Land van
en Allena, de Langstraat en de Boinmelerwaard.
Het Blonde Nichtje
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2879. W oensdag 29 Sept.
FEUILLETON.
19Q9.
Begin van den Herfst.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 eent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/% ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Als een gevolg van de voort
durende uitbreiding van het abonne
mentental en het daarmede gepaard
gaan van de ontvangst van meerdere
advertentiën, hebben wij besloten
daarvan ook onze abonné's te doen
profiteeren en zullen, te beginnen
met 1 OCTOBER a s., het abonne
mentsgeld per kwartaal van ée'n
gulden verminderen tot 75 cent,
terwijl nieuwe abonnés het blad van
heden tot 1 October GRATIS zullen
ontvangen.
Administratie en Uitgever.
Wij weten wat het begin van den
herfst 'oeteekent: gelijkheid van dag
en nacht. En die beteekenis is, in
zeker opzicht, reeds diep genoeg voor
ons. Trager komt des ochtends de dag,
nog gehuld in de nevelen van den
nacht. Telkens wordt het uur van ver
trek vervroegd en langer worden de
avondstonden, zonder de daaraan even
redige gezelligheid van den winter, 't Is
een soort van halve toestand, een over
gang, die op zich zelf niet aangenaam
stemt.
Maar wy hechten nog een andere
beteekenis aan het woord herfst en
daarom was het een blijde verrassing,
die ons voor enkele dagen trof. Op
den 23en September, den dag waarop
de zomer voor goed afgesloten werd,
scheen de zon in volle pracht, zoo
schoon en zoo heerlijk, als den gan-
8chen zomer nauwelijks het geval was
goot zij een zee van licht uit over al
het geschapene en verwarmde met hare
koesterende stralen de nog rijpende
vrucht.
Zulke dagen stemmen ons terecht
tot waardeering en dankbaarheid maar
zij kunnen aan de waarheid niets afdoen,
dat de avond nadert, de avond van een
levensjaar der natuurdat het schemer
uur reeds is aangebroken.
W. HEIMBURG.
(15
„Domkop, die ik wasl
„Ook trof het mij eenige malen, dat zij
zich in haar kamer had opgesloten. Toen
ik mijn verwondering daarover te kennen
gaf en ik haar plaagde, of zij soms bang
was voor dieven of inbrekers, en haar vroeg,
of ik haar een goede buks zou achterlaten
tot troost in de eenzaamheid, lachte zij en
antwoordde, met een raadselachtigen blik
Inderdaad, mijn angst is al heel
•dwaas Wat is hier ook eigenlijk te
vinden, wat de moeite loont om te stelen 1
„Ik vatte deze woorden op als een uiting
van een vroolijke luim en verheugde mij
er over, dat zij weder geneigd was tot
scherts.
„Hoe had ik ook kunnen vermoeden,
welk een beteekenis in die woorden ver
scholen lag? Ik dacht slechts aan stoffelijk
bezit, waarop dieven konden loeren. En
daarvan was inderdaad in het „Roode Huis"
al zeer weinig aanwezig. Ik, onbehouwen
prozaïsch mensch, die, als rondborstig ja
gersman, slechts de taal verstond die alles
bjj zijn waren naam noemde
„Donker was het in mijn brein, nog don
kerden dan in de dichste bosschen, welke
ik dagelijks doorkruiste.
„Spoedig echter zou het licht worden,
niet door verkwikkende zonnestralen, maar
een bliksemstraal, die alles in één oogen-
blik verzengt en het geluk des menschen
Het schemeruur. Misschien is het
daarom, dat, het najaar iets heeft, wat
onze zie! zoo sterk aangrijpt. Wij weten
niet wat dat is en kunnen de gedach
ten, die zich aan ons opdringen, niet
of slechts gebrekkig in woorden ver
tolken. Het is iets van onbestemden
aard, dat de ziel boeit en het hart roert,
iets van een aangrijpend, stil-trcunge
muziek, die toch iets verheffends heeft
en een genot op zich zelf verschaft,
wanneer de geest als het ware doelloos
in verleden en toekomst ronddwaalt.
