij het Turksche volk in de
Aziatische provincies veranderd. De
Mohammedaan kan en wil zich nog
niet met zijn Christen-medeburger ver
zoenen. Hij beschouwt hem als een van
hem afhankelijk wezen, ja in zekere
mate als zijn slaaf. De schrijver van
dit artikel heeft vele jaren in die streken
vertoefd en is zeer goed met de spraak
der Mohammedanen, hun zeden en ge
woonten bekend. Door de constitutie
zouden nu ook de niet-Mohammedanen
gelijke rechten verkrijgen. Dat was te
veel voor den Mohammedaan. De oude
haat en het fanatisme tegen de Christe
nen vlamde weer in hem op. En dors
tend naar Christenbloed vermoordde
hij in één slag 20.000 onschuldige
Christenen.
Twintig duizend onschuldige slacht
offers De mannen werden voor de oogen
hunner vrouwen neergesabeld, de vrou
wen en dochters, zelfs achtjarige kin
deren mishandeld wat in kerken en
missiehuizen gevlucht was, werd ge
zamenlijk levend verbrand. En daar
buiten overstemde het gejoel en de
woeste kreten eener fanatieke horde
het doodsgeschrei van de in den schoot
hunner moeder stervende, onschuldige
wichtjes. De huizen, kerken en winkels
der Armeniërs werden leeggeplunderd
en in brand gestoken, de vluchtelingen
neergeschoten. Meer dan 20 dorpen met
hun Christen-bevolking werden van
den aardbodem verdelgd. Vele lijken
moeten er nu onbegraven onder de
verzengende zonnehitte liggen te ver
schrompelen en verrotten, andere wor
den door de rivier meegevoerd, in dien
vloed, waar eens de edele, Duitsche
Keizer, Barbarossa, zijn leven eindigde.
En eindelijk zijn een menigte ramp
zalige ongelukkige personen en families
zonder huisvesting, zonder levensmidde
len. Het lot echter, dat de levend in
handen der Turken en Koerden ge-
W. HEIMBERG.
(1
„Neef Ulrich I"
Had ik goed gehoord?
Ja toch, daar klonk 't weer.
„Neef Ulrich! Neef Ulrich!"
Het klonk zoo liefelijk. Maar het kwam
ook uit den mond van een bekoorlijk jong
meisje, juist toen ik het tuinpoortje uitging.
En toen ik omzag, keek over het malsche
groen van het met indische kers begroeide
hek het blonde kopje van mijn nichtje
Frida.
Maar Frida was eigenlijk meer dan enkel
m'n nichtje.
Juist een jaar geleden had haar snoeperig
klein rood mondje in het met wingerd be
groeide beuken prieeltje, in het achterste
hoekje van den tuin, mij beloofd, zij zou
aan mijn zijde, als de vrouw van den
dokter, door het leven gaan.
Dat was natuurlijk een gebeurtenis van
het allergrootste gewicht, die formeel een
storm te weeg bracht in de gezellige, vrien
delijke woning van den opperhoutvester,
waar een familieleven werd geleid waarop
niets viel aan te merken dan misschien,
(lat het er wat eentonig was. Met uitzon
dering van plechtige dagen als Kerstfeest,
Paschen enzoovoorts, of papa's en mama's
verjaardag, leek de eene werkdag precies
op den anderen, de Zondag was volkomen
gelijk aan zijn voorganger of zijn opvolger.
Maar die belofte!
vallen vrouwen ondergaan moesten,
is nog afgrijselijker, nog meer te be
treuren dan het lot dier vermoorde en
verbrande slachtoffers. Als men haar
over haar toestand ondervraagt, willen
ze geen antwoord geven en schreien
slechts. De lijdensgeschiedenis der Ar
meniërs is ook rijk aan voorbeelden
van heldinnen, die om haar eer en
onschuld te bewaren zich van de hooge
rotsen afwierpen en liever den afgrijse-
lijksten dood stierven.
