Het Land van ileusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. ZENDING. STIJFKOPJE Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2895. Woensdag 24 November FEUILLETON. 1909. UNO VAN At VOOE Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7l/t ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag* middag 12 uur ingewacht. Dat dit een heel teer onderwerp van bespreking is, daarvan zullen onze lezers wel overtuigd zyn zonder dat we het hun verzekeren. Uit de in de Tweede Kamer gewisselde stukken over de Staat8begrooting, heeft men pas nog kunnen zien, dat het onderwerp in den politieken strijd geen onbeduidende rol speelt, en toen dit nog anders was en wij de zending alleen doch ten onrechte als een verschijnsel op godsdienstig terrein beschouwden, was de wereld als het ware in twee kampen vóór en tegen, verdeeld. In 't algemeen gesproken is de zending niets nieuws, nieuw is ze alleen maar in den vorm van latere tijden, en dat zij steeds vele vijanden telde of te worstelen had met onverschilligheid, zal wel voor een groot deel daarvan een gevolg wezen, dat de geschiedenis van alle eeuwen spreekt van herhaalde pogingen, soms om geheele volken te brengen tot een anderen godsdienstvorm, en dat door middelen, die hoogst zelden den toets der critiek konden doorstaan. Wij meenen te mogen zeggen, dat het tegenwoordig geslacht op een beter standpunt staat. Het stelt belang in den vaak moeitevollen arbeid van den zendeling, die niet meer beschouwd wordt als de man, uitgezonden om zoo spoedig mogelijk zooveel mogelijk menscben te bekeeren. En wij stellen niet alleen belang in hun verheven werk, maar trachten ook bij anderen belangstelling op te wekken, onder an deren door het werk der zending zoo veel mogelyk aanschouwelijk voor te stellen. De tegenwoordige tentoonstel ling op dit gebied, in de militiezaal te Amsterdam, is daarvan een sprekend bewijs. De bespreking dezer zaak in een wetenschappelijk tijdschrift is, naar wij meenen, ook eerst van den nieu weren tijd. „Onze Eeuw" b.v. bevatte, eenige maanden geleden, een artikel van dr. N. Adriani, over de zending in Midden- Celebes, dat wel in ruimer kring be kend mocht wezen. Het betreft de zen ding onder de Toradja's, die al bijzon der belangwekkend is en wel geschikt om eens een duidelijk beeld te geven van de moeiten en gevaren, waarmede dit arbeidsveld als bezaaid is. En dan betreft het hier nog een volk, dat niet eens bijzonder bloeddorstig is, zoodat van eigenlijk gezegd levensgevaar VAN W. HEIMBURG. (7 Met wezenlooze blikken staarde zij in de ijle ruimte. Voor haar oogen stapelden zich eensklaps ware bergen op van wit linnen, dat mama uit alle kasten en laden voor den dag had gehaald. Zij combineerde de verschillende vreemde gebeurtenissen, waarop zij ternauwernood had acht geslagen, doch die haar nu de schellen op wreede wijze van de oogen deden vallen. In de linnenkamer zat reeds sinds veer tien dagen de naaister, die de notabele kringen van het stadje bediende, de leelijke dikke juflrouw Cato Lampfisch, en die mishandelde, krachtig bijgestaan door haar helpster Eva Hahn, de Singer-machine alsof het leven ervan afhing. En aan de volle maan, die van boven haar witte stralen door het venster deed schijnen, gelijk, dook plotseling de kale schedel van rentmeester Bartenstein in Roosje's verwarde fantazie op en verlichtte den geheelen toestand, zoodat alles het arme kind klaar en duidelijk werd. Lieve God, de weduwnaar! kermde zij, en onwillekeurig deinsde zij terug, alsof zich een afgrond voor haar voeten had geopend. Zij wrong zich vol vertwijfeling de hand, terwijl zij haar alleenspraak voortzette. En dan mama's heimwee voor Hilgen- voor den schrijver, die uit eigen ervaring en aanschouwing spreekt, geen