Het zou inderdaad te betreuren wezen,
indien wij voor dergelijke indrukken
volstrekt ouvaibaar waren. Wij zijn
het immers ook niet voor die, welke
een bouwval bij ons opwekt, wanneer
die zoo levendig tot ons spreekt van
lang vervlogen tijden, ons verhaalt van
vele geslachten, hun grootheid en hun
val?
Hier is het ook alsof een groot ge
bouw, vol geriefelykheden, in puin stort.
Er is nu nog slechts een aanvang;
maar wij weten zeer goed dat, als er
ééu steen losgeraakt is, de tijd daar
onmiddellijk de tanden in zet en dat
van dien oogenblik af, het werk der
vernieling rusteloos wordt voortgezet.
Geen dag gaat voorbij, waarop niet
een gedeelte wordt ingekort en telkens
komen er boden, die ons melden dat
nog meer vervallen moetde boden
met kwade tijding.
Wat zij ons zeggen? Dat de
bladeren gaan verwelken en zeer spoe
dig de kille adem van den wind er
over heen zal gaan, om de herfstdraden
te verscheuren en het verschrompelde
blad ritselend naar omlaag te doen
vallen: een eerste waarschuwing om
een veilige schuilplaats te zoeken vóór
den storm.
Wat zij ons zeggen? Dat telkens
later in het reeds grauwe, nevelige
morgenuur, de dagtoorts zal verrijzen,
om na een steeds kortere reize, plaats
te maken voor een steeds langeren en
meer duisteren nacht, en dat, wanneer
het bleeke licht der zilveren maan dat
duister nu en dan zal doorboren, het
toch niet vriendelijk van achter het
lommer zal opkomenwant het reeds
gedunde lommer zal er dan niet meer
zijn en Phebe zal haar zilveren licht
bundels uitstorten over blad. rlooze tak
ken, die, als spookgestalten, de magere
armen ten hemel verheffen.
Wij weten dat dit alles komen moet
en dat wij voor de zooveelste maal de
vernietigt als de rijpe korenaren door den
hagelslag.
„Spoedig ook zou ik den zin harer woor
den leeren begrijpen, zeer spoedig, en toch
te laat!
XVII.
„En op dien noodlottigen dag
„Ja, in alle bizonderheden zou ik dien
afgrijselijken dag niet meer kunnen schil
deren. Wat doet ook de omlijsting ter zake
van een schril tafereel, dat in zijn ijzing
wekkende bizonderheden het hart van den
toeschouwer met schrik en ontzetting ver
vult?
„En ik ik was geen toeschouwer; ik
was beul en slachtoffer tegelijkertijd!
„Ik moest mij vroegtijdig op weg bege
ven, daar Zijne Hoogheid ter gelegenheid
van de verloving zijner jongste zuster een
aantal voorname gasten, waaronder zijn
aanstaanden zwager, had uitgenoodigd tot
een klopjacht op wilde zwijnen, waarvan
het in de wouden aan de hellingen der
bergen wemelde, zoodat ik te zorgen had
voor een behoorlijke afbakening van het
terrein en het plaatsen der drijvers op de
meest geschikte punten, waar men kon ver
wachten, dat het wild in zijn vlucht bin
nen het bereik der buksen zou komen.
„Ditmaal moesten die voorbereidende
maatregelen met bizonderen zorg worden
getroffen, vooral met het oog op de veilig
heid der doorluchtige gasten, daar ook de
jonge prinses met haar jonkvrouwen de
jacht wilde bijwonen om van de koenheid
van haar toekomstigen gemaal, die als een
echte Nimrod bekend stond, getuige te zijn.
„Wanneer ik niet door andere gedachten
ware beziggehouden, zou ik zonder t wij iel
de afwezigheid van Prins Christiaan, die
anders nooit verzuimde bij deze vorstelijke
vermaken, hebben opgelet.
eeuwige wet van worden en vergaan
om ons heen zullen aanschouwen. Het
is geen wonder, dat het ons niet zoo
licht valt, de eigenaardige schoonheden
van den herfst te prijzen, juist omdat
de aanvang van dit jaargetijde ons zoo
droefgeestig stemt. Het is toch in ieder
geval weer een afscheid dat wi) nemen,
en die waarheid blijft een waarheid,
al verbinden wij er ook op echt men-
schelijke wijze de hoop op een weer
zien aan.