Dat zijn in het kort de heldendaden,
welke de Mohammedaansche bevolking,
maar al te dikwijls met medewerking
der autoriteiten en soldaten, zoo roem
vol verricht heeft. En na deze gruwzame
feiten gepleegd te hebben, beschouw
het Mohammedaansche volk met een
afschuwwekkende kalmte zijn gevallen
slachtoffers en kan zich in het Christen-
bloed niet genoeg verlustigen, en zich
er niet genoeg aan verzadigen. In de
jaren 18951896 heeft dat volk on
geveer 300.000 Armeniërs op bevel en
met medehulp van den thans onttroon
den, met bloed bezoedelden Sultan
den „groot-moordenaar" heeft hem
daarom de groote Engelsche staatsman
Gladstone genoemd vermoord en
duizenden families in het ongeluk ge
stort. En is de vervolgingswoede in de
eene stad uitgevoerd en uitgeraasd
evenals thans te Adana dan verheft
zich die woede opnieuw in een aridere
plaats en eischt daar weer nieuwe
offers op.
En wanneer dan in Europa geen
berichten over huiveringwekkende ge
beurtenissen meer binnenkomen, dan
gelooven we maar al te gauw dat rust
en vrede weer zijn teruggekeerd. Men
zegt vrede, doch er is geen vrede. Een
ijzeren druk werkt verlammend op het
volksleven. Nog kort geleden was het
aan de willekeur der Turksche beamb
ten overgelaten, of de Armeniërs hun
vaderlandsche taal, geschiedenis en
literatuur leeren mochten of niet. Men
begrijpt, wat daarvan terecht kwam.
Zoo dikwijls reeds hebben zij daarvoor
gevangenisstraf opgeloopen. De Arme
niër mag geen wapen dragen, evenals
dat zijn moordenaars doen, anders wordt
hij zonder lang proces tot meerdere
gevangenisstraf veroordeeld. Hij moet
slechts arbeiden en dubbel belasting
betalen, niet alleen aan den staat doch
ook aan de opperhoofden der Koerden-
stammen. Roept hij daartegen de be
scherming van het gerecht in, dan weet
de kadi, rechter, het proces jarenlang
op de lange baan te schuiven, zoolang
totdat de Armeniër door de poceskos-
ten geheel en al verarmd is en dan
treedt bijna altijd nog de Mohammedaan
als overwinnaar uit het strijdperk.
De opperhoutvester mijn oom schold
ons uit voor domme kinderen, die niet
verder zien dan hun neusje lang is en
het wipneusje van Frida was zoo snoeperig
klein
Neen hij wilde niets weten van een „stu
dentenverloving".
En tante, goed en vriendelijk als zij was,
stond officieel aan de zijde van haarman,
maar in stilte troostte zij ons beidjes en
schilderde ons in de fraaiste kleuren het
tafereel der toekomst, en vertelde ons, hoe
veel schooner het geluk der minne was na
een korten proeftijd een proeftijd die
maar driehonderd vijfenzestig dagen zou
duren.
Wat een zegen des hemels, dat 'tgeen
schrikkeljaar was!
Want, zoo was 'tafgesproken, ia verloop
van een jaar mocht ik, als mijn gedachten
althans nog precies zoo waren als nu, en
ik in dien tijd werkelijk den doctorstitel
had behaald éh met goed gevolg het practisch
examen had doorstaan, met dezelfde vraag
bij oom en tante aan de opperhoutvesterij
aankloppen.
Zoo luidde het strenge ultimatum van
mijn oom.
Maar hij liet het niet bij de enkele uit
spraak, doch achtte zich verplicht aan zijn
vonnis een kleine toelichting te voegen.
Hij nam de pijp, waaruit hij met zooveel
spoed en gejaagdheid gerookt had, dat er
in 't vertrek een met wolken bezwangerde
dampkring heerschte, uit den mond en
verklaarde op gewichtigen toon:
„En nu, m'n beste jongen, nu verwacht
ik van jou, dat je het meisje, mijn Frida,
niet met flauwe complimentjes het hoofd
op hol brengt, en geen riemen papier ver
morst met minnebrieven en meer dergel ij
ken nonsens. Als meisjes zoo'n kattebelletje
hebben ontvangen, dan zijn ze in de eerste
dagen ontoerekenbaar. Totdat ze geantwoord
En dan de toestanden op het platte
land. Alles wat de Armeensche boer
bezit, eigenen de Koerden zich met
geweld toe en de mooiste vrouwen der
Christelijke families worden voor hun
harems geroofd. Schaken van vrouwen
en meisjesroof zijn op het platteland
en in de kleine steden aan de orde
van den dag. Op de soldaten kan men
nooit rekenen, ja zij zijn zelfs nog meer
te vreezen dan het Mohammedaansche
volk zelf: het bewijs daarvoor is, dat
bij de gruwelen te Adana de soldaten
met de woeste horden gemeene zaak
maakteu. Soldaten, die uit andere stre
ken aangerukt waren, om de orde in
de stad te herstellen, hebben de moord
partijen hernieuwd en zij zijn het juist,
die tegen de vrouwen en kinderen zoo
gruwzaam zijn opgetreden.