sprake was. Maar in de eerste plaats heeft men de tegenwerking der Mohammedanen, bij wie het er uitsluitend om te doen is, den Islam te bevorderen. In de tweede plaats heeft men te maken met het wantrouwen der inlanders, wier priesters zelfs t oo ver middelen aan wenden om de zendelingen kwijt te raken en zich in hunne onwetendheid allerlei zonderlinge voorstellingen van hen maken en hen in den aanvang met minachting behandelen. Eerst als de zendeling met de grootste moeite eenigszins op de hoogte komt van de taal van het volk waaronder hij zich gevestigd heeft, komt er eenige verbetering, maar wanneer dan pogingen worden aangewend om hen te bewegen tot deelneming aan de Zondagsbijeen komsten, zenden zij er hun slaaf heen Het groote werk van den zendeling is juist: de bestrijding der schromelijke onwetendheid, welke onder de inland- sche stammen heerscht en van het diep-treurige bijgeloof, de instelling der slavernij tegen te gaan, de gezondheid te bevorderen door bestrijding van ziek ten, onderricht te geven m den land bouw en alzoo de welvaart te bevor deren, en voorts de zeden te verzachten en wreedheid en geweld te vermindereo een geheel beschavingswerk dus, dat zeer zeker den krachtigen steun van alle weidenkenden en ook van de re- geering verdient want de zending be vordert direct de taak der regeering. Het scholen st'chten is een eerste vereisehte en daarop heeft men ook wel succes; maar het zieken genezen is zeer moeilijk. Met uitwendige ziekten gaat het nog welmaar wat het lichaam van binnen betreft, dat kunnen alleen de priesteressen, die ergens een stof gaan halen, die zij over het hoofd van den zieke uitstorten. Van geneesmiddelen in fle8schen of potjes willen zij niets weten. Het bebouwen van den grond moet gedaan worden, zooals de voorvaderen dat altijd hebben gedaan. De rijstvelden te doen bebouwen naar de nieuwere wijze, om meer en beter gewas te ver krijgen, krijgt de zendeling nog niet gedaan. Maar al te vaak worden onder deze Toradja's de menschen van hekserij beschuldigd en daarop staat de dood straf. Dan laat men den beklaagde den vinger steken in kokende harp. Ontstaan dorf, haar Hilgendorf, zooals zij 't noemt, alsof het koninklijk domein haar huwelijks gift was geweest en zij er de onbeperkte beschikking over had! En dan die uitbrander, waarop zij mij trakteerde om dat ik den groet van dien ouden kaalkop niet heb beantwoord. En jawel, ik heb 't wel bij het rechte eind O, ik arm, ongelukkig meisje! Ik word on- meedoogend ten offer gebracht aan de be rekeningen van een ontaarde moeder! Met een tragisch gebaar, als vervulde zij de heldinnenrol uit een klassiek Grieksch treurspel, wierp zij zich, gekleed en al, op haar legerstede neder, waar zij als een beeld van droefheid bewegingloos bleef liggen. In die houding hield de diep ongeluk kige jongemaagd het ongeveer vijf minuten uit; een blijk van nameloos wee en diepe ellende bij het aaders zoo beweeglijke, levenslustige deerntje. Maar na verloop van dien tijd begon het haar blijkbaar te vervelen. „Maar daar bedank ik hartelijk voor!" fluisterde zij. En nog 'n poosje en zij glimlachte weder vergenoegd en uit haar mooie bruine oogen straalden weder de schalkschheid en humor van het oude Stijfkopje. „Ik ben niet bang, hoorHeelemaal niet Om mama's hartewensch, die precies tegenovergesteld is aan den mijne, te verwezenlijken, is mijnheer Bartenstein, met kaalkop of pruik, alleen niet voldoende. Daar zijn er twee voor noodig Als ik er maar op rekenen kan, dat Nu werden de gedachten achter het blanke voorhoofdje weer een weinig ver ward en keerde de droefheid opnieuw in het jonge, minnende hartje terug. er dan, wat wel zeer natuurlijk is, blaren of wonden, dan is het bewys geleverd en wordt de verdachte