Ja, dat wekt weemoedige gedachten
bij ons op, wanneer het lied der ver
gankelijkheid ruischt in de toppen der
booraen en zich straks verheft in den
eersten najaarsstorm maar die gedach
ten hebben toch weer iets verheffends
ook die gedachten hebben hare waarde.
Zeker, de natuur heeft nu de kracht
en de frischheid van voorheen verloren
dat wil zeggen, naar het uitwendige;
want, ofschoon de beek niet meer vloeit,
de bron is niet opgedroogd. Ook voor
ons nadert, als wy dien nog niet be
reikt hebben, de herfst des levensook
voor ons worden de herstdraden gespan
nen en zullen weldra een spel der win
den zijn; maar, indien het wel met ons
is, dan zal ook dat slechts maar het
uitwendige zijn. Als wij de krachten,
de frischheid van vroeger hebben ver
loren, dan behoeft ook bij ons de bron
niet opgedroogd te wezen dan kan daar
iets anders voor in de plaats getreden
zijn; b.v.een innige waardeering van
het reeds gesmaakte levensgenot een
dieper berusting in het onvermijdelijke
hedeneen krachtiger geloof in de toe
komst; en als wij de school des levens
niet zonder vrucht doorloopen hebben,
dan zal ons karakter zeker gerijpt zijn
door de zomerzon en de voorjaarsstor-
men dan zullen onze beste eigenschap
pen een hoogere trap van ontwikkeling
hebben bereiktdan zullen wij al de
groote roerselen des levens, smart en
vreugde, opgewektheid en weemoed, be
ter begrijpen. Dan zal, als een morgen
droom, het leven duidelijker worden,
uaarmate wij langer onze aardsche wan
deling voortzetten. Wat ons vroeger
raadselachtig voorkwam, zal ons hoe
langer hoe minder geheimzinnig toe
schijnen en de kronkelpaden zullen er
rechter uitzien, naarmate w ij het einde
naderen.
In de schemering van den herfst is
het ons zeer zeker anders dan bij het
„Ik was echter dien dgg was 't voor
beschikking of toeval? verstrooid, en
kwijtte mij van mijn ambtsplichten niet
met dien ijver, waardoor ik mij steeds had
VKiderscheiden.
„Mijn gedachten toefden, terwijl ik mijn
taak werktuigelijk verrichtte, zoodat mijn
hooge gebieder eenige malen het voorhoofd
fronste en mij zelfs, toen bleek dat een
drijver verkeerd was geplaatst, vroeg of ik
mij ongesteld gevoelde, in het „Roode Huis"
bij Frederike, daar ik, in den afgeloopen
nacht had meenen te hooren, dat zij in
stilte weende, zonder dat het mij echter
duidelijk was geworden, of zulks in den
droom of wakende was geschied.
„Eindelijk werd een oud zwijn, nadat
zij verscheidene honden den buik had
opengereten, neergeschoten. De hertog liet
zijn aanstaanden zwager de eer, het beest
den genadestoot toe te brengen, waarop
het hooge gezelschap spoedig wegreed om
in het jachtslot Elcksburg de jachtpartij
met een feestmaal te besluiten.
„Mijn taak was afgeloopen. De lof, die
anders na een dergelijke jacht mij steeds
werd toegebracht door mijn Doorluchtigen
meester, bleef ditmaal achterwege; ik had
haar trouwens ook niet verdiend.
„Op andere tijden zou mij dit blijk van
ontevredenheid zeer ter neder hebben ge
slagen, thans echter dacht ik er ternauwer
nood aan.
„Want een onverklaarbare angst had zich
plotseling van mij meester gemaakt, zoodat
ik dwars door het dennebosch mij een weg
baande, ten einde spoediger thuis te zijn.
„De scherpe takken zwiepten mij in het
gelaat en brachten mij menig pijnlijk wondje
toe ik lette er niet op.
„Hoe kwam het, dat ik aan zulk een
opwinding ten prooi was? Was het dat on
bestemd voorgevoel, de schaduw door groote
gloren van de Julizon; maar daarom
blijve ons hart niet gesloten voor het
eigenaardig schoon, dat zich ontvouwt
zoodra de herfst begint.