Arm volk. Zoo wordt een oud, be
schaafd volk systematisch uitgeroeid.
Deze systematische vervolging sleept
natuurlijk zoowel op moreel als mate
rieel gebied de treurigste gevolgen na
zich, en het is te begrijpen, dat daar
door ook het karakter van het volk
eenigszins bedorven wercl. Maar in den
grond van zijn hart handelt de Arme
niër enkel uit goede beweegredenen,
drijft hij handel, werkt op het land
en oefent allerlei vakken uit. In de
tijden der oudheid voerde hij op de
Euphraat, welke uit den schoot zijner
bergen ontspringt, de producten van
zijn land naar Babylon, en in de mid
deleeuwen en ook nog heden biedt hij
in de Oostersche winkels zijn waren te
koop aan. Armeensche karavanen trok
ken van den berg Ararat naar verre
landen om hun waren op de markt te
brengen. Het is derhalve een vlijtig,
handeldrijvend volk dat ook voor de
Duitsche belangen in het Oosten veel
zou kunneu bijdragen, wanneer Duitsch-
land in zijn lijden zijn deelneming zou
toonen. Frankrijk en Engeland hebben
dit tot nog toe niet tevergeefs gedaan
voor die landen hebben zij juist daar
om in het Oosten den weg gebaand,
hun taal en hun invloed zijn daardoor
zoo verbreid geworden.
/Slot volgt/.
itaitenlaiüd.
Te Anderlecht, bij Brussel is Zondag
morgen het lijk gevonden van een jonge
vrouw. Het lijk was in een zak gebonden
en dreef in een sloot. Hengelaars hadden
eenige uren te voren gezien, dat een
man een kar naar de sloot schoof en
een grooten zak uit de kar in het water
liet rollen.
Te Pezé-le-Robert, dicht bij le Mans,
kwam Woensdagavond een zekere Rohée
hebben verliezen ze de sleutels, laten de
soep aanbranden, vergeten zout bij de aard
appels te doen, loopen met ongekapte haren
door het huis enz. enz. En wanneer haar
eigen geschrijf dan eenmaal naar de post
is, kijken ze met smachtend verlangen, met
oogen die d'r uitzien als die van schelvis-
schen, vanwege de sentimentaliteit, uit naar
een antwoord. Ze loopen den postbode mij
lenver tegemoet en huilen zich de oogen
rood, als haar niet op den bestemden tijd
een rose briefje wordt overhandigd."
Hij sloeg met de stoere vuist op de tafel,
keek me grimmig aan, voor zoover zijn
goedig gezicht daartoe in staat was, en be
sloot
„Van die grappenmakerij ben ik niet ge
diend Laat je dat gezegd zijn I"
Wat bleef mij over?
Bij de pakken neerzitten en tranen huilen
met tuiten, als een jongmeisje?
Foei, dat was een handeling, een student
in de medicijnen in het laatste studiejaar
onwaardig
Ik zeide op alles, wat mijn oom had
gezegd, ja en amen, beloofde alles wat hij
wilde en, voordat ik vertrok, zwoer Frida
mij nog eenmaal trouw, in het beuken
prieeltje daarginds, en ik haar eveneens.
De tranen, die aan haar groote blauwe
oogen ontvloden, waren niet te drogen en
ik moest haar troosten en hartelijk toespre
ken, tot het mijzelf week om het hart werd.
Ik nam trouwens afscheid in een gemoed
stemming, zoo melancholisch als men zich
maar kan voorstellen bij iemand die jong
is, student en bovendien zoo tot over de
ooren verliefd, als ik het was op mijn kleine,
blonde nichtje.
Een man, een man een woord, een
woord.
Ik schreef Frida nooit.
thuis. Rohée is een man van vier-en
dertig jaar, vader van twee kinderen.
Hij was dronken en boog zich over
het bedje waar een van zijn kinderen
in lag te slapen. Hij wilde het omhelzen.
Het meisje, drie jaar oud, schrok wakker,
begon te huilen en wilde niets van de
liefkozingen weten. Rohée vond dat
onvriendelijk, nam het kiod op en
sloeg het met het hoofd tegen den
muur. Het kind bezweek onder die
bestraffiing. Rohée ging toen slapen. In
den nacht begon zijn ander dochtertje,
van veertien maanden, te schreien. De
vader sloeg dat kind niet dood, maar
hij wondde het aan het hoofd.