uitge leverd aan een anderen stam, die het doodvonnis voltrekt. Maar dit voltrek ken van een doodvonnis is niets anders dan een langzaam doodmartelen, waaraan men bij voorkeur jonge knapen doet deelnemen, zoogenaamd om ze dapper te maken Het behoeft wel geen betoog, dat zulke dingen niet worden toegelaten in de streken, die onder ons rechtstreeksch bestuur zijn gebracht; doch, waar dit nog niet het geval is, daar is het de taak der zendelingen, om die slechte gewoonten door gepaste middelen te bestrijden. Onder deze gewoonten be hoort ook het koppensnollenwant de Toradjas gelooven dat eene verzameling schedels nieuwe levenskracht geeft aan de familie die ze bezit. De slaven worden niet slecht be? handeld; maar de slavernij voert tot luiheid. De slavenhouder doet niets zelf en de slaaf volgt hem zooveel mogelyk, zoodat juist bij de slavenhoudende stam men vaak hongersnood heerscht. Nog kort geleden, in 1905, kwamen er in Sigi onregelmatigheden voor en eene expeditie werd uitgerust; maar toen wisten de zendelingen bijna alle dorpen van verzet te doen afzienzóó groot was hun invloed reeds, en toen heeft onze regeering ook een verbod uitgevaardigd, tegen heksenprocessen, het inroepen van een zoogenaamd gods oordeel (zie de bovenvermelde harsproef), het koppensnellen, enz. Ook de slaver nij werd verklaard te zijn afgeschaft. Zeker had de Iudische regeering daar nooit aan kunnen denken, wanneer de zendelingen niet jaren lang hadden gewerkt. Dr. Adriani zegt: „Door op het hart der menschen te werken, door te pogen hen te doen inzien dat zij zich zelf ten ondergang doemden, en door te trachten hnn de oogen te openen voor het heil dat hun werd aangeboden, had de zending den weg bereid." Hierbij komt dat de regeeriDg wel de verordeningen kan uitvaardigen, maar niet overal bij machte is om de nakoming ervan te verzekeren. Zij heeft zeer veel tegenstand en vooroord oei te overwinnen, en dat nogdang niet overal de verbodsbepalingen worden nageleefd, staat vastmaar dan is alweer de zen deling, die langs vreedzamen weg, door overreding, door alle gepaste middelen, het zoover tracht te brengen, dat ten slotte gedaan worden wat in elk be schaafd land gedaan wordt: de wet vrijwillig nakomen. By dit alles blyft natuurlyk wel het einddoel, de bron weg te nemen, waaruit al het kwaad en alle verkeerde gewoonten en instellingen voortvloeien en het treurig godsbegrip dezer menschen door andere begrippen, door reiner en beter godsdienstvormen te vervangen maar wat daaraan voorafgaat of wat er mee gepaard gaat, is er de voorbe reiding van en op zich zelf van het alleruiterste gewicht. De arbeid van den zendeling is veelzydig in al haar scha keeringen en nog veel te weinig bekend. Het behoeft geen betoog dat voor zen delingen van iedere kerk de moeiten en bezwarea dezelfde zijn, en wie heeft nimmer iets gehoord van pater Damien, die te midden van de afschuwelyke melaatschen zijn leven doorbracht? De donkere wereld te beschaven, de ver zachting des gemoeds te bevorderen, vertroosting te brengen in lijden, ziedaar, naast het groote en einddoel, de zegen- ryke arbeid van den zendeling, wiens arbeidsveld waaHyk ryke vruchten op levert. Als het Kerstfeest met zijn heerlijk voor uitzicht haar maar niet vergald werd Het is toch 'n vreeselijke inval van mama geweest, die reis naar Berlijn, vreeselijk, vreeselijk! „Vreeselijk" behoorde klaarblijkelijk tot een van Roosje's lievelingswoordjes. Na ongeveer een kwartier lang zich te hebben verdiept in alle mogelijke en on mogelijke veronderstellingen, na dozijnen plannen te hebben gevormd en als practisch onuitvoerbaar onmiddellijk daarop te heb ben verworpen, sloop zij eindelijk ten einde raad met lichten, geruischloozen tred de trap op naar haar helpster