Die herfst is een samenstel van na
tuurwonderen op zich zelf en moet daar
om op zich zelf beschouwd en bewon
derd worden. De heerlijkste scheppingen
der kunst zijn aan de tinten van het
najaar ontleend en de beste onzer poëten
hebben de dwarrelende draden en den
wonderen nevel bezongen. Al wat
schoon en goed is, moet niet vergeleken
worden, maar in zich zelf gewaardeerd,
en zoo moet het ook zijn met dat schel
glinsterende licht, over geel en bruin
uitgestort en dat, terwijl het't sombere
groen van den laten zomer gaat ver
vangen, het bosch in een tooverpaleis
herschept.
Zeker, nog eenmaal, slechts met wee
moed nemen we afscheid, zelfs van een
zomer die geen zomer was; maar de
wisseling der tijden is zoo zegenrijk als
zij wondervol is; want zij geeft telkens
nieuwe en eigenaardige bekoorlijkheid,
die een rijke bron zijn van ware levens
kracht en verhoogden levenslust.
Die wisseling herinnert er ons telkens
weer aan dat, in al wat verandert en
vergaat, een kern is van het blijvende,
dat zich laaft uit een nimmer opdro
gende levensbron.
Een grootsch tafereel van verval en
toch, een toekomstbeeld van vernieu
wing
't Mysterie van den dood en toch,
een gedachte des levens, die over ons
lichten zal ook in de schemering van
den levenshertst.
Ituite nlaod.
In een plaats bij Berlijn is, op ver
zoek van het departement van koloniën,
een Duitsch ingenieur in hechtenis ge
nomen, die eenige jaren in Duitsch
Zuidwest-Afrika gewoond en daar vele
diamanten „gevonden" heeft. Het schijnt
met die vondsten echter niet in den
haak te zijn; of hij moet den fiscus het
zijne onthouden hebben öf de gevonden
diamanten moeten anderer eigendom
zijn geweest. Van de diamanten, die hij
bij zich had, had hij in allerlei Duitsche
steden reeds vele verkocht. De opbrengst,
ruim 200,000 mk., was bij verschillende
banken be^gd. Toen hij in hechtenis
genomen werd, vond men nog om en
bij de 1000 ongeslepen diamanten bij
hem.
Uit nadere berichten blijkt, dat de
ingenieur Georg Heim heet en den
gebeurtenissen vooruitgeworpen, waarover
ik, de ruwe kwant van de daad, steeds
minachtend de schouders had opgehaald
„Eindelijk stond ik, hijgend van vermoeie
nis, bij de bron onder den lindeboom.
„Een sombere, vaalgele schemering lag
over de oude verweerde muren en de door
den herfstwind reeds ontbladerde kruinen
der boomen, maar toen ik alles zoo kalm
en stil voor mij zag, kwam ook weder de
rust over mij en werd ik zelfs tot overmoe
dige scherts meegesleept.
„Ik sloop met onhoorbaren tred door
het tuinpoortje, klom tegen den wingerd,
die om het venster groeide, en wilde naar
binnen turen om te zien, wat mijn vrouw,
mijn kostbaarste schat, wel deed om zich
in de eenzaamheid den tijd te doodeD.
„Die scherts, mij zonder twijfel ingegevan
door den duivel, werd mij noodlottig
en mij niet alleen.
„Zij verwoestte het geluk van drie'men-
schenlevens.
„In 't eerst kon ik niets onderscheiden,
daar mijn oogen nog niet gewend waren
aan de duisternis, die in het vertrek heersch-
te. Maar toen
„Johannes
„Hoe ben ik naar beneden gekomen van
het venster, hoe kon ik het bankje bereiken
aan den voet van den lindeboom, waar ik
mijzelf vond, toen ik besef kreeg van het
stoffelijke om mij heen
„M ijn vrouw enmijnvriend!
„Hij lag neergeknield aan haar voeten,
zij zat in een leunstoel, en hij had haar
bij de handen gevat en hield het hoofd in
haar schoot verborgen.
„Geen geluid, geen ademtocht zelfs, die
hen stoorde in de eenzame woning, m ij n
woning.
fiscus voor groote sommen benadeeld
heeft door diamanten in cement ver
scholen in Duitschland binnen te smok
kelen. Toen hij in hechtenis genomen
was kreeg hij vergunning, om naar
zijn landhuis te Grosslichterfelde te
gaan ten einde daar orde op zijn zaken
te stellen. Hij beproefde daar zichzelf
te verdoen door uit een venster te sprin
gen, maar liep bij den sprong slechts
lichte kneuzingen op.