Rohée is gevangen genomen.
De correspondent van de Daily Tele
graph te Barcelona heeft Vrijdag over
Perpigram, geseind, dat wel naar het
uiterlijk de orde en rust te Barcelona
teruggekeerd zijn, maar dat de vraag,
of deze orde van bestendigen duur zal
zijn, afhangt van de wijze waarop de
militaire overheid zich zal gedragen
tegenover de politieke gevangenen die
op Montjuich zitten. De overheid ont
kent, dat er vele gevangenen doodge
schoten zijn; maar het volk gelooft dat
niet. De overheidspersonen hebben me
nig dreigbrief ontvangen, waarin wordt
gewaarschuwd, dat er een massa bommen
te Barcelona zullen springen, als de
politieke gevangeuen niet oogenblikke-
lijk worden vrijgelaten. Het heet, dat
er dertigduizend ar.archristen en repu
blikeinen klaar staan voor een nieuw
oproer, heviger dan het eerste.
Er loopen ongunstige geruchten over
den gezondheidstoestand van den Ko
ning van Servië.
Het Journal verneemt uit Berlijn,
dat daar telegrammen ontvangen zijn,
volgens welke 's Konings toestand ho
peloos is. Kroonprins Alexander zou in
allerijl uit het buitenland naar Belgrado
geroepen zijn.
In Servië zou midderwijl een bewe
ging op touw zijn gezet, om het regee-
ringshuis omver te werpen. Pasjits, de
oude stokebrand, heet er de ziel van.
Volgens andere geruchten, broeden
do officieren op plannen, om prins
George, den vroegeren Kroonprins, op
den troon te brengen.
De Weensche correspondent van de
Matin verzekert, dat het elk oogenblik
met den Koning kan afloopen.
Reeds vroeger is gemeld, dat de Ko
ning aan slagaderverkalking leed.
Te Hamm heeft Zaterdagochtend een
werkman, die door den hotelhouder
Gustav Lippman ontslagen was, diens
vrouw uit wraak doodgestoken. Daarna
Niettemin kan ik het niet loochenen,
dat ik in het begin iederen dag een brief
in elkaar flanste, 'maar en dit zij tot
mijn eer gezegd ik scheurde het papier
telkens in snippertjes, die ik ter prulle-
mand doemde.
Niettemin verschafte mij deze „eenzijdi
ge", haar bestemming nooit bereikende cor
respondentie, een zekere geruststelling, want
ik had toch datgene, waarvan mijn hart
tot berstens toe vol was, gelucht en in
woorden gebracht en neergeschreven, ook
al werd dit geschrevene dadelijk weer aan
de vergetelheid prijsgegeven.
Niemand zal het mij in de gegeven om
standigheden ten kwade duiden, dat ik
natuurlijk allerlei kleine listen aanwendde,
die maar eenigszins den toets van het ge
oorloofde kunnen doorstaan, zonder dat mijn
geweten en mijn liefde met elkaar in conflict
kwamen en mijn gelofte in het gedrang
kwam.
Zoo schreef ik bijvoorbeeld aan mijn tante
en toekomstige schoonmama een langen
brief ter gelegenheid van haar verjaardag.
Tot dusverre had ik mijn gelukwenschen
steeds toevertrouwd aan een „fantazie-an-
sicht", waarop een veelkleurige bedrukte
bloemruiker of 'n dikwangig bazuinengeltje
het „Ik feliciteer u" illustreerde.
Maar nu schreef ik alsof mijn leven
afhing van het aantal letters, dat ik op
de vier dichtbelijnde bladzijden neerkrab
belde.
Ik vroeg en informeerde naar alles en
nóg wat, naar de jacht, de wilddieven, het
weer want oom las al de brieven, die
zijn vrouw ontving en zoo in 't voor
bijgaan ook naar Frida.
Ik kreeg ook een antwoord op mijn brief...
Maar 't was er een antwoord naar
Een lied zonder woorden
Immers, tante stelde zich er mede tevreden,
mij een kistje van respectabelen omvang
heeft de moordenaar met een revolver
zelfmoord gepleegd.