in den nood, haar troosteres, raadgeefster en beschermster in alle omstandigheden van haar jeugdig leven, naar tante Lotje. VIH. De weduwe van den opperhoutvester, de in-goede maar door haar schoonzuster zoo miskende tante Lotje, zat aan het venster. Natuurlijk was ook zij met een handwerkje bezig, en even natuurlijk moest dit hand werkje zich ontpoppen in een kerstgeschenk voor haar eenigen zoon. Het beloofde een kunstig borduursel te worden, een kanapeekussen in kruissteken uitgevoerd en voorstellende een edelhert met een groot gewei van twaalf takken. Het prachtige, meer dan weldoorvoede dier zag reeds met zijn koralen oogen onder een krans van eikenloof de wereld in, zóó zielsvergenoegd dat men dadelijk bemerkte, dat het geen flauw vermoeden heeft van zijn bestemming, het sluimeruurtje zoo zacht mogelijk te maken van een Nimrod in den dop, wiens eenig doel is een zoo groot mogelijk aantal herten en ander wild onder zijn bukskogels en hartsvanger te doen sneven. BStiiteniand. In het Posensche dorpje Boguslawiec bleef het Vrijdagochtend doodsch en stil op een hoeve, die het gezin van den landbouwer Waschilewski bewoonde. Een buurman ging op het erf kijkeD en deed de deur open. Toen hij de deur van de huiskamer opende, zag hij overal bloedplassen en lijken liggen en ook een bijl, waarmede het misdrijf blijkbaar gepleegd was. De wachtmeester van de gendarmerie werd ijlings gehaald en nu ontdekte men, dat in het geheel acht menschen vermoord waren: de man, de vrouw, de vader van de vrouw en vijf kinderen. Zaterdag ontbood de justitie ijlings twee politiehonden met een speurder uit Graudenz. De eene politiehond werd vastgehouden, de an dere liep dadelijk het veld in, maar verloor het spoor weer, daar het veld pas was omgeploegd. Bij een ploeg, met welken een van de twee broeders Soltysiak, zwagers van den vermoorden boer, gewerkt had, vond de hond het spoor terug en daarna liep hij op een van de Soltysiaks toe. De andere Solty siak was in de naburige stad Pleschen. Beiden zijn als vermoedelijke moorde naars van hun eigen vader, hun zwager, hun zuster en vijf neefjes en nichtjes in hechtenis genomen. Men had dadelijk gemeend, dat de moordenaars goede bekenden waren geweest, omdat geen van de buren den „Slechts één kwartiertje," het onderschrift, dat nog slechts voor de helft voltooid is, schijnt hem er aan te moeten herinneren, dal een te lange rust dreigt te ontaarden in ledigheid, welke ondeugd, naar men weet, niet het kanapeekussen is van een koenen jager, maar het oorkussen van zijne Helsche Majesteit. Toen de oude dame haar geliefd nichtje de kamer zag binnentreden, zeide zij met 'n zuchtje: „Ik geloof, dat ik er nooit mee klaar kom, kindlief." Met tranen in de oogen en telkens door snikken afgebroken, antwoordde Roosje: „Ach, tante, wat hindert dat? Hetheele feest is ons toch vergald!" „Vergald? Wat bedoel je, malle meid?" „Mama wil Kerstmis te Berlijn gaan vieren." „Zóó te Berlijn?" Da nog altijd mooie oogen van de oude dame zagen uitvorschend in het door tra nen omfloerste gezichtje van haar nicht. „Welnu, kindlief, wat zou dat? Dat is immers nog geen ongeluk!" „Ik zou met Kerstmis veel liever thuis gebleven zijn Oom Richard wel, dien ken ik ternauwernood, en zijn vrouw, tante Ida, die heb ik nog nooit van m'n leven gezienEn dan, wat ik het vreeselijkst vind van alles u hier zoo geheel alleen!" „Ik heb immers mijn Frits," glimlachte het „wasembeeld," maar op haar goedig, eenigszins vermoeid gelaat gleed een trek van bitterheid, toen zij de uitdrukking van verlegenheid en droefheid op dat van haar lieveling opmerkte. „Ja, u hebt uw Frits!" bevestigde Roosje met een hoofdknikje. Daarop zweeg zij en dacht: kettinghond had hooren aanslaan. D0 twee broers Soltysiak