De Morgenpost verzekert, dat uit
Heim's papieren bleek, dat hij een
nieuwen slag wilde slaan, in overleg
met medeplichtigen in de kolonie
Duitsch-Zuidwest-Afrika. Men verzekert
ook, dat hij in het Zuiden van die
kolonie nieuwe groote diamantvelden
ontdekt heeft, die binnenkort ontgon
nen zouden worden. Hij weigert echter
zijn geheim te verraden, hoeveel moeite
de justitie ook doet, om hem aan het
praten te krijgen.
Een echt staaltje van Russische toe
standen deelden wij onlangs mede.
Namelijk het voorval, den heer Ten
Doeschote, paardenhandelaar te Goor,
overkomen.
In Juli j.l. op reis zijnde naar de
paardenmarkt te Lipsky in gezelschap
van 5 Polen, werd hij op den weg naar
Grodno door eenige vermomde mannen
overvallen en met zijn lotgenooten
opgesloten in eene boschwachterswo-
ning, waarin zich reeds meerdere per-
nen, onder wie de geknevelde bosch
wachters, bevonden. Ongeveer f 3600
werden den heer Ten Doeschote ont
nomen.
Van den gezant te St. Petersburg,
die terstond met dit voorval in kennis
werd gesteld, is thans bericht ontvan
gen dat de overval op Ten Doeschote
en gezelschap was beraamd door jood-
sche paardenhandelaren uit de buurt,
welke met leede oogen aanzagen, dat
concurrenten uit den vreemde en uit
andere gedeelten van Rusland hun de
negotie bedierven. Daarom hadden zij
zich in verbinding gesteld met een
rooversbende, ten einde de indringers
door een afschikwekkend avontuur kwijt
te raken. Vervolgens door genoemden
gezant ontvangen berichten zijn reeds
drie der bandieten gearresteerd. Van
het geld, in totaal ongeveer f 20,000,
is nog niets teruggevonden. Met kracht
zal het onderzoek worden voortgezet.
Pietri, de Venezolaansche minister
van buitenlandsche zaken, heeft, vol
gens een telegram van Reuter dd. 24
dezer uit Caracas, Sir Vincent Corbett,
den Engelschen gezant aldaar definitief
medegedeeld, dat Venezuela geen ver
andering kan brengen in de heffing
„De eenige, die het recht had hen te
storen, was immers ver weg, in het diepst
van het wond.
„Dit meenden zij althans, die ellende
lingen
„Toen maakte zich blinde woede van
mij meester. Ik zag niets dan een rooden
gloed voor mijn oogen, hoorde niets dan
het onstuimig kloppen van mijn hart, dacht
slechts aan dood en verderf, aan wraak.
Als ik de kracht had bezeten zou ik het
menschdom hebben gemaakt tot één slacht
offer, het heelal tot één bloedbad.
Ik rukte het geweer van mijn schouder
en legde het aan op het venster
„Lang echter duurde die vlaag van waan
zin niet. Ik wierp de buks ver van mij af
en zonk weder snikkend terug op de bank.
Daar verborg ik het hoofd in de handen
en de rampzaligste uren van mijn ramp
zalig leven kropen voort in den stikdonk#-
ren nacht, die was neergedaald over de
aarde en in mijn ziel, waaruit het licht
van liefde en gelnk, dat er slechts zoo kort
in had gestraald, was uitgebluscht, voor
altijd
„Reeds grauwde de dageraad boven de
toppen van de bergen aan den horizon,
toen ik, met moeite voortstrompelende, als
verlamd, mijn kamer opzocht.
„Ik luisterde naar haar schreden, ten
einde
„Ja, wat ik met haar moest aanvangen
was mijzelf niet duidelijk.
„Grenzenlooze toorn hield alle andere over
wegingen verbannen, in mijn gemoed was een
minachting, een walging binnengeslopen, die
mij er toe bewogen zou hebben haar, als
zij voor mij ware verschenen, met den voet
van mijn zijde weg te trappen als een hond.
DOOR
(Wordt vervolgd).