Zondag kwam op de tentoonstelling
te Frankfort het bericht, dat Graaf Zep
pelin was overleden en Maandag ont
ving de Duitsche Keizer toen hij op
het Huis Middachten te De Steeg fees
telijk was ontvangen, een telegram uit
Kiel, met het bericht dat Zeppelin ge
storven was.
Beide berichten blijken onjuist te
zijn, want de Duitsche bladen deelen
thans mede», dat Zeppelin zich wèl be
vindt en dat het doodsbericht onzin is.
De graaf is opgewekt en heeft het
ziekenhuis, waar hij een kleine keel
operatie heeft ondergaan, reeds ver
laten. Hij verkeert in uitstekenden toe
stand.
De Moekden-Andoeng-spoorwegkwes-
tie heeft een ernstig karakter aangeno
men. Japan begint zijn geduld te ver
liezen tegenover het aarzelend China.
Eerst heette het', dat Japan aan China
bedenktijd had gelaten tot September.
Thans wordt van verschillende zijden
gemeld dat de Japanners ingevolge een
uit Tokio ontvangen bevel, begonnen
zijn met den bouw van dien spoorweg.
De kwestie is het volgende
Het verdrag van Peking van 1905 gaf
aan Japan het recht den spoorweg
tusschen Moekden en Antoeng te ver
beteren. Japan zou gedurende 15 jaren
die concessie krijgen en die voor handels
doeleinden mogen aanwenden, maar na
afloop van dien termijn zou China de
concessie overnemen.
Nu is Japan met de volgende eischen
voor den dag gekomen
lo. De route en de stations moeten
worden gewijzigd. 2o. De spoorwijdte
moet in overeenstemming worden ge
bracht met die der Koreaansche lijnen.
3o. Aan Japan moet het recht worden
toegekend een wacht van vijftien sol
daten per kilometer te plaatsen. 4o. De
politie in alle plaatsen langs den spoor
weg moet Japansch zijn.
Niets van dit alles is bij het verdrag
voorzien en China weigert ziju toestem
ming. Behalve dat China bezwaar heeft
tegen de eischen van Japan inzake
soldaten en politie, is het van oordeel,
dat in verband met het terrein een
nauw spoor gewenscht is, zooals Japan
ook op zijn lijnen heeft welke allen
voor handelsdoeleinden dienen. China
begrijpt heel goed, dat Japan's bedoeling
is het Koreaansche spoorwegnet tot over
Chineesch gebied uit te breiden en dat
Japan de lijn van strategische doelein
den wil aanwenden, daar de betrokken
streek weinig vooruitzichten biedt uit
een handelsoogpunt.
Japan wil de hand leggen op Mants-
te sturen, gevuld met prachtige versche
worst, van den laats ten slachttijd, benevens
de hartelijkste groeten „namens allen".
Onder het adres stond de lakonische
mededeeling:
„Ik heb geen tijd om te schrijven!"
Daar moest ik het mee doen.
Weliswaar bleek de worst uiterst delicieus,
zooals bij een huisvrouw als mijn tante
moeilijk anders was te verwachten, maar
toch was dit antwoord, hoe smakelijk en
pikant ook, niet in staat mij te bevredigen.
In den nood wenddeikmijtot mijn oom.
Ik geloof echter, dat mijn schrijven wel
het een en ander aan duidelijkheid te wen-
schen overliet. Want als ik mij goed her
inner, dan vroeg ik hem „om een goeden
raad in een of andere aangelegenheid,
waaromtrent ik echter alleen wist, wat mij
te doen stond."
Het is dan ook niet te verwonderen, dat
de opperhoutvester, die van nature al bizon
der kort aangebonden was, mij een briefje
stuurde tot antwoord, waarin mij niet meer
wijsheid werd verkondigd, dan vervat was
in de weinige regelen:
„Jongen, laat me met rust asjeblieft. Ik
versta er geen zier van. Schrijf duidelijker
of houd heelemaal je mond!"
Toen waagde ik een laatste poging.
Ik hoopte door mijn zwager in spe
het een en ander omtrent mijn blonde
nichtje, mijn aangebeden Frida, te weten
te komen.
Ik schreef den tienjarigen bengel een
langen brief, waarin ik hem verzocht een
keuze te mogen doen uit een nest jonge
dashondjes en zoo langs velerlei omwegen
terwijl ik mijzelf een verwijt maakte
over deze ontwijding mijner heiligste ge
voelens bracht ik zijn zuster op het tapijt.
Wordt vervolgd).
DOOR