hadden tegen bun vader en hun zwager een proces gevoerd en verloren. Uit wraak daarover hebben zij het geheele gezin in den slaap verrat en omgebracht. De kinderen, die van 4 tot 14 jaar oud waren, moeten Q® booswichten eerst met de bijl bewuste* loos geslagen en hun daarna het hoofd afgehouwen hebben. Zooals onze lezers weten brak Zater dag 13 dezer in een mijn te Cherry (Illinois) brand uit en was men genood zaakt, terwijl zich nog 300 menschen in de mijn bevonden, de schacht dicht te metselen om te trachten op die wijze het vuur te dooven. Thans komt de heugelijke tijding, dat Zaterdag, dus een week later, nog 78 mijnwerkers levend uit de mijn zijn bovengebracht. Men had alle hoop opgegeven, en was Zaterdag met het bergen der lijken begonnen. Reeds waren 40 lijken aan de oppervlakte gebracht, toen een nieuwe groep lichamen werd gevonden. Men dacht met dooden te doen te hebben, maar daar bewoog een der lichamen zich. De man leefde, en ook de mannen die ona hem heen lagen leefden nog. Op een andere plaats in de mijn werd zelfs een gezelschap mijnwerkers aan getroffen, die druk zaten te praten, te lachen en grapjes te maken. Deze lie den waren min of meer van de wijs door het lijden, dat zij hadden moeten doorstaan. Met spoed werden zij naar boven gebracht, waar zij voorzichtig gevoed werden en voor zoover noo dig onder verpleging gesteld. De ontkomen mijnwerkers danken hun redding in de eerste plaats aan hun eigen kordaatheid en geestkracht. Zoodra zij, na de ontploffing, de be- teekenis en den omvang van de ramp begrepen, metselden zij zich zelf in, om niet door den kolendamp te wor den gedood. Zij waren met hun achten zeventigen, verdeeld in een groep van 67 en in een van 11. Een der mijnwerkers, Joseph Cres cini, nam de leiding op zich. Al het aanwezige voedsel werd in emmers bij eengezameld; slechts kleine rantsoenen werden daarvan uitgedeeld, waarbij al len gelijk op deelden. Toen de redders, voorgegaan door den president der mijnwerkersfederatie in den staat Illinois, de levend-begravenen bereikte, vond hij hen in rijen op den grond gezeten. Zoodra een lichtstraal uit de lamp van een der redders de groep trof, gaven de geredden een kreet van blijdschap, maar een zwak ken kreet; zij hadden nog slechts wei nig kracht meer. Zoodra zich in Cherry het gerucht „Maar wat geeft dat? Dat is immers geen troost voor mij Plotseling viel haar blik op een grooten stapel fijne zakdoeken, die op het werk tafeltje van tante lag. Vol ontzetting vroeg zij „Lieve Hemel, tantelief, heeft mama ook u aan het werk gezet met linnengoed?'' De oude dame knikte. „Ik doe 't met het grootste genoegen Ik heb toch niets om handen." „Maar wat heeft die vreeselijke naai woede toch zoo op eens te beduiden?" „Wel dat is voor je uitrustingna. tuurlijk!" „Mijn uitrusting, tante." „Toch niet voor de mijne, zou ik den ken luidde de wedervraag, daar tanu* een poging waagde om te schertsen en daar door den onmiskenbaren terneerge8lagen luim van het lieve kind te verdrijven. „Maar met mijn uitzet heeft het immers zoo'n haast niet." „Nu, je hebt toch zoo langzamerhand den huwbaren leeftijd bereikt. En volgens oud Duitsch gebruik moetalles gereedzyQ wanneer de bruidegom aan de deur klopt' Een langdurige verlovingstijd past niet ij fatsoenlijke burgerkringen. „Wanneer de bruidegom aan de deur klopt, zegt u? Heeft mama soms ook op zoo iets gezinspeeld?" „Wel neen, kind, ik denk zoo maar,, Breek jij je klein hoofdje daar maar niét mee, hoor lievelingKomt tijd, komt raad," „U hebt gelijk, tante ik zal mij liever niet angstig en zenuwachtig m&keu vóór de nood aan den man is Als d« bruidegom aan de deur klopt, dan is klaar, ik ook 1IEUWSBM» Wordt vervolg

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1